UIT HET BUITENLAND indrukken van den Japanschen landbouw. THIJS IJS EN HET GEHEIMZINNIGE EILAND. WOENSDA G 7 A U C. U S T U S T935 HAARL'E M'S D'AGBEAD Itaiië's jongste mobilisatiebesluit. Thans in totaal dertien divisies opgeroepen. „Het beste antwoord aan Genève". Abessynië's gezant te Londen tracht een leening te sluiten. Italië. „Het beste antwoord aan Genève" Naar aanleiding van de mobilisatie van nieuwe troepen voor Oost-Afrika schrijven de Italiaansche bladen, dat dit „het beste com mentaar is, dat men kon geven op de beslui ten van Genève." Het „Giornale d'Italia" schrijft, dat men te Genève door mag gaan met praten en zelfs mag dreigen, doch dat men daarmee niets ver andert aan de bestaande precedenten, die ge schapen zijn door bepaalde landen, die zich in vorige eeuwen een groot koloniaal rijk hebben veroverd, en daarbij geen beroep heb ben gedaan op natuurlijke of historische rech ten. Italië zal voor niemand onderdoen en alleen de fascistische regeering zal de situatie beoordeelen. Alle Volkenbondsresoluties en -inmenging scheppen slechts verwarring ter wijl Italië een duidelijk en open spel speelt. Door de thans genomen maatregelen zijn momenteel zes divisies zwarthemden en zeven legerdivisies gemobiliseerd voor Oost-Afrika. Tegelijkertijd is een even groot aantal divisies gevormd om de voor de koloniën bestemde troepen te vervan gen en de sterkte van 't leger in het va derland op peil te houden. Abessynië wil geld opnemen. De Abessinische gezant te Londen, dr. Mar tin, heeft tegenover een vertegenwoordiger van de „Intransigeant" verklaard, dat hij wil trachten op de Engelsche markt 5 millioen pond sterling voor zijn land op te nemen. Abessinië heeft dit geld niet alleen noodig om oorlog te kunnen voeren, doch ook om de enorme bodemrijkdommen van het land te kunnen exploiteeren. Abessinië is volkomen bereid, concessies te verleenen voor de exploi tatie van zijn petroleumbronnen, koper- en goudmijnen. Voor het geval, dat het tot een gewapend conflict met Italië zou komen, heeft Abessinië een oorlogsbelasting ingesteld, die naar schat ting 5 millioen pond zal opbrengen. Iedere Abessiniër was bereid, voor de vrijheid van zijn land en voor zijn koningshuis te sterven. De Abessiniërs waren uitstekende schutters, doch het ontbrak hun aan voldoende Mauser geweren. Tanks en vliegtuigen bezat men zoo goed als niet, doch wat zouden deze kunnen uitrichten in een land dat bergachtig en vol ravijnen is en practisch geen groote bevol kingscentra heeft? Japansche fascistische vliegers tegen het fascistische Italië. Vier Japansche burger-vliegers, leden der grootste Japansche fascistische partij, hebben zich bij den honorairen consul van Abessynië te Osaka, Choesaboero Ygapo aangemeld om als vrijwilligers dienst te nemen bij de Abes- synische luchtmacht. Zij verklaarden dat zij, indien de regeering hun de noodzakelijke ver gunning en hun paspoorten zou weigeren, af stand zouden doen van de Japansche nationa liteit en zich in Abessynië zouden laten natu- raliseeren. De leider der fascistische partij heeft toe gezegd, hun twee vliegtuigen te zullen schen ken om in Abessynie te gebruiken. (A.N.P.) Engeland. Labourleden in luchtbescher- mingsorganisatie. De Nationale Executieve van de Labour Party beveelt den Labour-leden, die zitting hebben in plaatselijke besturen, aan, deel te nemen aan de organisatie van beschermende maatregelen tegen luchtaanvallen. De com missie heeft alle aangelegenheden, welke zijn vervat in de regëeringscirculaire aangaande luchtaanvallen overwogen en verklaard, dat zij het als de plicht der Labour-leden in de plaatselijke besturen beschouwt de betrokken verantwoordelijkheden op zich te nemen. De nationale uitvoerende raad verklaart dat voor hen, die getuige zijn geweest van de luchtaanvallen tijdens den oorlog van 1914 tot 1918 deze verschillende voorstellen dui delijk zullen zijn. Zij hebben betrekking op de werkelijke gebeurtenissen tijdens den oor log en kunnen en mogen niet worden over gelaten aan een organisatie welke alleen in dien de nood daartoe zou dwingen haar maat regelen zou moeten nemen. Het is niet te ontkennen dat de verschillende plichten onaan genaam zijn voor de vredelievende burgers, doch de burgerbevolking is nu eenmaal spoe dig betrokken bij de gevaren van de moderne oorlogvoering. Britscli'lndië. Lord Linlithgow wordt onderkoning. Als opvolger van Lord Willingdon, wiens ambtsperiode in April 1936 af loopt, heeft de Koning de benoeming tot gouverneur-generaal en onder koning van Indië goedgekeurd van Lord Linlithgow Lord Linlithgow was voorzitter van de gemeenschappelijke commissie uit leden van het Hooger- en het Lagerhuis, die belast was met het onderzoek naar de grondwetsherzie ning voor Indië. Hij wordt beschouwd als een bijzonder goed kenner van Indische toestanden en heeft 'n gron dige kennis van de juist afgekondigde Indië-wet, die noodig is om haar prac- tische uitvoering en juiste toepassing- te verzekeren. De Markies van Linlithgow, de nieuwe on derkoning van Indië (geboren in 1887) genoot zijn opleiding te Eton. In het Hoogerhuis nam hij een belangrijke plaats in. evenals in de conservatieve partij. Vant 1922 tot 1924 was hij Civiele Lord der Admiraliteit, en zijn be langstelling voor de Britsche Zeemacht blijkt eveneens uit zijn voorzitterschap van de Navy League, de organisatie die zich ten doel stelt de propaganda voor de Engelsche vloot. Lord Linlithgow was verder nog voorzitter van de Koninklijke Commissie voor den Landbouw in Indië en neemt tal van commissariaten waar van financieele en handels-instellingen, o.a. van de Bank van Schotland en van J. P. Coats Ltd. Duitschland. Verdere maatregelen tegen den Stalhhelm. Het weekblad van den Stahlhelm „Der Stahlhelm" is tot nader order verboden. „PLAATS VOOR DE JODEN". De actie tegen de Joden welke met her nieuwde hevigheid is ingezet, vindt steeds grooter uitbreiding. Joodsche kooplieden zal niet langer worden toegestaan op het markt plein van Wilhelmshafen tusschen anderen in te staan. Een hoek van de markt is voor hen gereserveerd en bij dezen hoek zijn borden aan gebracht met het opschrift „Plaats voor de Joden". AZIE in 1935. Armoede zonder ellende. Gassen over Abessynië Reuter meldde gisteravond nog uit Rome, dat Mussolini naar verluidt, den strijd tegen Abessynië zou willen openen met een grooten luchtaanval. Wanneer de krijgsverrichtingen zullen aanvangen, zullen er 400 militaire vlieg tuigen in Oost-Afrika zijn. Men zou eerst traangasbommen willen werpen en pas tot schadelijker gassen overgaan, indien het noo dig is. Doch de autoriteiten willen het gebruik van deze gassen zooveel mogelijk vermijden, ten eerste uit menschlievende overwegingen en vervolgens omdat Italië zich niet wenscht te vervreemden van de Abessynische bevolking, die het vriendschappelijk wil koloniseeren. Er zijn op het oogenblik vliegtuigen in aan bouw, die een snelheid kunnen ontwikkelen van 300 kilometer per uur en 500 gasbommen kunnen medevoeren. Vijftig van deze toestel len worden op het oogenblik reeds op Sicilië beproefd. Ieder Italiaansche soldaat zal van een gasmasker worden voorzien. Geen verbod voor Britsche vrijwilligers in het Abessyni sche leger? Te Londen wordt een officieele tegenspraak gepubliceerd, dat het Engelschen vrijwilligers verboden zou zijn, dienst te nemen in het Abessynische leger. Men kan een Engelschman niet beletten, zich in vredestijd aan te sluiten bij een buitenlandsche strijdmacht. Daaren tegen bevat de Engelsche wet strafmaatrege len tegen Engelschen, die dienst nemen in het leger van een mogendheid, die in oorlog is met een bevrienden staat. Het schijnt nu nog niet vast te staan, hoe deze verschillende bepalin gen geïnterpreteerd zullen worden, en in som mige kringen gelooft men, dat dit grootendeels zal afhangen van de besluiten, die te Genève genomen zullen worden. Abessynisch Roode Kruis opgericht. Nadat dezer dagen de toetreding van Abes synië tot de Geneefsc'ne Roode Kruis-conven- tie geratificeerd was, is thans te Addis Abeba onder voorzitterschap van den Negus het Abessynische Roode Kruis opgericht. In zijn openingsrede verklaarde Keizer Haile Selassi, dat het Roode Kruis niet alleen zou dienen voor den oorlog, doch ook voor den vrede. Tot nog toe beschikt men nauwelijks over enkele middelen voor de medische hulpverlee- ning. Thans worden echter aanzienlijke be dragen ontvangen, vooral ook uit het buiten land. Vandaag' zal het Roode Kruis met zijn werkzaamheden beginnen. Haile Selassi hoopt nog op vreedzame regeling. De houding van Abessynië in het conflict met Italië en het optreden van het leger in geval van oorlog zijn door keizer Haile Selassie uitvoerig uiteengezet in een interview, dat hij heeft toegestaan aan een vertegenwoor diger van United Press. Hij zeide o.m.: „Ik hoop dat een oorlog met Italië ten slotte toch nog vermeden zal kunnen worden. Wij hebben nooit onze pogingen opgegeven, om een vreedzame regeling van het conflict te verkrijgen en wij kunnen er niet aan denken, dat die pogingen zullen mislukken." „Mocht Abessynië ondanks alles in een strijd gewikkeld worden, dan zullen mijn soldaten tot het uiterste voor de verdediging van het land vechten. Ikzelf zal mij aan het hoofd der troeoen plaatsen. De traditie van het land en de grondwet die wij aan ons volk hebben ge geven. eischen, dal de keizer ze?f opperbevel hebber van het leger is en wij zijn niet van plan ons aan die plicht te onttrekken, wan neer het gaat om de verdediging van onze vrij heid en ons land. Militaire inlichtingen kan ik u niet geven, vervolgde de keizer, doch wel kan ik u zeggen, dat onze vrouwen getrouw aan de traditie de soldaten zullen vergezellen." DOOR EMILE SCHREIBER De bescherming van den Japanschen arbeider. De heer Mango Kushito. directeur-gene raal van de sociale afdeeling op het mi nisterie van arbeid ontvangt ons aan een diner. „Het is onjuist", zegt de heer Kushito mij, „dat wij geen enkele sociale organisatie heb ben. Wij hebben onze wet op de sociale ver zekeringen, waaronder drie millioen arbeid sters en arbeiders vallen. De arbeiders zijn verplicht. 2 percent van hun salaris te stor ten en de patroons storten eveneens 2 per cent. Die verzekering treedt in werking bij ziekten, ongelukken, bij uitkeeringen voor zwangerschap en geboorte en ook bij ter aardebestellingen. want de begrafeniskosten zijn zeer hoog in het Verre Oosten. Het is daarentegen juist, dat de arbeiders geen pen sioen genieten". „Eestaan er beperkingen voor den ar beidstijd?" „Het is verboden kinderen onder de veer tien jaar in dienst te nemen en tot zestien jaar mogen zij niet langer dan tien uur per dag werken. Er bestaat ook een limiet tot tien uur voor den arbeid van vrouwen. Voor de mannen is er geen beperking. Als men een gemiddelden arbeidstijd voor onze fabrieken zou opmaken geloof ik niet, dat het de ne gen uur zou overschrijden". „Hebt ge werkloozen?" „Ja, ongeveer 350.600. Dat houdt verband met het feit, dat, waar de Japansche pro ductie de laatste jaren met ongeveer 30% is toegenomen, de werkgelegenheid voor ar beidskrachten, wegens de voortdurende per- fectionneering der techniek slechts 2% is ge stegen. Wij hebben echter van deze' over- industrialisatie minder te lilden dan in Europa, want er zijn bij ons geen „gedeelte lijke" wei-kloozen. De meeste arbeiders zijn van boerenafkomst en keeren naar hun dorp terug, ais er in de stad geen werk meer voor hen is. Daar is iemand, die zonder werk loopt, er altijd zeker van bij den een cf an deren bloedverwant zijn schotel rijst te krij gen. U zult niemand in Japan aantreffen, die honger lijdt. ..Ontvangen de ontslagen arbeiders een uitkeering? „Men heeft het recht een arbeider of be diende zonder eenige schadeloosstelling te ontslaan, wat ook zijn aantal dienstjaren ge weest moge zijn. Maar een patroon, die op die wijze zou handelen, verliest niet alleen de achting van zijn personeel, doch tevens De moeizame arbeid bij het verpoten die van zijn maatschappelijke relaties. In derdaad staat deze moreele regeling der uit keeringen hooger dan die welke in Europa gangbaar is. Het hoofd van een onderneming bevindt zich tegenover zijn personeel in de zelfde positie als de Romeinsche patriciërs ten opzichte van hun „cliënten", eerstge- noemden konden slechts hun prestige en autoriteit bewaren door zich ten allen tijde billijk en rechtvaardig te toonen. „Bestaan er bepaalde wetten, die de hy giëne beoogen, zooais bijvoorbeeld betreffen de de lucntverversching?" „Wij hebben er geen, maar er zijn contro leurs over de fabrieken aangesteld, die de noodige bevoegdheid hebben bij eventueele misbruiken te waarschuwen". „Komen er bij u stakingen voor?"- „De stakingen zijn in de laatste jaren verminderd en zijn zelden van ernstigen aard. In 1932 waren er 2000, in 1934 slechts 600 a 700. In het algemeen wordt verzoening bereikt door tusschenkomst van de politie". Omdat ik even glimlach voegt de heer Kushita er aan toe: „Ik begrijp heel goed, wat u denkt. Maar overtuig u er wel van, dat de politie bij ons door de bevolking niet beschouwd wordt als een lichaam, dat voor „onderdrukking" is in gesteld. Zij vormt een buitengewoon belang rijke factor in den staat en is zich evenals het leger bewust van haar sociale taak. Zoo vindt de Japansche bevolking het ook de gewoonste zaak om zelfs bij allerlei familie aangelegenheden de bemiddeling van de po litie in te roepen. Hetzelfde is het geval bij de fabrieken. „Maar er bestaat er geen hulporganisatie, voor de arbeiders, die zonder werk zijn en niet op steun van familie kunnen rekenen?" Daar belast het Roode Kruis zich mede; dit is hier op bijzondere wijze georganiseerd. Het beschikt over ongeveer 40 millioen Fran- sche franken, waarvan 5 millioen van den staat en 5 millioen van de gemeenten af komstig is, terwijl het overige door particu lieren bijeen wordt gebracht. De groote commercieele instellingen be steden groote bedragen voor sociale doel einden; op het budget van de firma Mitsio bedraagt deze post 150 millioen. De onderne mingen, die aan alle sociale wetten ontsnap pen. zijn de familie-werkpiaatsen, waar min der dan vijf arbeiders werken, maar daar worden de wettelijke regelingen meestal op voortreffelijke wijze vervangen door den geest, die de familie te zamen houdt". En de heer Kushito concludeerde: „De westersche landen verwijten ons in Japan niet hun sociale wetten te hebben in gevoerd; niettemin is het, de overbevolking in aanmerking genomen, onze eerste plicht aan ieder een bestaan te verzekeren. Wij zijn bovendien verplicht langer te werken ter compensatie van de enorm hooge tolmuren, die het Westen voor onze producten heeft opgericht. Het toepassen van dezelfde me thoden bij den arbeid als in de groote wes tersche landen kan slechts gevonden 'worden onder een stelsel van vrijhandel, dat ons van den tol-har.dicap zal bevrijden". Het vraagstuk is. zooals men ziet. op dit oogenblik zonder mogelijke oplossing. „Zijn de arbeidsvoorwaarden in Japan veel zwaarder aan in Europa en Amerika?" „Zonder twijfel, maar zij zijn in zekeren zin aanvaardbaar, wanneer men rekening houdt eenerzij ds met de verhouding van den levensstandaard ten opzichte van de salaris sen, anderzijds met de natuurlijke soberheid van den Japanner, wiens voornaamste aspi raties de behoefte aan familieleven en li chamelijke gezondheid zijn. De armoede der boeren. De grootgrondbezitters die geleidelijk hun grootheid verliezen, omdat ze ten ge volge van hun voortdurende verarming ieder jaar genoodzaakt zijn stukken land te ver- koopen verhuren hun landerijen aan pachters, die het werk van de boeren exploi teeren en allen lijden in dezelfde mate on der den beklagenswaardigen toestand van den landbouw. Sinds 1932 heeft de aanzienlijke daling der landbouwproducten, in het bijzonder de rijst en de zijde, de voornaamste takken van den Japanschen landbouw, het toch reeds wan kele bedrijf totaal geruïneerd. De rijst, die per „koku" (142V2 K.G.) in 1928 een waarde vertegenwoordigde van 31 yen en in 1931 tot 18.40 was gedaald, is weliswaar weer tot on geveer 26 yen gestegen, maar men dient niet te vergeten, dat de yen inmiddels met 65 percent is gedevalueerd. Nog catastrofaler is de achteruitgang ge weest in de zijde-industrie, die aan bijna twee millioen Japansche families middelen van bestaan verschaft. De Japansche zijde is als gevolg van de wereldcrisis en bovenal door de ontwikkeling van de kunstzijde, tot op een tiende van haar waarde gedaald. Op het oogenblik zit de heele Japansche landbouwwereld. van den grondbezitter tot den arbeider, diep in de schulden. De om vang van die schulden wordt op 25 milliard Fransche franken geschat, een enorme som. wanneer men den zeer lagen levensstand aard in Japan in aanmerking neemt. Verleden jaar zijn de noordelijke provin cies ernstig geteisterd door gxoote overstroo mingen. die gedeeltelijk den oogst verniel den. Zoodat een deel van de boerenbevolking- gebrek leed door het bijna totale gemis aan levensmiddelen, terwijl een ander deel geen kans zag den oogst te verkoopen. De regeering kwam tusschenbeide, in het bijzonder om maatregelen te beramen tegen den slechten verkoop van de rijst, precies zoo als de Fransche regeering heeft gedaan voor het graan en de wijn. In Japan is iedereen echter van oordeel, dat het de bemiddelaars geweest zijn, die geprofiteerd hebben van de door de wet vastgestelde minimumprijzen en dat de boeren slechts een heel klein deel heb- van de rijst op de ondergeloopen velden. ben gekregen van het bedrag, dat te hunnen behoeve was gevoteerd (255 millioen Fransche 1 franken gedurende de laatste maanden). De keizer heeft daarna geintervenieerd en per- soonlïjk een som van 21/2 millioen franken beschikbaar gesteld. De Japansche landbouwers beklagen zich, evenals bij ons, over de invasie der koloniale landbouwproducten, die op Korea verbouwd worden en sinds kort ook in Mandsjoekwo met nog goedkoopere arbeidskrachten een ge vaarlijke concurrentie dus voor het moeder land. De regeering heeft eenige maanden geleden besloten landbouwcoöperaties op te richten teneinde zoo voordeelig mogelijk te kunnen produceeren, de cultuur te regelen en den verkoop in het algemeen te organïseeren. Die coöperatie zal in principe in vijf jaar uitge voerd moeten worden. Daar het plan de be vordering van zekere landbouwproducten be oogt, overwegen ook de Japanners zich door middel van tolmuren te verdedigen tegen een te grooten toevloed van producten uit hun koloniën en zij hopen op deze wijze een waar borg voor de prijzen te verkrijgen. In het al gemeen zijn deze problemen betreffende den landbouw even ingewikkeld als de onze en soms precies dezelfde. Vergezeld door een tolk heb ik mij op weg begeven naar het noorden van Japan, naar Akita. In deze streek zijn de boeren verplicht hun dochters te verkoopen. Men behoeft slechts de speciale wijken van welke Japansche stad ook te bezoeken om te zien, wat er van deze ongelukkigen wordt. Evenals in Siam teekenen zij een contract voor twee of drie jaar „werk" en krijgen aaar een bedrag van 1500 a 2000 Fransche franken voor, die zij naar hun ouders sturen voor het afbetalen van hun schulden. Deze handel in gele slavinnen levert tienduizenden boeren meisjes aan de beruchte kooplieden over. Tot aan het vorige jaar rechtvaardigde de Japansche wet dergelijke transacties, die meestal op schrift gesteld waren en de meisjes, die in strijd met hun contract ontvluchtten, werden'vervolgd eii door de'justitie, veroor deeld. Het is pas sinds het afgeloopen jaar symptoom van het doordringen der. wester sche moraal in Japan dat justitie en poli- tie zich niet meer mengen in gevallen van dergelijken contractbreuk en de handelaars hun zaken zelf laten opknappen. Ik ben de afgelegen streken van Atika per auto doorgetrokken en ik heb gezien, hoe de boeren zich daar tegen koude en regen be schermen met jassen van stroo en de mees ten met bloote been en en voeten hun werk in den modder van de rijstvelden verrichten'. En toch ben ik, wanneer ik onverwachts een openbare school in een van die treurige dor pen bezoek, verbaasd over de afmetingen van het gebouw, de overvloedige hoeveelheid licht, de groote gymnastiekzaal, over de onberispe lijke netheid der lokalen, den smaak, waar mede zij met teekeningen van de kinderen versierd zijn. Die scholen zijn heel wat aan trekkelijker dan die in de meeste van onze dorpen. De pachters, met wie ik een gesprek aan knoop, verklaren mij, dat het leven wel uit te houden zou zijn, wanneer zij niet door schulden geruïneerd werden. „Er is in deze streek niemand, die aan zijn schuldeischers niet één of twee jaar arbeid of meer schuldig is," krijg ik te hooren. Op goed geluk treed ik een arbeiderswoning binnen. Het is een soort hut, ale er betrekke lijk netjes uitziet, maar waar iedereen op den grond slaapt. De bewoner is vader van vijf kinderen; twee hunner werken, de derde ver zorgt ds twee kleinsten; de geheele familie verdient 250 yen per jaar, d w.z. 1.075 Fransche franken plus 5 yen per maand voor het uit voeren van kleine werkzaamheden voor de buren, in totaal ongeveer 1350 Fransche fran ken voor vijf personen. Dat is dus 270 frank per hoofd en per jaar of nauwelijks 80 centi mes per dag en per persoon. Zelfs wanneer men rekening houdt met den zeer lagen levensstandaard ongeveer een vierde van den onzen komt men tot circa 3.50 frank per dag en per persoon. Toen ik aan dezen man vroeg, waarmede hij zich voedde, antwoordde hij, dat zijn maal tijd voornamelijk bestond uit groenten uit eigen tuin en een beetje rijst, soms wat ge droogde visch en hij voegde eraan toe: „Ik heb nog nooit in mijn leven vleesch gegeten, maar ik heb de hoop het nog eens te proeven". Al de kinderen, die ik in deze streek gezien heb zijn, ondanks alles, vrij behoorlijk ge kleed en dragen allen schoenen en kousen. Zij zien er opgewekt uit en schijnen niet zoo heel erg van den toestand te lijden te hebben. In elk geval is het niet mogelr'- *eni«re verge lijking te maken tusschen hen en de zwer vende kinderen, die ik bij mijn terugkeer met den Trans-Siberischen trein in de Sovjet- Unie aantrof. Ondanks deze armoede is Japan op schit terende wijze door zijn boeren in cultuur ge bracht. Ieder brokje grond in dit land waar minder dan een kwart van de totale opper vlakte voor landbouwdoeleinden kan worden gebruikt is het voorwerp van uiterst nauw keurige behandeling, de velden lijken wel „ge kamd" te zijn en de geheele cultuur doet dan ook sterk aan de kunst van den kapper denken. Het schouwspel van in gebogen houding werkende boeran met de beenen diep in de modder en de handen in het. water zooals men dat in het biizonder bii het verpoten van de rijst kan zien is op zichzelf als vol doende om de Europeesche boeren er van te overtuigen, det h n p lot. hoe zwaar het ook mnae zijn. npo- i-eniidenswaavdig is in verae- liiking met dat van hun Japansche kamera den. 'Nadruk verbodenh ONZE DACELIJKSCHE KINDERVERTELLING. Thijs zag kobold Gijs nu naar het ruim gaan en er eventjes voor blijven wachten. Het schijnt, dat hij eerst nog wat kracht verzamelt en een paar tooverspreuken fluistert. Vervolgens greep hij zijn tooverstafje vaster beet, waarna hij zich voorover bukte en toen zag Thijs, dat hij een luchtsprong maakte en recht het rutm in vloog. „Hé!" dacht Thijs verbaasd, „ik vraag mij af. hoe die eene man de heele lading licht! Maar pas op die Gies staat hier ook nog te wachten ook die verlies ik niet uit het oog."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 6