Dr. Colijn sprak op verzoenenden toon Haarlem's Kunstschatten. WOENSDAG 25 S E P T E M B E R "1935 HÏARLEM'S D A G B I) A D 3 TWEEDE KAMER Kansen voor het kabinet gunstig? Devaluatie kan worden voorkomen. Mits men rustig blijft. DEN HAAG Dinsdag. Op het Binnenhof de noodige belangstelling en binnen de vergaderzaal ook een vrij goede Opkomst. Dit alles getuigde van interesse voor Dr. Colijn. de dingen, die komen zouden. En wel bovenal voor de door den Premier voort te zetten, eind Juli afgebroken, rede. Dr. Colijn begon met de beantwoording van de twee maanden geleden in tweede ter mijn gemaakte opmerkingen. Allereerst dan de toen door Prof. Aalberse gestelde vraag i.z. maatregelen tot stuiting van executies. In verband met den in den allerlaatsten tijd als gevolg van zekere financieelè onrust voorge komen opzegging van hypotheken en toepas sing van executies, is de Regeering bereid om maatregelen te gaan treffen tot stuiting van onredelijke executies. Deze zullen ongeveer overeenstemmen met wat in dit opzicht reeds geschiedt Mlo.v. executie-stuiting in verband met landbouwhypotheken. Na vervolgens ook nog even over het capi- tulantenstelsel gesproken te hebben, kwam de Minister-President tot de hoofdzaak: de verhouding tusschen kabinet en Kamer, en dan speciaal die tot de critiseerende R.K. fractie. Dat de Regeerïng hierdoor in te ge prikkelde stemming verkeerde, was z.i. een op 'n ernstig misverstand berustende meening. De heer Aalberse had 'n drietal punten (han delspolitiek, industrialisatie en verlaging van woninghuren) aangegeven, die er op wezen, dat 't kabinet achteraf de katholieke kritiek juist had geacht. De Regeering was volgens hem te dien aanzien dus van koers veranderd. Indien dit al zoo ware aldus de Premier dan getuigde dit toch juist van bereidheid om naar kritiek te luisteren en niet van een daar tegenover aangenomen verstoorde houding. Dr. Colijn trachtte thans duidelijk te maken, dat er van koerswijziging van eenigszins wis- pelturigen aard geen sprake was geweest. Instantelijk verzocht de Minister de Kamer vooral niet te gelooven, dat de Regeering op 't punt der industrialisatie wenscht stil te staan, ook al meende zij herhaaldelijk tegen de gevaren van overdrijving te moeten waar schuwen. „Toen in mijn vorige Kabinet (ge lach!) 'n vacature aan Economische Zaken kwam vond ik 't juist 't beste om naar iemand te zoeken die t.o.v. industrialisatiekansen wer kelijk geloof koestert. En toen ik dit kabinet moest vormen, heb ik terstond aan Prof. Gelissen's verzoek gevolg gegeven hem alle gelegenheid te schenken, dank zij 'n andere departementale indeeling, zijn krachten op het stuk van industrialisatie te concentree- len". Als volstrekt onjuist wees de Minis ter de vroeger door Ir. Albarda ver kondigde opvatting van de hand, als zou in de praktijk Prof. Gelissen bij de rest van het kabinet tenslotte toch geen voldoenden steun voor z'n plan nen ontmoeten. De gewijzigde depar tementale indeeling èn het binnen enkele weken in te dienen wetsont werp tot financiering van verdere in dustrialisatie wijzen op 't tegendeel. Maar nogeens.men hoede zich voor al te schoone verwachtingen en bedenke, dat het noodige kapitaal ter beschikking zal moe ten worden gesteld, dat hetgeen men gaat on dernemen rendabel dient te wezen en dat te letten valt op de noodzakelijkheid den uitvoer niet al te zeer te doen afnemen, want dan krijgt men alleen verplaatsing van werkloos heid. „Hoofd voor hoofd staan alle Ministers aan Prof. Gelissen's zijde". Maar het Kabinet acht het tevens plicht het volk in dit opzicht geen gouden bergen te beloven. Gaven bezuinigingsontwerp en voorstel i.z. vaste lasten voldoende zekerheid voor het in evenwicht brengen van productiekosten en prijzen? „Mij spijt het zoo gaf Dr. Colijn te verstaan dat ik Prof. Aalberse >bij de beantwoording dezer vraag in Juli niet heb bevredigd. Ik kan er echter niet veel aan toevoegen en bepaal me tot de volgende ver klaring. Ondanks den vasten wil der Re geering om de muntpariteit zoolang maar eenigszins mogelijk te hand haven, ware devaluatie moeilijk te voorkomen indien het Nederlandsche publiek met zijn geld in 't buiten land ging vluchten. Blijft 't publiek echter rustig, dan zal devaluatie, geheel onvoorziene omstandigheden natuurlijk daargelaten, ongetwijfeld kunnen uitblijven. Aangenomen, dat door devaluatie het pro bleem der vaste lasten eenvoudiger zou wor den, zou men met de grondstoffen weer in een moeilijker parket komen en nu maken deze een grooter deel uit van de productie kosten dan de vaste lasten. M.a.w. het nadeel ware toch grooter dan het voordeel. Onjuist en verwarring stichtend is de wel in de Kamer gemaakte tegenstelling tus schen devaluatie en consequente deflatie. Devaluatie geeft voor geen enkel probleem een blijvende oplossing en dus ook niet door dat van aanpassing tusschen kosten, lasten en prijzen. Het systeem Brüning bevatte niet aantas ting der hoofdsommen, wel echter van con- tractüeel vastgestelde salarissen en loonen. Toepassing van het stelsel-Brüning op het gebied der rente, nl. verlaging van deze over de geheele linie is hier niet noodig. Voor zoo ver zij zich boven het redelijke beweegt bij wijze van uitzondering, is het Kabinet be reid de rente redelijk te maken. In overleg met de Kamer wil hij ook wel tot huurverlagmg 'komen. Wat daarentegen gedwongen ingrijpen in loonen en salarissen aanga&t, de Regeering acht dat niet aanbe velenswaardig. De Kamer evenmin. Voorts merkte de Premier op, dat voor aantasting van de hoofdsommen eerst Grondwetswijzi ging noodig' ware. Dr. Colijn kwam thans op de zes door Prof. Aalberse in Juli op den voorgrond geplaatste stellingen, waarvan er onmiddellijk twee wa ren, die het Kabinet ten volle onderschreef. Wat den wensch aangaat om het contingen- teeringsstesel door iets anders tariefsver hooging) te vervangen, de Regeering is in derdaad bereid te onderzoeken of het niet mogelijk is in de plaats van het praktisch bijkans niet meer te hanteeren contingentee- ringsapparaat tot heffingen aan de grens over te gaan. Op dit punt ziet de Regeering dan ook geen onoverkomelijke moeilijkheden om overeenstemming met de meerderheid der Kamer te bereiken. Lastiger is echter de kwestie der z.gn. con sequente deflatie, want blijkbaar verstaat men hieronder het systeem-Brüning plus aantasting van de hoofdsommen. Dit nu zou zulk een schok op monetair gebied veroor zaken (met als voornaamste gevolg: ka pi- taalvlucht), dat hiervan devaluatie het ge volg zou zijn. Op dit punt nu is thans wer kelijk bovenal waarheid noodig. Uitermate gewenscht noemt de Minister het dat dit debat aan de huidige onzekerheid een einde maakt. Voor de crisis intrad was er voor ongeveer 4 pet. crediet te krijgen; thans is het 7 a 7% pet. Komt er geen rust en zeker heid, dan zou ons land stuurloos in schadelijke richting worden gedreven. De noodzakelijke klaarheid op monetair gebied moge dank zij dit debat verkregen worden. De Regeering heeft op dit punt een stellige zekerheid omtrent wat zij wil: handhaving van den muntpariteit en aanpassing' van het bedrijfsleven aan de gewijzigde omstandigheden. Noodzakelijk is de klaarheid ook en niet in 't minst met het oog op den internationalen gespannen toestand. Zoo groot mogelijke harmonie tusschen Kamer en Regeering is dus meer dan ooit vereischt. Vandaar de wen- sohelijkheid dat thans klaarheid kome t.a.v. verhouding tusschen Kamer en kabinet. Dit laatste wil de onaangename Juli-episode ver geten en onder biddend opzien om den steun Gods zijn uitertse krachten inspannen om voor land en volk binnen de grenzen van het mogelijke het bereikbare te bereiken. Na het betoog van den Minister-president hield Minister Oud nog eenige speciaal finan- cieel-getinte uiteenzettingen. Deze kwamen in hoofdzaak hierop neer. dat de voorgestelde belastingverzwaringen noodzakelijk zijn om erger te voorkomen. Nauwelijks had de Minister van Financiën zijn taak voor heden volbracht, of het reeds de vorige week aangekondigde afdeelingson- derzoek van een aantal wetsontwerpen nam een aanvang. Zoodoende kregen de afgevaar digden, die straks in derde instantie het woord willen voeren (waarbij zij ongetwijfeld ook nog wel wat over het verloop van de kabinets crisis in het midden zullen brengen!), gele genheid om zich op wat zij thans willen op merken, rustig te bezinnen. In het algemeen is de prognox, vooral na wat, en zeker ook niet te vergeten na de wijze waarop Dr. Colijn vandaag gesproken heeft, gunstig met betrekking tot het levens lot van het kabinet. Althans wat den gang- van zaken bij de verdere behandeling van het nog steeds aanhangige Bezuinigingsontwerp aangaat. Had de Minister-president zich aldus in Juli geuit, dan ware er toen vermoedelijk geen enkel ongeluk gebeurd. Aldus veler gevoelen. Ook van meer dan een voorman uit het R.K. kamp. De toon van 's Ministers rede was im mers van gansch anderen, veel meer op toena dering berekenden aard. Wel moge hij in be paalde opzichten misschien vooral ook t.a.v. het vaste lasten-ontwerp dingen gezegd hebben, die Prof. Aalberse en de zijnen niet zullen kunnen bevredigen, in hoofdzaak be vatte Dr. Colijn's rede verder heel wat, dat den R.K. afgevaardigden slechts aangenaam kon zijn. Kortom, de weg om elkaar te bena deren schijnt momenteel open te staan. En dus ziet het er voor het kabinet op dit oogenbük eer gunstig dan ongunstig uit. Met een beetje takt over en weer zal men dan ook aldus de overheerschende meening in parlementai ren kring ditmaal tot aanneming van het Bezuinigingsontwerp kunnen komen zonder nieuwe politieke crisis. E. v. R. LANGS DE STRAAT. Storm over de stad. De storm, de storm woedt voort Windvlagen jagen in razende vaart over de stad, regenvlagen razen mee en trekken dichte watergordijnen tusschen huizen en boomen. De storm woedt voort en de dappere sterve lingen in de straat leveren hun gevecht met het woedende element. Ge herkent ze allen weer terug uit de vorige tournooien tusschen menschdom en natuur. De bakker, die met haast bovenmenschelijike kracht met zijn kar tegen de brug optornt, de heer, die met twee handen zijn dophoedje bracht te temmen en de andere voetganger, wien dit niet mocht geluk ken en zich zijn anders zoo gewillig hoofd deksel door een speelsche vlaag ziet ontfutseld. En daar is ook de dame met de parapluie. Ge weet het, dat duel is oniveribiddelijk voor de mensohheid verloren. En ge kent het verloop. De wind laat zijn slachtoffer eerst zoo'n beetje kwasi-goedihartig begaan. Als daar de aar digheid af is begint hij een aanval in den rug, de parapluie maakt een onverhoedsche voor- waartsche beweging en de strijd is ingezet. Dan een charge van links, dan van rechts, tenslotte een in vrijwel loodrechte richting. Die beslist den kamp. De mensch moet capi- tuleeren in het gunstigte geval lukt 't het dol geworden regenscherm tusschen twee vlagen door met een snelle handbeweging samen te klappen. De Haarlemmer Hout, die nog goeddeels over zijn zomerschen rijkdom beschikt, lijkt een slagveld. Overal, op de paden, in de perken en tusschen de boomen liggen de gesneuvelde takken en twijgen en de eenzame fietser voelt zich bij tijd en wijle als een deelnemer aan een be- hendighei ds wedstrijd bij zijn pogingen om al die obstakels te rechter tijd te ontwijken. Ergens ligt een vogelnest zoo maar op den weg, uit een boomtak weggeschoten als van een catapult. Hier en daar heeft de storm een aanvang gemaakt met zijn najaarstaak; een paar boo men zijn al geducht onder handen genomen en hebben voor een deel reeds de poeliersbe werking ondergaan. Met de laatste resten van hun zomersohe glorie op de takken staan ze daar te trillen en te zwiepen De storm woedt voort. Over boomen, over daken, over mensehen. Weer trekken de vla gen over de stad en weer ontbrandt de strijd van natuur tegen mensch, van natuur tegen natuur. Van den Hout zijn we weer in de stad terug. Op de Oude Gracht staat een boom angst wekkend vreemd te doen. Dit is de wakers van onze stedelijke veiligheid niet ontgaan, want er is een agent bij geplaatst, die de ver dachte evoluties van den boom nauwkeurig gadeslaat. Zal-ie vallen? denken wij, zal-ie vallen? denkt de agent. Zal-ie vallen, denken twee jeugdige toffe Haarlemmers, die het bui tenkansje van verre staan af te wachten. Maai de boom valt niet. Althans niet door den storm. Want Hout en Plantsoenen heeft zijn afgezanten gestuurd om het vonnis te vol trekken. Een der jeugdige toeschouwers merkt deze deputatie met merkbare teleurstelling op en duwt plotseling z'n makker voor zich uit met de woorden „Kom mee, Kees, ze gaane 'm om- hakke, nou is de lol d'r af." Dan begint de executie van den wankelmoedige. De scherp rechters staan gereed. En om en over hen heen buldert de storm zijn herschen strijdzang, op zoek naar nieu we buit. J. H. V. STAKERS TE TILBURG WILLEN WERK HERVATTEN. Bemiddelingsvoorstel aanvaard. Fabrikanten moeten nog beslissen. De tekst van het voorstel dat de bemidde laar in het stakingsconflict in de wollenstof- fenindustrie, de burgemeester van Tilburg Mr. Dr. Vonk de Both aan het stakings comité heeft voorgelegd en aan de Vereeni- ging van Fabrikanten, luidt als volgt: a. de arbeiders aanvaarden het werk met de bepaling, dat de nieuwe loonen zullen in gaan op een datum in overleg met de vereeni- gingen St. Lambertus, de Eendracht en Uni- tas nader vast te stellen, welke datum niet eerder wordt gesteld dan 14 dagen na de aanvaarding van het werk, en niet later dan een maand. Een en ander geschiedt teneinde de leden van de organisaties gelegenheid te geven met hun besturen over deze aangelegen heid van gedachten te wisselen. b. de werkgevers betalen 40% van het ingehouden loon en van hetgeen door de werk nemers is verdiend voor alsnog gepresteerden arbeid en dat van de drie kermisdagen. c. partijen verbinden zich geen rancune maatregelen van welken aard ook tegen el kaar te zullen nemen. Het voorstel is Dinsdagavond in een viertal stakersvergaderingen met overgroote meerderheid aangenomen. Het comité kon niet met alle stakers tegelijk beraadslagen, waarom achter eenvolgens vier vergaderingen met een gedeelte van hen werden belegd. Van de drie duizend stakers verklaarden zich slechts ongeveer honderd tegen. Morgen zouden de fabrikanten bij eenkomen. Wanneer deze het voorstel aannemen, zal het werk Donderdag hervat worden. (A.N.P.) De dagboekbladen van Jos. van Langen. Overgedragen aan het Persmuseum. Vele journalisten waren Dinsdagmiddag in het Persmuseum te Amsterdam bijeengekomen om getuige te zijn van de overdracht van de aanteekeningen, die hun collega Jos. van Langen gemaakt had op de noodlottige laatste reis van de „Gaai" op 20 Juli j.l. De voorzitter van den Kring Noord-Holland van de R.K. Journalisten Vereeniging, de heer H.' baron van Lamsweerde zeide, dat deze luttele blaadjes uit het zakboekje van Van Langen een menschelijk, historisch en jour nalistiek document vormen. Een menschelijk document, omdat zij een menschelijk actie ven geest verraden en een historisch document omdat zij de eenige en onweerlegbare bewijs stukken vormen voor de rehabilitatie van den piloot van de „Gaai". De Zwitsersche autori teiten immers waren van meening, dat hij te laag had gevlogen en de route onvoldoende kende. Uit deze aanteekeningen echter blijkt, dat de piloot zeer spoedig na zijn start tot 4000 meter gestegen is en toen door de weersom standigheden is gedwongen om te dalen. Spr. bood hierop de fraai ingelijste dag boekblaadjes aan den voorzitter van het Pers museum aan, benevens een album met een le vensbeschrijving van Van Langen en versla gen van de ramp. Namens het bestuur van de stichting het Persmuseum dankte de voorzitter, de heer J. H. Rogge, voor dit geschenk. Deze enkele blaadjes vormen een journaal, zooals er ze ker in de luchtvaart geen tweede bestaat en wij zijn er dankbaar voor, zoo beide hij, dat deze in het Persmuseum bewaard kunnen blijven. De plechtigheid werd bijgewoond door eenige familieleden van wijlen Jos. van Langen. DE RUBBERRESTRICTIE VERSCHERPT. Het internationaal Rubber-comité heeft gisteren te Londen vergaderd en besloten de beslissing, vervat in het communiqué van 26 Maart 1935 te wijzigen. Het percentage van de basis-contingenten welke kunnen worden geëxporteerd is voor October, November en December vastgesteld op 60 pet Jan Dicrt's liuisvrouwe, door Scorel. (Bisschop pelijk Museum). Nadat wij, veertien dagen geleden, het man nelijk pendant van dit portret gereproduceerd hebben, zal het wellicht aangenaam zijn ook dezen anderen Scorel in afbeelding te bezitten. Temeer, waar het een waarlijk mooi schilderij geldt, dat gerust in wat breeder kring bekend mag zijn. Wij willen den schilder en zijn leven nu ver der laten rusten, om aan dit portret een paar korte opmerkingen over het vrouwenportret in het'algemeen toe te voegen. In de vroeg Nederlandsche kunst is eigenlijk eerst in Scorel's tijd van een portret als zelf standig opgedragen arbeid sprake en het valt in de kunst van die periode op, hoe sterk rea listisch de kunstenaar zich tegenover zijn mo del instelt. De idealiseering waarmee tevoren de Moeder Gods werd afgebeeld, het meest voorkomend vrouwenbeeld natuurlijk dat in de vroeg Europeespffe schilderkunst gevonden wordt, heeft voor een nuchter-scherpe obser vatie plaats gemaakt die zelfs al bij de dona trices op de altaarstukken van Van Eyk de plaats der verheerlijking inneemt. Een zeer zuiver gevoelde onderscheiding overigens, maar die wij in dien tijd nauwelijks verwacht zouden hebben. Zoo is er ook bij dit portret van Diert's huisvrouw niet de minste poging gedaan haar te flatteeren: de scherpe profiellijn van den kop is nergens verzacht, de breede jukbeende ren en de spits toeloopende kin geven, met den vastberaden gesloten mond, aan mevrouw Dierts al den lof eener betrouwbare intelli gentie doch een beauty is zij niet. En was ook Scorel's bedoeling niet er van te maken. Doch haar beeld zal voor haar omgeving geleefd hebben zooals zij in de werkelijkheid van allen dag verscheen: als de verstandige, besturende vrouw van een machtig burger, en die op haar beurt leven en lot der haren in de stevige vingers hield. In dit realisme der kunstenaars- aanschouwing vinden wij reeds den werkelijk heidszin onzer zeventiende eeuwsche kunste naars voorhanden. Scorel is hier reeds echt Hollandsch, al laat het versierende landschap, dat hij als achtergrond benut, hem ruimte te over om zijn fantasie en herinnering vrij spel te geven. Daarin leeft het Italië van zijn rei zen evenzeer als de smaak van zijn tijd. Dat deze realistische visie op het mensch- beeld geen voornaamheid behoeft buiten te sluiten zien wij reeds in zulk een portret van Scorel. De rijzige compositie, de prachtige ge leidelijkheid, waarmee de lichte bovenhelft uit een basis van zware orchestkleur ontwik keld wordt, verraden ook hier den meester, terwijl men zich nog aan de vaardigheid, waarmee ringen en gordel geschilderd zijn, kan verlustigen. Toch is zulk een beeld een in hoofdzaak intellectueel portret en het ligt voor de hand dat er later in de portretkunst, van vrouwen vooral, elementen van gansch anderen aard zullen komen opzetten. Zoo men in zulk een Scorel reeds verwantschap met Holbein's latere straffe structuur kan erken nen, er blijft in de portretkunst ook een an dere, meer sensueele visie mogelijk, die in de achttiende eeuw tot wuftheid kon overslaan, maar in haar zuivers ten vorm door alle tijden heen wordt aangetroffen. Zelfs al in de aller vroegste historie. Wie in het Musée du Cin- quantenaire te Brussel wel eens met verwon dering in de Egyptische afdeeling naar de res ten der mummies gestaard heeft en de ge schilderde portretplankjes bekeken waarop de overledene soms werd afgebeeld en die dan met het omwikkelde lichaam werden begraven, die zal zich zonder twijfel dat kleine, intens lieftallige beeldje eener jonge vrouw herinne ren, met het Romeinsch-Egyptisch gelaat, waarin prachtige donkere vraag-oogen bo ven een Gioconda-achtigen glimlach staan. De Egyptische schilder van dat plankje heeft, onbewust, daarin een type van nobei sensuee le kunst gegeven zooals we die met allerhand variaties alle tijden door zullen overnemen. We noemden reeds de Gioconda. Hoe ver staat haar schepper. Da Vinei, weer van Scorel af en hoe zal, weer wat later, het nobel-sensuee- le bij een Rubens bijvoorbeeld, weer een meer- direct-aansprekenden draai nemen, een luid ruchtiger toon aanslaan. Om in de achttien de eeuw bij een Boucher en een Greuze weer meer omsluierd maar misschien frivool te worden en van de nobilitas van het sentiment wel wat verloren te doen gaan. De negentien de eeuw brengt in haar beste kunstenaars weer een gezonde realiteit; het vrouwenpor tret is noch overwegend intellectueel, noch overwegend sensueel gezien, maar houdt den royalen middenweg. Met uitzondering mis schien van een even opduikenden fin-de- siècle geest tegen dat de twintigste eeuw be gint. En wat nu kort vóór ons ligt, zal mis schien de tijd van het experiment later ge noemd worden. Een teveel aan intellect, een beredeneerde sensualiteit, een verpopulariseer- de psychische wetenschap en een vergissing ten opzichte der noodzakelijke vakkundigheid van den artist, vormen het mengsel waaruit de schilderkunst, dus ook het portret, van de eerste dertig jaren onzer eeuw gebrouwen moest worden. Overweldigend werd het niet. Voor de latere historieschrijvers wel interes sant, en waarschijnlijk nog moeilijker uit el kaar te pluizen dan de tijdperken van een Scorel en een Da Vinci. i J. H. DE BOIS. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1885. 25 September: Een duel, waartoe twee heeren uit Koningsbergen in allen ernst dezer dagen besloten hadden, vond op de vol gende wijze zijn einde. De duellisten en secondanten kwamen ter afgesproken plaatse, maar op voorstel van één hunner ging men eerst te zamen nog een glas wijn drinken. In dien tusschen- tijd werd een papieren soldaat tegen een boom gespijkerd en de beleedigde partij stelde nu voor dat men, in plaats van op elkander, op die schijf zou schie ten. Wie de slechtste schoten deed, zou een geldboete betalen. De andere partij nam het voorstel aan en deed de beste schoten. Daarop betaalde de beleedigde de afgesproken som, men bleef nog een poos gezellig bijeen en scheidde als goede vrienden. Welk een aardige parodie op het tweegevecht, niet het minst omdat er uit blijkt, dat in den „eerestrijd" niet de- geen die geiïjk heeft, maar die het best kan schieten, gelijk krijgt! Door onze lens gesnapt. DE HEER A. DE VOGEL. De heer A. de Vogel, directeur der Muziek school van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, alhier, genoot zijn muzikale opleiding aan de Muziekschool te Rotterdam, destijds onder directie van Friedrich Gerns- heim. Na volbrachte studie werd hij in 1899 aan genoemde school benoemd tot leeraar ln het pianospel. Het onderwijs geven heeft steeds zijn groote voorliefde gehad, maar daarbij heeft hij, vooral in zijn Rotterdamsche pe riode (190019181 veel geconcerteerd, zoowel in 't buitenland als hier te lande. Als pianist concerteerde de heer de Vogel o.a. met Max Reger. Willy Hess, A. B. H. Ver- lxey, Hans Kindier, Louis Zimmermann, Char les van Isterdael e.a. Met van Istèrdael maakte hij eenige concertreizen in België, Spanje en Portugal, daartoe uitgenoodigd door eexx con certbureau te Parijs. In 1917 nam hij als leeraar aan de Muziek school te Rotterdam ontslag, met het doel, meer vrijen tijd beschikbaar te krijgen voor het concertspel, wat veel voorbereiding ver eischt. Een uitnoodiging in 1918 voor een tour- née in Ned.-Indië kon de heer de Vogel, we gens de moeilijkheden van de reis door den oorlog, niet aanvaarden. Zijn benoeming tot directeur der Muziek school van Toonkunst te Haarlem in 1919, maakte een einde aan de concertplannen van den heer de Vogel. De leiding der school toch vraagt zoo zeer zijn geheele persoonlijkheid en legt dermate beslag op hem. dat er voor concertspel en reizen bijna geen tijd overblijft. J. Pzn. Sweelinck in Amsterdam teruggekeerd. In het algemeen belang. Het Comité voor de Zomerpostaegels heeft, in samenwerking met het Studentenmuziekge zelschap „J. Pzn. Sweelinck" een merkwaar dige prestatie verricht. Zij heeft, om redgnen van algemeen belang, den beroemden oud-Ne- derlandschen componist en eertijds organist van de Sint Nicolaaskerk in de hoofdstad „in het leven teruggeroepen", waarna men zich gehaast heeft, hem een gastvrij onderdak aan te bieden in een behuizinge aan den Willems parkweg. Dinsdagmorgen heeft het nageslacht van de burgerij, die eertijds Amsterdam bevolkte, den, ondanks zijn hoogen leeftijd, kranigen ouden heer aanschouwd op een tocht met open rijtuigen door de stad. Aan het hoofdpostkantoor aangekomen, zweeg de muziek, welke door het studenten gezelschap „J. Pzn. Sweelinck" kwistig ten gehoore was gebracht, teneinde den directeur en de heeren J. A. Josephus Jitta en W. F. De- tiger, gedelegeerden van het Comité voor de Zomerpostzegels, gelegenheid te geven, den roemruchtigen gast hun opwachting te ma ken. Toen dit geschied was, volgde, ten over staan van een groote menigte nieuwsgieiügen, die voor het meerendeel niet wist wat er aan de hand was, een muzikale hulde op de trappen van 't gebouw, waarna de heer Sweelinck zich met de overige leden naar binnen begaf en een groot gebaar maakte door persoonlijk een groot aantal zomerzegels, waarvan er één zijn beeltenis draagt, te koopen. Mogen velen want daar gaat het om! dit goede voor beeld volgen. (A. N. P.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5