ZATERDAGAVOND Blijift Fit! Krakatau BIJVOEGSEL VAM HAARLEM'S DAGBLAD A ZIE in 1935. De Japansche kolonisatie en haar oorzaken. „Oom Paul" op het witte doek. ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1935 HAARDE M'S D A G B DA D 7 Mandsjoekwo en Korea. Voor den Europeaan, die de gebeurtenis sen van vsrre volgt, zijn de beweegredenen van de Japansche expansie op het Aziatische vasteland eerst in Korea, daarna in Mandsjoerije en sinds eenigen tijd in China, in de provincie Hoepei, die aan den staat Mandsjoekwo grenst gelegen in de over bevolking (het teveel bedraagt jaarlijks een millioen) en in den wensch van Japan elders over gebieden te kunnen beschikken, die be stemd zijn om het bevolkingsoverschot op te nemen en te voeden. Deze opvatting is niet met de feiten in overeenstemming. In werkelijkheid is Japan steeds meer in staat in het levensonderhoud van zijn bPwoners te voorzien. De vorderingen in de landbouwtechniek hebben in de laatste jaren tot een tweeledig resultaat geleid, nl. uitbreiding van het totale oppervlak aan rijstvelden met bijna 20 percent en verhoo ging van hun opbrengst met bijna 50 percent. Het is hier, evenals bij het graan in het wes ten, niet een kwestie van opvoering der pro ductie, maar van het vinden van een vol doend aantal afnemers voor den overvloedi- gen oogst. Evenmin is de noodzakelijkheid van een sterke Japansche emigratie de oorzaak van de expansie op het Aziatische vasteland. Op een bevolking van meer dan 65 millioen inwo ners zijn er slechts iets meer dan een millioen Japanners, die buiten hun land leven. De Japanner is geen kolonisator. Minder dan iemand anders kan hij verandering van klimaat verdragen en zoowel Korea als Mandsjoekwo, beide zeer koud in den win ter, vormen voor den Japanschen landbou wer, die in zijn huis van hout en papier wei nig tegen weer en wind beschut is iets af schrikwekkends. Buitenman of stedeling, de Japanner wenscht geen afstand te doen van zijn leefwijze en gebruiken, die zeer afwijken van die der andere landen. Tenslotte is nog een belangrijke reden van de moeilijkheid tot emigreeren naar het Aziatische vasteland gelegen in de goedkoope Koreaansche en Chi- neesche werkkrachten. De Koreanen en Mandsjoe's stellen zich tevreden met een le vensstandaard, die de helft lager is dan die der Japanners. Aldus onstond een concurren tie, die den Japanschen arbeiders er niet al leen van deed afzien hun bestaan buitens lands te gaan zoeken, maar die bovendien, al naar mate Japan op nieuwe landen beslag legde, een immigratie veroorzaakte van goed koope arbeidskrachten in Japan, in plaats van een emigratie van Japanners naar het vasteland. Zoo kwamen van 1917 tot 1927 meer dan een millioen Koreanen naar Japan om daar als arbeiders te werken en bijna 300.000 hunner hebben er zich gevestigd on danks de nieuwe beperkende wetten, welke overeenkomen met de bepalingen, die de Europeesche landen sinds kort tegen vreemde immigratie genomen hebben. Van het millioen Japanners, dat in den vreemde leeft, is meer dan de helft ambtenaar of militair, 100.000 a 200.000 zijn kooplieden en ongeveer 300.000 landbouwers De reden van de Japansche expansie ligt dus deels in den wensch zich op het vaste land van militaire veiligheid te verzekeren, die elke eventueele invasie, zelfs luchtaanval, onmogelijk maakt maar vooral in het ver langen zich de voor de industrie noodzakelijke grondstoffen te verschaffen tegen prijzen, die lager zijn dan in het westen en tegen hoogere loonen. Japan's overheersching in Mandsjoekwo. Voor een goed begrip van de Japansche expansie, die naar het principe der communi- ceerende vaten het terugtrekken der blanken tot gevolg heeft gehad, is het van belang op beknopte wijze de voornaamste gebeurtenissen der laatste veertig jaar in herinnering te brengen. In 1896 vestigen de Russen, als gevolg op den Trans-Siberischen spoorweg in Chineesch Mandsjoerije een invloeds-zöne in den vorm van een spoorwegconcessie dwars door dit land. Steden die de voornaamste stations zul len bevatten worden door hen gebouwd of tot verdere ontwikkeling gebracht, zooals in het noorden Charbin en Tsjang Tsjung (thans Hsingking, hoofdstad van Mandsjoekwo), Moekden en in het zuiden, tegen China aan. de haven van Dairen. Tsjang Tsjung vormt zoo ongeveer het cen trum van deze spoorbaan van bijna 3000 kilo meter lengte. Dit Russische nabuurschap verontrust Ja pan en heeft in 1904—'05 den Russisch-Japan schen oorlog tot gevolg. De Japanners behou den het protectoraat over Korea, dat zij in 1910 definitief annexeeren. In Mandsjoerije komt de zuidelijke helft van den spoorweg van Hsingking tot Dairen, onder Japanschen invloed en dit zal nu het steun punt worden van alle toekomstige expansie. In 1931 heeft de militaire bezetting van Mandsjoekwo door de Japanners plaats en dezen consolideeren er hun invloed volgens een nieuw systeem, dat noch annexatie, noch protectoraat is. Vervolgens verplichten zij de de Sovjet-Unie in 1935 hun het laatste Rus sische steunpunt af te staan, n l. de noorde lijke helft van de spoorlijn, die bekend staat onder den naam van Chineeschen Ooster spoorweg en waarvan de onlangs plaats ge vonden hebbende ontruiming door de Sovjet autoriteiten het terugtrekken van Rusland uit Mandsjoekwo beteekent. Laat ons tenslotte niet vergeten, dat de Ja panners, die de Duitsche eilanden in de Paci- DOOR EMILE SCHREIBER fic, de Carolinen. Marshall-eilanden en de Mariannen bezet hadden, na den oorlog van 1914 een mandaat over deze eilanden kregen. Dit zijn. in het kort weergegeven, de ern stige gevolgen van het terugtrekken der blan ken uit Azië in den loop der laatste jaren, waartoe ook de houding van Japan in het Italiaansch-Abessynische conflict behoort. In Korea. Wat is op het oogenblik het beeld, dat de Europeesche reiziger te zien 'krijgt op de twee voornaamste Japansche expansie-centra, Korea en Mandsjoekwo? De „Shoku Maru", een klein stoombootje, dat den dienst tusschen Japan en Korea on derhoudt, zet ons vroeg in den morgen in Fu- san af en de eerste, die ons daar nog voordat In geheel Azië hebben we nergens zulks zooals gewoonlijk een Japansche politieagent die op beminnelijke wijze zijn visitekaartje aanbiedt en mij vraagt hetzelfde te willen doen, Hij knoopt vervolgens een gesprek met ons aan. waarbij hij zooveel mogelijk de eeuwige vragen vermijdt, die ons overal naar aanlei ding van onze reis gesteld worden. Wij kun nen niet zeggen, dat deze Japansche politie man zich agressief of onvriendelijk gezind toont, maar zijn aanhoudende en indiscrete bewaking vermoeit tenslotte den meest ge- duldigen Europeeschen reiziger. In de menigte, die ons omringt, onderschei den wij de eerste Koreanen, elegante men- schen, van top tot teen in het wit gekleed; zij dragen een witte zijden jas en een pofbroek. Op het hoofd een smalle hooge hoed van me taalgaas, die dient voor het intacthouden van het manlijke haar. dat in een wrong opge stoken is een dracht, die overigens hoe langer hoe meer verdwijnt. Be vrouwen dragen lange rokken, eveneens van witte zijde, en corsages in matte kleuren. Haar voorkomen is moderner dan de mannen die zich met lange puntbaarden tooien. In geheel Azië heben we nergens zulke schilderachtige figuren gevonden als de man nen van Korea. Een reis van eenige uren en we zijn in Séoul, dat de Japanners Keijo noemen, een merkwaardige stad van 350.000 inwoners waaronder 80.000 Japanners gelegen aan den voet der groote bergen. Deze hoofdstad ziet er, ondanks de .vorderingen die zij in de laatste jaren gemaakt heeft, heel wat minder modern uit dan de Japansche steden van de zelfde beteekenis. Een Europeesch koopman, die sedert twin tig jaar in het land gevestigd is, heeft mij uitgelegd, hoe hier de Japanners te werk ge gaan zijn. Bij het begin der bezetting werd gebruik gemaakt van krachtige middelen. Doch de Japanners hebben spoedig begrepen, dat dit systeem bij een zoo fijnbeschaafd volk als de Koreanen slechts kon leiden tot het aan- kweeken van haat en een steeds dieper wor den van de kloof tusschen beide volken. Lang zamerhand hebben zij hun methode verzacht, Ongetwijfeld hebben zij nog lang niet alle harten veroverd, maar een groot aantal Ko reanen is er van overtuigd, dat zij alleen nooit die economische ontwikkeling aan hun land hadden kunnen geven, waarvan thans Japan ners en Koreanen gemeenschappelijk profi teered In dit geweldige gebied, waar 22 millioen Koreanen wonen, is ieder voortaan zeker van zijn bestaan. Spoorlijnen, wegen, electriciteit, telefoon, scholen, dat alles deed overal zijn intrede of werd tot verdere ontwikkeling ge bracht. De rijkdommen van het land. welke in hoofdzaak gevormd woraen door de goud mijnen, de katoenplantages, de veeteelt, de industrie van lichte metalen, de kolenmijnen en in het bijzonder den landbouw werden op voortreffelijke wijze tot grooteren bloei opge voerd. Het gaat het land op het oogenblik zoo voorspoedig, dat men er noch ellende, noch werkloosheid ontmoet. De begrooting is in evenwicht en de Koreanen blijven vrij van militairen dienstplicht. Dank zij de stijging van den rijstprijs met bijna 50 pCt. sedert een jaar is er geen geldgebrek. Ongelukkigerwijze hebben de Ja panners den export van rijst naar Japan ge- contingenteerd, wat bevestigt, dat de oorzaak van hun expansie niet gelegen is in de kwes- I tie V2n het levensonderhoud. Toch stuiten de Japanners in hun koloniën op heel wat moeilijkheden. Eén er van is ge legen in den verkoop van grond door de be volking aan de Japanners. Het is hetzelfde vraagstuk als in Palestina, waar de Joden groote oppervlakten grond van de Arabieren koopen. Deze worden aldus op wettige wijze onteigend en nadat zij de bedragen, die zij voor hun bezittingen ontvingen, geheel heb ben uitgegeven, kunnen zij niet meer in hun onderhoud voorzien en worden tenslotte, te gen wil en dank, tot een sociaal gevaar en een element van wanorde. Bijna 200.000 landbouwers verkeeren in Ko rea in deze omstandigheid en als gevolg daar van maakt het communisme, dat de moderne religie der ontevredenen is, groote vorderingen onder hen. Een andere moeilijkheid liet. hier zoowel als in Mandsjoekwo, in de ontwikkeling van som mige takken van industrie, die een gevaar kunnen vormen voor Japan wegens de voor de helft goedkoopere arbeidskrachten. Te Séoul verdient een Koreaansche arbeider 3 a 4 frank per dag en hij leeft met gemak van ICO frank per maand. Een Koreaansche boer kan met zijn gezin van minder dan 50 frank pier maand leven. De oude Koreanen. die getuige zijn geweest van den vooruitgang dank zij de Japanners, kosten Japan niet zooveel hoofdbrekens. De jongeren daarentegen zijn van meening, dat zij de Japansche bescherming niet meer noo- dig hebben en onderwerpen er zich met te genzin aan. In ieder geval is de verhouding tot de be volking van dien aard, dat men een groot deel van de openbare functies aan de Koreanen zelf heeft kunnen toevertrouwen. Een kort verblijf in Korea geeft den indruk, dat dit land met zijn vele politiedienaren te veel zullen heel wat Koreanen zeggen, on danks alles in het bezit is van een uitsteken de administratie en een gunstige economische positie. Maar de feitelijke Japansche expansie richt zich op het oogenblik naar Mandsjoekwo. (Nadruk verboden) GEMENGD NIEUWS Anders dan tegenwoordig. In 1490 werden door de stadsregeering van Utrecht voor ver schillende eetwaren de prijzen vastgesteld. Zoo mocht een herbergier voor een maaltijd niet meer dan 5 1/2 stuiver berekenen. Een eendvogel kostte eveneens 5 1.2 stuiver. 1 pond kaas 11 2 cent, 1 H.L. rogge 15 stuivers, 1 H.L. gerst 12 stuivers, 1 pond spek 3 cent, 1 L. mengel 1/2 cent. In afwachting van een uitbarsting. De Krakatau werkt! Een golf van angst gaat langs de vreedzame kusten van straat Soenda. Bulletins, vetgedrukte berichten in de kolom men der dagbladen. De eerste berichten luiden ernstig genoeg. Een geweldige knal, plotselin ge vuurzuilen, gevolgd door heftige explosies met slechts enkele minuten tusschenruimte. Soms is een uur lang het vuur niet van de lucht. Resident en regent, de geheele bevol king verzamelt zich aan het strand voor Pasaoeran en Laboean en kijkt toe met bleeke, bedrukte gezichten. Zoolang er vuur te zien is. gaan we niet naar bed. dat is de algemeene meening. En Dr. Stehn, chef van den vulkano- logischen dienst moet het den verslaggevers toegeven; ja, een vloedgolf is heelemaal niet onmogelijk, de vulkaan heeft blijkbaar zeer veel materiaal uitgeworpen en dan kunnen elk oogenblik groote instortingen met de gevreesde gevolgen plaats hebben. Ik zat in Bandoeng, maar de mooie geriefe lijke sneltreinen der S.S. brengen je tegen woordig binnen de drie uur naar Batavia. En daar stonden vrienden klaar en weldra suisde de auto langs Java's prachtige wegen, die voor het grootste deel nog zeer goed onderhouden zijn, deels in werkverschaffing natuurlijk. Rijstvelden en palmen, een rijk land. en wij denken aan de sombere dreiging, die wij straks aan den horizont zullen ontwaren. Pan- geran en Serang gaan voorbij. Daar ligt de zee voor ons, maar Krakatau is nog achter een uitstekende landtong verborgen. Prachtig is dat eindelooze cococpalmwoud. Zoo moet Ha waii zijn! En ook hier leeft een sierlijke, kleurzinnige bevolking. Maar onze blik gaat telkens weer over de windbewogen wateren van straat Soenda. Het is nog vroeg, wij heb ben de zon in den rug. Dwars in den weg is nauwelijks iets zichtbaar. Maar tochEen eruptiewolk van 5000 Meter is toch geen klei nigheid en volgens de laatste berichten duren de uitbarstingen met onveranderde hevigheid voort, elke paar minuten; alleen de vuurver- schijnselen zijn verdwenen, ook 's nachts niet meer zichtbaar. Nu zijn wij al heel wat landtongen gepas seerd. Maar eens stoppen om rustiger te kun nen kijken. De kijkers worden voor den dag gehaald en de wazige contouren van den ho rizont eens goed bekeken. Daar hangt de wol- kenkrans rond den Raja bassa. den Zuidelijk- sten berg van Sumatra. En ik heb goed gezien, daar liggen als grauwe schaduwen aan den Kraterrand van Anak Krakatau met Rakata op den achtergrond. helverlichten tropenhorizont de langgerekte drie hoeken van Sebesi en Rakata. Daartus- sehen moet de werkende vulkaan liggen. Maar wij zien niets! Weer te laat? Net als in '29 en '31 toen telkens na hevige werking stilte in trad. zoodra ik in de buurt kwam. Meermalen zoeken wij den horizont af, maar er gebeurt niets. De zon overgiet alles met een heiig waas. Wij halen onzen mondvoorraad voor den dag. gaan lekker zwemmen en tegen een uur of drie verder zuidwaarts naar Pasa oeran, waar de vulkanologische dienst zijn waarnemingspost heeft. Loom, moe van zon en licht en lucht hang ik in de kussens. Het is wat helderder geworden. Nu de zon het Westen nadert, beginnen de silhouetten van Rakata en Sebesi zich veel helderder af te teekenen, daartusschen alles nog nevel en heiligheid. Tot ik plotseling overeind vlieg. Brenti chauf feur. Stop kerel. Een dichte donkere wolk spuit omhoog aan den horizont, leigrauw af stekend tegen zondoorlichten achtergrond. Steeds hooger spuit het gevaarte. Rakata ligt er vlak naast en is 800 M. hoog. Dan vliegen modder, asch en zand nu al boven de duizend Meter. Wij staan alle drie naast den wagen met razenden motor. Alle drie gelijk kijken wij om naar den heuvel, een palmboom om er in te klimmen. De chauffeur ziet groen van angst, mijn metgezel grijpt mijn hand. 1200 Meter schat ik. Dan verandert plots het tooneel. Geen fel uitschietende puntige explosiewolk meer, maar nu neerbuigende toppen, de asch en steenen gaan terugvallen in zee, uit de rook zuil wentelen dampwolken omhoog naar 4 en 5000 Meter, een krans van wolken vormt zich beneden rond den rookzuil, waar de gloeiende massa's in het water plonsen. En dat geheele gevaarte begint nu langzaam op te stijgen, laat los van den horizont, al blijven strepen vallende asch steeds zichtbaar. Daar weer! Hetzelfde beeld van vorenaf aan. De tweede wolk haalt de eerste in en nu de zon nog lager staat, blijkt er een reuzenwolk te hangen, die straks de zon gaat verduisteren. Dus dat is allemaal heel gewoon! Dat is de normale werking, zooals de kranten die be schreven. Wij kijken elkaar aan en beginnen te lachen. Onze angst was echt, de geruststel ling ook. Het is een geweldig natuurverschijn sel, maar dadelijk gevaar voor een vloedgolf is er niet. De pasangranan of te wel het logeergebouw in Pasaoeran ligt op een 25 M. hoogen heuvel. De vloedgolf van 1883 is daar finaal overheen geslagen; maar toch geeft het een gevoel van veiligheid. Nu de zon achter de eruptiewolk is verdwenen, kunnen wij de grootte daarvan schatten. Wij zitten er hier zoowat 50 K.M. vandaan! Juist vliegt weer een duister vuur- pijlbouquet omhoog. In 3 seconden tot 1000 M.. in 5 seconden tot 1700! En de eruptiewolk wen telt steil omhoog tot 8000 Meter (metingen v. d. Vulkanologischen dienst) in een kleine 10 minuten en sluit zich aan bij de pluim, die kilometersdik, zich zoowat 100 K.M. in Noor delijke richting uitstrekt tot over Sumatra, 's Avonds visite uit Serang, uit Rangkan Be- tong, uit Buitenzorg zelfs. Af en toe verlicht de maan de eruptiewolk, maar van vuurver- schijnselen geen spoor! Maar den volgenden morgen! Om half zes, toen het bij ons nog donker was bescheen de zon reeds de 6 a 7000 Meter hoogen wolkentoren, die daar voor ons stond. Eerst rood. toen rose, toen wit. Wat waren toen de wervelingen in die wolken massa prachtig te zien! Eenige uren bleef het zoo, de witte wolk tegen den blauwen hemel, telkens van onderen gevoed door de geweldige zwarte erupties. Op het midden van den dag was de waarneming lastig, maar dan 's avonds weer tegen den gouden avondhemel, dat was ongelooflijk mooi en indrukwekkend! En zoo ging het drie dagen door. Hooren deden wij niets, maar Bandoeng en Garoet hoorden het doffe gedreun. Toen kwam Dr. Stehn, Vrijdag avond. En Zaterdag zou een gouvernements bootje ons overbrengen naar den uitkijkpost op Langeiland op 312 K.M. van den krater, net veilig voor de ergste explosies. Tot nu toei Stehn kwam en zag. In het heldere maanlicht stegen de eruptiewolken nog tot 4 en 5 duizend Meter. Maar toen Zaterdagmorgen de zon op ging was er niets meer te zien. Rakata en Langeiland. het lage, dat tot nu toe steeds in damp gehuld was geweest, lagen scherp zicht baar aan den horizont! Van vulkanische wer king geen spoor. Zes uur later stonden wij op den Kraterrand! Het eiland (Anak Krakatau), dat de vulkaan opwierp, bleek eerst half ver nietigd, maar daarna weer opgebouwd. Het was een dikke Kilometer in doornsnede en 70 M. hoog, waarvan de bovenste 20 Meter harde Bazaltasch. Maar onder die 20 M. dikke boven ste band kookte en siste het van belang. Wol ken zwavel- en waterdamp spoten omhoog en slierden in flarden langs den kraterrand om ons heen. En in de diepte, 70 M. beneden ons kookte het kratermeer van een 150 M. door snede, stootte voortdurend dampwolken uit. Af en toe zag je het water even opwellen ten toeken, dat het spul elk oogenblik weer be ginnen kon. Maar het begon niet meer. Drie dagen hebben we op Langeiland geleefd en de heele buurt verkend en opgemeten. Alles zat onder de asch, een halve centimeter maar. maar dan ook overal. Nu was er niet veel meubilair. Een paar uit kisten getimmerde tafels, eenige stoelen, die indertijd een leeren zitting met paardehaar hadden gehad, die langzaam vervangen was door een van hout wol, asch en ongedierte. Menschen komen hier haast nooit, dus wandelden de ratten over je schrijftafel. Handgroote krabben klauterden 's nachts tegen de bamboewanden en tegen je klamboe op en vielen dan klaterend op den grond neer. Lëguanen, dat zijn hagedissen van een meter lang, vervolgden de groote kakker lakken tot onder je bed. Een paradijstoestand! Er schijnt nog een bevinkje geweest te zijn, want plotseling stond er een geweldige deining, die dagen lang aanhield en het landen met de vlet op de zandige kust vaak heel moeilijk maakte. Die vlet! Of eigenlijk die aanhang- motor. Dat meubel weigerde juist toen wij na ons bezoek aan den krater tot de conclusie waren gekomen, dat het toch niet erg veilig zou zijn op dien kraterrand, als er weer eens een eruptie kwam. al was het er maar een van honderd meter. Net zijn wij aan boord of de motor weigert. Heele koelsysteem door puim steensplinters verstopt. Rustig gedemonteerd; op 200 M. van den krater in de gloeiende hitte der middagzon, hebben wij daar IV'2 uur rond gedreven en toen de motor klaar was, zijn wij doorgegaan naar de andere eilanden om daal de schade op t,e nemen. De plantengroei op Rakata was blijkbaar door heet water gedood tot een meter boven de waterlijn, Veriaten- eiland had veel van de asch te lijden gehad, maar dat komt ook recht. En als de vulkaan weer begint op te spelen, weet ge het even gauw als ik. En geloof dan maar. dat ik er weer in de buurt zit. Nu schijnt de Merapi weer te beginnen. Dan volgt weer de Batoer op Bali. Weet je wat! Daar ga ik vast heen. dan ben ik misschien eens niet te laat. Want ik heb nog lang niet genoeg van Java's vulka nen gezien. Dr. VAN DER ST.EEN. We gaan weer gymnastiek doen! Doet u mee? Zaterdag 21 September verschijnen de eerste oefeningen van de tweede serie, die evenals verleden jaar weer zóó eenvoudig zijn, dat ook de minst-getrainden, zoowel dames, heeren, als kinderen er ongeschonden af zuilen komen. Geen tijd? Och, 't kost maar tien minuten per dag! Éénmaal geprobeerd en u bent vcor altijd gewonnen. Op den duur zult u het dagelijksche gymnastieklesje niet meer wil len missen! Ook als u eens ontmoedigd, moe bent. of slecht geslapen hebt (vorigen avond leelijk verloren met bridgen! 1. doe dan tóch mee: het doet het lichaam en geest goed, op- gefrischt en vroolijk zult u de dagelijksche taak beginnen. Het. lichaam vraagt er om. Door de voort schrijdende techniek worden we trager, on handiger, dikker; ons uithoudingsvermogen en onze weerstandskracht tegen ziekten gaan achteruit. We willen heusch niet terug naar den tijd van de Batavieren; we gebruiken graag de gemakken van dezen tijd, maar laten we toch niet vergeten, dat het lichaam, wil het sterk, mooi en gezond blijven, beweging noodig' heeft. Beginnelingen zullen we wel eens wat spierpijn bezorgen. Geef den moed dan niet op het gaat weer gauw over en later zult u er geen last meer van hebben. Nog iets; als het niet al te koud is, oefent dan voor het open raam. Eerst een paar keer diep ademhalen en dan aan den slag. Iedere oefening een keer of tien: verveelt het dan neemt, u een andere, tot u heerlijk warm het gymnastische menu hebt afgewerkt. Zóó moet de kring van vrooïijke. gezonde menschen greoter worden; over een poosje moet men aan den veerkrachtigen loop. aan de van levens vreugde stralende oogen de abonné's van Haarlem's Dagblad kunnen herkennen!! JULES KAMMEIJER Lich. Opv. M.O. FILMKUNST. De onderzoekers in een zwaveldampwolk aan den kraterrand van Anak Krakatau, Zuid-Afrikaansche gezant in Den Haag verschaft gegevens. (Van onzen Londenschen correspondent) Een paar weken geleden kreeg het vrouwe lijk hoofd van de afdeeling „Historisch Onder zoek" van Gaumont British Film Film Corpo ration te Londen de opdracht zich naar Ne derland te begeven. Haar doel was Den Haag, waar zij pas van de Harwich-boot, op een vroe gen ochtend door een naar debezoekster la ter beschreef straat met keibestrating liep. waar roode en blauwe bloemen prijkten in bakken op vensterbanken en kleurige blin den werden neergelaten om de zon te beletten kamers binnen te stroomen. Uit deze omgeving stapte zij spoedig in de koelte van een Hol- landsche geplaveide vestibule, waar een man in livrei haar verzocht hem te volgen. Tapij ten op een fraaien steenen trap dempten het geluid der voetstappen. De trap leidde naar een ruim vertrek, waar de heer des huizes en zijn vrouw de bezoekster wachtten. Zij was gekomen 0111 alle bijzonderheden te leeren kennen van het huis van Paul Kruger in Pe- troria, van de gewoonten en de manieren van den vermaarden Oom Paul, van zijn omgang met zijn kinderen, van de wijze waarop hij, zij en het dienstpersoneel waren gekleed. Zij wil de weten hoe de oud-president zijn parlemen taire vergaderingen opende en of zijn kamers met petroleum- of met gaslampen werden verlicht. Zij was op zoek naar de nauwkeurige historische waarheid van Paul Kruger's we zen en omgeving want Gaumont British heeft deze waarheid noodig voor de film in wording over leven en bedrijf van Cecil Rho des, den Empire-bouwer. Indien men de figuur van Cecil Rhodes per film wel her scheppen dan kan de figuur van Paul Kruger er niet in worden gemist. De onderneming, die voor de film verantwoordelijk is heeft in haar tijd zooveel bijtende brieven ontvangen over historische onnauwkeurigheden in haar pro ducten, dat ze zich heeft voorgenomen van nu af zoo nauwkeurig mogelijk te zijn in dit op zicht. Geen historische enormiteiten en anachronismen mogen de filmloopbaan van Cecil Rhodes ontsieren. Vandaar de missie van de vrouwelijke chef van „Historisch On derzoek" naar Holland, om de kleinkinderen van Kruger te doen vertellen van hun herin neringen aan den grooten man. De missie is een groot succes geweest. Dr. H. D. van Broek huizen en zijn gade brachten het verleden terug en vertelden met stemmen vol devote bewondering allerlei dingen over hun groot vader welke den acteur, die Kruger in de film moet voorstellen, zullen helpen zijn figuur en karakter te doen herleven. Aan een wand van de kamer hing een groot en sprekend portret van Oom Paul, de linkerhand in de typische houding welke een verbrijzelden duim moest verbergen. De bezoekster vond, dat Kruger voortleefde in zijn kleindochter, zoowel in de gelijkenis van gelaat als in haar wijze van spreken. De kamer was boordevol herinne ringsstukken, duizenden brieven en briefkaar ten welke gedurende den Boerenoorlog uit alle deelen van de wereld naar den president waren gezonden om te getuigen van sympa thie voor zijn zaak, foto's van zijn pijpen en koffiekoppen, zijn schrijfpapier, zijn zegels. De afgezante van de Londensche filmwereld ver nam hoe Paul Kruger audiënties hield op de -.toep voor zijn h van zes tot acht uur in den ochtend, zijn hoogen hoed op, de koffie binnen zijn bereik. En pikante bijzonderheid was dat de Zuid-Afrikaansche gezant zelf met Kruger tegen de Britten had gevochten en dat hij dit later in vreedzamer vorm neg eens zoetjes had overgedaan als lid van den ver maarde Springbokken (het Zuid-Afrikaanse^ rugger-team)a. K. van r.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13