Waar wijde vlakten gouden schoven dragen, daar is de Wienngermeer. DONDERDAG 29 AUGUSTUS 1935 HAARLE M'S DAGBLAD 3 KLEINE NACHTMUZIEK. Dezen zoelen laat-zomerschen avond zit het halve straatje in de voortuintjes. Overal het zelfde tuin-ameublement in rood of geel en de gefortuneerden nog met een kleurige parasol-in-koker ad f 9.75. Er heerscht innig-zomersche innig-welge dane rust. De krant wordt gespeld en de kousen worden gestopt. Het is verwonderlijk hoeveel teenen in één zoo'n straatje op de groote wereld door kou sen heengaan. Er klinken geen radio's. De straat is intellectueel of intellectueel-in- ruste. En de intellectueel leest liever dan dat hij luistert. De intellectueel rent niet mee in de vaart naar de leegte. Wat het persbureau meldt zal hij in het ochtendblad wel lezen en voordrachten hoort hij liever niet. De onderwerpen die hem in teresseeren kent hij uit de boeken en de vele, vele onderwerpen die hem geen belang in boezemen raakt hij niet aan. In de beperking toont zich de meester. En hij houdt niet van een hap en een snap van dit en van dat en alles bij elkaar nóg-niks. De stralende zomerdag vloeit langzaam over in een milde schemering. Over de weilanden legt zich de matelooze weemoed, die heerlijk is voor dichters en kalmeerend voor den wer kenden mensch. Er stijgen zoete geuren van gras op en in het slootje langs den spoordijk begint een vroege kikker gorgelend te kwaken. Wij zitten stil voor onze woning. Wij drinken thee en rooken een sigaretje. Auto's komen er óók niet in onze straat. Intellectueelen malen niet om snelheid. En de autopeds van de jeugd staan in de gang; de jeugd zelve ligt in bed. Dan komen er een oude man en een klein meisje. De man heeft een jaquet aan. Het meisje, dat zoo mager is als de jonge boompjes in het nieuwe straatje, een f el- oranje jumpertje. De man draagt, een groote harmonica. En het meisje een lange vlecht met een lichtblauwe strik; en een koperen bakje. En alle voortuintjes zeggen: daar gaat onze rust. En allemaal tasten ze al in hun vestzakje naar koper. De grijze man gaat in het midden van het straatje in een onbewoond voortuintje staan en vangt aan te spelen. En wij zijn allen verwonderd over het diepe orgelende geluid, dat onze harten gaat vullen. Het is verwonderlijk hoe deze klanken, diep en sonoor, harmonieeren met de stemming die de zomersche schemering reeds in ons gewekt had. De harmonica-muziek verdrijft onze rust niet. maar ze verinnigt en verdiept die. De tango mengt zich in onzen weemoed en wij be merken hoe muziek en geur, een Spaansch lied en het aroom van de weiden inéén kunnen vloeien tot een geheel, dat niet te definieeren, maar zeer duidelijk-waarneembaar is. Op de kleine balkons van de bovenhuizen - staan de pa's in hemdsmouwen en de ma's i met het breikluwen en zwijgen en laten deze onverwachte bekoring in hun wezen dringen I en het leven wordt ons allen gelijkelijk droe- 1 ver en dragelijker nu een Weensch liefdelied, dat van wijn en een klein hotel vertelt, zich mengt met den geur van onze thee en de rust van ons bloed-eigen innerlijk. Zwijgend geven wij een cent aan het oranje kind. Zwijgend zien we beiden door ons straat je gaan tot de blauwe strik om den hoek ver dwenen is. Dan nemen wij de krant weer op. En lezen van Italiaansche troepenversche pingen naar Abessinië. Maar voor dézen dag tenminste is alle hardheid uit ons weggezongen. Wij genieten met diepe teugen van onze sigaret. En zien den avond violet over de velden vallen. Dé kik kers worden luidruchtiger. Het silhouet van de stad staat scherp tegen het laatste lichten van dezen verrukkelijken dag. En wij streelen even de hand, die de gaten in onze sokken heelt. Dat 's alles. Mr. E. ELIAS. INVOER GELASCHTE STALEN BUIZEN GECONTINGENTEERD. De Staatscourant van Woensdag bevatte een Koninklijk Besluit, waarbij de invoer van gelaschte stalen buizen wordt gecontingen- teerd. Deze contingenteering omvat buizen van ijzer en staal, zoowel met zichtbare als onzichtbare lasch en met een uitwendige doorsnee tot en met 60 cM. Het tijdvak, waarvoor de contingenteerings maatregel getroffen is, is 2maand, ingaan de 16 Augustus. Als basistijdvak is aangeno men het eerste halfjaar van 1935. Het per centage van den toegestanen invoer is be paald op 50. ESTAFETTE DOOR AMSTERDAM. Het denkbeeld van het I. C. A. om dit jaar een estafette rond en door Amsterdam te or- ganiseeren, waaraan kunnen deelnemen ath- leten, wielrijders, zwemmers, roeiers, kano vaarders en ruiters is door verschillende om standigheden uitgesteld tot het voorjaar 1936, Het voornemen bestaat steden-ploegen te vormen en deze te Amsterdam tegen elkaar te laten uitkomen, zoodat deze wedstrijd een no vum in Nederland belooft te worden. Doodelijke botsingen met auto's. Te Bergen en te Twijzel. Woensdagmiddag omstreeks vier uur reed een 65-jarige heer, H. van Reenen uit Bergen, op het rijwielpad langs de „Eeuwige Laan". Hij kwam uit de richting Bergen aan Zee. Zonder eenig teeken te geven zwenkte hij plotseling naar links met het doel den weg over te ste ken. Een auto bestuurd door den heer W. uit Hillegersberg reed juist achter den fietser, maar toen deze naar links uitweek was een aanrijding onvermijdelijk. De heer W. gaf nog signaal, week eveneens naar links uit en remde krachtig, doch hij kon den fietser niet meer ontwijken. Van R. reed tegen den zij kant van den auto op, werd tegen den grond gesmakt en kreeg een ernstige schedelfrac tuur. De in den auto aanwezige dokter en dr. Blok uit Bergen, die spoedig ter plaatse was, verleenden de eerste hulp. In bewusteloozen toestand is het slachtoffer naar zijn woning vervoerd, waar hij ongeveer een uur later overleed. Vrachtauto ging links door de bocht. De 19-jarige wielrijder S. Prins, uit Zwaag- westeinde werd op een kruispunt onder Twij zel door een vrachtauto, die links door de bocht ging, aangereden en tegen den grond gesmakt. De man bekwam een zware hersen schudding en is in het Diaconessenhuis te i Leeuwarden, waarheen hij was vervoerd, over leden Door onze lens gesnapt. MR. H. J. D. D. ENSCHEDé. Mr. H. J. D. D. Enschedé, oudste directeur der bekende firma Joh. Enschedé en Zonen, Grafische Inrichting N.V. werd op 8 October I860 te Haarlem geboren. Zijn schooljaren bracht hij door op de H. B. S. en het Gymnasium te Haarlem en vol bracht zijn studiën aan de Universiteit te Amsterdam waar hij in 1886 promoveerde op het proefschrift „De Hoofdbeginselen van het Zeeassurantlerecht. Historisch toegelicht." Op 29 Januari 1887 kwam de heer En schedé in dienst van de Firma Joh. Enschedé en Zonen en volgde op 1 April 1896 zijn vader als firmant op. Hij heeft toen zijn functie van Ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het Kantongerecht Haarlem, welke hij ge durende eenige jaren had bekleed, moeten neerleggen. De aanmaak van het geldswaardig papier heeft steeds zijn bijzondere zorg gehad, ter wijl hij ook thans nog aan dei. algemeene lei ding deelneemt. Behalve zijn vele en drukke werkzaamheden bij de Firma Enschedé, heeft de heer Enschedé in den loop der jaren tal rijke functies vervuld, Zoo bekleedde hij o.m. gerpimen tijd het vice-voorzitterschap van het Hoofdbestuur van de Federatie van Werk gevers organisaties in het Boekdrukkersbe- drijf. was lid van de Kamer van Koophandel voor Haarlem en Omstreken 'afdeeling Grootbedrijf en kantonrechter-plaatsvervan- ger te Haarlem. Ook in de Mij tot Nut van het Algemeen heeft de heer Enschedé gedurende vele jaren een belangrijke plaats ingenomen. Vermetele jongelui. In een roeibootje over de Noordzee. Door noodweer bijna verongelukt De visschersboot „Notre Dame de la La- guet" uit Boulogne sur Mer. heeft Woensdag aldaar twee jonge Nederlanders. Nicolaas Faepe. stoker, en zekeren Broekhuizen, student beiden twintig jaar oud. aan wal gebracht, die Dinsdag in zwaar noodweer op de Noord zee veertig mijl van Yarmouth zijn opgepikt. De heeren Paepe en Broekhuizen hadden Zondagmorgen, volgens de Tel.. IJmuiden ver laten aan boord van een roeiboot met vier riemen met de bedoeling daarmede naar En geland over te steken. Het eerste deel van de reis verliep zonder incidenten Maandagoch tend evenwel werden de beide sportieve Neder landers door een hevig onweer overvallen. Een storm stak op en het bootje was al ras een speelbal der golven. Dinsdag hadden de Hollanders hun levens middelen verbruikt en zij verkeerden in het grootste gevaar toen de visschersboot toeval lig in zicht kwam. De schipbreukelingen gaven S.O.S.-seinen, die door de Fransche schuit wer den opgevangen. De schipper Gournaux liet een sloep in zee en weldra werden de beide jongens aan boord van de Fransche schuit ge- heschen. De schipper voorzag de jongelui van warme kleeren en onthaalde hen op een goed maal. Vanmorgen om 10.45 uur zijn beiden eindelijk in goede gezondheid te Boulogne aan wal gestapt. Onze consul ter plaatse, de heer Arends, heeft zich met hun repatrieering belast. Stoffelijk overschot van Prins Hendrik. In bronzen kist gelegd. Woensdag heeft in den Koninklijken graf kelder in de Nieuwe Kerk te Delft de overleg ging plaats gehad van het stoffelijk overschot van wijlen Prins Hendrik in een bronzen kist. Door de begrafenisonderneming van den heer Innemée te 's Gravenhage werd Woens dag de bronzen kist per auto naar Delft ge bracht en in het Kcor van de Nieuwe Kerk geplaatst In den loop van den dag arriveerde in een hofauto de opperceremoniemeester en groot meester van het Huis van de Koningin, graaf J. H. F. du Monceau. In het kerkgebouw werd de voorname be zoeker ontvangen door den burgemeester van Delft en commissaris van den Koninklijken grafkelder mr, G. van Baren en den opzichter, den heer D. Houtzager. De bronzen kist werd vervolgens in den graf kelder neergelaten, waarna door het perso neel van den heer Innemée het stoffelijk over schot van den Prins daarin werd gelegd. De kist werd vervolgens dicht gesoldeerd. Te om streeks 12 uur verliet graaf du Monceau de kerk, waarna hij eenigen tijd ten stadhuize vertoefde. De Lely, als heerscher over den polder. Links het lage land, doorsneden door de afwateringskanalen. Rechts het hooger liggende IJselmeei Harde arbeid en overheidszorg verzekeren het jonge land een goede toekomst. Eerst Eet dorp, dan de menschen Zoo ver het oog reikt „Amerikaansch", zei me iemand over de Wieringermeer, waar op onafzienbare vlakten schoven van reeds gedorscht koren staan. Amerikaansch om de grootheid, Amerikaansch ook om de moderne wijze van landbewerking, maar intens Hollandsch om de oude zeeklei, de kanalen en natuurlijk.de drooglegging. Het is er echt- Hollandsch, wat heel wat an ders is dan Nederlandsch. De Wieringermeer: dat is jong Holland, Holland dat we kunnen zien groeien. Eerst zagen we Slootdorp en Middenmeer aan de kruispunten der afwateringskanalen verschij nen. Er werd gezegd: „hier moet een dorp komen", nu staan er drie kerken in Midden- meer, Slootdorp breidt zich voortdurend uit en het derde, Wieringerwerf, bestaat al uit zestig huizen, ofschoon er nog geen sterve ling woont. De Wieringermeer is het land dat open ligt, waar niets iets in den weg staat, waar de menschen elkander niet hinderen, waar de wind kan waaien, waar het frisch is. Het oude land, dat is Medemblik. Waar ja renlang het prachtige kasteel Radbout schuil moest gaan achter menschonteerende rom- melhuizen en de wind niet kan waaien in de bekrompen bochtstraatjes. Het nieuwe land, dat is de Lely, het witte gemaal, dat groote hoeveelheden water uit den polder het IJsselmeer instuwt. Het witte gemaal dat alles-overheerschend uitziet op zijn eigendommen: de landerijen van den vooral aan hem toevertrouwden polder. Radbout en Lely. De herinneringen aan eeuwen her, aan bloedige veldtochten van West Friezen en aan den man, die voor en tijdens den wereldoorlog heeft gezwoegd voor de drooglegging van de voormalige Zuiderzee, Dr. Ir. Cornells Lely. Zelden zal men zulke contrasten kunnen vinden als op den vroege- ren zeedijk van Medemblik: de bedwongen Zuiderzee, nu het zoeter-wordende IJsselmeer, dan 't lage oude land, waar de huisjes van Me demblik voorzichtig hun kruinen boven den dijkrand laten zien en daarnaast weer het geweldige werk, den nog lager gelegen Wie- ringermeerpolder, waar de bonken zware grond trillend van verlangen op het zaad wachten. Het gaat er goed in de Wieringermeer. Nu, na vijf jaren, kan men al zeggen dat het er best gaat. De resultaten overtreffen die van den ouden grond, op verschillende plaatsen is de bodem al geheel tot rust gekomen, kun nen de boeren groote stukken in pacht ont vangen. 't Is een heerlijk land, Wieringermeer, waar rust heerscht. Geen rust in den zin van va- cantiestemming, doch in dien van vertrou wen in de toekomst. De Staat heeft de Wieringermeer ingepol derd, drooggemalen. De Staat exploiteerde den polder in het begin, want de eerste jaren kosten steeds veel geld. Vroegere inpolderin gen, zooals van de Haarlemmermeer, hebben een geheele generatie boeren tot den bedel staf gebracht, want in den beginne deugt de bodem in het geheel niet, moet er veel geld worden bijgepast en slechts enkelen kunnen dat een paar jaar volhouden. De grond in de Wieringermeer bevatte natuurlijk na d drooglegging veel zout, dat er eerst moest uit regenen. Voor de gedeelten waar zand de bo demoppervlakte vormt duurt dit proces onge veer een jaar, voor de klei twee of drie jaar. Pas toen het zout weg was, wat uit geregel- goud, goud koren. de laboratoriumproeven moest blijken, kon met bebouwing worden begonnen, wat ook door den Staat geschiedde Daarvoor is inge steld een stichting met den naam „De Wie ringermeer", die bedrijfsboeren aanstelde, op een vast salaris, arbeiders aannam ter ontgin ning van het nieuwe stuk Nederland. Zoo groeit - het jonge land uit tot land schappen. zooals wij in onze omgeving' niet kennen. Ongehinderde, onberispelijk vlakke, onafzienbaar-verre uitzichten, die niet eentonig zijn, ondanks de uniformiteit der landbouwschuren, door den Staat gebouwd, de soms opvallende eenvormigheid der huizen in de dorpen. In dezen tijd zijn tot den einder toe louter gouden korenschoven te vinden, welker aren reeds zijn bewerkt. Hier en daar loopt wat jong vee, want behalve landbouw op den kleigrond wordt in de Wieringermeer veeteelt op de zandgronden beoefend. Onge veer vier duizend zwart-witte kalveren schijnen het vette gras met graagte naar binnen te slurpen. Allengs wordt de Wieringermeer drukker bevolkt. Was het eerst één groote familie van slechts enkele honderden die er noodge dwongen moesten leven, nu kan men spreken van een gemeenschap van ongeveer twee en een half duizend vaste inwoners, die voor- loopig behooren tot de gemeenten, die aan den rand van den nieuwen polder liggen, doch eens Wieringermeerders zullen worden, 's Zomers wonen er nog een elfhonderd arbei ders, die de stichting „De Wieringermeer" aanstelt voor arbeid op de landerijen, waar van er 's winters ongeveer vijfhonderd kun nen blijven. Bovendien vinden acht honderd werkloozen geruimen tijd arbeid, door de drai neering in werkverschaffing. Op verschillende plaatsen kan men stapels roode draineerings- buizen vinden, die alle onder den grond zullen moeten verdwijnen. Tien barakken Dan is er nog, ver voorbij Slootdorp, het kamp der Duitsche Joden, der vluchtelingen, die oefenen voor hun aanstaand landbouwers- werk in Palestina. Zij, die eens door groote zalen van gerechtshoven hebben "hreden, gebogen stonden over operatieta geëerd om hun kunde, ploegen hier het stu.ije grond, mesten hier de aarde, smeden hier hun werk tuigen, opdat zij zullen kunnen meebouwen aan een nieuwe toekomst in Palestina. In hun barakken, die vroeger dienden voor de arbeiders der polderwerken, waar de wind wel doorheen moet gieren en 's winters de koude ongetwijfeld heerscheres is, leven honderd vijftig Duitschers, die spoedig de enkelen die hun voorgingen naar Palestina hopen te vol gen, zoodat er weer plaats vrij komt voor de talloozen die verlangend zijn mee te mogen arbeiden op de honderd hectaren van de twintig duizend die de Wieringermeer telt. De kolonie der Duitsche Joden: tien barakken, een stukje grond, teleurgestelde menschen, die naar een nieuwe toekomst verlangen en .graag met rust worden gelaten De tijd is aangebroken dat de Staat het grootste deel van den arbeid aan anderen overlaat. De inpoldering is geschied, de moei lijke tijd is echter den rug, de grond is bijna overal in goede conditie, nu is het de taak der zelfstandige boeren den bodem verder te exploiteeren. Wel blijft de Staat eigenaar der gronden, maar de bewerking, de verkoop en het risico dat nu eenmaal aan elk bedrijf is verbonden, rust nu op den boer, die voor de pacht in aanmerking wil komen. Een bijzonderheid van groote beteekenis is dat de pachtsom naar een glijdende schaal wordt berekend. De prijs van de pacht is namelijk afhankelijk van den prijs die de producten opbrengen, zoodat de Staat, ook nadat de bewerking van het land door anderen ge schiedt, een groot deel van het risico op zich blijft nemen. Binnenkort is weer een aanbe steding van vier en dertig boerderijen. Groot is 'het land en machtig de lucht die den polder overkapselt. Elk mensch in deze wijde omgeving gaat op in de grootschheid der natuur. Elk mensch in dit woeste, over wonnen gebied arbeidt aan het groote werk van de toekomst der Wieringermeer. Pas zijn vijf jaren voorbij, de moeilijkste tijd. Reeds nu weet men dat de Wieringermeer in den tijd die voor ons ligt een gi-ooten voorsprong zal hebben in den strijd om het bestaan. De op zet, rustige berekeningen en weloverwogen uitvoering der plannen hebben den Wieringer- meerpolder tot een ideaal land gemaakt voor den boer, die hard werken kan op een groot gebied. De toekomst in de Wieringermeer is zeker. Het doet goed dat te beseffen. En het doet verlangend uitzien naar verdere inpoldering, want het IJsselmeer is nog groot, zoo groot..".. W. SCH. In barakken, vroeger gebruikt door polder arbeiders, leven honderdvijftig Duitsche vluchtelingen. Belangrijke oudheidkundige vondst te Venlo. Oven uit het Romeinsche tijdperk. Onder leiding van Dr. Bursch van het Rijksmuseum te Leiden zijn opgravingen ver richt bij het R.K. Kerkhof te Venlo. Woens dagmiddag werd langs een ouden loop van ae Wilderbeek, nadat een vijftal sleuven met een gezamenlijke lengte van ongeveer 80 Meter in het terrein was gegraven, een Romeinsche oven ontdekt. De constructie van dezen oven is bijzon der merkwaardig en de vorm is zeer zeld zaam, zooals men althans binnen onze landsgrenzen niet heeft aangetroffen. De oven heeft een ronden vorm van ongeveer twee meter doorsnede en is opgebouwd uit gelaagd materiaal zonder kalk. Op den bodem in het midden bevindt zich een breed rook en vuurkanaal en aan weerszijden vier zij - kanaaltjes van 20 cM. Het stelsel van deze kanalen was waar schijnlijk los overwelfd met stukken pan, zoo dat de vlammen tusschen de openingen door het binnenste van den oven op een gelijk matige temperatuur van 700 a 800 graden konden brengen. De oven is samengesteld uit materiaal van verschillende hardheid, waarschijnlijk omdat de toenmalige techniek nog niet zoover was dat men zeer hooge temperaturen langeren tijd gelijkmatig kon handhaven. De con structie van deze ovens schijnt de grond slag te zijn, waarop nog de huidige industrie, die in deze streek beoefend wordt, is ge baseerd. Dit is de eerste belangrijke vondst uit den Romeinschen tijd op Venlosch gebied gevon den.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5