Dr. Colijn sprak op verzoenenden toon
Haarlem's Kunstschatten.
WOENSDAG 25 S E P T E M B E R "1935
HÏARLEM'S D A G B I) A D
3
TWEEDE KAMER
Kansen voor het kabinet gunstig?
Devaluatie kan worden
voorkomen.
Mits men rustig blijft.
DEN HAAG Dinsdag.
Op het Binnenhof de noodige belangstelling
en binnen de vergaderzaal ook een vrij goede
Opkomst. Dit alles getuigde van interesse voor
Dr. Colijn.
de dingen, die komen zouden. En wel bovenal
voor de door den Premier voort te zetten, eind
Juli afgebroken, rede.
Dr. Colijn begon met de beantwoording van
de twee maanden geleden in tweede ter
mijn gemaakte opmerkingen. Allereerst dan
de toen door Prof. Aalberse gestelde vraag i.z.
maatregelen tot stuiting van executies. In
verband met den in den allerlaatsten tijd als
gevolg van zekere financieelè onrust voorge
komen opzegging van hypotheken en toepas
sing van executies, is de Regeering bereid om
maatregelen te gaan treffen tot stuiting van
onredelijke executies. Deze zullen ongeveer
overeenstemmen met wat in dit opzicht reeds
geschiedt Mlo.v. executie-stuiting in verband
met landbouwhypotheken.
Na vervolgens ook nog even over het capi-
tulantenstelsel gesproken te hebben, kwam
de Minister-President tot de hoofdzaak: de
verhouding tusschen kabinet en Kamer, en
dan speciaal die tot de critiseerende R.K.
fractie. Dat de Regeerïng hierdoor in te ge
prikkelde stemming verkeerde, was z.i. een op
'n ernstig misverstand berustende meening.
De heer Aalberse had 'n drietal punten (han
delspolitiek, industrialisatie en verlaging van
woninghuren) aangegeven, die er op wezen,
dat 't kabinet achteraf de katholieke kritiek
juist had geacht. De Regeering was volgens
hem te dien aanzien dus van koers veranderd.
Indien dit al zoo ware aldus de Premier
dan getuigde dit toch juist van bereidheid om
naar kritiek te luisteren en niet van een daar
tegenover aangenomen verstoorde houding.
Dr. Colijn trachtte thans duidelijk te maken,
dat er van koerswijziging van eenigszins wis-
pelturigen aard geen sprake was geweest.
Instantelijk verzocht de Minister de Kamer
vooral niet te gelooven, dat de Regeering op
't punt der industrialisatie wenscht stil te
staan, ook al meende zij herhaaldelijk tegen
de gevaren van overdrijving te moeten waar
schuwen. „Toen in mijn vorige Kabinet (ge
lach!) 'n vacature aan Economische Zaken
kwam vond ik 't juist 't beste om naar iemand
te zoeken die t.o.v. industrialisatiekansen wer
kelijk geloof koestert. En toen ik dit kabinet
moest vormen, heb ik terstond aan Prof.
Gelissen's verzoek gevolg gegeven hem alle
gelegenheid te schenken, dank zij 'n andere
departementale indeeling, zijn krachten op
het stuk van industrialisatie te concentree-
len".
Als volstrekt onjuist wees de Minis
ter de vroeger door Ir. Albarda ver
kondigde opvatting van de hand, als
zou in de praktijk Prof. Gelissen bij
de rest van het kabinet tenslotte toch
geen voldoenden steun voor z'n plan
nen ontmoeten. De gewijzigde depar
tementale indeeling èn het binnen
enkele weken in te dienen wetsont
werp tot financiering van verdere in
dustrialisatie wijzen op 't tegendeel.
Maar nogeens.men hoede zich voor al
te schoone verwachtingen en bedenke, dat
het noodige kapitaal ter beschikking zal moe
ten worden gesteld, dat hetgeen men gaat on
dernemen rendabel dient te wezen en dat te
letten valt op de noodzakelijkheid den uitvoer
niet al te zeer te doen afnemen, want dan
krijgt men alleen verplaatsing van werkloos
heid. „Hoofd voor hoofd staan alle Ministers
aan Prof. Gelissen's zijde". Maar het Kabinet
acht het tevens plicht het volk in dit opzicht
geen gouden bergen te beloven.
Gaven bezuinigingsontwerp en voorstel i.z.
vaste lasten voldoende zekerheid voor het in
evenwicht brengen van productiekosten en
prijzen? „Mij spijt het zoo gaf Dr. Colijn
te verstaan dat ik Prof. Aalberse >bij de
beantwoording dezer vraag in Juli niet heb
bevredigd. Ik kan er echter niet veel aan
toevoegen en bepaal me tot de volgende ver
klaring.
Ondanks den vasten wil der Re
geering om de muntpariteit zoolang
maar eenigszins mogelijk te hand
haven, ware devaluatie moeilijk te
voorkomen indien het Nederlandsche
publiek met zijn geld in 't buiten
land ging vluchten. Blijft 't publiek
echter rustig, dan zal devaluatie,
geheel onvoorziene omstandigheden
natuurlijk daargelaten, ongetwijfeld
kunnen uitblijven.
Aangenomen, dat door devaluatie het pro
bleem der vaste lasten eenvoudiger zou wor
den, zou men met de grondstoffen weer in
een moeilijker parket komen en nu maken
deze een grooter deel uit van de productie
kosten dan de vaste lasten. M.a.w. het nadeel
ware toch grooter dan het voordeel.
Onjuist en verwarring stichtend is de wel
in de Kamer gemaakte tegenstelling tus
schen devaluatie en consequente deflatie.
Devaluatie geeft voor geen enkel probleem
een blijvende oplossing en dus ook niet door
dat van aanpassing tusschen kosten, lasten
en prijzen.
Het systeem Brüning bevatte niet aantas
ting der hoofdsommen, wel echter van con-
tractüeel vastgestelde salarissen en loonen.
Toepassing van het stelsel-Brüning op het
gebied der rente, nl. verlaging van deze over
de geheele linie is hier niet noodig. Voor zoo
ver zij zich boven het redelijke beweegt bij
wijze van uitzondering, is het Kabinet be
reid de rente redelijk te maken.
In overleg met de Kamer wil hij ook wel
tot huurverlagmg 'komen. Wat daarentegen
gedwongen ingrijpen in loonen en salarissen
aanga&t, de Regeering acht dat niet aanbe
velenswaardig. De Kamer evenmin. Voorts
merkte de Premier op, dat voor aantasting
van de hoofdsommen eerst Grondwetswijzi
ging noodig' ware.
Dr. Colijn kwam thans op de zes door Prof.
Aalberse in Juli op den voorgrond geplaatste
stellingen, waarvan er onmiddellijk twee wa
ren, die het Kabinet ten volle onderschreef.
Wat den wensch aangaat om het contingen-
teeringsstesel door iets anders tariefsver
hooging) te vervangen, de Regeering is in
derdaad bereid te onderzoeken of het niet
mogelijk is in de plaats van het praktisch
bijkans niet meer te hanteeren contingentee-
ringsapparaat tot heffingen aan de grens
over te gaan. Op dit punt ziet de Regeering
dan ook geen onoverkomelijke moeilijkheden
om overeenstemming met de meerderheid
der Kamer te bereiken.
Lastiger is echter de kwestie der z.gn. con
sequente deflatie, want blijkbaar verstaat
men hieronder het systeem-Brüning plus
aantasting van de hoofdsommen. Dit nu zou
zulk een schok op monetair gebied veroor
zaken (met als voornaamste gevolg: ka pi-
taalvlucht), dat hiervan devaluatie het ge
volg zou zijn. Op dit punt nu is thans wer
kelijk bovenal waarheid noodig.
Uitermate gewenscht noemt de Minister het
dat dit debat aan de huidige onzekerheid een
einde maakt. Voor de crisis intrad was er
voor ongeveer 4 pet. crediet te krijgen; thans
is het 7 a 7% pet. Komt er geen rust en zeker
heid, dan zou ons land stuurloos in schadelijke
richting worden gedreven. De noodzakelijke
klaarheid op monetair gebied moge dank zij
dit debat verkregen worden.
De Regeering heeft op dit punt een
stellige zekerheid omtrent wat zij wil:
handhaving van den muntpariteit en
aanpassing' van het bedrijfsleven aan
de gewijzigde omstandigheden.
Noodzakelijk is de klaarheid ook en niet in
't minst met het oog op den internationalen
gespannen toestand. Zoo groot mogelijke
harmonie tusschen Kamer en Regeering is
dus meer dan ooit vereischt. Vandaar de wen-
sohelijkheid dat thans klaarheid kome t.a.v.
verhouding tusschen Kamer en kabinet. Dit
laatste wil de onaangename Juli-episode ver
geten en onder biddend opzien om den steun
Gods zijn uitertse krachten inspannen om
voor land en volk binnen de grenzen van het
mogelijke het bereikbare te bereiken.
Na het betoog van den Minister-president
hield Minister Oud nog eenige speciaal finan-
cieel-getinte uiteenzettingen. Deze kwamen
in hoofdzaak hierop neer. dat de voorgestelde
belastingverzwaringen noodzakelijk zijn om
erger te voorkomen.
Nauwelijks had de Minister van Financiën
zijn taak voor heden volbracht, of het reeds
de vorige week aangekondigde afdeelingson-
derzoek van een aantal wetsontwerpen nam
een aanvang. Zoodoende kregen de afgevaar
digden, die straks in derde instantie het woord
willen voeren (waarbij zij ongetwijfeld ook
nog wel wat over het verloop van de kabinets
crisis in het midden zullen brengen!), gele
genheid om zich op wat zij thans willen op
merken, rustig te bezinnen.
In het algemeen is de prognox, vooral na
wat, en zeker ook niet te vergeten na de
wijze waarop Dr. Colijn vandaag gesproken
heeft, gunstig met betrekking tot het levens
lot van het kabinet. Althans wat den gang-
van zaken bij de verdere behandeling van het
nog steeds aanhangige Bezuinigingsontwerp
aangaat.
Had de Minister-president zich aldus in Juli
geuit, dan ware er toen vermoedelijk geen
enkel ongeluk gebeurd. Aldus veler gevoelen.
Ook van meer dan een voorman uit het R.K.
kamp. De toon van 's Ministers rede was im
mers van gansch anderen, veel meer op toena
dering berekenden aard. Wel moge hij in be
paalde opzichten misschien vooral ook t.a.v.
het vaste lasten-ontwerp dingen gezegd
hebben, die Prof. Aalberse en de zijnen niet
zullen kunnen bevredigen, in hoofdzaak be
vatte Dr. Colijn's rede verder heel wat, dat
den R.K. afgevaardigden slechts aangenaam
kon zijn. Kortom, de weg om elkaar te bena
deren schijnt momenteel open te staan. En dus
ziet het er voor het kabinet op dit oogenbük
eer gunstig dan ongunstig uit. Met een beetje
takt over en weer zal men dan ook aldus
de overheerschende meening in parlementai
ren kring ditmaal tot aanneming van het
Bezuinigingsontwerp kunnen komen zonder
nieuwe politieke crisis.
E. v. R.
LANGS DE STRAAT.
Storm over de stad.
De storm, de storm woedt voort
Windvlagen jagen in razende vaart over de
stad, regenvlagen razen mee en trekken dichte
watergordijnen tusschen huizen en boomen.
De storm woedt voort en de dappere sterve
lingen in de straat leveren hun gevecht met
het woedende element. Ge herkent ze allen
weer terug uit de vorige tournooien tusschen
menschdom en natuur. De bakker, die met
haast bovenmenschelijike kracht met zijn kar
tegen de brug optornt, de heer, die met twee
handen zijn dophoedje bracht te temmen en de
andere voetganger, wien dit niet mocht geluk
ken en zich zijn anders zoo gewillig hoofd
deksel door een speelsche vlaag ziet ontfutseld.
En daar is ook de dame met de parapluie. Ge
weet het, dat duel is oniveribiddelijk voor de
mensohheid verloren. En ge kent het verloop.
De wind laat zijn slachtoffer eerst zoo'n beetje
kwasi-goedihartig begaan. Als daar de aar
digheid af is begint hij een aanval in den rug,
de parapluie maakt een onverhoedsche voor-
waartsche beweging en de strijd is ingezet.
Dan een charge van links, dan van rechts,
tenslotte een in vrijwel loodrechte richting.
Die beslist den kamp. De mensch moet capi-
tuleeren in het gunstigte geval lukt 't het dol
geworden regenscherm tusschen twee vlagen
door met een snelle handbeweging samen te
klappen.
De Haarlemmer Hout, die nog goeddeels
over zijn zomerschen rijkdom beschikt, lijkt
een slagveld.
Overal, op de paden, in de perken en tusschen
de boomen liggen de gesneuvelde takken en
twijgen en de eenzame fietser voelt zich bij
tijd en wijle als een deelnemer aan een be-
hendighei ds wedstrijd bij zijn pogingen om
al die obstakels te rechter tijd te ontwijken.
Ergens ligt een vogelnest zoo maar op den
weg, uit een boomtak weggeschoten als van
een catapult.
Hier en daar heeft de storm een aanvang
gemaakt met zijn najaarstaak; een paar boo
men zijn al geducht onder handen genomen
en hebben voor een deel reeds de poeliersbe
werking ondergaan. Met de laatste resten van
hun zomersohe glorie op de takken staan ze
daar te trillen en te zwiepen
De storm woedt voort. Over boomen, over
daken, over mensehen. Weer trekken de vla
gen over de stad en weer ontbrandt de strijd
van natuur tegen mensch, van natuur tegen
natuur.
Van den Hout zijn we weer in de stad terug.
Op de Oude Gracht staat een boom angst
wekkend vreemd te doen. Dit is de wakers
van onze stedelijke veiligheid niet ontgaan,
want er is een agent bij geplaatst, die de ver
dachte evoluties van den boom nauwkeurig
gadeslaat. Zal-ie vallen? denken wij, zal-ie
vallen? denkt de agent. Zal-ie vallen, denken
twee jeugdige toffe Haarlemmers, die het bui
tenkansje van verre staan af te wachten. Maai
de boom valt niet. Althans niet door den
storm. Want Hout en Plantsoenen heeft zijn
afgezanten gestuurd om het vonnis te vol
trekken.
Een der jeugdige toeschouwers merkt deze
deputatie met merkbare teleurstelling op en
duwt plotseling z'n makker voor zich uit met
de woorden „Kom mee, Kees, ze gaane 'm om-
hakke, nou is de lol d'r af." Dan begint de
executie van den wankelmoedige. De scherp
rechters staan gereed.
En om en over hen heen buldert de storm
zijn herschen strijdzang, op zoek naar nieu
we buit.
J. H. V.
STAKERS TE TILBURG WILLEN
WERK HERVATTEN.
Bemiddelingsvoorstel aanvaard.
Fabrikanten moeten nog beslissen.
De tekst van het voorstel dat de bemidde
laar in het stakingsconflict in de wollenstof-
fenindustrie, de burgemeester van Tilburg
Mr. Dr. Vonk de Both aan het stakings
comité heeft voorgelegd en aan de Vereeni-
ging van Fabrikanten, luidt als volgt:
a. de arbeiders aanvaarden het werk met
de bepaling, dat de nieuwe loonen zullen in
gaan op een datum in overleg met de vereeni-
gingen St. Lambertus, de Eendracht en Uni-
tas nader vast te stellen, welke datum niet
eerder wordt gesteld dan 14 dagen na de
aanvaarding van het werk, en niet later dan
een maand. Een en ander geschiedt teneinde
de leden van de organisaties gelegenheid te
geven met hun besturen over deze aangelegen
heid van gedachten te wisselen.
b. de werkgevers betalen 40% van het
ingehouden loon en van hetgeen door de werk
nemers is verdiend voor alsnog gepresteerden
arbeid en dat van de drie kermisdagen.
c. partijen verbinden zich geen rancune
maatregelen van welken aard ook tegen el
kaar te zullen nemen.
Het voorstel is Dinsdagavond in
een viertal stakersvergaderingen met
overgroote meerderheid aangenomen.
Het comité kon niet met alle stakers
tegelijk beraadslagen, waarom achter
eenvolgens vier vergaderingen met een
gedeelte van hen werden belegd. Van
de drie duizend stakers verklaarden
zich slechts ongeveer honderd tegen.
Morgen zouden de fabrikanten bij
eenkomen. Wanneer deze het voorstel
aannemen, zal het werk Donderdag
hervat worden. (A.N.P.)
De dagboekbladen van Jos. van
Langen.
Overgedragen aan het Persmuseum.
Vele journalisten waren Dinsdagmiddag in
het Persmuseum te Amsterdam bijeengekomen
om getuige te zijn van de overdracht van
de aanteekeningen, die hun collega Jos. van
Langen gemaakt had op de noodlottige
laatste reis van de „Gaai" op 20 Juli j.l.
De voorzitter van den Kring Noord-Holland
van de R.K. Journalisten Vereeniging, de heer
H.' baron van Lamsweerde zeide, dat deze
luttele blaadjes uit het zakboekje van Van
Langen een menschelijk, historisch en jour
nalistiek document vormen. Een menschelijk
document, omdat zij een menschelijk actie
ven geest verraden en een historisch document
omdat zij de eenige en onweerlegbare bewijs
stukken vormen voor de rehabilitatie van den
piloot van de „Gaai". De Zwitsersche autori
teiten immers waren van meening, dat hij te
laag had gevlogen en de route onvoldoende
kende.
Uit deze aanteekeningen echter blijkt, dat
de piloot zeer spoedig na zijn start tot 4000
meter gestegen is en toen door de weersom
standigheden is gedwongen om te dalen.
Spr. bood hierop de fraai ingelijste dag
boekblaadjes aan den voorzitter van het Pers
museum aan, benevens een album met een le
vensbeschrijving van Van Langen en versla
gen van de ramp.
Namens het bestuur van de stichting het
Persmuseum dankte de voorzitter, de heer J.
H. Rogge, voor dit geschenk. Deze enkele
blaadjes vormen een journaal, zooals er ze
ker in de luchtvaart geen tweede bestaat en
wij zijn er dankbaar voor, zoo beide hij, dat
deze in het Persmuseum bewaard kunnen
blijven.
De plechtigheid werd bijgewoond door eenige
familieleden van wijlen Jos. van Langen.
DE RUBBERRESTRICTIE VERSCHERPT.
Het internationaal Rubber-comité heeft
gisteren te Londen vergaderd en besloten de
beslissing, vervat in het communiqué van 26
Maart 1935 te wijzigen.
Het percentage van de basis-contingenten
welke kunnen worden geëxporteerd is voor
October, November en December vastgesteld
op 60 pet
Jan Dicrt's liuisvrouwe,
door Scorel. (Bisschop
pelijk Museum).
Nadat wij, veertien dagen geleden, het man
nelijk pendant van dit portret gereproduceerd
hebben, zal het wellicht aangenaam zijn ook
dezen anderen Scorel in afbeelding te bezitten.
Temeer, waar het een waarlijk mooi schilderij
geldt, dat gerust in wat breeder kring bekend
mag zijn.
Wij willen den schilder en zijn leven nu ver
der laten rusten, om aan dit portret een paar
korte opmerkingen over het vrouwenportret
in het'algemeen toe te voegen.
In de vroeg Nederlandsche kunst is eigenlijk
eerst in Scorel's tijd van een portret als zelf
standig opgedragen arbeid sprake en het valt
in de kunst van die periode op, hoe sterk rea
listisch de kunstenaar zich tegenover zijn mo
del instelt. De idealiseering waarmee tevoren
de Moeder Gods werd afgebeeld, het meest
voorkomend vrouwenbeeld natuurlijk dat in
de vroeg Europeespffe schilderkunst gevonden
wordt, heeft voor een nuchter-scherpe obser
vatie plaats gemaakt die zelfs al bij de dona
trices op de altaarstukken van Van Eyk de
plaats der verheerlijking inneemt. Een zeer
zuiver gevoelde onderscheiding overigens,
maar die wij in dien tijd nauwelijks verwacht
zouden hebben.
Zoo is er ook bij dit portret van Diert's
huisvrouw niet de minste poging gedaan haar
te flatteeren: de scherpe profiellijn van den
kop is nergens verzacht, de breede jukbeende
ren en de spits toeloopende kin geven, met
den vastberaden gesloten mond, aan mevrouw
Dierts al den lof eener betrouwbare intelli
gentie doch een beauty is zij niet. En was ook
Scorel's bedoeling niet er van te maken. Doch
haar beeld zal voor haar omgeving geleefd
hebben zooals zij in de werkelijkheid van allen
dag verscheen: als de verstandige, besturende
vrouw van een machtig burger, en die op haar
beurt leven en lot der haren in de stevige
vingers hield. In dit realisme der kunstenaars-
aanschouwing vinden wij reeds den werkelijk
heidszin onzer zeventiende eeuwsche kunste
naars voorhanden. Scorel is hier reeds echt
Hollandsch, al laat het versierende landschap,
dat hij als achtergrond benut, hem ruimte te
over om zijn fantasie en herinnering vrij spel
te geven. Daarin leeft het Italië van zijn rei
zen evenzeer als de smaak van zijn tijd.
Dat deze realistische visie op het mensch-
beeld geen voornaamheid behoeft buiten te
sluiten zien wij reeds in zulk een portret van
Scorel. De rijzige compositie, de prachtige ge
leidelijkheid, waarmee de lichte bovenhelft
uit een basis van zware orchestkleur ontwik
keld wordt, verraden ook hier den meester,
terwijl men zich nog aan de vaardigheid,
waarmee ringen en gordel geschilderd zijn,
kan verlustigen. Toch is zulk een beeld een in
hoofdzaak intellectueel portret en het ligt
voor de hand dat er later in de portretkunst,
van vrouwen vooral, elementen van gansch
anderen aard zullen komen opzetten. Zoo men
in zulk een Scorel reeds verwantschap met
Holbein's latere straffe structuur kan erken
nen, er blijft in de portretkunst ook een an
dere, meer sensueele visie mogelijk, die in de
achttiende eeuw tot wuftheid kon overslaan,
maar in haar zuivers ten vorm door alle tijden
heen wordt aangetroffen. Zelfs al in de aller
vroegste historie. Wie in het Musée du Cin-
quantenaire te Brussel wel eens met verwon
dering in de Egyptische afdeeling naar de res
ten der mummies gestaard heeft en de ge
schilderde portretplankjes bekeken waarop de
overledene soms werd afgebeeld en die dan
met het omwikkelde lichaam werden begraven,
die zal zich zonder twijfel dat kleine, intens
lieftallige beeldje eener jonge vrouw herinne
ren, met het Romeinsch-Egyptisch gelaat,
waarin prachtige donkere vraag-oogen bo
ven een Gioconda-achtigen glimlach staan. De
Egyptische schilder van dat plankje heeft,
onbewust, daarin een type van nobei sensuee
le kunst gegeven zooals we die met allerhand
variaties alle tijden door zullen overnemen.
We noemden reeds de Gioconda. Hoe ver staat
haar schepper. Da Vinei, weer van Scorel af
en hoe zal, weer wat later, het nobel-sensuee-
le bij een Rubens bijvoorbeeld, weer een meer-
direct-aansprekenden draai nemen, een luid
ruchtiger toon aanslaan. Om in de achttien
de eeuw bij een Boucher en een Greuze weer
meer omsluierd maar misschien frivool te
worden en van de nobilitas van het sentiment
wel wat verloren te doen gaan. De negentien
de eeuw brengt in haar beste kunstenaars
weer een gezonde realiteit; het vrouwenpor
tret is noch overwegend intellectueel, noch
overwegend sensueel gezien, maar houdt den
royalen middenweg. Met uitzondering mis
schien van een even opduikenden fin-de-
siècle geest tegen dat de twintigste eeuw be
gint. En wat nu kort vóór ons ligt, zal mis
schien de tijd van het experiment later ge
noemd worden. Een teveel aan intellect, een
beredeneerde sensualiteit, een verpopulariseer-
de psychische wetenschap en een vergissing
ten opzichte der noodzakelijke vakkundigheid
van den artist, vormen het mengsel waaruit
de schilderkunst, dus ook het portret, van de
eerste dertig jaren onzer eeuw gebrouwen
moest worden. Overweldigend werd het niet.
Voor de latere historieschrijvers wel interes
sant, en waarschijnlijk nog moeilijker uit el
kaar te pluizen dan de tijdperken van een
Scorel en een Da Vinci. i
J. H. DE BOIS.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1885.
25 September:
Een duel, waartoe twee heeren uit
Koningsbergen in allen ernst dezer
dagen besloten hadden, vond op de vol
gende wijze zijn einde. De duellisten en
secondanten kwamen ter afgesproken
plaatse, maar op voorstel van één
hunner ging men eerst te zamen nog
een glas wijn drinken. In dien tusschen-
tijd werd een papieren soldaat tegen
een boom gespijkerd en de beleedigde
partij stelde nu voor dat men, in plaats
van op elkander, op die schijf zou schie
ten. Wie de slechtste schoten deed, zou
een geldboete betalen. De andere partij
nam het voorstel aan en deed de beste
schoten. Daarop betaalde de beleedigde
de afgesproken som, men bleef nog een
poos gezellig bijeen en scheidde als
goede vrienden.
Welk een aardige parodie op het
tweegevecht, niet het minst omdat er uit
blijkt, dat in den „eerestrijd" niet de-
geen die geiïjk heeft, maar die het best
kan schieten, gelijk krijgt!
Door onze lens gesnapt.
DE HEER A. DE VOGEL.
De heer A. de Vogel, directeur der Muziek
school van de Maatschappij tot Bevordering
der Toonkunst, alhier, genoot zijn muzikale
opleiding aan de Muziekschool te Rotterdam,
destijds onder directie van Friedrich Gerns-
heim. Na volbrachte studie werd hij in 1899
aan genoemde school benoemd tot leeraar ln
het pianospel. Het onderwijs geven heeft steeds
zijn groote voorliefde gehad, maar daarbij
heeft hij, vooral in zijn Rotterdamsche pe
riode (190019181 veel geconcerteerd, zoowel
in 't buitenland als hier te lande.
Als pianist concerteerde de heer de Vogel
o.a. met Max Reger. Willy Hess, A. B. H. Ver-
lxey, Hans Kindier, Louis Zimmermann, Char
les van Isterdael e.a. Met van Istèrdael maakte
hij eenige concertreizen in België, Spanje en
Portugal, daartoe uitgenoodigd door eexx con
certbureau te Parijs.
In 1917 nam hij als leeraar aan de Muziek
school te Rotterdam ontslag, met het doel,
meer vrijen tijd beschikbaar te krijgen voor
het concertspel, wat veel voorbereiding ver
eischt. Een uitnoodiging in 1918 voor een tour-
née in Ned.-Indië kon de heer de Vogel, we
gens de moeilijkheden van de reis door den
oorlog, niet aanvaarden.
Zijn benoeming tot directeur der Muziek
school van Toonkunst te Haarlem in 1919,
maakte een einde aan de concertplannen van
den heer de Vogel. De leiding der school toch
vraagt zoo zeer zijn geheele persoonlijkheid
en legt dermate beslag op hem. dat er voor
concertspel en reizen bijna geen tijd overblijft.
J. Pzn. Sweelinck in
Amsterdam teruggekeerd.
In het algemeen belang.
Het Comité voor de Zomerpostaegels heeft,
in samenwerking met het Studentenmuziekge
zelschap „J. Pzn. Sweelinck" een merkwaar
dige prestatie verricht. Zij heeft, om redgnen
van algemeen belang, den beroemden oud-Ne-
derlandschen componist en eertijds organist
van de Sint Nicolaaskerk in de hoofdstad „in
het leven teruggeroepen", waarna men zich
gehaast heeft, hem een gastvrij onderdak aan
te bieden in een behuizinge aan den Willems
parkweg.
Dinsdagmorgen heeft het nageslacht van
de burgerij, die eertijds Amsterdam bevolkte,
den, ondanks zijn hoogen leeftijd, kranigen
ouden heer aanschouwd op een tocht met
open rijtuigen door de stad.
Aan het hoofdpostkantoor aangekomen,
zweeg de muziek, welke door het studenten
gezelschap „J. Pzn. Sweelinck" kwistig ten
gehoore was gebracht, teneinde den directeur
en de heeren J. A. Josephus Jitta en W. F. De-
tiger, gedelegeerden van het Comité voor de
Zomerpostzegels, gelegenheid te geven, den
roemruchtigen gast hun opwachting te ma
ken. Toen dit geschied was, volgde, ten over
staan van een groote menigte nieuwsgieiügen,
die voor het meerendeel niet wist wat er aan
de hand was, een muzikale hulde op de trappen
van 't gebouw, waarna de heer Sweelinck zich
met de overige leden naar binnen begaf en
een groot gebaar maakte door persoonlijk een
groot aantal zomerzegels, waarvan er één zijn
beeltenis draagt, te koopen. Mogen velen
want daar gaat het om! dit goede voor
beeld volgen. (A. N. P.)