ZATERDAGAVOND
Blijift Fit!
Krakatau
BIJVOEGSEL VAM HAARLEM'S DAGBLAD
A ZIE in 1935.
De Japansche kolonisatie en
haar oorzaken.
„Oom Paul"
op het witte doek.
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1935
HAARDE M'S D A G B DA D
7
Mandsjoekwo en Korea.
Voor den Europeaan, die de gebeurtenis
sen van vsrre volgt, zijn de beweegredenen
van de Japansche expansie op het Aziatische
vasteland eerst in Korea, daarna in
Mandsjoerije en sinds eenigen tijd in China,
in de provincie Hoepei, die aan den staat
Mandsjoekwo grenst gelegen in de over
bevolking (het teveel bedraagt jaarlijks een
millioen) en in den wensch van Japan elders
over gebieden te kunnen beschikken, die be
stemd zijn om het bevolkingsoverschot op te
nemen en te voeden.
Deze opvatting is niet met de feiten in
overeenstemming. In werkelijkheid is Japan
steeds meer in staat in het levensonderhoud
van zijn bPwoners te voorzien. De vorderingen
in de landbouwtechniek hebben in de laatste
jaren tot een tweeledig resultaat geleid, nl.
uitbreiding van het totale oppervlak aan
rijstvelden met bijna 20 percent en verhoo
ging van hun opbrengst met bijna 50 percent.
Het is hier, evenals bij het graan in het wes
ten, niet een kwestie van opvoering der pro
ductie, maar van het vinden van een vol
doend aantal afnemers voor den overvloedi-
gen oogst.
Evenmin is de noodzakelijkheid van een
sterke Japansche emigratie de oorzaak van
de expansie op het Aziatische vasteland. Op
een bevolking van meer dan 65 millioen inwo
ners zijn er slechts iets meer dan een millioen
Japanners, die buiten hun land leven.
De Japanner is geen kolonisator. Minder
dan iemand anders kan hij verandering van
klimaat verdragen en zoowel Korea als
Mandsjoekwo, beide zeer koud in den win
ter, vormen voor den Japanschen landbou
wer, die in zijn huis van hout en papier wei
nig tegen weer en wind beschut is iets af
schrikwekkends. Buitenman of stedeling, de
Japanner wenscht geen afstand te doen van
zijn leefwijze en gebruiken, die zeer afwijken
van die der andere landen. Tenslotte is nog
een belangrijke reden van de moeilijkheid tot
emigreeren naar het Aziatische vasteland
gelegen in de goedkoope Koreaansche en Chi-
neesche werkkrachten. De Koreanen en
Mandsjoe's stellen zich tevreden met een le
vensstandaard, die de helft lager is dan die
der Japanners. Aldus onstond een concurren
tie, die den Japanschen arbeiders er niet al
leen van deed afzien hun bestaan buitens
lands te gaan zoeken, maar die bovendien, al
naar mate Japan op nieuwe landen beslag
legde, een immigratie veroorzaakte van goed
koope arbeidskrachten in Japan, in plaats
van een emigratie van Japanners naar het
vasteland. Zoo kwamen van 1917 tot 1927
meer dan een millioen Koreanen naar Japan
om daar als arbeiders te werken en bijna
300.000 hunner hebben er zich gevestigd on
danks de nieuwe beperkende wetten, welke
overeenkomen met de bepalingen, die de
Europeesche landen sinds kort tegen vreemde
immigratie genomen hebben.
Van het millioen Japanners, dat in den
vreemde leeft, is meer dan de helft ambtenaar
of militair, 100.000 a 200.000 zijn kooplieden
en ongeveer 300.000 landbouwers
De reden van de Japansche expansie ligt
dus deels in den wensch zich op het vaste
land van militaire veiligheid te verzekeren,
die elke eventueele invasie, zelfs luchtaanval,
onmogelijk maakt maar vooral in het ver
langen zich de voor de industrie noodzakelijke
grondstoffen te verschaffen tegen prijzen, die
lager zijn dan in het westen en tegen hoogere
loonen.
Japan's overheersching in Mandsjoekwo.
Voor een goed begrip van de Japansche
expansie, die naar het principe der communi-
ceerende vaten het terugtrekken der blanken
tot gevolg heeft gehad, is het van belang op
beknopte wijze de voornaamste gebeurtenissen
der laatste veertig jaar in herinnering te
brengen.
In 1896 vestigen de Russen, als gevolg op
den Trans-Siberischen spoorweg in Chineesch
Mandsjoerije een invloeds-zöne in den vorm
van een spoorwegconcessie dwars door dit
land. Steden die de voornaamste stations zul
len bevatten worden door hen gebouwd of tot
verdere ontwikkeling gebracht, zooals in het
noorden Charbin en Tsjang Tsjung (thans
Hsingking, hoofdstad van Mandsjoekwo),
Moekden en in het zuiden, tegen China aan.
de haven van Dairen.
Tsjang Tsjung vormt zoo ongeveer het cen
trum van deze spoorbaan van bijna 3000 kilo
meter lengte.
Dit Russische nabuurschap verontrust Ja
pan en heeft in 1904—'05 den Russisch-Japan
schen oorlog tot gevolg. De Japanners behou
den het protectoraat over Korea, dat zij in
1910 definitief annexeeren.
In Mandsjoerije komt de zuidelijke helft van
den spoorweg van Hsingking tot Dairen, onder
Japanschen invloed en dit zal nu het steun
punt worden van alle toekomstige expansie.
In 1931 heeft de militaire bezetting van
Mandsjoekwo door de Japanners plaats en
dezen consolideeren er hun invloed volgens
een nieuw systeem, dat noch annexatie, noch
protectoraat is. Vervolgens verplichten zij de
de Sovjet-Unie in 1935 hun het laatste Rus
sische steunpunt af te staan, n l. de noorde
lijke helft van de spoorlijn, die bekend staat
onder den naam van Chineeschen Ooster
spoorweg en waarvan de onlangs plaats ge
vonden hebbende ontruiming door de Sovjet
autoriteiten het terugtrekken van Rusland uit
Mandsjoekwo beteekent.
Laat ons tenslotte niet vergeten, dat de Ja
panners, die de Duitsche eilanden in de Paci-
DOOR EMILE SCHREIBER
fic, de Carolinen. Marshall-eilanden en de
Mariannen bezet hadden, na den oorlog van
1914 een mandaat over deze eilanden kregen.
Dit zijn. in het kort weergegeven, de ern
stige gevolgen van het terugtrekken der blan
ken uit Azië in den loop der laatste jaren,
waartoe ook de houding van Japan in het
Italiaansch-Abessynische conflict behoort.
In Korea.
Wat is op het oogenblik het beeld, dat de
Europeesche reiziger te zien 'krijgt op de
twee voornaamste Japansche expansie-centra,
Korea en Mandsjoekwo?
De „Shoku Maru", een klein stoombootje,
dat den dienst tusschen Japan en Korea on
derhoudt, zet ons vroeg in den morgen in Fu-
san af en de eerste, die ons daar nog voordat
In geheel Azië hebben we nergens zulks
zooals gewoonlijk een Japansche politieagent
die op beminnelijke wijze zijn visitekaartje
aanbiedt en mij vraagt hetzelfde te willen
doen,
Hij knoopt vervolgens een gesprek met ons
aan. waarbij hij zooveel mogelijk de eeuwige
vragen vermijdt, die ons overal naar aanlei
ding van onze reis gesteld worden. Wij kun
nen niet zeggen, dat deze Japansche politie
man zich agressief of onvriendelijk gezind
toont, maar zijn aanhoudende en indiscrete
bewaking vermoeit tenslotte den meest ge-
duldigen Europeeschen reiziger.
In de menigte, die ons omringt, onderschei
den wij de eerste Koreanen, elegante men-
schen, van top tot teen in het wit gekleed; zij
dragen een witte zijden jas en een pofbroek.
Op het hoofd een smalle hooge hoed van me
taalgaas, die dient voor het intacthouden van
het manlijke haar. dat in een wrong opge
stoken is een dracht, die overigens hoe
langer hoe meer verdwijnt.
Be vrouwen dragen lange rokken, eveneens
van witte zijde, en corsages in matte kleuren.
Haar voorkomen is moderner dan de mannen
die zich met lange puntbaarden tooien.
In geheel Azië heben we nergens zulke
schilderachtige figuren gevonden als de man
nen van Korea.
Een reis van eenige uren en we zijn in
Séoul, dat de Japanners Keijo noemen, een
merkwaardige stad van 350.000 inwoners
waaronder 80.000 Japanners gelegen aan
den voet der groote bergen. Deze hoofdstad
ziet er, ondanks de .vorderingen die zij in de
laatste jaren gemaakt heeft, heel wat minder
modern uit dan de Japansche steden van de
zelfde beteekenis.
Een Europeesch koopman, die sedert twin
tig jaar in het land gevestigd is, heeft mij
uitgelegd, hoe hier de Japanners te werk ge
gaan zijn.
Bij het begin der bezetting werd gebruik
gemaakt van krachtige middelen. Doch de
Japanners hebben spoedig begrepen, dat dit
systeem bij een zoo fijnbeschaafd volk als
de Koreanen slechts kon leiden tot het aan-
kweeken van haat en een steeds dieper wor
den van de kloof tusschen beide volken. Lang
zamerhand hebben zij hun methode verzacht,
Ongetwijfeld hebben zij nog lang niet alle
harten veroverd, maar een groot aantal Ko
reanen is er van overtuigd, dat zij alleen nooit
die economische ontwikkeling aan hun land
hadden kunnen geven, waarvan thans Japan
ners en Koreanen gemeenschappelijk profi
teered
In dit geweldige gebied, waar 22 millioen
Koreanen wonen, is ieder voortaan zeker van
zijn bestaan. Spoorlijnen, wegen, electriciteit,
telefoon, scholen, dat alles deed overal zijn
intrede of werd tot verdere ontwikkeling ge
bracht. De rijkdommen van het land. welke in
hoofdzaak gevormd woraen door de goud
mijnen, de katoenplantages, de veeteelt, de
industrie van lichte metalen, de kolenmijnen
en in het bijzonder den landbouw werden op
voortreffelijke wijze tot grooteren bloei opge
voerd. Het gaat het land op het oogenblik zoo
voorspoedig, dat men er noch ellende, noch
werkloosheid ontmoet. De begrooting is in
evenwicht en de Koreanen blijven vrij van
militairen dienstplicht.
Dank zij de stijging van den rijstprijs
met bijna 50 pCt. sedert een jaar is er geen
geldgebrek. Ongelukkigerwijze hebben de Ja
panners den export van rijst naar Japan ge-
contingenteerd, wat bevestigt, dat de oorzaak
van hun expansie niet gelegen is in de kwes- I
tie V2n het levensonderhoud.
Toch stuiten de Japanners in hun koloniën
op heel wat moeilijkheden. Eén er van is ge
legen in den verkoop van grond door de be
volking aan de Japanners. Het is hetzelfde
vraagstuk als in Palestina, waar de Joden
groote oppervlakten grond van de Arabieren
koopen. Deze worden aldus op wettige wijze
onteigend en nadat zij de bedragen, die zij
voor hun bezittingen ontvingen, geheel heb
ben uitgegeven, kunnen zij niet meer in hun
onderhoud voorzien en worden tenslotte, te
gen wil en dank, tot een sociaal gevaar en een
element van wanorde.
Bijna 200.000 landbouwers verkeeren in Ko
rea in deze omstandigheid en als gevolg daar
van maakt het communisme, dat de moderne
religie der ontevredenen is, groote vorderingen
onder hen.
Een andere moeilijkheid liet. hier zoowel als
in Mandsjoekwo, in de ontwikkeling van som
mige takken van industrie, die een gevaar
kunnen vormen voor Japan wegens de voor
de helft goedkoopere arbeidskrachten. Te
Séoul verdient een Koreaansche arbeider 3 a
4 frank per dag en hij leeft met gemak van
ICO frank per maand. Een Koreaansche boer
kan met zijn gezin van minder dan 50 frank
pier maand leven.
De oude Koreanen. die getuige zijn geweest
van den vooruitgang dank zij de Japanners,
kosten Japan niet zooveel hoofdbrekens. De
jongeren daarentegen zijn van meening, dat
zij de Japansche bescherming niet meer noo-
dig hebben en onderwerpen er zich met te
genzin aan.
In ieder geval is de verhouding tot de be
volking van dien aard, dat men een groot deel
van de openbare functies aan de Koreanen
zelf heeft kunnen toevertrouwen.
Een kort verblijf in Korea geeft den indruk,
dat dit land met zijn vele politiedienaren te
veel zullen heel wat Koreanen zeggen, on
danks alles in het bezit is van een uitsteken
de administratie en een gunstige economische
positie.
Maar de feitelijke Japansche expansie richt
zich op het oogenblik naar Mandsjoekwo.
(Nadruk verboden)
GEMENGD NIEUWS
Anders dan tegenwoordig. In 1490 werden
door de stadsregeering van Utrecht voor ver
schillende eetwaren de prijzen vastgesteld.
Zoo mocht een herbergier voor een maaltijd
niet meer dan 5 1/2 stuiver berekenen. Een
eendvogel kostte eveneens 5 1.2 stuiver. 1 pond
kaas 11 2 cent, 1 H.L. rogge 15 stuivers, 1 H.L.
gerst 12 stuivers, 1 pond spek 3 cent, 1 L.
mengel 1/2 cent.
In afwachting van
een uitbarsting.
De Krakatau werkt! Een golf van angst gaat
langs de vreedzame kusten van straat Soenda.
Bulletins, vetgedrukte berichten in de kolom
men der dagbladen. De eerste berichten luiden
ernstig genoeg. Een geweldige knal, plotselin
ge vuurzuilen, gevolgd door heftige explosies
met slechts enkele minuten tusschenruimte.
Soms is een uur lang het vuur niet van de
lucht. Resident en regent, de geheele bevol
king verzamelt zich aan het strand voor
Pasaoeran en Laboean en kijkt toe met bleeke,
bedrukte gezichten. Zoolang er vuur te zien
is. gaan we niet naar bed. dat is de algemeene
meening. En Dr. Stehn, chef van den vulkano-
logischen dienst moet het den verslaggevers
toegeven; ja, een vloedgolf is heelemaal niet
onmogelijk, de vulkaan heeft blijkbaar zeer
veel materiaal uitgeworpen en dan kunnen elk
oogenblik groote instortingen met de gevreesde
gevolgen plaats hebben.
Ik zat in Bandoeng, maar de mooie geriefe
lijke sneltreinen der S.S. brengen je tegen
woordig binnen de drie uur naar Batavia. En
daar stonden vrienden klaar en weldra suisde
de auto langs Java's prachtige wegen, die voor
het grootste deel nog zeer goed onderhouden
zijn, deels in werkverschaffing natuurlijk.
Rijstvelden en palmen, een rijk land. en wij
denken aan de sombere dreiging, die wij
straks aan den horizont zullen ontwaren. Pan-
geran en Serang gaan voorbij. Daar ligt de
zee voor ons, maar Krakatau is nog achter een
uitstekende landtong verborgen. Prachtig is
dat eindelooze cococpalmwoud. Zoo moet Ha
waii zijn! En ook hier leeft een sierlijke,
kleurzinnige bevolking. Maar onze blik gaat
telkens weer over de windbewogen wateren
van straat Soenda. Het is nog vroeg, wij heb
ben de zon in den rug. Dwars in den weg is
nauwelijks iets zichtbaar. Maar tochEen
eruptiewolk van 5000 Meter is toch geen klei
nigheid en volgens de laatste berichten duren
de uitbarstingen met onveranderde hevigheid
voort, elke paar minuten; alleen de vuurver-
schijnselen zijn verdwenen, ook 's nachts niet
meer zichtbaar.
Nu zijn wij al heel wat landtongen gepas
seerd. Maar eens stoppen om rustiger te kun
nen kijken. De kijkers worden voor den dag
gehaald en de wazige contouren van den ho
rizont eens goed bekeken. Daar hangt de wol-
kenkrans rond den Raja bassa. den Zuidelijk-
sten berg van Sumatra. En ik heb goed gezien,
daar liggen als grauwe schaduwen aan den
Kraterrand van Anak Krakatau met Rakata
op den achtergrond.
helverlichten tropenhorizont de langgerekte
drie hoeken van Sebesi en Rakata. Daartus-
sehen moet de werkende vulkaan liggen. Maar
wij zien niets! Weer te laat? Net als in '29 en
'31 toen telkens na hevige werking stilte in
trad. zoodra ik in de buurt kwam.
Meermalen zoeken wij den horizont af, maar
er gebeurt niets. De zon overgiet alles met een
heiig waas. Wij halen onzen mondvoorraad
voor den dag. gaan lekker zwemmen en tegen
een uur of drie verder zuidwaarts naar Pasa
oeran, waar de vulkanologische dienst zijn
waarnemingspost heeft. Loom, moe van zon
en licht en lucht hang ik in de kussens. Het is
wat helderder geworden. Nu de zon het Westen
nadert, beginnen de silhouetten van Rakata
en Sebesi zich veel helderder af te teekenen,
daartusschen alles nog nevel en heiligheid.
Tot ik plotseling overeind vlieg. Brenti chauf
feur. Stop kerel. Een dichte donkere wolk
spuit omhoog aan den horizont, leigrauw af
stekend tegen zondoorlichten achtergrond.
Steeds hooger spuit het gevaarte. Rakata ligt
er vlak naast en is 800 M. hoog. Dan vliegen
modder, asch en zand nu al boven de duizend
Meter. Wij staan alle drie naast den wagen
met razenden motor. Alle drie gelijk kijken wij
om naar den heuvel, een palmboom om er in
te klimmen. De chauffeur ziet groen van angst,
mijn metgezel grijpt mijn hand. 1200 Meter
schat ik. Dan verandert plots het tooneel. Geen
fel uitschietende puntige explosiewolk meer,
maar nu neerbuigende toppen, de asch en
steenen gaan terugvallen in zee, uit de rook
zuil wentelen dampwolken omhoog naar 4 en
5000 Meter, een krans van wolken vormt zich
beneden rond den rookzuil, waar de gloeiende
massa's in het water plonsen. En dat geheele
gevaarte begint nu langzaam op te stijgen,
laat los van den horizont, al blijven strepen
vallende asch steeds zichtbaar.
Daar weer! Hetzelfde beeld van vorenaf aan.
De tweede wolk haalt de eerste in en nu de zon
nog lager staat, blijkt er een reuzenwolk te
hangen, die straks de zon gaat verduisteren.
Dus dat is allemaal heel gewoon! Dat is de
normale werking, zooals de kranten die be
schreven. Wij kijken elkaar aan en beginnen
te lachen. Onze angst was echt, de geruststel
ling ook. Het is een geweldig natuurverschijn
sel, maar dadelijk gevaar voor een vloedgolf
is er niet.
De pasangranan of te wel het logeergebouw
in Pasaoeran ligt op een 25 M. hoogen heuvel.
De vloedgolf van 1883 is daar finaal overheen
geslagen; maar toch geeft het een gevoel van
veiligheid. Nu de zon achter de eruptiewolk is
verdwenen, kunnen wij de grootte daarvan
schatten. Wij zitten er hier zoowat 50 K.M.
vandaan! Juist vliegt weer een duister vuur-
pijlbouquet omhoog. In 3 seconden tot 1000 M..
in 5 seconden tot 1700! En de eruptiewolk wen
telt steil omhoog tot 8000 Meter (metingen v.
d. Vulkanologischen dienst) in een kleine 10
minuten en sluit zich aan bij de pluim, die
kilometersdik, zich zoowat 100 K.M. in Noor
delijke richting uitstrekt tot over Sumatra,
's Avonds visite uit Serang, uit Rangkan Be-
tong, uit Buitenzorg zelfs. Af en toe verlicht
de maan de eruptiewolk, maar van vuurver-
schijnselen geen spoor! Maar den volgenden
morgen! Om half zes, toen het bij ons nog
donker was bescheen de zon reeds de 6 a 7000
Meter hoogen wolkentoren, die daar voor ons
stond. Eerst rood. toen rose, toen wit. Wat
waren toen de wervelingen in die wolken
massa prachtig te zien! Eenige uren bleef het
zoo, de witte wolk tegen den blauwen hemel,
telkens van onderen gevoed door de geweldige
zwarte erupties. Op het midden van den dag
was de waarneming lastig, maar dan 's avonds
weer tegen den gouden avondhemel, dat was
ongelooflijk mooi en indrukwekkend! En zoo
ging het drie dagen door. Hooren deden wij
niets, maar Bandoeng en Garoet hoorden het
doffe gedreun. Toen kwam Dr. Stehn, Vrijdag
avond. En Zaterdag zou een gouvernements
bootje ons overbrengen naar den uitkijkpost
op Langeiland op 312 K.M. van den krater, net
veilig voor de ergste explosies. Tot nu toei
Stehn kwam en zag. In het heldere maanlicht
stegen de eruptiewolken nog tot 4 en 5 duizend
Meter. Maar toen Zaterdagmorgen de zon op
ging was er niets meer te zien. Rakata en
Langeiland. het lage, dat tot nu toe steeds in
damp gehuld was geweest, lagen scherp zicht
baar aan den horizont! Van vulkanische wer
king geen spoor. Zes uur later stonden wij op
den Kraterrand! Het eiland (Anak Krakatau),
dat de vulkaan opwierp, bleek eerst half ver
nietigd, maar daarna weer opgebouwd. Het
was een dikke Kilometer in doornsnede en 70
M. hoog, waarvan de bovenste 20 Meter harde
Bazaltasch. Maar onder die 20 M. dikke boven
ste band kookte en siste het van belang. Wol
ken zwavel- en waterdamp spoten omhoog en
slierden in flarden langs den kraterrand om
ons heen. En in de diepte, 70 M. beneden ons
kookte het kratermeer van een 150 M. door
snede, stootte voortdurend dampwolken uit.
Af en toe zag je het water even opwellen ten
toeken, dat het spul elk oogenblik weer be
ginnen kon. Maar het begon niet meer. Drie
dagen hebben we op Langeiland geleefd en de
heele buurt verkend en opgemeten. Alles zat
onder de asch, een halve centimeter maar.
maar dan ook overal. Nu was er niet veel
meubilair. Een paar uit kisten getimmerde
tafels, eenige stoelen, die indertijd een leeren
zitting met paardehaar hadden gehad, die
langzaam vervangen was door een van hout
wol, asch en ongedierte. Menschen komen hier
haast nooit, dus wandelden de ratten over je
schrijftafel. Handgroote krabben klauterden
's nachts tegen de bamboewanden en tegen je
klamboe op en vielen dan klaterend op den
grond neer. Lëguanen, dat zijn hagedissen van
een meter lang, vervolgden de groote kakker
lakken tot onder je bed. Een paradijstoestand!
Er schijnt nog een bevinkje geweest te zijn,
want plotseling stond er een geweldige deining,
die dagen lang aanhield en het landen met de
vlet op de zandige kust vaak heel moeilijk
maakte. Die vlet! Of eigenlijk die aanhang-
motor. Dat meubel weigerde juist toen wij na
ons bezoek aan den krater tot de conclusie
waren gekomen, dat het toch niet erg veilig
zou zijn op dien kraterrand, als er weer eens
een eruptie kwam. al was het er maar een van
honderd meter. Net zijn wij aan boord of de
motor weigert. Heele koelsysteem door puim
steensplinters verstopt. Rustig gedemonteerd;
op 200 M. van den krater in de gloeiende hitte
der middagzon, hebben wij daar IV'2 uur rond
gedreven en toen de motor klaar was, zijn wij
doorgegaan naar de andere eilanden om daal
de schade op t,e nemen. De plantengroei op
Rakata was blijkbaar door heet water gedood
tot een meter boven de waterlijn, Veriaten-
eiland had veel van de asch te lijden gehad,
maar dat komt ook recht. En als de vulkaan
weer begint op te spelen, weet ge het even
gauw als ik. En geloof dan maar. dat ik er
weer in de buurt zit. Nu schijnt de Merapi
weer te beginnen. Dan volgt weer de Batoer
op Bali. Weet je wat! Daar ga ik vast heen.
dan ben ik misschien eens niet te laat. Want
ik heb nog lang niet genoeg van Java's vulka
nen gezien.
Dr. VAN DER ST.EEN.
We gaan weer gymnastiek doen! Doet u
mee? Zaterdag 21 September verschijnen de
eerste oefeningen van de tweede serie, die
evenals verleden jaar weer zóó eenvoudig zijn,
dat ook de minst-getrainden, zoowel dames,
heeren, als kinderen er ongeschonden af
zuilen komen.
Geen tijd? Och, 't kost maar tien minuten
per dag! Éénmaal geprobeerd en u bent
vcor altijd gewonnen. Op den duur zult u het
dagelijksche gymnastieklesje niet meer wil
len missen! Ook als u eens ontmoedigd, moe
bent. of slecht geslapen hebt (vorigen avond
leelijk verloren met bridgen! 1. doe dan tóch
mee: het doet het lichaam en geest goed, op-
gefrischt en vroolijk zult u de dagelijksche
taak beginnen.
Het. lichaam vraagt er om. Door de voort
schrijdende techniek worden we trager, on
handiger, dikker; ons uithoudingsvermogen
en onze weerstandskracht tegen ziekten gaan
achteruit. We willen heusch niet terug naar
den tijd van de Batavieren; we gebruiken
graag de gemakken van dezen tijd, maar laten
we toch niet vergeten, dat het lichaam, wil
het sterk, mooi en gezond blijven, beweging
noodig' heeft.
Beginnelingen zullen we wel eens wat
spierpijn bezorgen. Geef den moed dan niet
op het gaat weer gauw over en later zult u
er geen last meer van hebben.
Nog iets; als het niet al te koud is, oefent
dan voor het open raam. Eerst een paar keer
diep ademhalen en dan aan den slag. Iedere
oefening een keer of tien: verveelt het dan
neemt, u een andere, tot u heerlijk warm het
gymnastische menu hebt afgewerkt. Zóó moet
de kring van vrooïijke. gezonde menschen
greoter worden; over een poosje moet men
aan den veerkrachtigen loop. aan de van levens
vreugde stralende oogen de abonné's van
Haarlem's Dagblad kunnen herkennen!!
JULES KAMMEIJER
Lich. Opv. M.O.
FILMKUNST.
De onderzoekers in een zwaveldampwolk aan
den kraterrand van Anak Krakatau,
Zuid-Afrikaansche gezant in
Den Haag verschaft gegevens.
(Van onzen Londenschen correspondent)
Een paar weken geleden kreeg het vrouwe
lijk hoofd van de afdeeling „Historisch Onder
zoek" van Gaumont British Film Film Corpo
ration te Londen de opdracht zich naar Ne
derland te begeven. Haar doel was Den Haag,
waar zij pas van de Harwich-boot, op een vroe
gen ochtend door een naar debezoekster la
ter beschreef straat met keibestrating
liep. waar roode en blauwe bloemen prijkten
in bakken op vensterbanken en kleurige blin
den werden neergelaten om de zon te beletten
kamers binnen te stroomen. Uit deze omgeving
stapte zij spoedig in de koelte van een Hol-
landsche geplaveide vestibule, waar een man
in livrei haar verzocht hem te volgen. Tapij
ten op een fraaien steenen trap dempten het
geluid der voetstappen. De trap leidde naar
een ruim vertrek, waar de heer des huizes en
zijn vrouw de bezoekster wachtten. Zij was
gekomen 0111 alle bijzonderheden te leeren
kennen van het huis van Paul Kruger in Pe-
troria, van de gewoonten en de manieren van
den vermaarden Oom Paul, van zijn omgang
met zijn kinderen, van de wijze waarop hij, zij
en het dienstpersoneel waren gekleed. Zij wil
de weten hoe de oud-president zijn parlemen
taire vergaderingen opende en of zijn kamers
met petroleum- of met gaslampen werden
verlicht. Zij was op zoek naar de nauwkeurige
historische waarheid van Paul Kruger's we
zen en omgeving want Gaumont British
heeft deze waarheid noodig voor de film in
wording over leven en bedrijf van Cecil Rho
des, den Empire-bouwer. Indien men de
figuur van Cecil Rhodes per film wel her
scheppen dan kan de figuur van Paul Kruger
er niet in worden gemist. De onderneming, die
voor de film verantwoordelijk is heeft in haar
tijd zooveel bijtende brieven ontvangen over
historische onnauwkeurigheden in haar pro
ducten, dat ze zich heeft voorgenomen van nu
af zoo nauwkeurig mogelijk te zijn in dit op
zicht. Geen historische enormiteiten en
anachronismen mogen de filmloopbaan van
Cecil Rhodes ontsieren. Vandaar de missie
van de vrouwelijke chef van „Historisch On
derzoek" naar Holland, om de kleinkinderen
van Kruger te doen vertellen van hun herin
neringen aan den grooten man. De missie is
een groot succes geweest. Dr. H. D. van Broek
huizen en zijn gade brachten het verleden
terug en vertelden met stemmen vol devote
bewondering allerlei dingen over hun groot
vader welke den acteur, die Kruger in de film
moet voorstellen, zullen helpen zijn figuur en
karakter te doen herleven. Aan een wand van
de kamer hing een groot en sprekend portret
van Oom Paul, de linkerhand in de typische
houding welke een verbrijzelden duim moest
verbergen. De bezoekster vond, dat Kruger
voortleefde in zijn kleindochter, zoowel in de
gelijkenis van gelaat als in haar wijze van
spreken. De kamer was boordevol herinne
ringsstukken, duizenden brieven en briefkaar
ten welke gedurende den Boerenoorlog uit
alle deelen van de wereld naar den president
waren gezonden om te getuigen van sympa
thie voor zijn zaak, foto's van zijn pijpen en
koffiekoppen, zijn schrijfpapier, zijn zegels. De
afgezante van de Londensche filmwereld ver
nam hoe Paul Kruger audiënties hield op de
-.toep voor zijn h van zes tot acht uur in
den ochtend, zijn hoogen hoed op, de koffie
binnen zijn bereik. En pikante bijzonderheid
was dat de Zuid-Afrikaansche gezant zelf met
Kruger tegen de Britten had gevochten en dat
hij dit later in vreedzamer vorm neg eens
zoetjes had overgedaan als lid van den ver
maarde Springbokken (het Zuid-Afrikaanse^
rugger-team)a. K. van r.