Langs de zuidkust van China. Schouwen, het rustige eiland. Suikerbieten in Engeland. VERTELLING ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1935 HAARLEM'S DAGBLAD Corrupte vakvereenigingsbestuurders. Van een ontslagen bootsman. Ongetwijfeld had bootsman Koh Sang z'n oneervol ontslag aan zich zelf te wijten. Tel kens weer moest hij bij zijn werk gehaald wor den. In iedere haven ontving hij onder werk tijd bezoek van ongure typen, waarmee hij in 2r^j hut geheimzinnige zaken behandelde en groote hoeveelheden thee slurpte. Toen de tweede stuurman hem eens be trapte op het verbergen van verstekelingen en het verkoopen van opium aan dekpassa giers. kwam als klap op de vuurpijl de dwaze beschuldiging aan het adres van onze tweede, dat hij hem. Koii Sang onschuldig man. zou hebben aangezet tot het smokkelen van opium. Hetgeen hij natuurlijk verontwaardigd had geweigerd, waarom de tweede hem nu zocht. Ook"stelde hij orts toen een ultimatum: „Wanneer de gezagvoerder en officieren niet beloofden een mildere houding jegens hem aan te nemen zou hij zich genoodzaakt zien met ontslag te gaan". Natuurlijk, al hadden we gewild, konden we op deze voorwaarde niet ingaan zonder, wat men hier noemt ,.a great loss of face" (een groot verlies aan prestige), waar men erg voor moet oppassen in China en zoo geviel het, dat nog dien zelfden middag Koh Sang met een Engelsch schip op weg was naar z'n ge boorte plaats Swatow. Toen hem zijn nog toekomende gage werd uitbetaald, uitte hij de bedreiging, die wij ver wachtten; „Wacht maar ik zal er de Union in mengen. krijgt een boycot". Nu hadden wij al veel van deze machtige maar uiterst corrupte Chineesche organisaties gehoord, er mee te maken hadden we nog nooit. Voor alle zekerheid werd onze Swatow Agent telegrafisch met het gebeurde op de hoogte gesteld. Vol spanning naderden we de volgende reis Swatow. Wat wachtte ons. een boycot, of was het onzen compradore (Chineesche vertegenwoor diger) gelukt met klinkende argumenten het Unionbestuur voor zich te winnen? De omstandigheden waren gunstig. Het meerendeel van onze Chineesche bemanning hoorde te Foochow thuis, alleen de bootsman kwam van Swatow. Tusschen de Zeemansver- eenigingen van deze beide plaatsen heerschte strijd, terwijl bovendien Swatow onder het Canton en Foochow onder het Nangking- gouvernement staat. Samenwerking tusschen deze beiden hadden we dus niet te vreezen. Koh Sang was een pienter man. Hij had er zich altijd op beroepen zelf geen lid van ae organisatie te zijn en geen leden onder z n be manning te dulden. Dit kwam hem om meer dan één reden voordeeliger uit. Gewoonlijk dwingen de Unionbesturen door bedreiging de werklieden lid van hun organisatie te worden. Zij moeten dan ongeveer 25% van hun loon als contributie betalen, waarvan het bestuur op min of meer grooten voet leeft, doch waar van de leden bitter weinig profijt trekken. Hulp van hun organisatie hebben ze nooit te verwachten, tenzij het bestuur kans ziet vreemdelingen, of Chineesche werkgevers, bij een ongeval, ontslag, of iets van dien aard, door bedreiging met boycot aanzienlijke som men af te persen. Van dit geld ziet echter het slachtoffer weinig of niets, maar dit wordt on der de besturen der medewerkende organisa ties verdeeld. Boycot bijvoorbeeld de zeeliedenorganisatie en kan het bestuur het eens worden met de besturen van Unions van lichterlieden en stewadoorskoelies, dan worden deze menschen gedwongen mee te doen. Onderkruiperij is niet denkbaar. Chineezen zijn geen helden en ver trouwen doen ze elkaar in het geheel niet. Van eendrachtig optreden tegen de corrupte be sturen is geen sprake. Deze hebben een ploeg misdadigers in hun dienst. Zou iemand wei geren mee te doen, dan wordt hij eenvoudig vermoord of, zoo men hem zelf niet spoedig genoeg te pakken kan krijgen, éen of meer van zijn familieleden. De politie durft niet tegen de Unions op te treden, of is omgekocht. Een bewijs van de macht dezer organisaties is wel, dat in 1926 en 1927 alle Engelsche han del en scheepvaart op Swatow onmogelijk werd gemaakt. Deze boycot heeft de stijf hoofdige Britten millioenen gekost. Latei- werden de Japanneezen slachtoffers, die daar echter op echt Aziatische wijze een einde aan hebben weten te maken. Een openlijke boycot van Jaoansche goederen en scheepvaart durft men op de Chineesche kustplaatsen niet meer aan. Zelfs nu liggen op de reede van Swatow, dat bekend staat om z'n anti-Japansche stem ming, altijd vier of vijf oorlogsschepen van het Land van de Rijzende Zon. Geregeld worden hiermee oefeningen ge houden en de kanonnen „spelenderwijze" op de stad gericht. Heel den nacht flitsen zoek lichten over de donkere yeede, of wordt met lichtseinen gewerkt. Geen motorboot kan van een schip naar den wal gaan. zonder door de zoeklichten te worden gevolgd. Wel vreemd in „vollen vredestijd" in de haven van een be vriende natie! Zooals gezegd was Koh Sang een pienter man. Hij had begrepen, dat wij Hollanders, zonder oorlogsschepen, of mariniers om onze belangen te beschermen, wel wat door de vin gers zouden zien, als we buiten den invloed van de Unions konden blijven. Toen hij eenmaal van boord was kwamen de verhalen los. Eerst van den dokter, hoe het den schelm juist een jaar geleden gelukt was aan boord te komen. De vorige bootsman, die blijkbaar ook niet heelemaal brandschoon was. ontving reeds eenigen tijd geregeld dreig brieven. Op een kwaden dag, toen het schip op reis was naar het Zuiden, verscheen te Swatow z'n vriend Koh Sang aan boord, met de weinig opwekkende mededeeling, dat de bootsman te Hongkong nu zeker zou worden vermoord. Natuurlijk voelde deze er toen niet veel voor verder mee te gaan. z'n betrekking opgeven wilde hij echter liever ook niet. Geen nood z n ecleunoedige collega Koh Sang wilde hem wel voor één of twee reizen aflossen. Zoodra alles geregeld was kon hij dan zijn oude plaats weer innemen. Dankbaar werd dit aanbod aan- Eénmaal aan boord ontpopte Koh Sang zich als een uitmuntende bootsman, zeer actief, voorkomend en beleefd. Waar eenigszins mo gelijk verbeterde hij zijn voorganger en bracht allerhande kleine schurkerijen en slechte ge woonten van dezen aan het licht. De gevolgen waren gemakkelijk te voorzien. Toen Koh Sang later het masker van opof ferend collega afwierp en z'n plaats niet meer aan zijn voorganger wilde afstaan, ondervond deze laatste niet den steun van de officieren, waar hij op had gemeend, te kunnen rekenen. Al heel spoedig begon Koh Sang matrozen die hem niet aanstonden t,e vervangen door zijn eigen trawanten. Hierbij manoeuvreerde hij zoodanig, dat hij z'n volk buiten den in vloed van de Unions hield. Het mes sneed nu aan tweekanten. In de eerste plaats hield hij hiermee den gezagvoerder te vriend, maar bo vendien stak hij de zware schatting, die de besturen anders van de zeelieden eischten, nu in eigen zak. Toen de vorige bootsman een paar reizen later probeerde om zyn oude plaats weer in te nemen vond hij zijn beste vrienden ver vangen door onbekende, hem vijandige per sonen en de rest van het volk zoodanig onder den invloed van Koh Sang en de zijnen, dat hij al heel gauw afdroop. Wel probeerde hij den gezagvoerder te be werken hem terug te nemen, maar deze had intusschen zooveel slechts van hem gehoord, dat hij daar ook geen steun vond. Zich vast in het zadel wetend, veranderde Koh Sang al spoedig, werd eigenwijs, brutaal en sputterde altijd tegen. Tot op het laatst de bom barstte, met het bekende gevolg. De conferentie met het Unionbestuur te Swatow viel mee. Inderdaad bleek onze rijke compradore, de wrakke bondsmiddelen be langrijk te hebben versterkt. Het bezoek was dan ook niet veel meer, dan een formaliteit, waarmee de heeren zich tegenover het scheepsvolk een houding dachten te geven. Ze vroegen ons behulpzaam te mogen zijn bij het zoeken van een nieuwen bootsman. Hadden zelfs al een heel goeden cp het oog. Overigens waren ze het volkomen met ons eens, dat Koh Sang „a very bad man" was en z'n ontslag volkomen had verdiend. Waar schijnlijk had hij er niet de noodige contanten voor over gehad, om de heeren anders te doen spreken. Natuurlijk school er bij de vriendelijke aan bieding, om ons aan een nieuwen bootsman te helpen, welk aanbod we uit beleefdheid en om goede vrienden te blijven slecht af konden slaan, wel een addertje onder het gras. Onze Maatschappij staat bij de zeelieden op de Chinakust in zeer hoog aanzien en de sche pen met hun groot vervoer van dekpassagiers staan voor bootslui als zeer voordeelig te boek. Hoogstwaarschijnlijk zou de nieuweling dan ook behoorlijk voor z'n post moete-> dokken, terwijl zij bovendien hoopten op dmanier hun invloed aan boord te versterken. Wij wierpen tegen, hoewel we natuurlijk zeer erkentelijk waren voor het vriendelijke aanbod, dat het ons beter leek. daar onze ge- heele bemanning van Foochow kwam, ook een bootsman van die plaats aan te nemen; zelfs hadden we er over gedacht onze bootsmaat tot dien rang promotie te laten maken. Neen. de vorige bootsman was van Swatow en toegegeven, dat we het daarmee niet te best hadden getroffen, moest z'n opvolger toch ook van Swatow zijn. Als dat het volk niet beviel? Wei ze konden ons aan kwartiermees ters en matrozen helpen, of desnoods ook aan een heele bemanning. Ze grijnsden vriendelijk, daar zat muziek in. De vlieger ging echter niet op. Neen. dan in 's hemelsnaam de ons opgedrongen bootsman maar. Nog dien zelfden middag kwam hij aan boord. We boften, waarschijnlijk had men den voor ons bestemden man niet kunnen vinden. Deze bleek niet van Swatow, maar van Canton afkomstig. Hij was groot, breed, met een stie rennek en in het bezit van behoorlijke papie ren, w.o. van de „Bintang" der S.M. ..Neder land" en van de Hollandsche Tankboot „Juno". dezelfde, die later te Mako door de japaneezen in beslag werd genomen. Het eenige bezwaar was echter, dat hij buitenge woon dom bleek en geen enkele verstaanbare taal sprak. Ook hieraan was echter door het Union bestuur gedacht, als een schaduw volgde hem een klein bleek ventje „z'n broer", die wel over de noodige talenkennis beschikte en die we er dan meteen als kok bij moesten nemen. Noodgedwongen stemden we toe en vertrok ken. niet bijster in ons schik met deze laatste aanwinst, naar zee. Te Amov wachtten ons nieuwe verwikkelin gen. Het bestuur van de Foochow-Union, on middellijk door het volk gewaarschuwd, ver scheen al heel kort na aankomst aan boord. Een Cantonneesche bootsman door de Swa tow Union geplaatst? Onmogelijk. Ons schip had een Foochow bemanning, daar hoorde een Foochow bootsman bij. Of wij al verklaarden, dat de vorige bootsman ook niet van Foochow was en deze toch door ae Swatow afdeeling van „hun eigen vereeniging" aan boord was geplaatst, zij gaven geen krimp. Deze boots man was stellig van plan de geheele tegen woordige bemanning van boord te werken en er Cantonneezen voor in de plaats te nemen. Nu had hij zelfs als een Cantonneesche kok aan boord. Neen hoor, die bootsman moest en zou weg. We lieten hen maar twintig keer met zeer beperkte woordenschat het zelfde herha len en legden dan steeds maar weer ons eigen standpunt uit. Toegeven konden we niet, dan kwamen we tusschen twee vuren, nu hadden we tenminste de machtige Swatow-Union op onze hand. Klaarblijkelijk waren deze heeren nog niet door onzen compradore bewerkt. Als die eenmaal z'n kans kreeg zou hij den toe stand waarschijnlijk wel eenigszins verlichten. Onverwacht kwam uitkomst. De secretaris, die waarschijnlijk van het aanhoudende spee chen. dorst had gekregen, vertelde dat hij tijdens den oorlog bij de Amerikaansche Ma rine had gevaren en daar „brandy-soda" had leeren waardeeren. Het was den man aan te zien. We begrepen de aanwijzing. Ook de an dere heeren voelden er wel wat voor dezen drank te leeren kennen. Een paar flesschen cognac en sodawater werden opgehaald. De zaak was al half ge wonnen. Op dat oogenblik verscheen de com pradore voor de verdere besprekingen. Na den hofmeester gewaarschuwd te hebben een maaltijd voor de heeren gereed te maken trokken we ons ongemerkt terug. Niet zoo onopgemerkt echter, of de secretaris zag het en kwam ons al heel spoedig achterop. Hij wilde van positie veranderen, of hij bij ons aan boord die plaats van bootsman niet kon krijgen, of wanneer dat niet ging wilde hij ook wel desnoods als kwartiermeester. We brachten hem onder het oog, dat wij dan genoodzaakt zouden zijn een ander te ontslaan, hetgeen toch wel eenigszins strijdig was met de principes van zijn vereeniging. Niets hoor, in dat geval konden we op de volle medewerking van het bestuur rekenen. Dat kwam best in orde. Beleefd hebben we toch maar voor de eer bedankt. Iemand van zijn positie als kwartiermeester, dat ging toch niet? Gelukkig zag hy dat zelf ook spoedig in en voegde zich bij zijn medebestuurders aan tafel. Na den maaltijd, waarbij behalve ae resteerende cognac nog een aantal glazen bier verwerkt werden, hoorden we de bestuur ders elkaar van de statietrap af helpen. We keken eens over de railing. „Everything al right now Captain" klok ons juichend tege moet van den voorzitter. De secretaris zwaaide opgetogen met z'n uniformpet, waarop met groote gouden letters „Chinese Seamens Union" stond. Voorzichtig lieten zij zich in de motorboot van den compradore glijden. De conferentie was hiermede geëindigd, beide partijen waren bevredigd en de positie van onzen nieuwen bootsman voorloopig gered. Een industrie die niet loonen wil. Java Zee. Plvr. (Van onzen Londenschen correspondent) Onlangs is er een rapport verschenen van een regeeringscommissie van ondei'zoek naar de suikerbietteelt en -industrie. Ze moest de positie van dit bedrijf in Engeland nagaan, voorstellen doen voor eventueele reorgani satie en rapporteeren over het vruchtdra gend effect van de rijkssubsidie, welke dit bedrijf sedert vele jaren heeft genoten. De Commissie heeft haar rapport ingediend en er o.a. reorganisatie in voorgesteld. Zij heeft tevens als haar meening uitgesproken, dat voortzetting van de regeeringssubsidie op den duur niet raadzaam was, daar het hier een bedrijf gold, dat nimmer loonend zou zijn te maken. De minister van Landbouw Elliot heeft juist in het Lagerhuis doen weten, dat de aanbevelingen van deze Commissie ten deele door de regeering zijn aanvaard, ten anderen deele niet; de subsidie blijft voor onbepaal- den tijd gehandhaafd. Een nieuwe voor waarde is aan de subsidie verbonden. De ver schillende suikerfirma's moeten zich amal- gameeren en een rijkssuikercommissie zal toezicht uitoefenen op het bedrijf, De belas tingbetaler blijft dus een bedrijf in het le ven houden, dat zonder zijn steun zou moe ten sterven. Hij kan echter troost vinden in het feit dat zijn bijdrage niet zal blijven groeien, zooals tot heden het geval is ge weest. De productie van suiker in het land moet beperkt blijven tot 560.000 ton. dat is iets meer dan een kwart van het binnen- landsch verbruik. Ongeveer 40 percent wordt geleverd door het buitenland en ongeveer 35 percent door gebieden in het Britsche Rijk. Het is een oude waarheid, dat suiker veel goedkooper kan worden onttrokken aan het riet der Tropen dan aan een biet in Enge land. De productiekosten zijn in Engeland bijna driemaal zoo groot. Als een ton tropi sche suiker zoowat 5 pd.st. zou kosten dan zou een ton Engelsche bietsuiker zoowat 14 pd.st. kosten. De suikerbietcultuur in Enge land begon in 1925 en om de producenten aan winst te helpen heeft de staat sedert dat jaar meer dan f 50.000.000 uitgegeven aan financieelen bijstand voor dit bedrijf. Het is geen wonder, dat de regeering aan- l<Sding vond een commissie te benoemen om een zaak, die zooveel openbaar geld kostte, eens onder de oogen te zien. Dat zij geen ge hoor heeft gegeven aan het voornaamste ad vies (door twee van de drie leden der Com missie gegeven) geleidelijk een einde te ma ken aan de subsidie, moet worden toege schreven aan eischen van economische poli tiek, welke men in de huidige tijdsomstan digheden nu eenmaal niet kan veronacht zamen. Deze suikerkwestie is een belangwek kend voorbeeld van een probleem, dat im mers in dezen tijd praktisch eiken dag rijst. Aan den eenen kant zegt men: indien een industrie niét loonend kan zijn zonder staats hulp moet men haar laten sterven, want het is tijd, geld en arbeidskracht vermorsen in dien men iets wil produceeren. op het land of in de fabriek, dat elders veel goedkooper kan worden geproduceerd. Aan den anderen kant zegt men: Het kan vaak van groot na tionaal belang zijn zekere bedrijven in het leven te houden. De suikerbietcultuux wordt van zulk groot nationaal belang geacht. Ze geeft thans werk aan 40.CO-O arbeiders. Indien ze in Oost-Engeland niet was begonnen en niet was voortgeholpen zou dit gebied nu ook tot de zoo geheeten noodgebieden behooren. Te- Waar de bevolking hard moet werken. „Vacantiegangers, toon) uw belangstelling." Voorne is dank zij den prachtigen nieuwen weg van Rotterdam naar den Briel al „ont dekt" en menigeen, die rustig wil genieten van zon, zand en zee vindt het daar te druk. Schouwen is veel moeilijker te bereiken ondanks de gemakkelijke en snelle verbin ding van de K. L. M., waarvan al zoo druk ge bruik gemaakt wordt dat men Douglas-ma chines in dienst gesteld heeft en toch menige passagier op een volgend vliegtuig moet wachten. De gewone route is over Rotterdam, daar de tram naar Numansdorp, daar de bus naar Zijpe, daar de tram naar Zierikzee en verder naar Renesse en Haamstede!.. Maar zoo'n reisje is in de eerste plaats weinig goedkoo per dan met de K. L. M. en men is een halve dag op reis. Ik zocht naar een andere route en wie veel fietst en toch geen haast heeft kan ik de vol gende aanbevelen: Van Maassluis over twee veren naar den Briel, vandaar op de fiets naar Hellevoetsluis (men kan ook over Rotterdam komen met een tram) daar de boot. naar Mid- delharnis, van daar op de fiets naar Her- kingen (10 K.M.) In Herkingen is een kastelein, die een onge regelde dienst onderhoudt naar de overzijde. Hij vaart met een motoi'bootje zoodra zich een passagier aanmeldt. Wie in Herkingen komt kan zich bij hem melden maar het ver dient aanbeveling vooruit een kaartje te schrijven of onder no. 9 op te bellexx wanneer men komt. In den regel vaart hij over om een uur of 5 's middags, als de passagiers van de boot van 3 uur uit Hellevoetsluis er zijn. Nu is deze route wel iets duurder dan over Rotter damNumansdorp—Zijpe maar veel korter. Eenmaal aangekomen op Schouwen behoeven we slechts 20 K.M. te fietsexi van Dreischor naar Renesse terwijl we vanaf Zijpe dwars door Duiveland en Schouwen niet minder dan 30 K.M. over een vrij slechten weg en met als eenige voordeel dat we Zierikzee kunnen be zoeken, overigens het mooiste stadje dat ik ken. Maar van Dreischor naar Renesse pas- seeren we o.a, Brouwershaven. We troffen het met de overvaart, prachtig warm weer, wind mee. Daar het laag water was moesten we eerst met een roeiboot een eind de rivier op gaan, de Grevelingen. waarna de motorboot ons overneemt. Zonder het minste bezwaar gingen onze fietsen weer op de motorboot en een zwaar motorrijwiel werd door sterke ar men in de roeiboot neergelaten. Alles ging zonderveel praten, we zitten bijna in Zeeland en Zeeuwen zijn zwijgzaam. Het dialect van Flakkee is ook met veel Zeeuwsche elementen doorspekt, bijv. „langen" voor „aangeven" en meer. Een roeibootje dat voor anker lag werd achter onze motorboot vastgemaakt om ons bij Dreischor over de ondiepte te brengen, de motor werd aangezet het roeibootje ging met de punt omhoog en we genoten een half uur lang van de prachtige overvaart, de koelte van het water die meer dan welkom was op dezen snikheeten Juli-dag, van Aalscholvers, kabel jauwen en meer wat een zeearm aldaar op levert. De tocht naar Dreischor over Brouwersha ven naar Renesse had een vlot verloop in de avonduren, de ergste warmte was voorbij en toen we in Renesse op onze oude kampeer plaats kwamen was het nog niet donker. En natuurlijk moesten we direct na het op slaan van de teent op visite komen bij de boer, op wiens land we kampeerden, we moesten hoorexi hoe het met de „pries van de lepinen en het gewas van de rogge stond en met de „knienen" (konijnen), met den steun van de regeering voor de rogge; zoodat de cultuur loonend was en met de treurig-lage melk- en boterprijzen, met de schade van den zeewind aan de voederbieten, ,,'t Had zoo gestoven op Tweeden Pinksterdag dat je 't uusje, van de Waaiboom, nog geen duizend meter van iere niet zie kon en moest ons overzèje, en da eb ons toe mèr gedè", klonk het berustend. Bepaald berustend over den crisis-politiek is men den laatsten tijd niet meer op het plat teland. „In de margarine-Industrie werken 1500 en in het veebedrijf een half millioen menschen", zijn de slagzinnen uit de land bouwbladen en destrekking is dan dat de vet- invoer uit het buitenland verboden zou moe ten worden om de bixinenlandsche boter tegen redelijken prijs te kunnen verkoopen. Laat ik het boerenleven tot slot nog even illustreeren met de werktijden van de boerin, een vrouw van 62 jaar. Deze begint 's ochtends om half vijf en wex'kt dexx geheelen dag, de ux*en voor eten en drinken uitgezonderd, tot ongeveer half- acht. Dan dut ze wel eens in bij het thee lichtje tot ze om 9 uur of half tien naar bed gaat. Dit beteekent een werkdag van een uur of twaalf waarbij ik in aanmerking neem dat de middagurexi xxiet zoo druk zijxx op de boerderij. Deze menschen hebben wel radio maar geen gas of eletcriciteit, geen fietsen, geen groot dagblad, komen zelden in het doi'p, eens in de zooveel jaar in Zierikzee en Rotterdam is voor hun even bereikbaar als voor ons stedelingen Warschau of Madrid. En deze menschen beta len nog duizend gulden pacht voor hun boer derij wat mogelijk is door een crisissteun van ongeveer eenzelfde bedrag, die de regeering geeft voor rogge. Het eten, dat ze gebruiken is veel eenvoudi ger en eentooniger dan wij het in de steden gewoon zijn, daar er echter voldoende vet. eiwitten en meelkost gebruikt kan worden is deze niet onvoldoende. Groente wordt er ech ter weinig gegeten. Voor genotmiddelen is geen geld, evenmin voor boeken. Het is wel eens goed als in de steden bekend wordt hoe men ixi zandstreken leeft en werkt op het plat teland. Voor de kleipolders geldt het boven staande natuurlijk niet. En ieder die in de vacantie met de plattelandsbevolking in aan raking komt stelle zich eens op de hoogte en toone eens wat belangstelling en medegevoel met de moeilijkheden die men daar door te maken heeft. Want de boeren verlangen niet en berusten slechts noodgedwongen in een zoo laag levenspeil waar als eenigste voordeel te genover de stadstoestanden tegenover staat dater in de dox-pen weinig werkloosheid is. En de loonen? 'sZomex-s f 2 per dag en 's winters f 1,75. Terwijl kleeren en schoeisel e. d. in de steden goedkooper zijn dan in de dorpen. Men begrijpt dat dergelijke toestanden niet geschikt zijn om de tegenstelling tusschen stad en platteland te verzachten. Dat kam peerders en vacantiegangers veel kunnen doen om deze twee groepen tot elkaar te brengen spreekt vanzelf. Schouwen is het mooiste eiland van Zuid- Holland en Zeeland. De duinen zijn ten deele beboscht. Speciaal aan de westzijde wat een prachtige belofte inhoudt voor de toekomst. Houtvoorziening, klimaatsverbetering, toene mend vreemdelingenverkeer, blijvende vastleg ging van het beweeglijke duinzand, blijvende werkverruiming, het zijn elders de voordee- len en hier in dit winderige land in nog ster ker mate. Maar de waterstand daalt zoowel door de bosschen in de duinen als door de wa terleiding. Men graaft nu in het belang van den vogelstand, plassen water doch mijn be zwaar is dat dit cirkels en ovalen zijn met een dijkje er om inplaats van aanpassing te zoe ken met het bestaande landschap. Een advies van een landschaparchitect is hier niet over bodig. Meer naar Haamstede liggen de duinen nog volkomen ongerept. Honderden zilver meeuwen zweven en krijschen hoven de stuif- hellingen die een bijzondere charme aan het duinlandschap geven. Meer naar Renesse zijn exikele valleien dicht gegroeid met moeras-orchideeën Parnassia, duizendguldenkruid. Wat een bloemenweelde! Bergeenden vliegen met hun langen hals over het strand, jongen van schol-ekstex-s trip pelen over de duin-weitjes terwijl de ouden in grooten angst ons trachten weg te lokken. Nog grooter vogels vliegen af en aan, allumi- niumkleurig, gonzexxd en bestuurd door een mensch: 't zijn de machines van de K. L. M. die het in deze vapantietijd druk hebben op deze lijn. Hommels-jen vlindei'S komen op een eenzame kruiskruidplant om er honing te zuigen. En om ons vertrouwen in te boezemexx komt een militair vliegtuig boven ons, een zame wandelaar^ heen en weer vliegen, hoog en laag en de bestuurder wuift en wij wuiven terug en het vliegtuig gaat weer verder. Daarna komt een sportvliegtuig en zweeft een meter of tien boven het strand, om dan weer te verdwijnen. De meeuwen trekken zich van al die machinale vogels niets aan, ze zijn er aan gewoon en voelen hun meerderheid. Ze mogen niet geschoten worden zooals in onze provincie Ze voelen zich de baas in het duin waar vrijwel geen wandelaar komt. zeker niet in den broedtijd. Want de bosch-aanlegger ziet ze graag, ze verbeteren den grond met kalk en stikstof. Het is te zien aan de plan tengroei en aan de kleur van de dennen. Het duin is hier overheidsbezit en ze worden als nuttig beschouwd. In onze provincie is be halve bij Castricum, Schoorl en Petten het duin in particulier bezit en opeens is de zil vermeeuw vogelvrij ze ploffen, aangeschoten, op het strand bij spelende kinderen Ik geef den voorkeur aan Schouwen. C. SIPKES. genstanders van deze subsidie-politiek be- toogen. dat de suiker zou zijn ingevoerd indien men ze niet zelf had gemaakt en dat Engeland met uitvoeren voor de inge voerde suiker zou hebben betaald. Die uit voer zou werk hebben gegeven aan Engel- schen. Is er, vragen de tegenstanders, nu niet meer werk ontnomen aan de handen van de export-industrie en -handel en scheepvaart dan werk gegeven aan de han den in het suikerbedrijf? Over de vraag, wie het bij het rechte eind heeft, wordt getwist. Het is lang de grootste strijdvraag op economisch gebied in de we reld geweest. Het is de vi-aag, die de wereld heeft verdeeld in Vrijhandelaren en Pro- tectionisten. De Protectionisten hebben nu hier en in de meeste landexx de overhand. Aangezien niemand tevreden is over het aspect, dat handel en economie in de wereld toonen. schijnt d:t groote voorbeeld van Protectionistische maatregelen. dat de wereld thans biedt te bewijzen. dat de beginselen van Vrijhandel wellicht gezonder zijn. Het merkwaardige is. dat het allerwege, ook door de meest vermaarde maar thans diep ontgoochelde advocaten der Protectie wordt erkend, zonder „wellicht". Op het Internationaal Liberale Congres, dat op het oogenblik in Londen bijeen is, zijn uitspraken aangehaald van alle leidende staatslieden en economen van den tijd, waar in zij subsidies voor nijverheid, quota's, ta rieven, heffingen, autarkie aan de kaak stel len als uitvindingen van Satan. Maar zij zien geen kans ze te doen verdwijnen. Zij zitten uit te kijken naar den man naar de regeering, naar de mogendheid, die durft te beginnen. Maar er zijn geen duxwex-s onder. Op dit Liberale Congres is vastgesteld, dat er een begin is gemaakt in de Conventie van Ouchy tusschen Nederland, België en Luxem burg maar dat het op een mislukking is uit- geloopen, omdat andere landen. Engeland in het bijzonder, door de meest begunsti- gingsclausuie (in nagenoeg alle internatio nale handelsverdragen aanwezig) de vruch ten wilde plukken zonder de lasten te willen dragen. En terwijl alle menschen, die invloed hebben in de wereld, platonisch blijven ge tuigen van hun onvex-gankelijke liefde voor een vrijer handelsverkeer, heeft men op het Congres moeten vaststellen dat de boeien, welke dit verkeer klemmen, inmiddels steeds steviger worden vastgebonden. A. K. VAN R. Katharine Hepburn zal onder leiding van John Ford in de R. K. O. film Max-y of Scotland optreden. Onder regie van George Cukor zal ze spelen in Sylvia Scarlett naar den roman van Compton Mackenzie. Ook speelt ze in Quality Street, naar het verhaal van J. M. Barrie. „Afslag" door Annie E. Evers. Mevrouwtje zat in zak en asch. Haar man had afslag gekregexx en natuurlijk voelde zij dat in haar huishoudgeld. Ze moest maar met minder zien rond te komen, had haar man ge zegd. Gemakkelijk gezegd. Hoe kon zij haar cotelletjes zoo lekker blijven braden als zij gewend was? Hoe kon zij haar manlief blijven verrassen met een vischje, zijn lievelingsge recht, of met eieren met ham, waar hij ook al zooveel van hield? Hoe kon zij haar mantel laten stoomen en haar „tea" houden? Haar schouwburgavondje wilde zij er xiiet door mis sen, noch het br-idgepartijtje thuis. Hoe kon zeMet haar kasboek voor zich zat ze neer. .,De meid moet weg", had haar man beslist. Natuurlijk, de meid verdiende geld en nog eten bovendien. Met haar weg te doen, bestre den zij den geheelen afslag ineens. Maar dan. dan zou mevrouwtje weer zelf de aardappelen moeten schillen exi de wasch doen ook. Me vrouwtje zou zelf moeten schrobben en de kamers doexx. Neen, dat, dat kon ze niet. Als zij het meisje nu eens twee gulden per week minder gaf? Dat scheelde toch en ging best. Och, ze wilde Greet je toch ook niet graag werkloos maken, Greetje, die alles zoo goed schoon hield en veegde en stofte, Greetje, het ijverige kind, dat waschte en verstelde en streek. Als mevrouwtje haar moest missen, ze zou niet weten, wat ze beginnen moest. Na tuurlijk zou het kind blijven willen, ook tegen twee gulden minder. Immers, waar kreeg zij zoo'n betrekking in dezen tijd? Goed eten op tijd naar huis om de veertien dagen des Zondags vrij En mevrouwtje zou niet bang behoeven te zijn, dat haar handen rood en i*uw werden en al haar kennissen meteen kon den zien, dat zij geen meid meer had en haar beklagen zouden. Dan had je dien man, dien ze maandelijks een kleinigheidje toestopte, omdat het een oude stumperd was, die niets meer te verdie nen wist. Maar dat ging nu niet meer, zij moest op de kleintjes passen. Hij moest maar niet meer aan haar deur komen. Vervolgens de naaister. Die had een goede klant aan haar en zou het niet erg vinden om een paar gulden te laten vallen op het maken van een flatteus manteltje of een zijden avondtoiletje, als ze wist, dat mevrouwtje be zuinigen moest en het zoo arm had. Een beste naaister had ze anders. Eén, die haar nacht rust opoffex-de, nooit lappen achterhield, keu rig afwerkte en steeds luisterde naar haar wenschen en klachten, vol geduld. Dat scheel de alweer. En mevx-ouwtje herinnerde zich de bood schappenjongen, dien zij elke week een dub beltje gaf voor zijn beleefd-zijn en omdat ze zoo'n medelijden had met zijn magere gestalte en hongerig gezicht. Des zomers, warm van het loopen. den geheelen dag door de heete zon met een zware mand. wist ze, dat hij een verfrisschend ijsco'tje kocht voor haar centen en nooit sigaretten of zoo. En 's winters had zij hem vaak zien staan glunderen bij een kar met een beker gloeiende chocola in cle kleu mende vingers. Dan had ze toch wel een ge voel van voldoeningDoch neen. dat moest uit zijn. Zij kreeg afslag. Zoo maakte mevrouwtje een lange lijst en streepte door met potlood, waar haast geexx punt meer aanzat. Ieder, die wat aan haar verdiende, kon met minder tevreden zijn of niets krijgen en dan, ja, dan klopte mevrouw- tje's kas. dan klopten haar uitgaven met haar inkomsten, zoo zelfs, dat er een batig saldo bleef. Van wat zij teveel uitspaarde, kon zij dan juist dat schattige baretje koopen, waar zij al zoo lang zin in had en dat ze haar man niet vragen dorst, omdat ze toch al drie hoed jes in de kast had liggen. Maar zoo'n baretje! Mét een zucht deed mevrouwtje haar kas boek dicht. Het was een zucht van verlichting. Zoo rekende mevrouwtje en toen zij een kwartier later het dageiijksche kopje koffie bij haar buurvrouw dronk zei ze op een kla- genden, wanhopigen toon: „Nare tijd tegen woordig. wij, we hebben alweer „AFSLAG".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10