ALS IEMAND VERRE
REIZEN DOET
FEUILLETON.
Een avontuurlijk verhaal van drie
studenten.
door ARNOLD BARTEL.
(Nadruk verboden 1.
14)
Plotseling ontdekt hij haar in een taxi,
welke op het punt staat te vertrekken. Zij is
ln druk gesprek gewikkeld met Nini Collijn.
De heer Pirzel zwaait met beide armen om
den chauffeur te bewegen te stoppen en in
derdaad blijkt deze daartoe geneigd.
„Ach, m'n waarde meneer Pirzel", zegt Ma
dame Manescu met een onschuldig-meewarig
gezicht. „Heeft u nog geen plaats? Ja, hier is
eigenlijk ook alles reeds bezet".
Gotlieb Pirzel is echter niet zoo heel gauw
overtuigd en als hij wat aarzelend blijft staan
en een vragend, verlangenden blik werpt op
eenige mantels en jassen, welke een der zit
plaatsen geheel innemen, ontfermd Nini zich
over hem. De lastige kleedingstukken worden
naast den chauffeur gedeponeerd en de ver
laten Pirzel krijgt een plaatsje naast Joan
Martin die zich op dit oogenblik meer voor
hem blijkt te interesseeren dan Madame Ma
nescu. Helaas wil de conversatie niet recht
vlotten, want monsieur Martin spreekt uit
sluitend Pransch, terwijl Pirzels kennis van
deze taal zich beperkt tot de, weinig stof tot
een geanimeerd gesprek biedende woorden
„Oui", „Non" en „Merci".
Des te meer echter babbelt tegenover hen
Madame Manescu met Nini. De Roemeensche
verstaat uitnemend de kunst haar Vlaamsche
reisgenoote onbemerkt uit te hooren.
„Zoo dus u gaat naar Juan-lesPins? Ach,
dat is toevallig! Ik denk daar namelijk ook
een paar weken door te brengen. Tenslotte is
dat toch naar de eenige plaats van de Rivièra,
waar het in de zomermaanden is uit te hou
den. Hebt u al besloten, waar u uw intrek
zult nemen?"
„Ja, in Hotel „Cöte d'Azur", zegt Nini arge
loos.
Madame Manescu is verrukt. „Natuurlijk, in
„Cöte d'Azur? Een gerommeerd hotel. Ik woon
nooit ergens anders. Hoort u. meneer Pirzel?
U wilt toch immers ook naar de Rivièra? De
passagiers van „Ukami" treffen elkaar in
Juan-les-Pins, Hotel „Cöte d'Azur!"
Zij is weer zoo vriendelijk tegen hem, de
aardige Roemeensche. dat Gotlieb Pirzel het
adres onmiddelllijk in zijn geheugen noteert:
Juan-les-Pins, Hotel „Cöte d'Azur". En als hij
deze woorden herhalend zich lachend tot
Madame Manescu overbuigt, bemerkt hij niet
dat Jean Martin met een miniatuur fototoe
stel intusschen de eerste opnamen van hem
maakt
Zoo rijden zij in de benauwd-warme auto door
Ceuta. De weg loopt steil omhoog en laat de
stad links liggen.
Stoffige palmen soldaten cafétjes. con
stateert de heer Pirzel. Hij schrijft het zelfs in
een notitieboekje naast de laatste katoenno-
teeringen. Men kan toch waarlijk niet verlan
gen,. dat hij dat allemaal onthoudt en thuis,
in Chemnitz zullen zij natuurlijk alles willen
weten.
In scherpe bochten gaat de weg nu
weer naar omlaag. Men is nu weer aan zee en
ontdekt eerst thans, dat Ceuta op een eenigs-
zins gebogen schiereiland ligt.
Gotlieb Pirzel kan zijn oogen niet gelooven.
Hij had gedacht per auto een rit door de
woestijn te zullen maken en nu bevindt hij zich
zoowaar op een der fraaiste verkeerswegen,
die hij ooit gezien heeft. Alle waarschuwings-
teekens, welke ten dienste staan van het
snelverkeer, zijn hier vertegenwoordigd: de
roodwitte hekken, zoowel als de groote witte
borden, waarop elke bocht en spoorwegover
gang wordt aangekondigd. .In de scherpste
bochten is de weg zelfs aan één zijde opge
hoogd, zooals een moderne autorenbaan.
Slechts de Marokanen, die zij passeeren, pas
sen niet in deze omgeving. Zij zien er nog
uit, zooals Gotlieb Pirzel zich Afrika heeft
voorgesteld: elke man lijkt een sjeik en iedere
vrouw is precies zoo gekleed als haar zusters
in „Ontvoering uit den Serail!".
Het landschap boeit allen, die hier pas
seeren. Links van hen ligt de diep blauwe zee;
achter hen Ceuta, als een oud zeerooversnest
in de rotsen verborgen. Aan den horizon, aan
den overkant van de zee-engte, ziet men
schemerig de silhouet van Gibraltar, rechts,
op korten afstand, de rifbergen, een keten van
steile, kale rotsen, die somber en dreigend
tegen den kleurigen avondhemel afsteken. En
tenslotte, recht voor hen uit nog een mach
tigen bergrug bergen, als uit erts gegoten:
uitloopers van de Atlas.
Gotlieb Pirzel laat zich niets ontgaan. Hij
haalt reeds weer zijn opschrijfboekje voor
den dag en noteert ijverig: „Op weilanden, in
plaats van gras, kleine palmen: boomen als
bezemstelen, waaraan kleerborstels schijnen te
groeien, rood- en wit bloeiende struiken, zoo
als die in Chemnitz in kuipen voor de café's
staan.
Daarnaast echter is er nog iets, wat Pirzel's
belangstelling in hooge mate weet op te wek
ken: de geweldige hoeveelheid militairen,
waarvan het hier letterlijk wemelt. Het komt
hem voor als destijds in den oorlog achter
het front. Aan beide zijden van den weg be
vinden zich uitgestrekte barakken, welker be
woners den tijd schijnen te dooden met het
vormen van woorden en ornamenten uit witte
steentjes, welke vóór de gebouwen zijn aan
gebracht.
Pirzel ontcijfert en vertaalt niet zonder
moeite: „Spaansche Legioen". O, ja, hij kent
dat. In Champagne heeft hij ook eens mee
geholpen uit stukjes krijt iets dergelijks te
bouwen. Hij ziet het meesterwerk van toen
nog vóór zich: „Twaalfde reserve batallon Ja
gers".
De zon daalt steeds lager achter het rifge
bergte. De hemel een feeëriek kleurenspel
der natuur is deels zacht-geel, deels licht
rose. De als uit erts gegoten bergen beginnen
te gloeien. Als een wit laken uitgespreid ligt in
een dalketel Tetuan.
Als de auto de Europeesche wijk van de
stad binnenrijdt, gaat de zon juist onder en
eenige minuten later is het volkomen duister.
Booglampen flitsen aan. Op een groot donker
plein stopt de colonne. Lange rijen auto's zijn
hier reeds geparkeerd en onmiddellijk wordt
het portier opengerukt door een groote troep
Arabische jongens, kinderen nog, die de
vreemde reizigers omringen en daarbij slechts
één kreet uitetooten:
„Penny Penny
Nini heeft een goed hart. Zij haalt wat
klein geld uit haar taschje te voorschijn en
werpt dat tusschen de zwerm kinderen. Het is
echter het onhandigste wat zij doen kon, want
nu komen van alle zijden andere kinderen
toegestroomd, die zich als een klit aan Nini
en haar reisgenooten hechten.
Jean Martin probeert met een paar welge
richte slagen ruim baan te maken, maar de
bruine bengels zijn zoo vlug als water en
duiken handig onder zijn gespierde armen
door.
Gotlieb Pirzel brengt een ander systeem in
toepassing. Hij werpt een paar geldstukjes zoo
ver mogelijk weg en als de jeugd deze achter
na rent, doet hij een paar sprongen vooruit,
maar nog eer hij zich in veiligheid heeft kun
nen stellen, zijn de kinderen al weer terug en
het spel begint opnieuw. Pirzel raast en scheldt
op een verschikkelijke manier en verzekert bij
hoog en laag, dat zooiets in Chemnitz zeker
niet zou gebeuren, want dat de politie dan
reeds lang zou hebben ingegrepen.
Zóó zeer heeft de zwerm kinderen hem in
beslag genomen, dat geen hunner bemerkt
heeft hoe Madame Manescu aan den anderen
kant van den wagen is uitgestapt.
Dan banen van achteren drie jongelieden
zich een wg door de bedelende troep, pakken
het eene kind na het andere bij zijn baatje,
tillen het op en zetten het dan zonder vorm
van proces eenige meters verder weer neer.
Een hunner neemt Nini bij den arm.
Het is Harry Diesel met zijn kameraden; in
een oogwenk hebben zij haar ontvoerd in het
rijk van islam. Uit een moskee dringt het een
tonig gezang van religieuze Oostersche liede
ren tot hen door. Bij het paleis van den
sultan springt de kleurige lijfgarde in het ge
weer en brengt den militairen groet aan een
officier in een schilderachtige uniform.
In de heerschende duisternis lijkt alles fan
tastisch, onwezenlijk en geheimzinnig. Zij
gaan midden door den duizend-en-een-nacht,
langs nauwe straatjes, door wingerd omrangd,
witte huizen zonder vensters, diep gesluierde
vrouwen, donker getinte mannen met kleurige
boernoes, tulband en lange baard en massieve
steenen poorten, die zoo nauw zijn, dat zij
zich met hun vieren tegen den muur moeten
drukken om langs de vele bedelaars en zwaar
bepakte ezels voort te kunnen komen.
Plotseling wordt Nini bang. Zij denkt aan
het kostbare brillanten hangertje, dat zij
aan een platina ketting om den hals draagt.
Het zou voor de vele lugubere typen, die zij
hier ontmoet, een kleinigheid zijn haar dat te
ontrukken en dan in het donker verdwijnen.
Onwillekeurig tast zij naar haar hals. Ge
lukkig het is er nog!
Maar daarmee wordt zij tevens aan de af
wezigheid van Jean Martin herinnerd. Het
was onverstandig van haar zich zonder zijn
bescherming in deze vreemde stad te wagen,
waar het gevaar haar van alle kanten be
dreigt. Zij blijft staan en kijkt schuw om zich
heen. Maar in het gewoel van de drukke stad
is Jean Martin nergens te zien.
,Wij moeten monsieur Martin opzoeken!"
zegt zij angstig.
„Dat zullen wij niet doen als wij goede
vrienden willen blijven", antwoordt Diesel,
mede voor zijn vrienden.
(Wordt vervolgd.)
H. K. H. Prinses Juliana bracht Vrijdag een bezoek aan de kaasmarkt te Alkmaar, waar zij in gezelschap van den burgemeester,
jhr. mr. F. H. van Kinschot vol belangstelling alles in oogenschouw nam en waar Yoor de hooge gaste de behandeling der kaas
werd gedemonstreerd
Het was geen gemakkelijk werk voor de Londensche markt-
knechten, die deelnamen aan bovenstaanden traditioneelen
wedstrijd op het traject van Heme Hill
Het radio-station van Addis Abeba,
dat thans de algemeene belangstelling
heelt. Rechts een gedeelte van een
der zendmasten
De partijdag der
N.S.D.A P. te Neu
renberg. Een over
zicht tijdens de
meeting van den
Duitschen Arbeids
dienst op de Zep-
pelinweide
De laatste voorbereidingen voor de tentoonstelling ter ge
legenheid van het veertigjarig bestaan van het Stedelijk
Museum te Amsterdam. Twee paneelen, afkomstig uit
het stadhuis van den Bosch, worden opgehangen
De orkaan over Florida. De express-trein, die op de door de woedende
elementen vernielde spoorlijn derailleerde. - De elf wagens werden uit de
rails geworpen
Te Ulvenhout had Vrijdag de start plaats van den vierdaagschen ruiter-
rit door Noord Brabant. Een foto bij den start