ALS IEMAND VERRE REIZEN DOET Genève en het Italiaansch-Ahessynisch conflict. FEUILLETON. Een avontuurlijk verhaal van drie studenten. door ARNOLD BARTEL. .(Nadruk verboden). 23) De portier, die gebroken Duitsch spreekt, beijvert zich de namen van zijn gasten in het. vreemdelingenboek te schrijven, maar dil blijkt nog niet zoo gemakkelijk, want Gotlieb Pirzel spreekt zijn naam als „Birzel" uit en als hij tot overmaat van ramp den portier ter toelichting tracht bij te brengen, dat zijn naam gespeld wordt met een B. wordt het bepaald een hopeloos geval, waaraan de ijve rige portier tenslotte een eind maakt door „Firzel" te schrijven. En daar hij het nu blijk baar welletjes vindt, zet hij er achter „en echtgenoote", waarop de heer Pirzel witjes glimlacht, iets van „zoover zijn we nog niet" stamelt en zich eindelijk met madame Manes- cu door een picolo naar de lift laat brengen, welke zoemend omhoog schiet naar de eerste étage. Ook Volkers heeft een kamer toegewezen gekregen en eenige uren later slapen allen den slaap der rechtvaardigen, zoowel de ver volgers als de vervolgden. Slechts één van hen. de bereisde en er varen Alexander Popodotschi, maakt nog een wandeling in de omgeving van den ouden haven. Hij loopt voorbij de kroegjes aan de Quai de Port en komt daarbij tot de conclusie, dat alles hier nog hetzelfde is als tien jaar geleden. De matrozen, de ruwe bootwerkers en kleurlingen, zij allen zien er nog precies zoo uit als hun voorgangers, die toen deze duistere omgeving bevolkten. In de nauwe, onbeschrij felijk vieze en armoedige steegjes, welke op de Quai du Port uitkomen, wordt het oog nog steeds getrokken door de oude lichtbakken met de verlokkende opschriften „Chez ma dame Claire" en Au Soleil". En evenals tien jaar geleden zijn dit de ver zamelplaatsen van zeelieden met permissie en soldaten van het Koloniale leger. Slechts in één opzicht is men hier met zijn tijd mee gegaan; in plaats van de electrische piano's, gitaren en harmonica's, brullen nu de luid sprekers in alle talen der wereld hun „Schla gers" de nauwe straatjes in. Alexander Popodotschi heeft voor dit alles niet de minste interesse. Hem trekken noch de opdringerige reclameborden, noch de schette rende muziek. In een van de stille straatjes in deze wijk heeft hij een oude kennis, iemand, dien hij voor het eerst in Cayenne ontmoet heeft. Er is geen mensch, die zoo handig pas sen kan vervalschen, zulke voortreffelijke loo- pers bezit, zelfs voor de allermodernste sloten en die een zoo voorziene opslagplaats heeft van dingen, die menschen van het slag van Alexander Popodotschi kunnen gebruiken. Het is de verblijfplaats van dezen onbe- taalbaren man, welke hij zoekt en vindt. De maan is reeds geheel verbleekt en de toppen der Zee-Alpen gloeien in het eerste morgenrood als Popodotschi zijn hotel weer betreedt. Hij heet nu echter niet alleen Po podotschi. In zijn zak heeft hij ook een pas ten name van Gregor Serafim. De Riviera heeft, evenals God Janus, twee gezichten: een oud, wereldbekend, reeds min of meer bïjgeschminkt en een ander, jong, frisch en aantrekkelijk. Ook het oude gezicht doet nog moeite er jeugdig uit te zien, maar men behoeft nog niet eens een scherp op merker te zijn om te_ ontwaren^dat de plooien en rimpels door de schmink slechts ten deele worden bedekt. Dat is de Rivièra, zooals die steeds weer op nieuw in films en romans wordt voorgesteld. De Rivièra, die op haar traditie teert. Haar villa's en kasteelen zijn in alle stijlen en sma ken der wereld opgetrokken. Een Engelsch palazzo, een oud Duitsch ridderslot grenst aan een Romaansche villa. Zij zijn omgeven door parken, waarin palmen, pijnboomen, cy- pressen en oleanders woekeren. Maar als men de huizen goed bekijkt zijn het oude, wei nig comfortabele kasten, welke in langen tijd geen verf hebben gezien en de parken heb ben het aanzien van een onverzorgd oerwoud. Ruïnes zijn ook de menschen, die de speel zalen van Monte Carlo bevolken. Menschen van een vorige eeuw, typen, waarvan men meent, dat zij in 't geheel niet meer bestaan en die er uit zien als hun eigen grootouders. Aan de tafels, waar het rouletteballetje rolt, zit de hertogin van de „Ukami" met haar lijfarts. Zij is geheel in grijze zijde gekleed en draagt een golvende sluier aan haar klei nen stroohoed. Hier ziet men voorts de oude heeren met hun dikke gouden horlogekettin gen over strak gespannen witte vesten, gouden lorgnets en groote traanzakken onder hun waterige oogen. Hier zitten de Russische emi granten, die nergens ter wereld meer een te huis hebben en geen enkel emplooi meer kunnen vinden. Hier is de verzamelplaats van de menschen. die er uitzien als Alexander Popodotschi. Hier duikt ook de Baltische baro nes met haar dochter op. Dit heeft genoeg pech in liefde gehad; nu hoopt zij op geluk in het spel. En allen noteeren zij ijverig getallen, ver gelijken tabellen, zetten in volgens huil „on feilbaar" systeem en wachten op den grooten winst, die nooit komt. In de speelzalen, welke nog getuigenis afleggen van de pronkzucht eener vorige generatie marmer, brons, spiegels en plafondschilderingen heerscht een bijna plechtige stilte, welke slechts on derbroken wordt door de eentonige aanmoe diging van den croupier om het spel te be ginnen of door het afroepen van de*winnende nummers. En dan is er de andere Rivièra: de jon ge. Haar ontbreekt alle plechtigheid daar wordt gelachen en pret gemaakt. Daar rolt niet het balletje van de roulette, maar de groote gummibal. Midden in een kring van jonge menschen in badcostuum, staat, bruin verbrand, Monsieur le professeur Menier. Hij werpt den bal naar de dames en heeren, die rond om hem heen in het gele zand zitten. Daarboven staat koesterend de zon en de Middellandsche Zee toont die azuurblauwe glans, welke haar tot in alle uithoeken der wereld haar onsterfelijke reputatie bezorgd heeft. In den kring rondom den „professor" alle gymnastiekleraren zijn hier „profes- seurs" bevinden zich eveneens Nini Collijn, madame Manescu, meneer Pirzel en de trouwe schaduw van beide laatstgenoemden, Lou Volkers. Ook Diesel geeft acte de présence. Hij houdt zich echter wat terzijde en neemt niet aan het spel deel. Zoolang Nini hem over het hoofd ziet, wenscht hij zich niet op te dringen. Noch tans verliest hij haar geen oogenbfik uit het oog. Hij heeft zijn intrek genomen in hetzelfde hotel als zij, in „Cóte d'Azur", maar terwijl zij twee kamers op de eerste étage bewoont logeert hij ergens boven in de hanebalken. Dientengevolge heeft hij zich genoodzaakt gezien de assistentie van de liftboys in te roepen. Deze ontvangen telkens, wanneer zij hem berichten, dat Nini uitgaat, een franc. En zij kwijten zich uitstekend van hun taak. Over één ding verheugt Diesel zich oprecht: Nini heeft, slechts vergezeld door meneer Van Berquem, in het hotel haar Intrek genomen. Ondanks alle lage verdachtmakingen door Popodotschi, lijkt hem Van Berquem veel on schuldiger dan die Jean Martin. Dat is zijn persoonlijke vijand. Hij kan die man nu een-' maal niet uitstaan en wel het allerminst als hij zich in de nabijheid van Nini gollijn ophoudt. Tot dusver heeft Jean Martin zich hier in Juan-les-Pins echtr nog niet laten zien en Diesel hoopt van harte, dat hij van Marseille direct naar huis terug gekeerd is. In hetzelfde hotel zijn ook Gotlieb Pirzel en mevrouw Manescu afgestapt en met hen na tuurlijk Lou Volkers. Aan het adres van dezen laatste is al menige stille verwensching ge uit, vooral door meneer Pirzel, die geen stap buiten de deur kan doen zonder door „dat malle Hollandsche ventje" te worden gevolgd. Hij heeft er al ernstig over gedacht naar een ander hotel te verhuizen, maar dat is hem door mevrouw Manescu, toen hij tegenover haar dit plan ter sprake bracht, ten sterkste afgeraden. „Cóte d'Azur" is het beste hotel ter plaatse, verzekerd zij hem en een gezelliger badplaats dan Juan-les-Pins kent de Rivièrc in den zomer niet. Tenslotte zou dat solonnee- ren dien mallen jongen zelf wel spoedig gaan vervelen. In werkelijkheid staat zij tegenover deze kwestie echter lang niet zoo onverschillig, als zij het doet voorkomen. Het zou haar zelfs een lief ding waard zijn als zij Slivkowitsch kon bereiken. Die zou dien lastigen aap wel een pak slaag geven, dat hem voor goed de lust verging, zich met andermans zaken te be moeien! Maar Slivkowitsch zit nog in Mar seille. En mèt hem, zonder dat hij het weet. Willy Snavel. Madame Manescu moet hier in Nlnl's na bijheid blijven en derhalve rest haar voor- loopig niets anders dan „bonne mine k mau- vais jeu" te maken. In verband met een en ander tracht zij zelfs met Lou Volkers wat te koketteeren, maar daarmee heeft zij al even weinig succes als met haar pogingen om met Nini Collijn op wat vertrouwelijker voet te geraken. (Wordt vervolgd.) Het Abessynisch kabinet na een zijner jongste zittingen m tegenwoordigheid van den Keizer. De ministers poseeren voor het regeeringsgebouw te Addis Abeba Amsterdam bereidt zich voor op het bezoek van H. M. de „J. Pzn. Sweelinck'-redivivus maakte Dinsdag een propagartda- Koningin. De wachthuisjes voor het paieis op den Dam tocht voor de zomerpostzegels door Amsterdam. De aankomst worden opgesteld aan het hoofdpostkantoor Mr. A. B. Cohen Stuart sprak Dinsdagavond te den Haag over het Italiaansch Abessynisch conflict, op de bijeenkomst welke door de Ver. voor Volkenbond en Vrede was uitgeschreven Te Heemstede is Dinsdag het huwelijk voltrokken tusschen den heer J. C. E. Graaf van Lynden en Jontcvrouwe A. van de Poll, dochter van jhr. A. van de Poll. wethouder van Heemstede fn het s.s. „Montferland" werden Dins dag te Amsterdam twee Diesel-elec- trische rijtuigen ingeladen, in Zwitser land vervaardigd voor Buenos Aires De heer S. J. H. Wesselink, die met ingang van 1 November a.s. benoemd is tot directeur van den Postchèque- en Girodienst De publieke belangstelling voor de bezuinigingsdebatten welke Dinsdag in de zitting der Tweede Kamer werden voortgezet na de schorsing op 23 Juli, was vrij groot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 9