UIT HET BUITENLAND
indrukken van den
Japanschen landbouw.
THIJS IJS EN HET GEHEIMZINNIGE EILAND.
WOENSDA G 7 A U C. U S T U S T935
HAARL'E M'S D'AGBEAD
Itaiië's jongste mobilisatiebesluit. Thans in totaal
dertien divisies opgeroepen. „Het beste antwoord aan
Genève". Abessynië's gezant te Londen tracht een
leening te sluiten.
Italië.
„Het beste antwoord aan
Genève"
Naar aanleiding van de mobilisatie van
nieuwe troepen voor Oost-Afrika schrijven de
Italiaansche bladen, dat dit „het beste com
mentaar is, dat men kon geven op de beslui
ten van Genève."
Het „Giornale d'Italia" schrijft, dat men te
Genève door mag gaan met praten en zelfs
mag dreigen, doch dat men daarmee niets ver
andert aan de bestaande precedenten, die ge
schapen zijn door bepaalde landen, die zich
in vorige eeuwen een groot koloniaal rijk
hebben veroverd, en daarbij geen beroep heb
ben gedaan op natuurlijke of historische rech
ten. Italië zal voor niemand onderdoen en
alleen de fascistische regeering zal de situatie
beoordeelen. Alle Volkenbondsresoluties en
-inmenging scheppen slechts verwarring ter
wijl Italië een duidelijk en open spel speelt.
Door de thans genomen maatregelen zijn
momenteel zes divisies zwarthemden en
zeven legerdivisies gemobiliseerd voor
Oost-Afrika. Tegelijkertijd is een even
groot aantal divisies gevormd om de voor
de koloniën bestemde troepen te vervan
gen en de sterkte van 't leger in het va
derland op peil te houden.
Abessynië wil geld opnemen.
De Abessinische gezant te Londen, dr. Mar
tin, heeft tegenover een vertegenwoordiger
van de „Intransigeant" verklaard, dat hij wil
trachten op de Engelsche markt 5 millioen
pond sterling voor zijn land op te nemen.
Abessinië heeft dit geld niet alleen noodig om
oorlog te kunnen voeren, doch ook om de
enorme bodemrijkdommen van het land te
kunnen exploiteeren. Abessinië is volkomen
bereid, concessies te verleenen voor de exploi
tatie van zijn petroleumbronnen, koper- en
goudmijnen.
Voor het geval, dat het tot een gewapend
conflict met Italië zou komen, heeft Abessinië
een oorlogsbelasting ingesteld, die naar schat
ting 5 millioen pond zal opbrengen. Iedere
Abessiniër was bereid, voor de vrijheid van
zijn land en voor zijn koningshuis te sterven.
De Abessiniërs waren uitstekende schutters,
doch het ontbrak hun aan voldoende Mauser
geweren. Tanks en vliegtuigen bezat men zoo
goed als niet, doch wat zouden deze kunnen
uitrichten in een land dat bergachtig en vol
ravijnen is en practisch geen groote bevol
kingscentra heeft?
Japansche fascistische vliegers
tegen het fascistische Italië.
Vier Japansche burger-vliegers, leden der
grootste Japansche fascistische partij, hebben
zich bij den honorairen consul van Abessynië
te Osaka, Choesaboero Ygapo aangemeld om
als vrijwilligers dienst te nemen bij de Abes-
synische luchtmacht. Zij verklaarden dat zij,
indien de regeering hun de noodzakelijke ver
gunning en hun paspoorten zou weigeren, af
stand zouden doen van de Japansche nationa
liteit en zich in Abessynië zouden laten natu-
raliseeren.
De leider der fascistische partij heeft toe
gezegd, hun twee vliegtuigen te zullen schen
ken om in Abessynie te gebruiken. (A.N.P.)
Engeland.
Labourleden in luchtbescher-
mingsorganisatie.
De Nationale Executieve van de Labour
Party beveelt den Labour-leden, die zitting
hebben in plaatselijke besturen, aan, deel te
nemen aan de organisatie van beschermende
maatregelen tegen luchtaanvallen. De com
missie heeft alle aangelegenheden, welke zijn
vervat in de regëeringscirculaire aangaande
luchtaanvallen overwogen en verklaard, dat
zij het als de plicht der Labour-leden in de
plaatselijke besturen beschouwt de betrokken
verantwoordelijkheden op zich te nemen.
De nationale uitvoerende raad verklaart dat
voor hen, die getuige zijn geweest van de
luchtaanvallen tijdens den oorlog van 1914
tot 1918 deze verschillende voorstellen dui
delijk zullen zijn. Zij hebben betrekking op
de werkelijke gebeurtenissen tijdens den oor
log en kunnen en mogen niet worden over
gelaten aan een organisatie welke alleen in
dien de nood daartoe zou dwingen haar maat
regelen zou moeten nemen. Het is niet te
ontkennen dat de verschillende plichten onaan
genaam zijn voor de vredelievende burgers,
doch de burgerbevolking is nu eenmaal spoe
dig betrokken bij de gevaren van de moderne
oorlogvoering.
Britscli'lndië.
Lord Linlithgow wordt
onderkoning.
Als opvolger van Lord Willingdon,
wiens ambtsperiode in April 1936 af
loopt, heeft de Koning de benoeming
tot gouverneur-generaal en onder
koning van Indië goedgekeurd van
Lord Linlithgow
Lord Linlithgow was voorzitter van
de gemeenschappelijke commissie
uit leden van het Hooger- en het
Lagerhuis, die belast was met het
onderzoek naar de grondwetsherzie
ning voor Indië. Hij wordt beschouwd
als een bijzonder goed kenner van
Indische toestanden en heeft 'n gron
dige kennis van de juist afgekondigde
Indië-wet, die noodig is om haar prac-
tische uitvoering en juiste toepassing-
te verzekeren.
De Markies van Linlithgow, de nieuwe on
derkoning van Indië (geboren in 1887) genoot
zijn opleiding te Eton. In het Hoogerhuis nam
hij een belangrijke plaats in. evenals in de
conservatieve partij. Vant 1922 tot 1924 was
hij Civiele Lord der Admiraliteit, en zijn be
langstelling voor de Britsche Zeemacht blijkt
eveneens uit zijn voorzitterschap van de Navy
League, de organisatie die zich ten doel stelt
de propaganda voor de Engelsche vloot. Lord
Linlithgow was verder nog voorzitter van de
Koninklijke Commissie voor den Landbouw
in Indië en neemt tal van commissariaten
waar van financieele en handels-instellingen,
o.a. van de Bank van Schotland en van J.
P. Coats Ltd.
Duitschland.
Verdere maatregelen tegen
den Stalhhelm.
Het weekblad van den Stahlhelm „Der
Stahlhelm" is tot nader order verboden.
„PLAATS VOOR DE JODEN".
De actie tegen de Joden welke met her
nieuwde hevigheid is ingezet, vindt steeds
grooter uitbreiding. Joodsche kooplieden zal
niet langer worden toegestaan op het markt
plein van Wilhelmshafen tusschen anderen in
te staan. Een hoek van de markt is voor hen
gereserveerd en bij dezen hoek zijn borden aan
gebracht met het opschrift „Plaats voor de
Joden".
AZIE in 1935.
Armoede zonder ellende.
Gassen over Abessynië
Reuter meldde gisteravond nog uit Rome,
dat Mussolini naar verluidt, den strijd tegen
Abessynië zou willen openen met een grooten
luchtaanval. Wanneer de krijgsverrichtingen
zullen aanvangen, zullen er 400 militaire vlieg
tuigen in Oost-Afrika zijn. Men zou eerst
traangasbommen willen werpen en pas tot
schadelijker gassen overgaan, indien het noo
dig is.
Doch de autoriteiten willen het gebruik van
deze gassen zooveel mogelijk vermijden, ten
eerste uit menschlievende overwegingen en
vervolgens omdat Italië zich niet wenscht te
vervreemden van de Abessynische bevolking,
die het vriendschappelijk wil koloniseeren.
Er zijn op het oogenblik vliegtuigen in aan
bouw, die een snelheid kunnen ontwikkelen
van 300 kilometer per uur en 500 gasbommen
kunnen medevoeren. Vijftig van deze toestel
len worden op het oogenblik reeds op Sicilië
beproefd. Ieder Italiaansche soldaat zal van
een gasmasker worden voorzien.
Geen verbod voor Britsche
vrijwilligers in het Abessyni
sche leger?
Te Londen wordt een officieele tegenspraak
gepubliceerd, dat het Engelschen vrijwilligers
verboden zou zijn, dienst te nemen in het
Abessynische leger. Men kan een Engelschman
niet beletten, zich in vredestijd aan te sluiten
bij een buitenlandsche strijdmacht. Daaren
tegen bevat de Engelsche wet strafmaatrege
len tegen Engelschen, die dienst nemen in het
leger van een mogendheid, die in oorlog is met
een bevrienden staat. Het schijnt nu nog niet
vast te staan, hoe deze verschillende bepalin
gen geïnterpreteerd zullen worden, en in som
mige kringen gelooft men, dat dit grootendeels
zal afhangen van de besluiten, die te Genève
genomen zullen worden.
Abessynisch Roode Kruis
opgericht.
Nadat dezer dagen de toetreding van Abes
synië tot de Geneefsc'ne Roode Kruis-conven-
tie geratificeerd was, is thans te Addis Abeba
onder voorzitterschap van den Negus het
Abessynische Roode Kruis opgericht.
In zijn openingsrede verklaarde Keizer Haile
Selassi, dat het Roode Kruis niet alleen zou
dienen voor den oorlog, doch ook voor den
vrede.
Tot nog toe beschikt men nauwelijks over
enkele middelen voor de medische hulpverlee-
ning. Thans worden echter aanzienlijke be
dragen ontvangen, vooral ook uit het buiten
land. Vandaag' zal het Roode Kruis met zijn
werkzaamheden beginnen.
Haile Selassi hoopt nog op
vreedzame regeling.
De houding van Abessynië in het conflict
met Italië en het optreden van het leger in
geval van oorlog zijn door keizer Haile Selassie
uitvoerig uiteengezet in een interview, dat
hij heeft toegestaan aan een vertegenwoor
diger van United Press. Hij zeide o.m.:
„Ik hoop dat een oorlog met Italië ten slotte
toch nog vermeden zal kunnen worden. Wij
hebben nooit onze pogingen opgegeven, om
een vreedzame regeling van het conflict te
verkrijgen en wij kunnen er niet aan denken,
dat die pogingen zullen mislukken."
„Mocht Abessynië ondanks alles in een strijd
gewikkeld worden, dan zullen mijn soldaten
tot het uiterste voor de verdediging van het
land vechten. Ikzelf zal mij aan het hoofd der
troeoen plaatsen. De traditie van het land en
de grondwet die wij aan ons volk hebben ge
geven. eischen, dal de keizer ze?f opperbevel
hebber van het leger is en wij zijn niet van
plan ons aan die plicht te onttrekken, wan
neer het gaat om de verdediging van onze vrij
heid en ons land.
Militaire inlichtingen kan ik u niet geven,
vervolgde de keizer, doch wel kan ik u zeggen,
dat onze vrouwen getrouw aan de traditie de
soldaten zullen vergezellen."
DOOR EMILE SCHREIBER
De bescherming van den
Japanschen arbeider.
De heer Mango Kushito. directeur-gene
raal van de sociale afdeeling op het mi
nisterie van arbeid ontvangt ons aan een
diner.
„Het is onjuist", zegt de heer Kushito mij,
„dat wij geen enkele sociale organisatie heb
ben. Wij hebben onze wet op de sociale ver
zekeringen, waaronder drie millioen arbeid
sters en arbeiders vallen. De arbeiders zijn
verplicht. 2 percent van hun salaris te stor
ten en de patroons storten eveneens 2 per
cent. Die verzekering treedt in werking bij
ziekten, ongelukken, bij uitkeeringen voor
zwangerschap en geboorte en ook bij ter
aardebestellingen. want de begrafeniskosten
zijn zeer hoog in het Verre Oosten. Het is
daarentegen juist, dat de arbeiders geen pen
sioen genieten".
„Eestaan er beperkingen voor den ar
beidstijd?"
„Het is verboden kinderen onder de veer
tien jaar in dienst te nemen en tot zestien
jaar mogen zij niet langer dan tien uur per
dag werken. Er bestaat ook een limiet tot
tien uur voor den arbeid van vrouwen. Voor
de mannen is er geen beperking. Als men een
gemiddelden arbeidstijd voor onze fabrieken
zou opmaken geloof ik niet, dat het de ne
gen uur zou overschrijden".
„Hebt ge werkloozen?"
„Ja, ongeveer 350.600. Dat houdt verband
met het feit, dat, waar de Japansche pro
ductie de laatste jaren met ongeveer 30%
is toegenomen, de werkgelegenheid voor ar
beidskrachten, wegens de voortdurende per-
fectionneering der techniek slechts 2% is ge
stegen. Wij hebben echter van deze' over-
industrialisatie minder te lilden dan in
Europa, want er zijn bij ons geen „gedeelte
lijke" wei-kloozen. De meeste arbeiders zijn
van boerenafkomst en keeren naar hun
dorp terug, ais er in de stad geen werk meer
voor hen is. Daar is iemand, die zonder werk
loopt, er altijd zeker van bij den een cf an
deren bloedverwant zijn schotel rijst te krij
gen. U zult niemand in Japan aantreffen,
die honger lijdt.
..Ontvangen de ontslagen arbeiders een
uitkeering?
„Men heeft het recht een arbeider of be
diende zonder eenige schadeloosstelling te
ontslaan, wat ook zijn aantal dienstjaren ge
weest moge zijn. Maar een patroon, die op
die wijze zou handelen, verliest niet alleen
de achting van zijn personeel, doch tevens
De moeizame arbeid bij het verpoten
die van zijn maatschappelijke relaties. In
derdaad staat deze moreele regeling der uit
keeringen hooger dan die welke in Europa
gangbaar is. Het hoofd van een onderneming
bevindt zich tegenover zijn personeel in de
zelfde positie als de Romeinsche patriciërs
ten opzichte van hun „cliënten", eerstge-
noemden konden slechts hun prestige en
autoriteit bewaren door zich ten allen tijde
billijk en rechtvaardig te toonen.
„Bestaan er bepaalde wetten, die de hy
giëne beoogen, zooais bijvoorbeeld betreffen
de de lucntverversching?"
„Wij hebben er geen, maar er zijn contro
leurs over de fabrieken aangesteld, die de
noodige bevoegdheid hebben bij eventueele
misbruiken te waarschuwen".
„Komen er bij u stakingen voor?"-
„De stakingen zijn in de laatste jaren
verminderd en zijn zelden van ernstigen
aard. In 1932 waren er 2000, in 1934 slechts
600 a 700. In het algemeen wordt verzoening
bereikt door tusschenkomst van de politie".
Omdat ik even glimlach voegt de heer
Kushita er aan toe:
„Ik begrijp heel goed, wat u denkt. Maar
overtuig u er wel van, dat de politie bij ons
door de bevolking niet beschouwd wordt als
een lichaam, dat voor „onderdrukking" is in
gesteld. Zij vormt een buitengewoon belang
rijke factor in den staat en is zich evenals
het leger bewust van haar sociale taak. Zoo
vindt de Japansche bevolking het ook de
gewoonste zaak om zelfs bij allerlei familie
aangelegenheden de bemiddeling van de po
litie in te roepen. Hetzelfde is het geval bij
de fabrieken.
„Maar er bestaat er geen hulporganisatie,
voor de arbeiders, die zonder werk zijn en
niet op steun van familie kunnen rekenen?"
Daar belast het Roode Kruis zich mede; dit
is hier op bijzondere wijze georganiseerd.
Het beschikt over ongeveer 40 millioen Fran-
sche franken, waarvan 5 millioen van den
staat en 5 millioen van de gemeenten af
komstig is, terwijl het overige door particu
lieren bijeen wordt gebracht.
De groote commercieele instellingen be
steden groote bedragen voor sociale doel
einden; op het budget van de firma Mitsio
bedraagt deze post 150 millioen. De onderne
mingen, die aan alle sociale wetten ontsnap
pen. zijn de familie-werkpiaatsen, waar min
der dan vijf arbeiders werken, maar daar
worden de wettelijke regelingen meestal op
voortreffelijke wijze vervangen door den
geest, die de familie te zamen houdt".
En de heer Kushito concludeerde:
„De westersche landen verwijten ons in
Japan niet hun sociale wetten te hebben in
gevoerd; niettemin is het, de overbevolking
in aanmerking genomen, onze eerste plicht
aan ieder een bestaan te verzekeren. Wij zijn
bovendien verplicht langer te werken ter
compensatie van de enorm hooge tolmuren,
die het Westen voor onze producten heeft
opgericht. Het toepassen van dezelfde me
thoden bij den arbeid als in de groote wes
tersche landen kan slechts gevonden 'worden
onder een stelsel van vrijhandel, dat ons
van den tol-har.dicap zal bevrijden".
Het vraagstuk is. zooals men ziet. op dit
oogenblik zonder mogelijke oplossing.
„Zijn de arbeidsvoorwaarden in Japan veel
zwaarder aan in Europa en Amerika?"
„Zonder twijfel, maar zij zijn in zekeren
zin aanvaardbaar, wanneer men rekening
houdt eenerzij ds met de verhouding van den
levensstandaard ten opzichte van de salaris
sen, anderzijds met de natuurlijke soberheid
van den Japanner, wiens voornaamste aspi
raties de behoefte aan familieleven en li
chamelijke gezondheid zijn.
De armoede der boeren.
De grootgrondbezitters die geleidelijk
hun grootheid verliezen, omdat ze ten ge
volge van hun voortdurende verarming ieder
jaar genoodzaakt zijn stukken land te ver-
koopen verhuren hun landerijen aan
pachters, die het werk van de boeren exploi
teeren en allen lijden in dezelfde mate on
der den beklagenswaardigen toestand van
den landbouw.
Sinds 1932 heeft de aanzienlijke daling der
landbouwproducten, in het bijzonder de rijst
en de zijde, de voornaamste takken van den
Japanschen landbouw, het toch reeds wan
kele bedrijf totaal geruïneerd. De rijst, die
per „koku" (142V2 K.G.) in 1928 een waarde
vertegenwoordigde van 31 yen en in 1931 tot
18.40 was gedaald, is weliswaar weer tot on
geveer 26 yen gestegen, maar men dient niet
te vergeten, dat de yen inmiddels met 65
percent is gedevalueerd.
Nog catastrofaler is de achteruitgang ge
weest in de zijde-industrie, die aan bijna
twee millioen Japansche families middelen
van bestaan verschaft. De Japansche zijde
is als gevolg van de wereldcrisis en bovenal
door de ontwikkeling van de kunstzijde, tot
op een tiende van haar waarde gedaald.
Op het oogenblik zit de heele Japansche
landbouwwereld. van den grondbezitter tot
den arbeider, diep in de schulden. De om
vang van die schulden wordt op 25 milliard
Fransche franken geschat, een enorme som.
wanneer men den zeer lagen levensstand
aard in Japan in aanmerking neemt.
Verleden jaar zijn de noordelijke provin
cies ernstig geteisterd door gxoote overstroo
mingen. die gedeeltelijk den oogst verniel
den. Zoodat een deel van de boerenbevolking-
gebrek leed door het bijna totale gemis aan
levensmiddelen, terwijl een ander deel geen
kans zag den oogst te verkoopen.
De regeering kwam tusschenbeide, in het
bijzonder om maatregelen te beramen tegen
den slechten verkoop van de rijst, precies zoo
als de Fransche regeering heeft gedaan voor
het graan en de wijn. In Japan is iedereen
echter van oordeel, dat het de bemiddelaars
geweest zijn, die geprofiteerd hebben van de
door de wet vastgestelde minimumprijzen en
dat de boeren slechts een heel klein deel heb-
van de rijst op de ondergeloopen velden.
ben gekregen van het bedrag, dat te hunnen
behoeve was gevoteerd (255 millioen Fransche 1
franken gedurende de laatste maanden). De
keizer heeft daarna geintervenieerd en per-
soonlïjk een som van 21/2 millioen franken
beschikbaar gesteld.
De Japansche landbouwers beklagen zich,
evenals bij ons, over de invasie der koloniale
landbouwproducten, die op Korea verbouwd
worden en sinds kort ook in Mandsjoekwo met
nog goedkoopere arbeidskrachten een ge
vaarlijke concurrentie dus voor het moeder
land.
De regeering heeft eenige maanden geleden
besloten landbouwcoöperaties op te richten
teneinde zoo voordeelig mogelijk te kunnen
produceeren, de cultuur te regelen en den
verkoop in het algemeen te organïseeren. Die
coöperatie zal in principe in vijf jaar uitge
voerd moeten worden. Daar het plan de be
vordering van zekere landbouwproducten be
oogt, overwegen ook de Japanners zich door
middel van tolmuren te verdedigen tegen een
te grooten toevloed van producten uit hun
koloniën en zij hopen op deze wijze een waar
borg voor de prijzen te verkrijgen. In het al
gemeen zijn deze problemen betreffende den
landbouw even ingewikkeld als de onze en
soms precies dezelfde.
Vergezeld door een tolk heb ik mij op weg
begeven naar het noorden van Japan, naar
Akita. In deze streek zijn de boeren verplicht
hun dochters te verkoopen.
Men behoeft slechts de speciale wijken van
welke Japansche stad ook te bezoeken om te
zien, wat er van deze ongelukkigen wordt.
Evenals in Siam teekenen zij een contract
voor twee of drie jaar „werk" en krijgen aaar
een bedrag van 1500 a 2000 Fransche franken
voor, die zij naar hun ouders sturen voor het
afbetalen van hun schulden. Deze handel in
gele slavinnen levert tienduizenden boeren
meisjes aan de beruchte kooplieden over.
Tot aan het vorige jaar rechtvaardigde de
Japansche wet dergelijke transacties, die
meestal op schrift gesteld waren en de meisjes,
die in strijd met hun contract ontvluchtten,
werden'vervolgd eii door de'justitie, veroor
deeld. Het is pas sinds het afgeloopen jaar
symptoom van het doordringen der. wester
sche moraal in Japan dat justitie en poli-
tie zich niet meer mengen in gevallen van
dergelijken contractbreuk en de handelaars
hun zaken zelf laten opknappen.
Ik ben de afgelegen streken van Atika per
auto doorgetrokken en ik heb gezien, hoe de
boeren zich daar tegen koude en regen be
schermen met jassen van stroo en de mees
ten met bloote been en en voeten hun werk in
den modder van de rijstvelden verrichten'.
En toch ben ik, wanneer ik onverwachts een
openbare school in een van die treurige dor
pen bezoek, verbaasd over de afmetingen van
het gebouw, de overvloedige hoeveelheid licht,
de groote gymnastiekzaal, over de onberispe
lijke netheid der lokalen, den smaak, waar
mede zij met teekeningen van de kinderen
versierd zijn. Die scholen zijn heel wat aan
trekkelijker dan die in de meeste van onze
dorpen.
De pachters, met wie ik een gesprek aan
knoop, verklaren mij, dat het leven wel uit
te houden zou zijn, wanneer zij niet door
schulden geruïneerd werden.
„Er is in deze streek niemand, die aan zijn
schuldeischers niet één of twee jaar arbeid of
meer schuldig is," krijg ik te hooren.
Op goed geluk treed ik een arbeiderswoning
binnen. Het is een soort hut, ale er betrekke
lijk netjes uitziet, maar waar iedereen op den
grond slaapt. De bewoner is vader van vijf
kinderen; twee hunner werken, de derde ver
zorgt ds twee kleinsten; de geheele familie
verdient 250 yen per jaar, d w.z. 1.075 Fransche
franken plus 5 yen per maand voor het uit
voeren van kleine werkzaamheden voor de
buren, in totaal ongeveer 1350 Fransche fran
ken voor vijf personen. Dat is dus 270 frank
per hoofd en per jaar of nauwelijks 80 centi
mes per dag en per persoon.
Zelfs wanneer men rekening houdt met den
zeer lagen levensstandaard ongeveer een
vierde van den onzen komt men tot circa
3.50 frank per dag en per persoon.
Toen ik aan dezen man vroeg, waarmede
hij zich voedde, antwoordde hij, dat zijn maal
tijd voornamelijk bestond uit groenten uit
eigen tuin en een beetje rijst, soms wat ge
droogde visch en hij voegde eraan toe:
„Ik heb nog nooit in mijn leven vleesch
gegeten, maar ik heb de hoop het nog eens
te proeven".
Al de kinderen, die ik in deze streek gezien
heb zijn, ondanks alles, vrij behoorlijk ge
kleed en dragen allen schoenen en kousen.
Zij zien er opgewekt uit en schijnen niet zoo
heel erg van den toestand te lijden te hebben.
In elk geval is het niet mogelr'- *eni«re verge
lijking te maken tusschen hen en de zwer
vende kinderen, die ik bij mijn terugkeer met
den Trans-Siberischen trein in de Sovjet-
Unie aantrof.
Ondanks deze armoede is Japan op schit
terende wijze door zijn boeren in cultuur ge
bracht. Ieder brokje grond in dit land waar
minder dan een kwart van de totale opper
vlakte voor landbouwdoeleinden kan worden
gebruikt is het voorwerp van uiterst nauw
keurige behandeling, de velden lijken wel „ge
kamd" te zijn en de geheele cultuur doet dan
ook sterk aan de kunst van den kapper
denken.
Het schouwspel van in gebogen houding
werkende boeran met de beenen diep in de
modder en de handen in het. water zooals
men dat in het biizonder bii het verpoten
van de rijst kan zien is op zichzelf als vol
doende om de Europeesche boeren er van te
overtuigen, det h n p lot. hoe zwaar het ook
mnae zijn. npo- i-eniidenswaavdig is in verae-
liiking met dat van hun Japansche kamera
den.
'Nadruk verbodenh
ONZE DACELIJKSCHE KINDERVERTELLING.
Thijs zag kobold Gijs nu naar het ruim gaan en er eventjes voor
blijven wachten. Het schijnt, dat hij eerst nog wat kracht verzamelt
en een paar tooverspreuken fluistert.
Vervolgens greep hij zijn tooverstafje vaster beet, waarna hij zich
voorover bukte en toen zag Thijs, dat hij een luchtsprong maakte en
recht het rutm in vloog.
„Hé!" dacht Thijs verbaasd, „ik vraag mij af. hoe die eene man
de heele lading licht! Maar pas op die Gies staat hier ook nog te
wachten ook die verlies ik niet uit het oog."