Langs de zuidkust van China.
Schouwen, het rustige eiland.
Suikerbieten in Engeland.
VERTELLING
ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
Corrupte vakvereenigingsbestuurders.
Van een ontslagen bootsman.
Ongetwijfeld had bootsman Koh Sang z'n
oneervol ontslag aan zich zelf te wijten. Tel
kens weer moest hij bij zijn werk gehaald wor
den. In iedere haven ontving hij onder werk
tijd bezoek van ongure typen, waarmee hij in
2r^j hut geheimzinnige zaken behandelde en
groote hoeveelheden thee slurpte.
Toen de tweede stuurman hem eens be
trapte op het verbergen van verstekelingen
en het verkoopen van opium aan dekpassa
giers. kwam als klap op de vuurpijl de dwaze
beschuldiging aan het adres van onze tweede,
dat hij hem. Koii Sang onschuldig man. zou
hebben aangezet tot het smokkelen van opium.
Hetgeen hij natuurlijk verontwaardigd had
geweigerd, waarom de tweede hem nu zocht.
Ook"stelde hij orts toen een ultimatum:
„Wanneer de gezagvoerder en officieren niet
beloofden een mildere houding jegens hem
aan te nemen zou hij zich genoodzaakt zien
met ontslag te gaan".
Natuurlijk, al hadden we gewild, konden we
op deze voorwaarde niet ingaan zonder, wat
men hier noemt ,.a great loss of face" (een
groot verlies aan prestige), waar men erg voor
moet oppassen in China en zoo geviel het,
dat nog dien zelfden middag Koh Sang met
een Engelsch schip op weg was naar z'n ge
boorte plaats Swatow.
Toen hem zijn nog toekomende gage werd
uitbetaald, uitte hij de bedreiging, die wij ver
wachtten; „Wacht maar ik zal er de Union in
mengen. krijgt een boycot".
Nu hadden wij al veel van deze machtige
maar uiterst corrupte Chineesche organisaties
gehoord, er mee te maken hadden we nog
nooit. Voor alle zekerheid werd onze Swatow
Agent telegrafisch met het gebeurde op de
hoogte gesteld.
Vol spanning naderden we de volgende reis
Swatow.
Wat wachtte ons. een boycot, of was het
onzen compradore (Chineesche vertegenwoor
diger) gelukt met klinkende argumenten het
Unionbestuur voor zich te winnen?
De omstandigheden waren gunstig. Het
meerendeel van onze Chineesche bemanning
hoorde te Foochow thuis, alleen de bootsman
kwam van Swatow. Tusschen de Zeemansver-
eenigingen van deze beide plaatsen heerschte
strijd, terwijl bovendien Swatow onder het
Canton en Foochow onder het Nangking-
gouvernement staat. Samenwerking tusschen
deze beiden hadden we dus niet te vreezen.
Koh Sang was een pienter man. Hij had er
zich altijd op beroepen zelf geen lid van ae
organisatie te zijn en geen leden onder z n be
manning te dulden. Dit kwam hem om meer
dan één reden voordeeliger uit. Gewoonlijk
dwingen de Unionbesturen door bedreiging de
werklieden lid van hun organisatie te worden.
Zij moeten dan ongeveer 25% van hun loon
als contributie betalen, waarvan het bestuur
op min of meer grooten voet leeft, doch waar
van de leden bitter weinig profijt trekken.
Hulp van hun organisatie hebben ze nooit te
verwachten, tenzij het bestuur kans ziet
vreemdelingen, of Chineesche werkgevers, bij
een ongeval, ontslag, of iets van dien aard,
door bedreiging met boycot aanzienlijke som
men af te persen. Van dit geld ziet echter het
slachtoffer weinig of niets, maar dit wordt on
der de besturen der medewerkende organisa
ties verdeeld.
Boycot bijvoorbeeld de zeeliedenorganisatie
en kan het bestuur het eens worden met de
besturen van Unions van lichterlieden en
stewadoorskoelies, dan worden deze menschen
gedwongen mee te doen. Onderkruiperij is niet
denkbaar. Chineezen zijn geen helden en ver
trouwen doen ze elkaar in het geheel niet. Van
eendrachtig optreden tegen de corrupte be
sturen is geen sprake. Deze hebben een ploeg
misdadigers in hun dienst. Zou iemand wei
geren mee te doen, dan wordt hij eenvoudig
vermoord of, zoo men hem zelf niet spoedig
genoeg te pakken kan krijgen, éen of meer
van zijn familieleden. De politie durft niet
tegen de Unions op te treden, of is omgekocht.
Een bewijs van de macht dezer organisaties
is wel, dat in 1926 en 1927 alle Engelsche han
del en scheepvaart op Swatow onmogelijk
werd gemaakt. Deze boycot heeft de stijf
hoofdige Britten millioenen gekost. Latei-
werden de Japanneezen slachtoffers, die daar
echter op echt Aziatische wijze een einde aan
hebben weten te maken. Een openlijke boycot
van Jaoansche goederen en scheepvaart durft
men op de Chineesche kustplaatsen niet meer
aan.
Zelfs nu liggen op de reede van Swatow,
dat bekend staat om z'n anti-Japansche stem
ming, altijd vier of vijf oorlogsschepen van
het Land van de Rijzende Zon.
Geregeld worden hiermee oefeningen ge
houden en de kanonnen „spelenderwijze" op
de stad gericht. Heel den nacht flitsen zoek
lichten over de donkere yeede, of wordt met
lichtseinen gewerkt. Geen motorboot kan van
een schip naar den wal gaan. zonder door de
zoeklichten te worden gevolgd. Wel vreemd in
„vollen vredestijd" in de haven van een be
vriende natie!
Zooals gezegd was Koh Sang een pienter
man. Hij had begrepen, dat wij Hollanders,
zonder oorlogsschepen, of mariniers om onze
belangen te beschermen, wel wat door de vin
gers zouden zien, als we buiten den invloed
van de Unions konden blijven.
Toen hij eenmaal van boord was kwamen de
verhalen los. Eerst van den dokter, hoe het
den schelm juist een jaar geleden gelukt was
aan boord te komen. De vorige bootsman, die
blijkbaar ook niet heelemaal brandschoon
was. ontving reeds eenigen tijd geregeld dreig
brieven.
Op een kwaden dag, toen het schip op reis
was naar het Zuiden, verscheen te Swatow
z'n vriend Koh Sang aan boord, met de weinig
opwekkende mededeeling, dat de bootsman te
Hongkong nu zeker zou worden vermoord.
Natuurlijk voelde deze er toen niet veel voor
verder mee te gaan. z'n betrekking opgeven
wilde hij echter liever ook niet. Geen nood z n
ecleunoedige collega Koh Sang wilde hem wel
voor één of twee reizen aflossen. Zoodra alles
geregeld was kon hij dan zijn oude plaats weer
innemen. Dankbaar werd dit aanbod aan-
Eénmaal aan boord ontpopte Koh Sang zich
als een uitmuntende bootsman, zeer actief,
voorkomend en beleefd. Waar eenigszins mo
gelijk verbeterde hij zijn voorganger en bracht
allerhande kleine schurkerijen en slechte ge
woonten van dezen aan het licht. De gevolgen
waren gemakkelijk te voorzien.
Toen Koh Sang later het masker van opof
ferend collega afwierp en z'n plaats niet meer
aan zijn voorganger wilde afstaan, ondervond
deze laatste niet den steun van de officieren,
waar hij op had gemeend, te kunnen rekenen.
Al heel spoedig begon Koh Sang matrozen
die hem niet aanstonden t,e vervangen door
zijn eigen trawanten. Hierbij manoeuvreerde
hij zoodanig, dat hij z'n volk buiten den in
vloed van de Unions hield. Het mes sneed nu
aan tweekanten. In de eerste plaats hield hij
hiermee den gezagvoerder te vriend, maar bo
vendien stak hij de zware schatting, die de
besturen anders van de zeelieden eischten, nu
in eigen zak.
Toen de vorige bootsman een paar reizen
later probeerde om zyn oude plaats weer in
te nemen vond hij zijn beste vrienden ver
vangen door onbekende, hem vijandige per
sonen en de rest van het volk zoodanig onder
den invloed van Koh Sang en de zijnen, dat
hij al heel gauw afdroop.
Wel probeerde hij den gezagvoerder te be
werken hem terug te nemen, maar deze had
intusschen zooveel slechts van hem gehoord,
dat hij daar ook geen steun vond. Zich vast
in het zadel wetend, veranderde Koh Sang al
spoedig, werd eigenwijs, brutaal en sputterde
altijd tegen. Tot op het laatst de bom barstte,
met het bekende gevolg.
De conferentie met het Unionbestuur te
Swatow viel mee. Inderdaad bleek onze rijke
compradore, de wrakke bondsmiddelen be
langrijk te hebben versterkt. Het bezoek was
dan ook niet veel meer, dan een formaliteit,
waarmee de heeren zich tegenover het
scheepsvolk een houding dachten te geven.
Ze vroegen ons behulpzaam te mogen zijn
bij het zoeken van een nieuwen bootsman.
Hadden zelfs al een heel goeden cp het oog.
Overigens waren ze het volkomen met ons
eens, dat Koh Sang „a very bad man" was en
z'n ontslag volkomen had verdiend. Waar
schijnlijk had hij er niet de noodige contanten
voor over gehad, om de heeren anders te doen
spreken.
Natuurlijk school er bij de vriendelijke aan
bieding, om ons aan een nieuwen bootsman te
helpen, welk aanbod we uit beleefdheid en om
goede vrienden te blijven slecht af konden
slaan, wel een addertje onder het gras.
Onze Maatschappij staat bij de zeelieden op
de Chinakust in zeer hoog aanzien en de sche
pen met hun groot vervoer van dekpassagiers
staan voor bootslui als zeer voordeelig te boek.
Hoogstwaarschijnlijk zou de nieuweling dan
ook behoorlijk voor z'n post moete-> dokken,
terwijl zij bovendien hoopten op dmanier
hun invloed aan boord te versterken.
Wij wierpen tegen, hoewel we natuurlijk
zeer erkentelijk waren voor het vriendelijke
aanbod, dat het ons beter leek. daar onze ge-
heele bemanning van Foochow kwam, ook een
bootsman van die plaats aan te nemen; zelfs
hadden we er over gedacht onze bootsmaat
tot dien rang promotie te laten maken.
Neen. de vorige bootsman was van Swatow
en toegegeven, dat we het daarmee niet te
best hadden getroffen, moest z'n opvolger toch
ook van Swatow zijn. Als dat het volk niet
beviel? Wei ze konden ons aan kwartiermees
ters en matrozen helpen, of desnoods ook aan
een heele bemanning. Ze grijnsden vriendelijk,
daar zat muziek in.
De vlieger ging echter niet op. Neen. dan in
's hemelsnaam de ons opgedrongen bootsman
maar.
Nog dien zelfden middag kwam hij aan
boord. We boften, waarschijnlijk had men den
voor ons bestemden man niet kunnen vinden.
Deze bleek niet van Swatow, maar van Canton
afkomstig. Hij was groot, breed, met een stie
rennek en in het bezit van behoorlijke papie
ren, w.o. van de „Bintang" der S.M. ..Neder
land" en van de Hollandsche Tankboot
„Juno". dezelfde, die later te Mako door de
japaneezen in beslag werd genomen. Het
eenige bezwaar was echter, dat hij buitenge
woon dom bleek en geen enkele verstaanbare
taal sprak.
Ook hieraan was echter door het Union
bestuur gedacht, als een schaduw volgde hem
een klein bleek ventje „z'n broer", die wel over
de noodige talenkennis beschikte en die we
er dan meteen als kok bij moesten nemen.
Noodgedwongen stemden we toe en vertrok
ken. niet bijster in ons schik met deze laatste
aanwinst, naar zee.
Te Amov wachtten ons nieuwe verwikkelin
gen. Het bestuur van de Foochow-Union, on
middellijk door het volk gewaarschuwd, ver
scheen al heel kort na aankomst aan boord.
Een Cantonneesche bootsman door de Swa
tow Union geplaatst? Onmogelijk. Ons schip
had een Foochow bemanning, daar hoorde een
Foochow bootsman bij. Of wij al verklaarden,
dat de vorige bootsman ook niet van Foochow
was en deze toch door ae Swatow afdeeling
van „hun eigen vereeniging" aan boord was
geplaatst, zij gaven geen krimp. Deze boots
man was stellig van plan de geheele tegen
woordige bemanning van boord te werken en
er Cantonneezen voor in de plaats te nemen.
Nu had hij zelfs als een Cantonneesche kok
aan boord. Neen hoor, die bootsman moest en
zou weg. We lieten hen maar twintig keer met
zeer beperkte woordenschat het zelfde herha
len en legden dan steeds maar weer ons eigen
standpunt uit. Toegeven konden we niet, dan
kwamen we tusschen twee vuren, nu hadden
we tenminste de machtige Swatow-Union op
onze hand. Klaarblijkelijk waren deze heeren
nog niet door onzen compradore bewerkt. Als
die eenmaal z'n kans kreeg zou hij den toe
stand waarschijnlijk wel eenigszins verlichten.
Onverwacht kwam uitkomst. De secretaris,
die waarschijnlijk van het aanhoudende spee
chen. dorst had gekregen, vertelde dat hij
tijdens den oorlog bij de Amerikaansche Ma
rine had gevaren en daar „brandy-soda" had
leeren waardeeren. Het was den man aan te
zien. We begrepen de aanwijzing. Ook de an
dere heeren voelden er wel wat voor dezen
drank te leeren kennen.
Een paar flesschen cognac en sodawater
werden opgehaald. De zaak was al half ge
wonnen. Op dat oogenblik verscheen de com
pradore voor de verdere besprekingen. Na den
hofmeester gewaarschuwd te hebben een
maaltijd voor de heeren gereed te maken
trokken we ons ongemerkt terug. Niet zoo
onopgemerkt echter, of de secretaris zag het
en kwam ons al heel spoedig achterop. Hij
wilde van positie veranderen, of hij bij ons
aan boord die plaats van bootsman niet kon
krijgen, of wanneer dat niet ging wilde hij
ook wel desnoods als kwartiermeester.
We brachten hem onder het oog, dat wij
dan genoodzaakt zouden zijn een ander te
ontslaan, hetgeen toch wel eenigszins strijdig
was met de principes van zijn vereeniging.
Niets hoor, in dat geval konden we op de
volle medewerking van het bestuur rekenen.
Dat kwam best in orde. Beleefd hebben we
toch maar voor de eer bedankt. Iemand van
zijn positie als kwartiermeester, dat ging toch
niet? Gelukkig zag hy dat zelf ook spoedig
in en voegde zich bij zijn medebestuurders
aan tafel. Na den maaltijd, waarbij behalve
ae resteerende cognac nog een aantal glazen
bier verwerkt werden, hoorden we de bestuur
ders elkaar van de statietrap af helpen. We
keken eens over de railing. „Everything al
right now Captain" klok ons juichend tege
moet van den voorzitter. De secretaris zwaaide
opgetogen met z'n uniformpet, waarop met
groote gouden letters „Chinese Seamens
Union" stond.
Voorzichtig lieten zij zich in de motorboot
van den compradore glijden.
De conferentie was hiermede geëindigd,
beide partijen waren bevredigd en de positie
van onzen nieuwen bootsman voorloopig gered.
Een industrie die niet loonen wil.
Java Zee.
Plvr.
(Van onzen Londenschen correspondent)
Onlangs is er een rapport verschenen van
een regeeringscommissie van ondei'zoek naar
de suikerbietteelt en -industrie. Ze moest de
positie van dit bedrijf in Engeland nagaan,
voorstellen doen voor eventueele reorgani
satie en rapporteeren over het vruchtdra
gend effect van de rijkssubsidie, welke dit
bedrijf sedert vele jaren heeft genoten. De
Commissie heeft haar rapport ingediend en
er o.a. reorganisatie in voorgesteld. Zij heeft
tevens als haar meening uitgesproken, dat
voortzetting van de regeeringssubsidie op
den duur niet raadzaam was, daar het hier
een bedrijf gold, dat nimmer loonend zou
zijn te maken.
De minister van Landbouw Elliot heeft
juist in het Lagerhuis doen weten, dat de
aanbevelingen van deze Commissie ten deele
door de regeering zijn aanvaard, ten anderen
deele niet; de subsidie blijft voor onbepaal-
den tijd gehandhaafd. Een nieuwe voor
waarde is aan de subsidie verbonden. De ver
schillende suikerfirma's moeten zich amal-
gameeren en een rijkssuikercommissie zal
toezicht uitoefenen op het bedrijf, De belas
tingbetaler blijft dus een bedrijf in het le
ven houden, dat zonder zijn steun zou moe
ten sterven. Hij kan echter troost vinden in
het feit dat zijn bijdrage niet zal blijven
groeien, zooals tot heden het geval is ge
weest. De productie van suiker in het land
moet beperkt blijven tot 560.000 ton. dat is
iets meer dan een kwart van het binnen-
landsch verbruik. Ongeveer 40 percent wordt
geleverd door het buitenland en ongeveer 35
percent door gebieden in het Britsche Rijk.
Het is een oude waarheid, dat suiker veel
goedkooper kan worden onttrokken aan het
riet der Tropen dan aan een biet in Enge
land. De productiekosten zijn in Engeland
bijna driemaal zoo groot. Als een ton tropi
sche suiker zoowat 5 pd.st. zou kosten dan
zou een ton Engelsche bietsuiker zoowat 14
pd.st. kosten. De suikerbietcultuur in Enge
land begon in 1925 en om de producenten
aan winst te helpen heeft de staat sedert dat
jaar meer dan f 50.000.000 uitgegeven aan
financieelen bijstand voor dit bedrijf.
Het is geen wonder, dat de regeering aan-
l<Sding vond een commissie te benoemen om
een zaak, die zooveel openbaar geld kostte,
eens onder de oogen te zien. Dat zij geen ge
hoor heeft gegeven aan het voornaamste ad
vies (door twee van de drie leden der Com
missie gegeven) geleidelijk een einde te ma
ken aan de subsidie, moet worden toege
schreven aan eischen van economische poli
tiek, welke men in de huidige tijdsomstan
digheden nu eenmaal niet kan veronacht
zamen. Deze suikerkwestie is een belangwek
kend voorbeeld van een probleem, dat im
mers in dezen tijd praktisch eiken dag rijst.
Aan den eenen kant zegt men: indien een
industrie niét loonend kan zijn zonder staats
hulp moet men haar laten sterven, want het
is tijd, geld en arbeidskracht vermorsen in
dien men iets wil produceeren. op het land
of in de fabriek, dat elders veel goedkooper
kan worden geproduceerd. Aan den anderen
kant zegt men: Het kan vaak van groot na
tionaal belang zijn zekere bedrijven in het
leven te houden.
De suikerbietcultuux wordt van zulk groot
nationaal belang geacht. Ze geeft thans
werk aan 40.CO-O arbeiders. Indien ze in
Oost-Engeland niet was begonnen en niet
was voortgeholpen zou dit gebied nu ook tot
de zoo geheeten noodgebieden behooren. Te-
Waar de bevolking hard moet werken.
„Vacantiegangers, toon) uw belangstelling."
Voorne is dank zij den prachtigen nieuwen
weg van Rotterdam naar den Briel al „ont
dekt" en menigeen, die rustig wil genieten van
zon, zand en zee vindt het daar te druk.
Schouwen is veel moeilijker te bereiken
ondanks de gemakkelijke en snelle verbin
ding van de K. L. M., waarvan al zoo druk ge
bruik gemaakt wordt dat men Douglas-ma
chines in dienst gesteld heeft en toch menige
passagier op een volgend vliegtuig moet
wachten.
De gewone route is over Rotterdam, daar de
tram naar Numansdorp, daar de bus naar
Zijpe, daar de tram naar Zierikzee en verder
naar Renesse en Haamstede!.. Maar zoo'n
reisje is in de eerste plaats weinig goedkoo
per dan met de K. L. M. en men is een halve
dag op reis.
Ik zocht naar een andere route en wie veel
fietst en toch geen haast heeft kan ik de vol
gende aanbevelen: Van Maassluis over twee
veren naar den Briel, vandaar op de fiets naar
Hellevoetsluis (men kan ook over Rotterdam
komen met een tram) daar de boot. naar Mid-
delharnis, van daar op de fiets naar Her-
kingen (10 K.M.)
In Herkingen is een kastelein, die een onge
regelde dienst onderhoudt naar de overzijde.
Hij vaart met een motoi'bootje zoodra zich
een passagier aanmeldt. Wie in Herkingen
komt kan zich bij hem melden maar het ver
dient aanbeveling vooruit een kaartje te
schrijven of onder no. 9 op te bellexx wanneer
men komt. In den regel vaart hij over om een
uur of 5 's middags, als de passagiers van de
boot van 3 uur uit Hellevoetsluis er zijn. Nu is
deze route wel iets duurder dan over Rotter
damNumansdorp—Zijpe maar veel korter.
Eenmaal aangekomen op Schouwen behoeven
we slechts 20 K.M. te fietsexi van Dreischor
naar Renesse terwijl we vanaf Zijpe dwars
door Duiveland en Schouwen niet minder dan
30 K.M. over een vrij slechten weg en met als
eenige voordeel dat we Zierikzee kunnen be
zoeken, overigens het mooiste stadje dat ik
ken. Maar van Dreischor naar Renesse pas-
seeren we o.a, Brouwershaven. We troffen het
met de overvaart, prachtig warm weer, wind
mee. Daar het laag water was moesten we
eerst met een roeiboot een eind de rivier op
gaan, de Grevelingen. waarna de motorboot
ons overneemt. Zonder het minste bezwaar
gingen onze fietsen weer op de motorboot en
een zwaar motorrijwiel werd door sterke ar
men in de roeiboot neergelaten. Alles ging
zonderveel praten, we zitten bijna in Zeeland
en Zeeuwen zijn zwijgzaam. Het dialect van
Flakkee is ook met veel Zeeuwsche elementen
doorspekt, bijv. „langen" voor „aangeven" en
meer. Een roeibootje dat voor anker lag werd
achter onze motorboot vastgemaakt om ons
bij Dreischor over de ondiepte te brengen, de
motor werd aangezet het roeibootje ging met
de punt omhoog en we genoten een half uur
lang van de prachtige overvaart, de koelte van
het water die meer dan welkom was op dezen
snikheeten Juli-dag, van Aalscholvers, kabel
jauwen en meer wat een zeearm aldaar op
levert.
De tocht naar Dreischor over Brouwersha
ven naar Renesse had een vlot verloop in de
avonduren, de ergste warmte was voorbij en
toen we in Renesse op onze oude kampeer
plaats kwamen was het nog niet donker.
En natuurlijk moesten we direct na het op
slaan van de teent op visite komen bij de boer,
op wiens land we kampeerden, we moesten
hoorexi hoe het met de „pries van de lepinen
en het gewas van de rogge stond en met de
„knienen" (konijnen), met den steun van de
regeering voor de rogge; zoodat de cultuur
loonend was en met de treurig-lage melk- en
boterprijzen, met de schade van den zeewind
aan de voederbieten, ,,'t Had zoo gestoven op
Tweeden Pinksterdag dat je 't uusje, van de
Waaiboom, nog geen duizend meter van iere
niet zie kon en moest ons overzèje, en da eb
ons toe mèr gedè", klonk het berustend.
Bepaald berustend over den crisis-politiek
is men den laatsten tijd niet meer op het plat
teland. „In de margarine-Industrie werken
1500 en in het veebedrijf een half millioen
menschen", zijn de slagzinnen uit de land
bouwbladen en destrekking is dan dat de vet-
invoer uit het buitenland verboden zou moe
ten worden om de bixinenlandsche boter tegen
redelijken prijs te kunnen verkoopen. Laat ik
het boerenleven tot slot nog even illustreeren
met de werktijden van de boerin, een vrouw
van 62 jaar.
Deze begint 's ochtends om half vijf en
wex'kt dexx geheelen dag, de ux*en voor eten
en drinken uitgezonderd, tot ongeveer half-
acht. Dan dut ze wel eens in bij het thee
lichtje tot ze om 9 uur of half tien naar bed
gaat.
Dit beteekent een werkdag van een uur of
twaalf waarbij ik in aanmerking neem dat de
middagurexi xxiet zoo druk zijxx op de boerderij.
Deze menschen hebben wel radio maar geen
gas of eletcriciteit, geen fietsen, geen groot
dagblad, komen zelden in het doi'p, eens in de
zooveel jaar in Zierikzee en Rotterdam is voor
hun even bereikbaar als voor ons stedelingen
Warschau of Madrid. En deze menschen beta
len nog duizend gulden pacht voor hun boer
derij wat mogelijk is door een crisissteun van
ongeveer eenzelfde bedrag, die de regeering
geeft voor rogge.
Het eten, dat ze gebruiken is veel eenvoudi
ger en eentooniger dan wij het in de steden
gewoon zijn, daar er echter voldoende vet.
eiwitten en meelkost gebruikt kan worden is
deze niet onvoldoende. Groente wordt er ech
ter weinig gegeten. Voor genotmiddelen is
geen geld, evenmin voor boeken. Het is wel
eens goed als in de steden bekend wordt hoe
men ixi zandstreken leeft en werkt op het plat
teland. Voor de kleipolders geldt het boven
staande natuurlijk niet. En ieder die in de
vacantie met de plattelandsbevolking in aan
raking komt stelle zich eens op de hoogte en
toone eens wat belangstelling en medegevoel
met de moeilijkheden die men daar door te
maken heeft. Want de boeren verlangen niet
en berusten slechts noodgedwongen in een zoo
laag levenspeil waar als eenigste voordeel te
genover de stadstoestanden tegenover staat
dater in de dox-pen weinig werkloosheid is. En
de loonen? 'sZomex-s f 2 per dag en 's winters
f 1,75. Terwijl kleeren en schoeisel e. d. in de
steden goedkooper zijn dan in de dorpen.
Men begrijpt dat dergelijke toestanden niet
geschikt zijn om de tegenstelling tusschen
stad en platteland te verzachten. Dat kam
peerders en vacantiegangers veel kunnen doen
om deze twee groepen tot elkaar te brengen
spreekt vanzelf.
Schouwen is het mooiste eiland van Zuid-
Holland en Zeeland. De duinen zijn ten deele
beboscht. Speciaal aan de westzijde wat een
prachtige belofte inhoudt voor de toekomst.
Houtvoorziening, klimaatsverbetering, toene
mend vreemdelingenverkeer, blijvende vastleg
ging van het beweeglijke duinzand, blijvende
werkverruiming, het zijn elders de voordee-
len en hier in dit winderige land in nog ster
ker mate. Maar de waterstand daalt zoowel
door de bosschen in de duinen als door de wa
terleiding. Men graaft nu in het belang van
den vogelstand, plassen water doch mijn be
zwaar is dat dit cirkels en ovalen zijn met een
dijkje er om inplaats van aanpassing te zoe
ken met het bestaande landschap. Een advies
van een landschaparchitect is hier niet over
bodig. Meer naar Haamstede liggen de duinen
nog volkomen ongerept. Honderden zilver
meeuwen zweven en krijschen hoven de stuif-
hellingen die een bijzondere charme aan het
duinlandschap geven.
Meer naar Renesse zijn exikele valleien dicht
gegroeid met moeras-orchideeën Parnassia,
duizendguldenkruid. Wat een bloemenweelde!
Bergeenden vliegen met hun langen hals
over het strand, jongen van schol-ekstex-s trip
pelen over de duin-weitjes terwijl de ouden in
grooten angst ons trachten weg te lokken.
Nog grooter vogels vliegen af en aan, allumi-
niumkleurig, gonzexxd en bestuurd door een
mensch: 't zijn de machines van de K. L. M.
die het in deze vapantietijd druk hebben op
deze lijn. Hommels-jen vlindei'S komen op een
eenzame kruiskruidplant om er honing te
zuigen.
En om ons vertrouwen in te boezemexx
komt een militair vliegtuig boven ons, een
zame wandelaar^ heen en weer vliegen, hoog
en laag en de bestuurder wuift en wij wuiven
terug en het vliegtuig gaat weer verder.
Daarna komt een sportvliegtuig en zweeft
een meter of tien boven het strand, om dan
weer te verdwijnen. De meeuwen trekken zich
van al die machinale vogels niets aan, ze zijn
er aan gewoon en voelen hun meerderheid.
Ze mogen niet geschoten worden zooals in onze
provincie Ze voelen zich de baas in het duin
waar vrijwel geen wandelaar komt. zeker niet
in den broedtijd. Want de bosch-aanlegger
ziet ze graag, ze verbeteren den grond met
kalk en stikstof. Het is te zien aan de plan
tengroei en aan de kleur van de dennen. Het
duin is hier overheidsbezit en ze worden als
nuttig beschouwd. In onze provincie is be
halve bij Castricum, Schoorl en Petten het
duin in particulier bezit en opeens is de zil
vermeeuw vogelvrij ze ploffen, aangeschoten,
op het strand bij spelende kinderen
Ik geef den voorkeur aan Schouwen.
C. SIPKES.
genstanders van deze subsidie-politiek be-
toogen. dat de suiker zou zijn ingevoerd
indien men ze niet zelf had gemaakt en
dat Engeland met uitvoeren voor de inge
voerde suiker zou hebben betaald. Die uit
voer zou werk hebben gegeven aan Engel-
schen. Is er, vragen de tegenstanders, nu
niet meer werk ontnomen aan de handen
van de export-industrie en -handel en
scheepvaart dan werk gegeven aan de han
den in het suikerbedrijf?
Over de vraag, wie het bij het rechte eind
heeft, wordt getwist. Het is lang de grootste
strijdvraag op economisch gebied in de we
reld geweest. Het is de vi-aag, die de wereld
heeft verdeeld in Vrijhandelaren en Pro-
tectionisten. De Protectionisten hebben nu
hier en in de meeste landexx de overhand.
Aangezien niemand tevreden is over het
aspect, dat handel en economie in de wereld
toonen. schijnt d:t groote voorbeeld van
Protectionistische maatregelen. dat de
wereld thans biedt te bewijzen. dat
de beginselen van Vrijhandel wellicht
gezonder zijn. Het merkwaardige is. dat het
allerwege, ook door de meest vermaarde
maar thans diep ontgoochelde advocaten der
Protectie wordt erkend, zonder „wellicht".
Op het Internationaal Liberale Congres, dat
op het oogenblik in Londen bijeen is, zijn
uitspraken aangehaald van alle leidende
staatslieden en economen van den tijd, waar
in zij subsidies voor nijverheid, quota's, ta
rieven, heffingen, autarkie aan de kaak stel
len als uitvindingen van Satan. Maar zij
zien geen kans ze te doen verdwijnen. Zij
zitten uit te kijken naar den man naar de
regeering, naar de mogendheid, die durft te
beginnen. Maar er zijn geen duxwex-s onder.
Op dit Liberale Congres is vastgesteld, dat
er een begin is gemaakt in de Conventie van
Ouchy tusschen Nederland, België en Luxem
burg maar dat het op een mislukking is uit-
geloopen, omdat andere landen. Engeland
in het bijzonder, door de meest begunsti-
gingsclausuie (in nagenoeg alle internatio
nale handelsverdragen aanwezig) de vruch
ten wilde plukken zonder de lasten te willen
dragen. En terwijl alle menschen, die invloed
hebben in de wereld, platonisch blijven ge
tuigen van hun onvex-gankelijke liefde voor
een vrijer handelsverkeer, heeft men op het
Congres moeten vaststellen dat de boeien,
welke dit verkeer klemmen, inmiddels steeds
steviger worden vastgebonden.
A. K. VAN R.
Katharine Hepburn zal onder leiding van
John Ford in de R. K. O. film Max-y of Scotland
optreden. Onder regie van George Cukor zal
ze spelen in Sylvia Scarlett naar den roman
van Compton Mackenzie. Ook speelt ze in
Quality Street, naar het verhaal van J. M.
Barrie.
„Afslag"
door Annie E. Evers.
Mevrouwtje zat in zak en asch. Haar man
had afslag gekregexx en natuurlijk voelde zij
dat in haar huishoudgeld. Ze moest maar met
minder zien rond te komen, had haar man ge
zegd. Gemakkelijk gezegd. Hoe kon zij haar
cotelletjes zoo lekker blijven braden als zij
gewend was? Hoe kon zij haar manlief blijven
verrassen met een vischje, zijn lievelingsge
recht, of met eieren met ham, waar hij ook al
zooveel van hield? Hoe kon zij haar mantel
laten stoomen en haar „tea" houden? Haar
schouwburgavondje wilde zij er xiiet door mis
sen, noch het br-idgepartijtje thuis. Hoe kon
zeMet haar kasboek voor zich zat ze
neer.
.,De meid moet weg", had haar man beslist.
Natuurlijk, de meid verdiende geld en nog
eten bovendien. Met haar weg te doen, bestre
den zij den geheelen afslag ineens. Maar dan.
dan zou mevrouwtje weer zelf de aardappelen
moeten schillen exi de wasch doen ook. Me
vrouwtje zou zelf moeten schrobben en de
kamers doexx. Neen, dat, dat kon ze niet. Als
zij het meisje nu eens twee gulden per week
minder gaf? Dat scheelde toch en ging best.
Och, ze wilde Greet je toch ook niet graag
werkloos maken, Greetje, die alles zoo goed
schoon hield en veegde en stofte, Greetje,
het ijverige kind, dat waschte en verstelde en
streek. Als mevrouwtje haar moest missen, ze
zou niet weten, wat ze beginnen moest. Na
tuurlijk zou het kind blijven willen, ook tegen
twee gulden minder. Immers, waar kreeg zij
zoo'n betrekking in dezen tijd? Goed eten
op tijd naar huis om de veertien dagen des
Zondags vrij En mevrouwtje zou niet bang
behoeven te zijn, dat haar handen rood en
i*uw werden en al haar kennissen meteen kon
den zien, dat zij geen meid meer had en haar
beklagen zouden.
Dan had je dien man, dien ze maandelijks
een kleinigheidje toestopte, omdat het een
oude stumperd was, die niets meer te verdie
nen wist. Maar dat ging nu niet meer, zij moest
op de kleintjes passen. Hij moest maar niet
meer aan haar deur komen.
Vervolgens de naaister. Die had een goede
klant aan haar en zou het niet erg vinden om
een paar gulden te laten vallen op het maken
van een flatteus manteltje of een zijden
avondtoiletje, als ze wist, dat mevrouwtje be
zuinigen moest en het zoo arm had. Een beste
naaister had ze anders. Eén, die haar nacht
rust opoffex-de, nooit lappen achterhield, keu
rig afwerkte en steeds luisterde naar haar
wenschen en klachten, vol geduld. Dat scheel
de alweer.
En mevx-ouwtje herinnerde zich de bood
schappenjongen, dien zij elke week een dub
beltje gaf voor zijn beleefd-zijn en omdat ze
zoo'n medelijden had met zijn magere gestalte
en hongerig gezicht. Des zomers, warm van
het loopen. den geheelen dag door de heete
zon met een zware mand. wist ze, dat hij een
verfrisschend ijsco'tje kocht voor haar centen
en nooit sigaretten of zoo. En 's winters had
zij hem vaak zien staan glunderen bij een kar
met een beker gloeiende chocola in cle kleu
mende vingers. Dan had ze toch wel een ge
voel van voldoeningDoch neen. dat moest
uit zijn. Zij kreeg afslag.
Zoo maakte mevrouwtje een lange lijst en
streepte door met potlood, waar haast geexx
punt meer aanzat. Ieder, die wat aan haar
verdiende, kon met minder tevreden zijn of
niets krijgen en dan, ja, dan klopte mevrouw-
tje's kas. dan klopten haar uitgaven met haar
inkomsten, zoo zelfs, dat er een batig saldo
bleef. Van wat zij teveel uitspaarde, kon zij
dan juist dat schattige baretje koopen, waar
zij al zoo lang zin in had en dat ze haar man
niet vragen dorst, omdat ze toch al drie hoed
jes in de kast had liggen. Maar zoo'n baretje!
Mét een zucht deed mevrouwtje haar kas
boek dicht. Het was een zucht van verlichting.
Zoo rekende mevrouwtje en toen zij een
kwartier later het dageiijksche kopje koffie
bij haar buurvrouw dronk zei ze op een kla-
genden, wanhopigen toon: „Nare tijd tegen
woordig. wij, we hebben alweer
„AFSLAG".