V E TT T) A G
AAN ALLEN!
Als je graag wilt weten, waar ik mijn va-
cantie doorbreng, moet je de kaart van België
maar eens voor je nemen. Natuurlijk heb je
op school geleerd, dat de Ourthe een zijrivier
is van de Maas. Volg nu den loop van de
Ourthe naar het Zuiden toe. Dicht bij den
oorsprong van de Ourthe ligt het plaatsje
Houffalize, mijn vacantie-oord. 't Is een
pracht-plaatsje in een der dalen van de Ar
dennen. De bergen zijn heel steil, maar toch
toegankelijk, door goed begaanbare paadjes.
De Ourthe is maar een smalle rivier, maar zeer
grillig. Op een hooge top zag ig haar wel
viermaal.
In vroeger eeuwen moeten mammoeth,
hyena, beer en rendier in deze omgeving ge
huisd hebben, thans wordt er alleen nog maar
jacht gemaakt op vossen en reeën, 't Is heel
typisch zoo'n rots een goed te bekijken. Dade
lijk zie je verschillende lagen, die door hon
derden eeuwen gevormd moeten zijn .Hier en
daar zijn reusachtige grotten. Oude kasteelen
en ruïnes zijn opgetrokken, tegen de steile
rotswanden.
Het aantrekkelijke van deze streek is, dat
je naast het ongerepte natuurschoon zulke
goede wegen en wandelpaden aantreft. Het
dal van de Ourthe is al zeer uitgestrekt. Bij
Luik valt de Ourthe in de Maas. Ze ontstaat
uit Westersche en Oostersche Ourthe. Waai
de twee Ourthes samenstroomen, wordt een
schiereiland gevormd, le Herou genaamd. De
rotskam heet ook De Herou. Het hoogste punt
van het Schier-eiland heeft 1400 M. lengte. De
Ourthe doorloopt 3 K.M. om deze rots te door
spoelen. Bij iedere kromming zie je een won
derschoon landschap. Van den bovensten
top kun je vijfmaal de Ourthe zien kronke
len.
In Noordelijke richting vormt de Ourthe weer
een ander schiereiland, L'hermitage genoemd.
L'hermitage beteekent afgelegen plaats. Ik
denk, dat het er straks als de vacantiegangers
zijn verdwenen, ook zeer verlaten zal zijn.
Door den buitengewoon steilen rotswond is 't
niet zoo gemakkelijk te bereiken, maar toch
nog veel gemakkelijker dan de Herou.
Houffalize komt van Haute Falise, d.w.z.
hooge rots. Hooge rotsen zie je overal, zelfs
In het nu zoo drukke dorpsstraatje. Houffalize
ligt 'op een vooruitstekend gebergte. Op de
punt zijn eenige leerlooierijen. Vroeger zijn er
een paar kasteelen geweest. Het eene is geheel
verdwenen, van het andere zie. je nog de
ruïnes.
Dé "omliggende bosschën leveren natuurlijk
ruimschoots eikenschors, voor leerlooierijen.
Deze zijn hier ook het eenige bedrijf.
Een deel van de Ourthe verdwijnt onder de
Stad. Bij het verlaten van de onderaardsehe
gang worden eenige watermolens in beweging-
gebracht. Het kerkje is al zeer schilderachtig.
Het dagteekent uit de 13de eeuw. Het kerkhof
is wat hooger gelegen. Tegen den muur van
de kerk is een monument aangebracht ter
herinnering aan Jules Raeymaeckers, een be
kend schilder van Tervueren, die veel te Houf
falize vertoefde en hier ook begraven ligt.
De Wielrijders- en Toeristenbond hebben
een Reisgids voor de Belgische Ardennen uit
gegeven in 't Hollandsch en in 't Franseh. Zie
je iemand met zoo'n boekje loopen, dan kun
je ervan opaan, dat het een vreemdeling is.
Alleen voor de omgeving van Houffalize zijn
15 wandelingen aangegeven. Iedere wandeling
draagt een nummer. Op den bepaalden weg
staat het nummer telkens aangegeven. De
lengte van de wandelingen is van 4 tot 30
K.M. Dus je kunt je ook nog trainen in de
wandelsport. Bordjes met verboden toegang
kom je niet tegen. Een enkele maal lees je
voor een prikkeldraadomrastering, dat deze
grond privé-bezit is.
Wil je wat moois zien dan moet je klimmen
en je kunt- een puntigen bergstok niet missen
Je moet ook niet bang zijn voor een paar
natte voeten want 't gebeurt wel, dat je door
een beekje moet waden.
Wat de menschen betreft, ze zijn vriendelijk
en beleefd.
De jongens beoefenen een buitengewoon
aardig balspel met heele kleine balletjes, die
zoo hoog de lucht ingaan, dat je ze haast niet
meer kunt onderscheiden. Ik weet niet, of 't
hinkeltijd is, maar ik zag ze hier hinkelen.
Comme chez nous. (Net als bij ons).
W. B. Z.
Als jullie dit lezen, ben ik al weer op weg
naar Holland. De koek is op en het werk wacht.
Ik hoop, dat julie allemaal net zooveel genoten
hebben als ik. De raadselprijswinnaars komen
Woensdagmiddag hun prijzen maar bij mij
halen. Denk er verier aan. dat 1 September
alle wedstrijdwerk binnen moet zijn.
W. B.—Z.
VERRASSING.
(Oplossing)
DE GESCHIEDENIS VAN DE WAAIER.
De oude herder vertelde de geschiedenis van
de waaier:
Heel, heel lang geleden, was de zomer zoo
heet, als zelfs de oudste menschen zich niet.
konden herinneren ooit te hebben meege
maakt. Dagen achtereen stond de zon aan een
strakken blauwen hemel, geen koeltje waaide er
het groen was verdord. Geen mensch werkte;
want dat was onmogelijk. Op een zonbesche
nen weg, waar geen boom eenige schaduw ver
spreidde. liep een armelijk gekleed meisje moei
zaam voort, gebogen als het scheen onder de
verstikkende hitte. Bij iederen stap joeg ze n
wolkje stof op van den grond. Geen schaduw,
geen windje, geen geluid! De vogels in het
woud. dat aan den horizon oprees, hielden
zich stil.
Het kind hield een oogenblik stil, om haar
voorhoofd af te wisschen en mompelde„Wan
neer zal ik er zijn?"'
Ze was op weg naar haar zieke grootmoeder;
maar ze was bang, dat voor ze er was, zij zelf
ook ziek geworden zou zijn. En het was nog
zoo ver. Ze ging voorbij een café en zou er wel
naar binnen willen gaan om iets te drinken en
te eten, maar ze had geen geld en vreesde
weggejaagd te worden. Toch ging ze naar bin
nen.
„Wilt U me iets te drinken geven?" vroeg ze
zacht. „Ik sterf van dorst". De herbergierster,
een groote vrouw, keek haar van onder tot,
boven aan.
„Geef me- water," zuchtte het meisje. „Ik
kan niet meèr.''
„Water? Ik heb betere waar: limonade, spuit
water, grenadineHeb je soms geen geld,
dat je me water vraagt?"
Het kind schudde het hoofd.
„Geen cent?" riep de herbergierster, alsof
dat een schande was. Het kind keek even
droevig naar de groote vrouw en liep toen
langzaam naar de deur.
„Hier, kleine," zei de vrouw. En ze gaf haar
een glas water. De kleine dronk het met kleine
teugen. Ze bedankte en vervolgde toen haar
weg. Maar de hitte was zoo ontzettend, dat ze
weldra weer evenveel dorst had. als te voren.
Bij een bocht van den weg, onder een haag,
zag het kleine meisje een oude vrouw op den
grond liggen. Het meisje naderde. De oude
vrouw, die er vreemd uitzag en oude gescheur
de kleeren aan had, scheen het bewustzijn te
hebben verloren.
„Zeker door de warmte," dacht Anneliesje.
zoo heette het meisje. Medelijdend boog ze zich
over de oude heen en bekeek haar. Niet ver
vandaar stonden eenige hooge boomen, die
tamelijk veel schaduw gaven. De oude vrouw
lag in de felle zon. De blik van het kind ging
van het oude vrouwtje naar de boomen
ze scheen niet goed te weten wat te doen. Ein
delijk scheen ze een beslissing genomen te
hebben. Ze pakte het oude vrouwtje bij de
schouders en begon haar half dragend, half
sleepend naar de boomen te brengen. Maar
het lichaam was zwaar. Bij de eerste pogingen
kon ze het niet van zijn plaats krijgen. Bij de
derde poging pas, kon z? het oude vrouwtje
van haar "plaats dragen. Deze opende plotse
ling de oogen.
„Wat doe je daar?'' vroeg ze.
„Ik dacht, dat u bewusteloos was door de
warmte en ik wilde U in de schaduw brengen.
Dat zou beter voor u zijn."
„En wat. zou je vervolgens gedaan hebben, als
ik nog altijd bewusteloos was; gebleven,
kleine? En haar oogen vestigden zich op het
vriendelijke gezichtje voor haar.
„Ik weet niet precies; ik zou geprobeerd heb
ben. u bij kennis te brengen."
„Op welke manier?"
„Ik zou water gaan halen in het café daar
ginder."
„En dan, liefje?"
„En met dat water zou ik uw voorhoofd, uw
polsen en uw slapen gebet hebben."
Een glimlach verscheen op het oude gezicht
en tranen rolden over de ingevallen wangen.
i „Ik sliep, of - liever- ikv.deed'-of ik sliep. De
warmte doet mij niets;' Ik 'heb er absoluut geen
last van. Toen ik je zag komen, heb ik gedaan
of ik bewusteloos, was. Ik zei bij mezelf, wat zal.
dat. kind doen? Zal ze voorbij'loopen, zonder
zich om mij te bekommeren, of zal ze probee-
ren me te helpen?"
En Anneliesje haar hand toestekend, zei ze:
„Je goedheid is groot, kleine meid. Ik zal je
beloonen. Anneliesje legde haar pootje in de
doorploegde hand van de oude. Deze haalde
vervolgens uit den zak van haar schort een
bouquet bloempjes, die ze het meisje toestak.
Toen keerde* zij zich om en verdween. Het
meisje keek haar na, toen ze in de verte ver
dween. Een bouquet bloemen. Wat een onbe-
teekenend cadeau. Anneliesje had ze zelf ook
kunnen plukken. Voor 't huis van haar groot
moeder stonden er massa's. Maar zulke ge
dachten kwamen in het geheel bij het meisje
niet op.. Ze rook aan de bloemen. Wat heerlijk
frisch roken die. De vermoeidheid viel van An
neliesje af. Anneliesje ging weer op weg terwijl
ze telkens aan de bloemen rook. Eigenlijk was
ze verbaasd, dat ze niet verwelkten door de
gloeiende zon en plotseling schoot het door
haar hoofd, dat het een verkleede fee geweest
moest zijn.
Machinaal trok ze een van de bloempjes uit
de bouquet en ze was zeer verbaasd te merken,
dat de blaadjes langer werden en tenslotte
den vorm aannamen van een halven cirkel.
„Wat een mooi blaadje," riep ze uit. „Maar
wat is het stevig en wat mooi vouwt het. zich.
Dat is buitengewoon. Men kan het dichtvou
wen en in den zak stoppen en men kan
En het blaadje zacht heen en weer bewegend
voelde ze een heerlijk koeltje. Zij bekeek het
voorwerp nieuwsgierig en voor ze het wist. was
ze aan het huis van haar grootmoeder geko
men. Haar gezichtje werd ernstig: haar groot
moeder was ziek. erg ziek. Anneliesje klopte
aan de deur. Een oude vrouw, minstens even
oud als grootmoeder deed open. Grootmoeder
had nog aldoor koorts. Nadat Anneliesje haar
goedendag had gezegd, opende ze haar waaier
en zei: „Hier is een geneesmiddel tegen ver
moeidheid."
Terwijl grootmoeder en de buurvrouw het
vreemde voorwerp bekeken, vertelde Anneliesj e
haar verhaal.
Toen nam ze de waaier weer en hem bo
ven grootmoeders gezicht heen en weer bewe
gend. zei ze: „Wat zeg je er van grootje?"
Het koortsachtige gezicht van de oude
vrouw veranderde en werd rustiger. „Oh heer
lijk," zuchtte ze. Toen viel ze in slaap.
Den volgenden dag was grootmoeder beter en
kon ze weer aan het werk gaan. Het. nieuwtje
verspreidde zich snel door het land. Anneliesje
en haar gj-ootmoeder maakten de waaier van
papier na en verkochten hem. Zoo. verdienden
ze aardig geld en leidden verder samen een ge
lukkig leven.
En dit kinderen is de geschiedenis van de
waaier. Als jullie dus eens zoo'n voorwerp
zien, bedenk dan, dat het een belooning was
voor een goede daad. LAM.
WIE ZOEKT ER MEE?
,,Te drommel, nu had ik zoo'n prachtige
visch gevangen en ik zie hem niet meer. Zou
hij misschien het water weer ingegleden zijn?
Maar dat had ik toch moeten hooren. Nog
eens goed zoeken!!
Dit plaatje kreeg je, als je alle vakken
in de- teekening van vorige week, waarin een
punt stond, met zwart potlood of inkt inge
vuld hebt.
WE TREKKEN ER OP UIT.
Een serie fietstochtjes,
door W. LASSCHUTT.
,Van Alkmaar begint de victorie.
Tot bij vieren hadden we in Camperduin
aan zee gelegen en ruim 1 1/2' uur na ons ver
trek vandaar kwamen we pas in Alkmaar aan,
maar het was een mooi tochtje geweest via
Schoorldam en langs het Noord-Hollandsch
kanaal.
De klok van het station wees half zes en
we besloten in een der stationshotels ons
brood met koffie of thee op te eten.
Om een uur of zeven zouden we dan huis
waarts keeren en konden gemakkelijk om 10
uur binnen zijn.
Tijdens dezen maaltijd kreeg ik weer de
opdracht iets te vertellen van het mooie
stadje Alkmaar. Kees en Dik beweerden sa
men, dat ik nu Wel eens met- m'n mond vol
tanden zou zitten, maar dat vond ik mijn eer
te na gekomen en ik stak dus van wal:
Goed, als je het met alle geweld hebben wilt.
zal ik mijn wijsheid wel weer luchten.
Ik wil nu eens niet, zooals meestal de ge
woonte is, de verschillende traditioneele, maar
toch zoo karakteristieke bezienswaardighe
den noemen, zooals de kaasmarkt, de Waag en
de Sint Laurenskerk. Op mij maakt altijd de
geschiedenis van het beleg dezer stad een ge
weldigen indruk, Stel je eens voor: Haarlem
even te voren door den ruwen Spanjaard in
genomen en verwoest, terwijl nu Alkmaar het
zelfde lot te wachten stond. Die laatste we
ken in den zomer en het begin van den herfst
van het jaar 1573 zijn angstige dagen voor
de Alkmaar.ders geweest. Ik herhaal, het ver
woeste Haarlem voor oogen, een belegering,
die een heelen whiter geduurd had, was een
afgrijselijke toekomst voor de stad.
Öp 21 Augustus 1573 begon Don Frederik
van Toledo de stad in te sluiten en verscheen
met een leger van ruim 16 duizend man ge
trainde krijgslieden, alhoewel wat verzwakt
door gebrek aan goed voedsel en verliezen bij
vorige aanvallen Daartegenover stonden aan
de andere zijde 800 man soldaten en een 1300
burgers, die wat hulp konden bieden. 16.000
tegen 2100, de eerste getrainde, de laatste
maar voor twee-derde soldaat. Daarbij was
van Spaansche zijde de mededeeling gekomen,
dat men in geen geval zachtzinnig te werk
zou gaan, indien de stad werd ingenomen. Ik
las zelfs in een paar geschiedkundige aan-
teekenir.gen. dat de Hertog aan Philips II van
Spanis b?d geschreven: „Ik heb besloten, z-~
ik Alkmaar met storm inneem, er geen schep
sel levend te laten; elke keel zal met het mes
kennis maken." Zoa'n vxeeselijke .zin ont
houd je, en verplaatst je weer in den toestand
waarin toen de Alkmaarders verkeerden. Zou
het maar niet beter wezen, zich vrijwillig over
te geven? Misschien was er dan nog genade.
Maar neen, het dappere volk wilde zijn stad
niet voor niets prijsgeven.
Zou ook de Prins van Oranje geen redding-
kunnen brengen? Ja, zijn luitenant-gouver
neur Diedrik Sonoy begon ook den moed in
de schoenen te zinken, als hij van de onge
lijke kansen hoorde, maar hoe heldhaftig en
vol moed, bovenal een groot vertrouwen op
den Allerhoogste spreekt uit de brieven, die
de Prins aan Sonoy schreef.
„Alvorens voor de zaak der verdrukte Chris
tenen in deze gewesten op te komen, heb ik
een innig verbond gesloten met den Koning
der Koningen." Telkens, als ik denk of spreek
over het Oranjehuis, schiet me deze zegswijze
van den Prins in de gedachte.
Totdat op 18 September Don Frederik be
vel gaf na een geweldig kanonvuur, tot den
aanval over te' gaan. Deze bestorming werd tot
driemaal toe herhaald, maar door de bevol
king van de stad op heldhaftige en moedige
wijze afgeslagen. Dat waren kranige Hollan
ders! De mannen streden, de vrouwen en kin
deren droegen nieuwe munitie aan. Meer dan
1000 Spanjaarden vonden bij deze belegering
den dood, terwijl in de stad slechts een 40
man omkwamen. Den volgenden dag werd de
bestorming herhaald, doch er waren nu ver
scheidene krijgssoldaten, die zich liever door
hun officieren lieten doodsteken, dan dat ze
op de wallen verschenen. Zij meenden, dat de
stad van een duivelsche macht was bezeten.
Inmiddels had Sonoy vele dijken laten door
steken, die het Spaansche kamp in een moeras
zette. Toen werden de Zijper en andere sluizen
geopend en het water werd door den Noord-
Westen wind naar binnen gezwiept. Een paar
dijken behoefden nu nog maar te worden
doorgestoken en dan was het lot voor Don
Frederik beslist. Dat men hiertoe niet zoo
1 Alkmaar: Stationsplein,
gauw overging, zat 'm daarin: het zou ten
koste gaan van den oogst. Dit beteeken-de een
belangrijke schade.
Toen Don Frederik in kennis kwam met- de
plannen van den Prins, hield hij onmiddellijk
krijgsraad. Daarop gebeurde, wat bij de sol
daten allang gebroeid had: zij vonden het
nu welletjes. Er waren al genoeg offers ge
vallen voor het Spaansche wapen. Men meen
de, dat eer noch trouw aan den Spaanschen
Vorst bewezen mocht worden, ten koste van
15000 man, want het stond vast, dat dezen in
de golven den dood zouden vinden, als ze lan
ger hier bleven.
Zoo werd het beleg na 7 weken op den gsten
October 1573 opgebroken en was Alkmaar vrij
en juichte men „Van Alkmaar begint de Vic
torie
„Maar toch lieten de Spanjaarden Holland
niet vrij!" dacht Annie Vermeer.
„Neen, integendeel: een jaar later, in 1574
had de belegering en ontzetting van Leiden
plaats onder Alva's opvolger Requesens. Mis
schien kunnen we het daar later nog eens
over hebben, 't Is kwart voor zeven, tijd dus
om op te steppen."
„Een mooi stationsplein," zei Piet Veen.
„Ja, en heb je die groote klok gezien?"
We rijden er langs: rechts tegen een heu
veltje is een groote klok aangebracht, heele-
maal opgemaakt met grassen en planten, ter
wijl de cijfers in hel gekleurde bloemen zijn
aangebracht: Heel mooi.
We rijden nu door het oude stadje rond de
mooie Sint Laurenskerk. door de Koorstraat
en zien even rechts „de molen in de stad".
Leuk idee is dat!
We houden nu den straatweg via Heiloo,
Limmen, Castricum, waar we 's morgens de
zen weg hadden verlaten. De pont levert het
gewone oponthoud, maar toch zijn we nog
voor tienen in Haarlem en precies tien uur
stappen we af aan het eind van de Vondellaan
te Aerdenhout.
Het was een mooie tocht en ik geloof, dat
Kees uit den grónd van zijn hart spreekt, als
hij tegen me zegt, terwijl hij me een hand
geeft:
„Truus. ik houd niet van Geschiedenis, maar
zooals jij dat vertelde van Alkmaar moet je
luisteren."
De tocht „het Noorden in" is hiermede ten
einde. Maar voordat jullie dit lezen, ben ik
alweer bij Truus geweest, om van haar te ver
nemen, hoe ze een tochtje maakten naar het
slot Teilingen, waar Jacoba van Beieren haar
bekende kannetjes maakte. Weet je wel, we
hebben er ook over gesproken, toen we op de
Ruine van Brederode waren. Doch dit bewa
ren we tot volgende week.
r Sfc i-
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
Ditmaal zullen we eens probeeren een
groote oceaanstoomer te teekenen op een woe
lige zee. Dat klinkt erg lastig, hè? Maar in
werkelijkheid is dat zoo lastig niet!
Kijk eens naar bovenstaand plaatje. Dat
ziet er toch werkelijk heel echt uit, vind jul
lie niet? En nu moet je eens opletten, met hoe
weinig lijnen dat alles geteekend is.
Met tamelijk dikke lijnen maak je de zee.
De stoomboot zie je als een silhouet op de
woelige golven. Alleen de eerste patrijspoort
laat je wit. De rook, die uit de beide pijpen
komt', wordt door den wind dadelijk neergesla
gen en raakt bijna de golven. Twee bijna
evenwijdige streepen stellen deze rookslierten
voor.
Tenslotte nog wat wolken aan den hemel
en het „zeegezicht" is klaar.
Ook hier zien jullie dus. dat je met. weinig
lijnen en in het geheel geen details een dui
delijker weergave krijgt, dan met allerlei klei
nigheden en veel lijnen.
En probeer nu maar net zoo lang tot je dit
goed en uit je hoofd na kunt teekenen. 'Veel
succes wenscht jullie
OOM KEES.
Jan, en, Piet hebben langen tijd staan kij
ken 'naarst/inzetten 'van "een'groot-Spiegelruit
in cëft winkêlrtam.^Eindelijk zcgWan: .Kom
Piet, laten we maar gaan Nou laten ze hem
niét meer vallen."»
HET REGENT
door W. B.—Z.
Het regent, het regent,
Van tikkerdetik, tik, tik,
Toch hebben Guus en Greetje
Te zamen grooten schik.
Ze loopen vrooüjk langs het pad
En worden maar heel weinig nat.
Want onder die groote paraplu
Is er plaats voor Greetje en Gu.
Het regent, het regent,
Van tikkerdetik, tik, tik,
Toch heeft ons kleine Guusje
Alleen ook grooten. schik.
Want zie. hem dapper schoolwaarts gaan,
Met cape en overschoenen aan..
Hij .wil niet onder de paraplu
Anders lachen ze maar ara Ga*