DE MOGELIJKHEID VAN ZWEEFVLIEGEN IN ONS LAND. H.D. VERTELLING ZATERDAG 31' 'AUGUSTUS 1935 HAARL'EM'S DA'GBE'AD Er is wel eens beweerd, dat Holland's bodemgesteldheid en klimaat zich niet voor de zweefvliegerij leenden. Dit is ten eenenmale onjuist. De Duitsche Ir. Lippisch, Leiter der deutschenRhön-Rositten-Gesellschaft, heeft op uitnoodiging van de K.N.V. v. L. reeds jaren geleden een onderzoek ingesteld op de Hollandsche kust, met het doel te onderzoe ken of daar ook mogelijkheden waren wegge legd voor een grootsche Hollandsche Zwe- verij. Hij inspecteerde de kust van Bergen tot Hoek van Holland. Zijn oordeel is voor ons kustgebied zéér gunstig uitgevallen. Hij noemde de duinenreeks „ein Ideal-Gelande" voor de zweefvliegsport. Wanneer een Duitsch zweefvliegexpert zoo gunstig over de gesteldheid van ons kust gebied oordeelt, dan behoeven wij er niet aan te twijfelen, of het is voor 100 pet. voor ons doel bruikbaar. Er Is echter nog steeds niet de gewenschte samenwerking. Zweefvliegers worden nog teveel beschouwd als lastposten, met een bedry'f, waarvan men het nut in het geheel niet inziet, ja waarvoor men vaak de schouders ophaalt. Ik heb zelfs meerma len meegemaakt, dat men in hooge kringen van de vliegwereld eenigszins geringschat tend sprak over de verrichtingen van de Hollandsche zweefvliegers. Zoo lang derge lijke meeningen stand houden, zal de zweef vliegerij zich nooit voor 100 pet. kunnen ont wikkelen. Het is noodzakelijk, dat geheel Holland, staat achter het stréven van de jonge Nederlandsche zwevers. Laat men toch begrijpen het geweldige, dat uit deze bewe ging kan groeien. Een blik over de grenzen kan in dat opzicht veel leeren. Bovendien is ons land zeer gunstig voor thermische, luchtstroom en. Immers onze weerstoestand is nooit lang stabiel. Steeds hebben wij .wisselende bewolkingen. Wij heb ben in een vorig artikel den thermischen stijg wind behandeld; we kennen dus reeds zijn beteekenis voor de zweefvliegerij. We vestigen de aandacht op de groote ste den als Amsterdam, Rotterdam etc., waar 's zomers reeds meermalen een intensieve stijgwind werd opgemerkt. Dan de zandver stuivingen, midden in een heidegebied. Ver volgens niet te vergeten het duingebied. Im mers aan de westzijde is dit door de zee, en aan de oostzijde door bosch begrensd. Boven die heele duinenrij zal dus in den regel een stijgwindgebied ontstaan. Wanneer we bedenken, dat aan de west zijde bij gunstigen wind, hellingsstijgwind ontstaat (we behandelden dit reeds in het derde artikel), dan zou hier dus de mogelijk heid bestaan, van den hellingsstijgwind „over te stappen" in den thermischen stijg wind boven het duingebied, om verder aan sluiting te zoeken mèt wolken-stijgwind. Men zou zoodoende reeds een prachtig overland- tochtje kunnen maken en aan onze buren laten zien, dat Hollanders ook zweven kun nen. Men zal vragen: „hoe leer ik in Holland op de snelste, meest juiste en veiligste manier zweefvliegen?" Allereerst hebben we in Holland diverse zweefvliegclubs, alle vereenigd in den „Bond van Nederlandsche Zweefvliegclubs". Ons volk moet er op getraind worden, in club verband samen te werken. Kameraadschap is hier weer de geheime factor, waar wonde ren mee worden gedaan. Dit laatste jaar is er een nieuwe weg geopend voor de jongeren, die willen leeren zweefvliegen. En als ik me 'niet bedrieg wordt deze school het zweef - centrum van ons land; het opleidingsinsti tuut voor den Hollandschen zwever. Men zal vragen: „hebben dan al die zweefvliegclubs geen nut meer?" Zeer zeker blijven die clubs hun nut behouden Hun taak wordt echter gewijzigd. We moeten de ontwikkeling van de Hollandsche zweverij als volgt zien: De beginopleiding wordt gevormd door een school. Deze vormt den jongen als zwever; brengt hem kameraadschap bij. Kortom, maakt van hen: een man, die straks als goed zwever bij een zweefvliegclub zijn entree kan maken. De zweefvliegclubs zijn dan van de moeilijke en dure begin-instructie ontheven. Immers het is de begin-periode, met de vele toestellen, die door beginners worden ge kraakt: die steeds de grootste zorgen geven aan de clubs. Bovendien krijgt men leden in de club. van wie men weet, dat zij begrijpen wat kame raadschap en zelfdiscipline beteekenen. Reeds eenigen tijd maak ik deel uit van de leerlingen dezer school en volg er de opleiding om te zien. hoe de nieuwe methode van in structie zich zal ontwikkelen. Reeds nu heb ik er het volle vertrouwen in en ben er vast van overtuigd, dat n u de goede weg voor de Hollandsche zweefvliegerij is geopend. Hol land gaat zich sterk maken in de populaire luchtvaart. Dat is de drang van de jeugd, dien niemand kan stuiten. De leider van de school gaat uit van het grondprincipe, „dat een goed zweefvlieger een bruikbaar mensch zal zijn in de maatschappij, en zoo hij al zich niet verder aan de aviatiek wijdt, zal zijn opleiding in zijn latere leven van zeer groote waarde blijken te zijn". Een breede opvatting dus, die de gedachte, alsof alle zwevers K.L.M.-piloten zouden moeten worden, opzij zet. De school heeft twaalf punten op het programma, die in den meest uitgebreiden zin wijzen op een volledige scholing, zoodat men het onderwerp, van alle gezichtspunten uit bezien, onder de knie heeft. Het zijn: 1. Het leeren zweefvliegen in de ruimste be teekenis van het woord als voor-opleiding voor de aviatiek in het algemeen; 2. Aan flinke, krachtige en gezonde jonge menschen de idee bij te brengen, dat de luchtvaart in de toekomst een grootere rol van beteekenis zal gaan spelen; 3. Dat te allen tijde ons land op een keur corps jonge en luchttechnische getrainde zweefvliegers zal kunnen rekenen; 4. Het bevorderen en onderhouden van ver kregen vlieg vaardigheid; 5. Het bevorderen en onderhouden van de lichaamstraining in verband met het zweef vliegen; 6. Het bijbrengen van de kennis van vlieg tuigbouw, luchtkrachtenleer en vliegmeteoro- logie; 7. Opleiding tot het prestatievliegen met bijzondere zweefvliegtuigen; 8. Het propageeren van de kennis en het oefenen en in studie houden van de bescher mende maatregelen tegen aanvallen uit de lucht in de ruimste, beteekenis; 9. Het onderzoeken van de lucht op thermi sche en dynamische eigenschappen in samen werking met het meteorologisch instituut van de school; 10. Hetgeen verder in den ontwikkelingsgang van de school zich vanzelf zal openbaren, tot ontwikkeling en onder leiding te brengen; 11. Het kweeken van zelfdiscipline en het vormen van karakter en kameraadschap in ge meenschappelijk vliegers-groepverband. 12. De opleiding tot de officieele A-. B- en C-brevetten voor zweefvliegers; het behalen van diploma van instructeur; diploma, van zweeftechnicus volgens de regelingen van het Rijksloezicht voor het gebruik van zweef vliegtuigen; constructeur en ontwerper van zweefvliegtuigen: leider van plaatselijke zweef vliegclubs. jeugdluchtvaartclubs en bouwclubs van modellen. De school is een internaat met loopende weekcursussen. Ongetwijfeld een programma, dat ieder jeugdig zweef-enthousiast zal aantrekken. Hiermede zal de groote stoot gegeven worden aan een krachtigen en gezonden opbouw van de Hollandsche zweefvliegerij. We zien dus dat voor Holland nog zéér wijde perspectieven voor de zweefvliegerij open lig gen. Ons mooie land is er bij uitstek geschikt voor. Ons volk moet er nog geschikt voor worden gemaakt. Ook Fokker heeft de snelle resultaten ge zien van zijn harde werken. In 1911 fladderde hij in een zelfgemaakt apparaat boven Haar lem; de ouderen haalden hun schouders op. Nu, 25 jaar later, zien wij de F 36 majestueus door het luchtruim vliegen. Fokker heeft een rol van beteekenis in de vliegtulgwereld. Dat had niemand toen gedacht. Op dit oogenblik kan ook niemand vermoe den wat wij, Hollanders, over 20 jaar in de Luchtvaart beteekenen. Wanneer d a n in bui- tenlandsche bladen, doelende op Holland, zal gesproken worden over: Hèt luchtvarende volk van Europa, dan zullen wij die benaming te danken hebben aan de zweefvliegerij, die ons met harde inspanning en met stuggen arbeid op die hooge sport zal hebben ge bracht. ANTHONY J. D. SIPS. Noordwijkerhout Geef mij maar een das Tot mijn ongeluk heb ik ontdekt, dat een van mijn vrienden binnenkort jarig is. Ja, tot mijn ongeluk, want ik heb hem gevraagd wat er op z'n verlanglijst stond. „Ben je dwaas zeg! Niets natuurlijk!" Maar neen, ik moest en zou wat geven, dat was nu net zoo aardig, dat was nu juist zoo'n gezellige gelegenheid en m'n oordeel werd voltrokken, het fatale woord werd ge sproken: „geef me dan maar een das In m'n onschuld was ik nog erg verrukt over het idee ook en bestudeerde de kleur van zijn pak, grijs, daar kon je een mooie das bij uitzoeken! Argeloos ben ik op stap gegaan en ging bin nen in de eerste zaak die ik tegen kwam en die er naar goeie, dassen uitzag. „Juffrouw, ik wilde graag eens een das zien, bij een grijs pak". „Oh zeker, mevrouw, neemt u plaats. Is het pak licht of donker?" „Zoo'n beetje tusschen in." „Oh. ik weet het al, zoo blauw-grijs?" „Nou, dat geloof ik niet. Gewoon grijs ziet u, niet te licht en niet te donker." „Juist ja, mevrouw. Ik zal u wat laten zien." En toen begon het. Witte dassen met moesjes, Gele dassen met moesjes. Groene dassen met roode strepen, dernier cri. Rooie dassen met grijs. Dassen dassen met venijnige gele krassen. Dassen met figuurtjes, dassen met stippeltjes, das sen met zigzagjes, honderden dassen!! Hulpeloos bekeek ik ze stuk voor stuk, vond ze allemaal leelijk en mompelde maar: „wel aardig ja. Nee juffrouw, toch niet wat ik zoek. Een beetje .eenvoudiger. Ja maar dat is nu weer heelemaal zwart, 't is niet voor een begrafenis!" De juffrouw deed slachtofferlg en slaakte verborgen zuchten. De dassen groeiden aan tot een onheimelijke massa, een soort van rijstebrei-berg. „Ja, mevrouw, als u hieruit geen keus kunt maken! We hebben de grootste sorteering van de stad. Kijkt u eens, deze das is toch heusch heel fijnMijnheer Jan sen!" Mijnheer Jansen snelde ter hulp. „Och meneer Jansen, deze dame zoekt een das bij een grijs costuum. Vindt u niet, dat deze das uitstekend is bij grijs?" Alsof het mij wat kan schelen wat meneer Jansen vindt. Die dassen wil ik niet hebben, ze draaien me voor m'n oogen en ik wil weg. Ja. dat is gemakkelijk gezegd, maar hoe kom je weg van zoo'n beschuldigende toon bank vol dassen, van de grootste collectie van de stad? „Het spijt me heel erg. maar „Wacht, daar schiet me iet-s te binnen. Als u even wacht, mevrouw, dan zal ik even de Het Keizerrijk Abessinië. Er wordt in den laatsten tijd heel veel zij het helaas weinig opwekkend geschre ven over het „zwarte keizerrijk". Abessynië. Tenvijl wij nog steeds vurig mogen hopen, dat dit land zeer spoedig weer in betrekkelijke vergetelheid moge terugvallen en de ver schrikkelijke oorlog, die dreigt uit te breken, te elfder ure nog kan vermeden worden, mee- nen wij onzen lezers te gerieven door publi catie van deze uitgebreide kaart van het land, Wij raden hen aan, deze kaart uit te knippen of althans deze pagina tot dat doel te bewaren. nieuwste collectie van het magazijn halen, net binnengekomen!" Minuten gaan voorbij en de juffrouw komt terug met dassen uit het diluviaansche tijd perk. Dassen die m'n grootvader ouderwetsch zou hebben gevonden. Dassen als Brabantsche sjaals, dassen met bloemetjes en dassen met een ruitje. Juffrouw, geprezen is uw inval, die geeft me tenminste den zedelijken moed tot ver ontwaardiging. „Maar juffrouw! Dat zijn toch monsters.' Nee, het spijt me voor uw moeite, maar ik vind hier geen keus bij". „Ja mevrouw, dan weet ik heusch niet, wat u zoekt. We hebben de grootste...." Ik sta al buiten en snuif de frissche lucht op. Wat ee,n corvée! Maar enfin, niet zeuren, op naar de tweede étappe! „Juffrouw, ik wilde wel graag eens een das zien bij een grijs pak." „Oh zeker, mevrouw, neemt u plaats. Is het pak licht?" enz. Maar ik heb al wat geleerd. „Geen witte dassen met moesjes, juffrouw en geen rood of groen. Ik weet wel dat het modern is, maar dat is toch niet de bedoe ling." „Zeker, mevrouw, ik zal u eens wat laten zien." Donkerblauw met grijs, grijs met donker blauw. Streepjes, kringetjes, stippeltjes. .-Ze zien er erg netjes uit, juffrouw", zeg ik twijfelend. „Maar zijn ze niet een beetje saai?" „Nou, mevrouw, bij een grijs pak? Het is altijd erg gedistingeerd. Het is toch voor een ouderen heer, nietwaar?" Ik bijt een lach weg. „Niet zoo heel oud juffrouw, middelbaar meer." (Hij moest het eens hooren!) „Oh. juist, omdat u geen moderne das wilde hebben, ziet u, ik dachtMaar dan heb ik hier nog een heel aardige collectie, wat vindt u van deze dassen? Het allernieuwste!" Groen met streepen. Rood met streepen. L'histoire se répèteIk krijg het warm. „Dit is werkelijk een buitengewoon mooie das". „Het gaat wel, juffrouw, maar toch niet heel-emaal mijn keus". Mensch, hoe kom ik hier weg! „Deze dan, mevrouw. Deze is toch heel fijn, met dat kleine werkje." „Maar, juffrouw, die is bleu, dat gaat toch niet bij grijs!" Hou nu op met dassen uitpakken, ik wil weg! Ik heb nooit geweten, dat ik .over zooveel moed beschikte, want ik sta resoluut op. „Nee juffrouw, het spijt me, maar er is geen keus bij. Dank u voor uw moeite." „Geen keus?" De juffrouw blijft verbouwereerd achter en haar gedachten staan tastbaar om me heen: „Geef me tien van die klanten op een dag!" Ik neem het haar niets kwalijk, zelf zou ik dat ook denken. Nog één poging zal ik wagen en met een verhit gezicht kom ik in winkel nummer drie binnen. „Juffrouw, ik zou graag Enfin, m'n verhaal kent u nu al. M'n com mentaar op de dassen die ik niét wil hebben is nog iets meer uitgebreid en de juffrouw begint hier al dadelijk met de vraag, voor welken leeftijd het ongeveer is. „Kijkt u eens mevrouw, houdt u van dit soort?" ,,Oh neen, juffrouw, heelemaal niet!" „Deze soort dan misschien?" „Ook niet zoo erg. Ik weet niet hoe het komt, maar ik vind al die dassen zoo leelijk. Ze zijn zoo bont, of ze zijn opeens doodsch en saai." „Dat komt omdat u er te veel ziet, mevrouw. En zoo op de hand, zijn ze nooit zoo aardig als in het dragen. Als u een oogenblik wacht, zal ik meneer De Bruin even roepen, die zal u zeker kunnen raden." Mijnheer De Bruin scheen aan dergelijke klanten gewend te zijn, want hij begon al met „het is altijd moeilijk om een keus te doen voor een ander, niet, mevrouw? Vond u hier nog geen keus bij? Mag ik er eens een paar uithalen, die waarschijnlijk wel zullen vol-, doen? Kijkt u eens deze groene hier. Dat is een heel nieuwe kleur, werkelijk apart. En dan deze nieuwe kleur rood. Vindt u het geen gedistingeerde kleur?" „Het spijt me, maar ik wil geen rood of groen. Bij een grijs pak staat dat toch heele maal niet!" Het staat wel. mevrouw, maar als u het niet mooi vindt, natuurlijk Er komen nu twee dassen te voorschijn die dragelijk lijken en er wordt me verzekerd dat het artikel geruild mag worden. Beslist en zeker geruild, zelfs al ging er een maand over heen. „En, mevrouw", zei meneer De Bruin, „we zijn er aan gewend. Als een dame een das komt koopen wordt die haast altijd geruild. Maar ik geloof, dat u een zeer geluk kige keus hebt gedaan, de das is werkelijk heel mooi." Ik heb toen maar besloten en keek toe, hoe de juffrouw de das in een cellophanen koker tje schoof, toen m'n oog viel op een das met een spikkeltje, die ik nog niet had gezien. Was die eigenlijk niet toch nog „Juffrouw, gauw! Doet u er een papiertje om! Anders ben ik over een uur nog niet weg!" En de juffrouw wond met recoi-d-snelheid bruin papier om het met moeite veroverd object, dat nu hier voor me op tafel ligt en me schijnt te vragen, waarvoor ik me al die moeite heb gegeven, want in dien eersten wmkel, was die eene das met de streepje. Oh. das verdwijn uit m'n oog. ik word er ziek van! Met dubbele lakken heb ik het pak dicht gemaakt en met een zucht van verlichting aan den jarigen vriend overhandigd, terwijl ik hem vertelde, hoe ik dezen das bijna met m'n laatsten snik had betaald. „Dat begrijp ik niet. zeg! Er zijn toch zoo veel dassen tegenwoordig en dan heb je die leuke moderne groene dassen, of die roo- de HELEtf.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 10