ZATERDAGAVO
Peking, de vroegere hoofdstad
H'
H.D.*
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VERTELLING
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1935
HAARDE M'S DAGBEÏD'
7,
A ZIE in 1935.
Restauratie onder pressie van Japan?
DOOR EMILE SCHREIBER
Na onzen terugkeer van Japan op het Azia
tische vasteland, waar we de expansie van
Japan ter plaatse willen bestudeeren, hebben
we eerst een week te Peking doorgebracht. Het
was de dag voor het binnentreden der Japan-
sche troepen in de stad. Ook wilde ik, voor
dat ik mijn aandacht aan het enorme kolo
nisatiewerk van Japan in Korea en Mandsjoe-
kwo ging wijden, wat indrukken opdoen van
deze stad. die zeker de merkwaardigste der
Aziatische steden is.
Een Europeesch diplomaat met wien wij
te Seoul dineerden, had ons reeds een voor
proefje van de pracht van de oude Chineesche
hoofdstad gegeven.
U gaat naar Peking? Wat benijd ik u! Ik
■bij er langen tijd attaché aan het gezant
schap geweest. Het is ook nu de merkwaar
digste stad van de wereld.
En hij zocht een kostbare doos op, waaruit
hij een aantal gekleurde plaatjes, optische
beelden, te voorschijn haalde, voorstellende
Japan honderd jaar geleden.
U ziet het, er is niets veranderd. Wat
auto's en wat telegraafdraden er bij, dat is
alles. Maar de atmosfeer, die deze afbeeldin
gen zoo uitstekend weergeven, is dezelfde ge
bleven. Alleen mist men feitelijk de geuren
op de plaatjes. Ja, die geuren! In iedere wijk
ruikt men weer wat anders. Die geuren zijn
werkelijk onvergetelijk en ofschoon ze soms
van minder aangenamen aard zijn, brengen
ze bij den reiziger toch altijd een zekere
vreugde teweeg, omdat ze het land van de
machtige indrukken weer in zijn herinne
ring oproepen, het land, dat haast bij iedere
stap, in de straten of op de verlaten voor
pleinen der paleizen de ellende of de groot
heid van het menschdom demonstreert.
In de bovenstad heerscht rust. Er hangt
een lucht van kaarsen, gedroogde visch, dro
gerijen. of schimmel; in een achteraf-win-
keltje dommelt een zwaarlijvig man, hij
droomt van vette soep en eendenlever en ont
waakt af en toe om vervolgens in een boek
eindelooze rekeningen in te schrijven.
Iedere straat heeft zijn eigen uiterlijk. De
monumenten uit vroeger jaren zien er altijd
hetzelfde uit, zijn altijd fraai en kleurig,,
zooals u dat op de afbeeldingen gezien
hebt
Wat ons van onze aankomst in de vroegere
Chmeesche hoofdstad af opvalt, dat is die
zeldzame mengeling van prachtige lanen,
boomen, groen ook van stof en van mo
numenten, die zoo imposant en zoo talrijk
zijn, dat geen enkele Aziatische stad in staat
is den toerist een dergelijke verzameling van
schoonheid en grootheid aan te bieden.
Peking is opnieuw door een Japansche be
zetting bedreigd geweest en wel eenige
dagen na ons bezoek. Sinds de affaire met
Mandsjoekwo in 1931 hebben de Chineezen
begrepen, dat hun administratieve aangele
genheden zich daar te dicht bij de Japansche
legers van Mandsjoekwo bevonden. Zij heb
ben daarom de stad als hoofdstad verlaten
om zich te Nanking, 300 kilometer zuidelijker
te vestigen. Sindsdien heeft Peking zeer zeker
een deel van haar bedrijvigheid ingeboet. Pe
king is meer provinciaal geworden, zoo iets in
den geest van Versailles.
Weliswaar ziet de wijk der gezantsohaps-
gebouwen er heel wat moderner uit. dan die
paleizen en die winkelstraten, weliswaar ziet
men, een paar boeren uitgezonderd, geen
enkelen Chinees meer een staart dragen en
is het aantal Europeesche costuums of wat
er op lijkt grooter geworden; naast de auto
mobielen en fietsen zijn de paard-en-
wagens hetzelfde gebleven en is binnen een
vijftigtal jaren het aantal rikshaws in aantal
verdubbeld, hetgeen aan Peking noch een
modern noch een westersch aanzien gegeven
heeft.
Het ontwakende China.
Te Nanking ziet maarschalk Tsjang-Kai-
Sjek, dien men den Chineeschen Mussolini
noemt, zijn macht en invloed met den dag
stijgen. Deze zijn vervat in een nieuwe
sociale leerstelling, die het ..nieuwe leven"
genoemd word en die voor China beteekent,
wat het bolsjewisme voor Rusland, het fas
cisme voor Italië en het rassisme voor
Duitschland is.
Hij predikt orde, lichamelijke en moreele
tucht en onbaatzuchtigheid: zijn aanhangers
worden voortdurend talrijker.
Terzelfder tijd moderniseert China zich in
een tempo, dat inderdaad nog langzamer is
dan dat van Japan, maar dat niettemin een
indrukwekkend karakter draagt. De ontwik
keling der communicatiemiddelen, die zoo
als in ieder land als maatstaf voor den voor
uitgang gebruikt kan worden, is werkelijk
wonderbaarlijk. Een enkel cijfer is voldoende
om dit te bewijzen; terwijl China in 1921
slechts 1500 kilometer aan wegen bezat, be
schikt het thans over 100.000 kilometer. Het
wil over 15 jaar 250.000 kilometer hebben en
iedereen verzekert, dat die er dan zullen
zijn. Een machtige vereeniging. de Nationale
vereeniging voor goede wegen, waakt over
de uitvoering van het program.
De vorderingen van de scheepvaart op de
rivieren en op de zee en ook van de lucht
vaart zijn in vollen gang.
Dit zijn de eerste symptomen van het ont
waken van China, dat Japan óf zal aan
moedigen of vergeefs zal trachten te belem
meren.
Wij behoeven Peking slechts door te loopen
om het enorme contrast te constateeren tus
schen een stad, die afgezien van enkele
nieuwigheden, sinds vijfhonderd jaar on
veranderd is gebleven en het onmiskenbare,
maar nog op vele moeilijkheden stuitende
reveil van dit reusachtige vclk., dat op zijn
beurt, alleen of met den steun van zijn
vijanden van gisteren, die economische revo
lutie zal veroorzaken, waaraan geen enkel
land kan ontsnappen.
Het Cliineesch-Japansch conflict.
Een merkwaardige atmosfeer hangt er in
Peking. Wij voelen de politieks spanning
het gevaar van een naderende overschrijding
van den Grooten Muur door de Japansche
soldaten.
Maar de Europeesche veteranen in Peking,
die zooveel hebben meegemaakt, gelooven
niet aan een definitieve verovering van de
stad: ..Misschien zal men eenige patrouilles
in de voorsteden zien", zeggen zij, „maar wat
wilt u op dit oogenblik de Japanners in
Peking laten doen? Als zij Peking nemen is
het noodig, dat zij tegelijkertijd alle naburige
provincies bezetten en een tweede Mands
joekwo vormen. De Japanners zijn echter te
verstandig en té methodisch in hun manier
van handelen om alles gelijktijdig te willen
ondernemen. Zij hebben op z'n minst nog
tóen jaar noodig voor de organisatie van
Mandsjoekwo. Daarna is hefr evenwel zeer
waarschijnlijk, zoo niet zeker, .dat zij. wan
neer hun werkwijze geslaagd is, met de pro
vincies om Peking een verdrag zullen onder
teekenen, dat zij „verdrag van gemeenschap
pelijke belangen" noemen. En men weet van
het voorbeeld van Mandsjoerije. wat dat
beteekent: een verkapte kolonisatie, die niet
temin het dient erkend voor het land
dat zich op deze wijze onaer mandaat stelt,
wezenlijke waarborgen op het gebied van
militaire, financieele en zelfs sociale veilig
heid biedt. Maar daartegenover staat, dat
het een van zijn allerbelangrijkste factoren
kwijt raakt: zijn onafhankelijkheid".
Nog een paradox: De wijk der gezantschap
pen met haar buitenlandsche ambassades
blijft te Peking verscheidene kilometers ver
wijderd van de nieuwe hoofdstad Nanking om
dat de diplomaten aan Peking de voorkeur
geven. Hun regeeringen aarzelen nieuwe on
kosten te maken. Peking is aangenamer om
te verblijven dan Nanking en bovendien is
men er nooit zeker van, of er in de naaste
toekomst onder auspiciën van Japan nog
niet eens een verandering zal plaats hebben.
Het zou voor Japan van groot belang zijn.
wanneer Peking weer de hoofdstad werd.
Dan zou het hart van China immers binnen
zijn bereik liggen. Maar juist om dezelfde
reden hebben Chineez-en zich destijds te
Nanking gevestigd.
Misschien zullen de Japanners over eeni-
gen tijd een poging doen van Peking een
hoofdstad te maken, die naar hun pijpen
danst, gelijk met Hsingking, de huidige
hoofdstad van Mandsjoerije is geschied en
wie weet wellicht zal daar de zelfde keizer
zijn intrede doen....
(Nadruk verboden).
De Linde
eerlijk, nietwaar, de bloeiende linde?
Voorbijgangers zien dankbaar naar
haar op.
Haar? Ja,, ze is de eenige Neder-
landsche boom die wij ondanks mr. Mar-
chant onder de vrouwelijke wezens blijven
rangschikken. Zou 't zijn. omdat ze in heel
oude tijden als heilig gewijd was aan Freya,
Wodans vrouw?
De avondwandelaars blijven, als ze onder
de bloeiende linde komen, stilstaan en maken
elkaar opmerkzaam op den heerlijken geur,
die haar lover onbetroomt. En eskaders van
kleine levende tweedekkers komen, aangelokt
door de zoete odeur, het loverpaleis binnen.
Ze gaan van bloempje tot bloempje om den
begeerden nectar dien ze in overvloed vin
den. 't Is, of de linde dien nectar uitsluitend
voortbrengt voor het kleine goed. Eigenlijk
kan dat ook wel zijn. Wat moet ze immers
beginnen met al dien overvloed van suiker
water? Maar in haar weldadigheid schuilt
toch eigen belang. Zie die lange meeldraden
maar eens ver buiten het bloempje hangen.
Als een insect snoepen wil. moet het willens
of onwillens de helmknopjes aanraken en
een laagje stuifmeel meedragen naar een
ander bloempje. Of op den stamper van het
bloempje zelf waaruit het nectar putte,
meent u misschien. Dat zou wel de kortste
weg zijn tusschen helmknop en stempel,
maar deze kortste weg is niet de beste. Want
de stamper van een lindbloempje blijft ge
sloten, zoolang de helmknopjes van hetzelf
de bloempje bloeien. Zal het insect derhalve
een stamper bevruchten, dan moet het een
bloempje treffen met uitgebloeide meel
draden-
De hangende bloeiwijzen dragen twee a
drie of vijf tot zeven bloempjes. Dit hangt
er van af. of je met de Grootblad-linde dan
wel met de Kleinbald-linde te doen hebt. De
bloeiwijze zit op de stevige middennerf van
het lange bleeke schutblad. Wel schuilen de
weinig opvallende bloempjes onder de bla
deren. wat natuurlijk bij regenachtig weel
een afdoende beschutting aan het stuifmeel
geeft. Maar bij zonnig weer weten de vlie
gende insecten ze wel te vinden.
Let eens op de plaatsing der bladeren. Zij
vormen een dichte dakbedekking. De kleine
re bladeren vullen de ruimten tusschen de
grootere keurig aan. Ze staan elkaar nooit
in den weg en benemen elkaar geen zonlicht.
Ook vormen ze gezamenlijk een afdoende
beschutting tegen regen en een doelmatige
waterleiding. Zoo krijgen de haarworteltjes
die vlak onder den rand der boomkroon lig
gen. regenwater en blijven de bloempjes nog
droog in een harde bui. Onder de paraplu-
vormige kroon kun je dus in een regenbui
gerust gaan schuilen.
Aan den onderkant der lindebladeren zit
ten vaak bosjes gele haartjes. Doe je zoo'n
bosje open. dan ontdek je er een troepje
mijten in. Wat doen die daar? Overdag rus
ten, maar 's nachts maken ze uitstapjes over
het blad op zoek naar schimmelplanten.
Even voor 't vallen der bladeren stellen die
mijten zich in veiligheid over de bladstelen
naar de takken en verder in spleetjes van
de schors en scheurtjes van het hout. Ze ko
men niet terug voor het nieuwe blad ontbot.
Misschienbewijzen de mijten de linde een
grooten dienst.
De linde is al lang onze meest geliefde
boom. „die minlixte van scaden en die
scoenste van bladen", zegt Jacob van Maer-
lant (1250). Gewichtige gebeurtenissen wor
den nog altijd gevierd met het planten van
linden. Wat zijn er een Wilhelminalinden in
ons land! Op 't Kennemerplein werd in '35
een Juliana-Iinde geplant. ,X>e Dikke Boom"
bij 't kasteel Verwolde in de Graafschap
Zutphen, waarvan ik den stam bij mans
hoogte op 6.5 M. omtrek bepaalde.
Die minlixte bewaart een vage herinne
ring aan Willebrord. die op deze plek het
Evangelie zou hebben verkondigd.
Aan den 's-Gravenpolderdijk op Zuid-Be
veland staan vier linden, die aan Karleman-
je zouden herineren. Te Haarlem zouden, ja
ren geleden, twee linden zijn geveld die her
innerden aan de roemruchte verheffing van
Graaf Willem II tot Roomsch koning van
't Heiligee Duitsche rijk (1247).
Na 't vellen van de Wodans- en Donars-
eiken in de 9de eeuw werd de linde de ge-
richts- of dingboom, waaronder de vier
schaar recht sprak.
En heeft het nooit uw aandacht getrokken,
hoe van al onze boomen - vooral de linde in
familie-, stads- en straatnamen de eerste rol
speelt? Ik ken een Van der Linde, een Ter
linde, een Lindeman, een Verlinde (ver
van der), een Lindeboom, een Van 't Lin-
denhout. een Lindenschot. een Lindenberg,
een Lindo. een Lindensmit. Westfalen en
Hannover tellen-onder hun steden elk twee
Lindau's en een Lindenfels. Onder hun
staatslieden tellen zij een Lindeman en een
Lindenquist. En welke plaats van eenige be-
teekenis roemt niet op het bezit van een
Lindenlaan en een Lindengracht? Heeft Ber
lijn niet een Unter den Linden? Bloemen-
daal niet een Lindenheuvel?
Probeer eens dergelijke afleidingen te vin
den met Eik, Beuk. en Iep. Verder dan Van
Eyck, Eikhout. Eikema, Eikelenboom, Beu-
kerna. Beukenhorst, Boekhorst en Boeken
rode heb ik het niet kunnen brengen. Ykema
en Ypma zullen wel afleidingen van de Frie-
sche persoonsnamen Yke en Ype zijn die
waarschijnlijk met Eik en Iep niets te ma
ken hebben. KERST ZWART.
ll—11
De club der Bijgeloovigen.
Met z'n dertienen hadden ze 'm gesticht, om
er af te komen, van hun bijgeloovigheid. Op
'n Vrijdag den dertiende. Ze plachten bijeen
te komen al alle algemeen erkende Christe
lijke en Israëlietische ongeluksdagen en di
neerden dan met z'n dertienen. Boven de deur
van de eetzaal hing een omgekeerd hoefijzer.
Bij loting werd ae plaats tegenover de spie
gel aangewezen. Tijdens de soep werden der
tien zoutvaten omvergeworpen en de messen
lagen gekruist naast de borden. De zwarte kat
van de hotelhoudersvrouw wandelde gedu
rende den geheelen maaltijd door 't vertrek en
spon. Zij spon zij bij de bijgeloovigheid. Met
dure eeden hadden de leden zich verbonden
elkaar nooit iets anders dan zak-, kap- of
scheermessen, tuinscharen en dergelijke
snijdende voorwerpen ten geschenke te ge
ven. Zij waren verplicht onder elke ladder
dien zij op straat mochten tegenkomen door te
loopen. zelfs al kostte het moeite de pre
sident was vrij lijvig en dreigde er schade
door witkalk, verf of vallende boomtakken
En het lidmaatschap gold tot er de dood op
volgde van wege het getal 13. Huiverend
deed elk lid de gevaarlijke dingen d'e Statu
ten en huishoudelijk reglement van hem
eischten, maar bijgeloovig bleven zij.
Toen kwam de katastrophe. De president,
kreeg een briefje, waarin een der leden zijn
lidmaatschap opzei. De ellendige had zich
verloofd en was door eenige medeleden op de
vingers getikt, omdat hij dit belangrijke feit
op een doodgewonen Woensdag den 17den
had bekend gemaakt. Dat nam de verloofde
niet en met vrouwelijke hardnekkigheid had
zij er bij den man harer keuze op aangedron
gen dat hij het lidmaatschap van „die rare
club" zou opzeggen. En de ongelukkige was
bezweken: terwüle van één trouwbelofte aan
één enkele vrouw had hij duizend eeden aan
twaalf mannen gelb' ken.
Somber zaten de twaalf tezamen. Bij de
soep bleef één zoutvat onaangeroerd. Twee
messen lagen naase elkaar bij een schoon
bord en een leegen stoel.
Juist toen drie leden sidderend met één
lucifer huil sigaret aanstaken, nam de presi
dent het woord. In gloeiende kleuren schil-
oerde hij den strijd tegen de bijgeloovigheid.
die zij zoo lang eendrachtig. schouder aan
schouder hadden gestreden. Zijn stem werd
heesch, toen hij sprak van het. laag verraad
en van de adder der tweespalt, hard en na
drukkelijk. toen hij de noodzakelijkheid be
toogde van een eenheidsfront tegenover den
lafaard die de wegen van eer en plicht had
verlaten voor die der lust. Hij eischte een
strenge straf in het kader van het vereeni-
gingskarakter en besloot met een vurige op
roep aan alle leden, de eer der anti-bijgelco-
vigen te wreken. Toen werd het een waar
complot. Tallooze voorstellen kwamen ter ta
fel. werden gewogen en te licht bevonden,
tot eindelijk de secretaris een zoo geraffi
neerd plan voor den dag bracht, dat men una
niem besloot het tot in onderdeelen uitge
werkt te verwezenlijken en de bezoedelde
vaan van de club door een voorbeeldige
wraakoefening van haar smetten te reinigen.
De gebochelde roodharige bediende dien het
gezelschap na lang zoeken op den kop had
getikt, kreeg zijn instructies en het uur der
wr-ke naderde.
Het was geen bij uitstek fraaie dag, die
13e November. Het regende en hagelde afwis
selend. In de rustige buitenwijk, waar het
zondige ex-lid zijn kamers had, waren de
straten in den laten avond volkomen uitge
storven.Door 'n arglistigen streek had de pen
ningmeester de oude kamerverhum-ster naar
een ander deel der stad gelokt. Een valsche
sleutel bezat de club niet, maar een der leden
was in het bezit van een looper. In kleine
groepjes naderden de samenzweerders, diep
in hun overjassen gedoken, het huis. De een
na den ander verdween door de deur die op
een geheimzinnig tikken werd geopend.
Toen de twaalf rillend en wel in het nauwe
gangetje stonden en de voorzitter appèl had
gehouden, sprak hij zachtjes:
Jassen uit, hoeden af.
In het stikkedonker ontstond wat geduw
en verwarring; toen was het weer doodstil.
Pas op, ik maak licht.
Een zaklantaarn bescheen het gezelschap.
En allen huiverden. Daar stonden twaalf
•jfe
■Üf i
zwarte duivels met grijzende maskers, ge
hoornde 'koppen en zwaaiende staarten. Een
rilling doorvoer de satanische gedaanten. Een
mompelde zelfs:
Is het niet wat al te.Zou hij niet.
Maar de elf anderen, schoon al even be
duusd over het griezelige effect dat zij maak
ten. protesteerden.
Hij heeft 't verdiend. Nee, we zijn nu
eenmaal begonnen.
- Stilte, zei de president. Het licht ging
- De derde deur links is zijn slaapkamer.
Ze slopen voort op fluweelen pooten. elkaar
bij den staart vasthoudend. Bij de slaapka
merdeur stonden zij stil. De voorzitter klopte.
Geen antwoord.
Hij klopte weer.
Stilte als des grafs.
De deur kraakte. De deur kierde open.
Ontwaak ontwaak....! gromde de
penningmeester met een stem die hem zelf
ippenvel bezorgde.
Doodsche stilte.
Teen draaide de secretaris den schakelaar
om. De lamp bescheen een onbeslapen bed,
door het vertrek slingerende kleeren. Op de
tafel stond een schoen. Daarnaast lag een
telegram: Verwacht je trein 10.59 Hannie.
stond er.
Twaalf duivels staarden elkaar aan. Twaalf
maskers in verstarde grijns.
Mislukt.
Ontsnapt.
Tja. zei toen de penningmeester met zijn
gewone stem, hij is er niet. Da's nou verrekt
jammer.
Wat nu?
Nou. dan gaan we maar weer.
Ben je gek? Hij zal nog wel komen.
De laatste trein is allang binnen.
Daar ligt nog een papier, 't Was de re
kening van den wijnleverancier voor 12 Les-
schen bourgonjc.
Ik weet. wat. We gaan naar zijn kamer
en drinken al zijn flesschen leeg.
Ze slopen de gang door naar de zitkamer.
Weldra belichtte de schemerlamp een
vreemd schouwspel: twaalf demonische,^ el
kaar volkomen gelijke gestalten in de stoe
ien, op de divan, cp den grond- Twaalf boos
aardige maskers. En buiten gierde de storm.
De hagel kletterde.
De twaalf flesschen waren ras gevonden.
Twaalf glazen stonden op tafel. Het bloed-
roode vocht gulpte in de kelken. De klok sloeg
twaalf.
Toen stond de voorzitter op.
Ieder neemt een glas. Mijne heeren. Al
is dan
Opeens een stem:
Ik heb nog niets.
Ik heb twaalf glazen ingeschonken, zei
de penningmeester, 'k Weet het zeker.
Glazen op tafel, commandeerde de pre
sident.
Het waren er twaalf.
Ieder neemt een glas.
Twaalf glazen werden opgeheven.
Nou heb ik weer geen glas, kwam op
eens een stem uit den hoek.
Diepe stilte.
Toen zei er een en zijn stem was rauw van
zenuwachtigheid
Groote God.
En meteen hadden ze het allemaal be
grepen. De baarlijke duivel was in hun mid-
Op hetzelfde oogenblik renden ze, storm
den ze de deur uit. struikelend over de stoe
len de overjassen en de hoeden. Ieder greep
wat hij krijgen kon. De deur uit. de deur uit.
We" uit dit behekste huis. Ze vlogen de duis
ternis in. De storm loeide, de hagel kletterde.
Voort, voort!
Achter hen klonk een lach, schel en sa-
tSmSCh' MAC PETER.
pe tijd van den wijnoogst is gekomen,
GEMENGD NIEUWS
Over een meteoorsteen. In de Amerikaan
sche Staat Arizona in 't verre Westen heeft
oudtijds een Indianenstam gewoond, die in
dertijd spoorloos verdwenen is. Niet alleen
de bewoners, maar ook bun woningen. W-aai*
was dit alles gebleven. Men heeft allerlei
theorieën hierover opgebouwd, doch geen en
kele bevredigde, vooral daar hun woonplaats
in een woestenij herschapen was. De jongste
onderzoekingen hebben de waarheid aan
licht gebracht. In 't jaar 1278 is hier een me
teoor neergevallen die een middellijn had
van 125 meter en met een snelheid
van 65 kilomster per seconde naar beneden
bewoog en zich 800 meter diep ln den bodem
begroef. Het gevaarte woog 12000 millioen
kilogrammen. Geen wonder dat het alle le
ven in deze streek vernietigde.
De kosten van een huwelijk. In de le
helft der 18e eeuw betaalde men op 't plat
teland en Utrecht als trouwkostenaan den
Schout f 2 en 2 stuivers, aan 2 schepenen sa
men f 1 en 10 stuivers, aan schrijfloon f 3 en
12 stuivers, aan den bode 12 stuivers, aan den
koster 9 stuivers.
De Delftsclie horlogemakers. In 1368 gaf
de Engelsche koning Eduard III aan de Deut
sche horlogemakers vrijgeleide om in zijn
land te komen en daar hun handwerk uit te
oefenen. Horloges waren toen zeer zeldzaam
en men betaalde groote sommen om er een
machtig te worden.
Koning Hendrik IV en de inwoners der stad
Orleans. Deze hadden indertijd het recht
gekregen om in bijzijn van den koning zit
tend "te mogen drinken en aan dit gebruik
wilde de koning een eind maken. Toen eens
enkele afgevaardigden der stad Orleans bij
hem op bezoek waren, liet hij de heeren wijn
aanbieden, maar liet tegelijk hun stoelen weg
nemen. Toen de heeren weigerden staande te
drinken en de koning bleef weigeren hun.
stoelen te geven, gingen de heeren op den
grond zitten en dronken hun glas ledig De
koning lachte en zei: „Ge hebt me overwon
nen mannen! Ik heb vergeten ook dezen stoel
te laten wegnemen."
Zou bet nog zoo wezen? Oudtijds heette het:
Nijmegen de oudste, Roermond de grootste,
Zutfen de rijkste en Arnhem de lustigs te.