De Nieuwe Gids 50 jaar.
wTILifUNKEN
REGENJASSEN
OVERJASSEN
COSTüUiS
KiNOERJASJES
DAMESMANTELS
VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935
H A A RrE E M'S D A G P. IJ A D
12
Over de Tachtigers en hun beteekenis.
Ruim een halve eeuw geleden werd het ge
moedelijke gezelschap kunstbroeders, dat lite
rair Nederland in die dagen bezat, opge
schrikt door klanken, die deze vredige atmos
feer ruw verstoorden. Het waren de stemmen
der jongeren, 'het was het hartstochtelijk ge
luid van een nieuw geslacht, dat begon te be
seffen. tot welk peil de kunst in al die ge
moedelijkheid was afgezakt. De jeugd opende
het offensief tegen de aan bod zijnde genera
tie. die verzuimd had de noodzakelijke ver
nieuwing te brengen.
De werkelijk belangrijke figuren uit de
periode van pl.m. '60 tot pl.m. '80 was het niet
gelukt den tijdgenooten uit den dommel te
wekken. Potgieter, die immer voor de va der-
landsche kunst op de bres had gestaan, had
het vergeefs geprobeerd; hetzelfde geldt voor
Conrad Busken Huet, den schepper van die
fijne, critische geschriften en ook het voor
beeld, dat Multatlüi eenmaal gegeven had
scheen in het vergeetboek te zijn geraakt.
Vooral de dichtkunst vertoonde tot om
streeks '80 hier te lande een weinig verhef
fend beeld. De gelegenheidspoezie met haar
huiskamer-tendenzen. haar vaderlandslie
vende en stichtelijke oogmerken, vierde hoog
tij; holle rhetoriek en afgezaagde beeldspraak
kenmerkten den inhoud dezer producten. De
dichter, de werkelijke kunstenaar dus. was van
het literaire tooneel verdwenen en de rijme
laar had zijn plaats ingenomen. Natuurlijk zou
men ook hier op enkele begaafde figuren
kunnen wijzen, maar toch, dichters van waar
lijk groot formaat telde deze periode zeker
niet.
Dan volgt de reactie op dit tijdsbeeld: de
stormloop der tachtigers. L'art pour l'art, de
kunst om de kunst, is hun devies. Meedoogen-
loos trekken zij te velde tegen het geslacht
der schijnliteratoren in de vaste overtuiging
van een uiteindelijke overwinning. Zij erken
nen slechts het gedicht als uiting van het
schoonheidsbesef, dat in iederen kunstenaar
leeft en veroordeelen iedere bijbedoeling. Zij
eischen herstel van het individueele element
ln de kunstuiting. Zij vragen de aandacht voor
dichters als de Franschen Baudelaire en den
klanksymbolist Verlaine. voor de Engelse he
poeeten uit het begin der 19de eeuw Shelley
en Keats, en wat de romankunst betreft nemen
zij zich vertegenwoordigers uit de Fransche
naturalistische school als Zola. Flaubert en
de gebroeders De Goncourt tot vooi'beeld.
In Nederland wordt de vroeg gestorven
predikaniszoon uit Dordrecht, Jacques Perk
(1859—18811 de heraut van de nieuwe dicht
kunst. Bij hem zijn individualisme en schoon-
heidsvereering in sterke mate aanwezig. In
de sonnetten van zijn beroemde Mat'nildecy-
clus die na zijn dood door Willem Kloc-s en
Carel Vosmaer werd uitgegeven voeren die
factoren zelfs tot vergoddelijking van het
schoonheidsgevoel, dat hij in zijn eigen ziel
aanwezig weet. ,,De godheid troontdiep in
mijn trotsch gemoed", dit 'veel aangehaalde
fragment van de sonnet Hemelvaart is karak
teristiek voor den dichter Perk. Dikwijls be
speurt men in Perk's lyriek 'n filosofischen on
dergrond en in dat opzicht verschilt hij dui
delijk van zijn eerste geestverwanten uit de
tachtiger beweging. Behalve de sonnetten uit
de- Mathildecyclus schiep Perk de prachtige
allegorie „Iris", dat wel tot het allermooiste
behcort. wat onze dichtkunst ooit heeft voort
gebracht. Bij Perk zijn invloeden waai" té hé
men van groote voorgangers, Hooft bijvoor
beeld wat de Nederlanders betreft, maar ook
de reeds genoemde Engelsche dichters, Goethe
natuurlijk en Heine, de Italiaan Petrarca en
de klassieken.
Perk's baanbrekend werk wordt met kracht
door zijn geestverwanten voortgezet Willem
Kloos, Albert Verwev. Frederik van Eeden en
Lodewijk van Deijssel (K. J. L. Alberdingk
Thijm» treden op den voorgrond, een beter
verschiet opent zich voor de literatuur, cri-
tiek laat zich geiden, proza en poëzie worden
in nieuwe banen geleid. De groote moeilijk
heid voor de jongeren is echter, op welke wijze
zij hun ideeën in zoo wijd mogelijken kring
kunnen verbreiden. De meeste tijdschriften
blijken echter niet geneigd de opstandige
jeugd binnen te laten.
De Gids, het tijdschrift, dat zich in de
jaren van Potgieter's jaren steeds op een
breed standpunt had gesteld, wordt zelfs een
der ernstigste bestrijders van de tachtigers.
Een grooten steun vinden de jongeren daar
entegen in de persoon van Dr. Doorenbos, een
Amsterdamsch leeraar, die met zijn oud-leer
lingen Perk, Kloos en Verwey in nauw con
tact was gebleven en hen trachtte voort te
helpen. Door zijn toedoen worden enkele der
jonge kunstenaars in staat gesteld hun werk
een tijdlang in het weekblad „De Amsterdam
mer" te publiceeren. Hetzelfde wist Carel Vos
maer eenigermate te bereiken bij „De Neder-
enlandsch Spectator" Eenig vroeg werk van
Van Deijssel verscheen in „De Dietsche Wa
rande", het blad van zijn vader prof. Alber
dingk Thijm.
Maar ook de weinige bladen, die aanvanke
lijk nog bereid waren de tachtigers de hel
pende hand te reiken, blijken allengs min
der geneigd de nieuwe kunst verder te pro-
pageeren. vooral daar het gros der lezers zijn
vooroordeelen nu eenmaal niet wenscht prijs
te geven en afwijzend tegenover de jonge
strooming staat. De noodzakelijkheid van een
eigen orgaan doet zich hoe langer hoe ster
ker gevoelen. Er worden allerlei plannen voor
de oprichting beraamd, doch het duurt een
heelen tijd, voordat de vele moeilijkheden,
vooral die van financieelen aard, definitief
overwonnen zijn. Totdat den eersten October
1885 de stichting van een eigen tijdschrift ver
werkelijkt wordt. Vooral aan het energieke
werken van Kloos Van Esden is het te danken
geweest, dat in dat jaar „De Nieuwe Gids" bij
de Amsterdamsche Uitgeverij Versluys het
levenslicht zag. De eerste redactie bestaat be-
halv euit Willem Kloos en Frederik van Eeden,
uit Albert Verwey, Paap en de socialist Frank
van der Goes. Het nieuwe blad draagt een al
zijdig karakter, want het beweegt zich niet
alleeen op letterkundig gebied, ofschoon de
litteratuur uit den aard der zaak de voor
naamste plaats blijft innemen. Ook door de
schilderkunst, de bouwkunst, de muziek, de
wetenschap en de poltiek was een frissche
golf gegaan en in de „De Nieuwe Gids" wordt
aan al die vernieuwing ruimschoots de aan
dacht besteed. Zoo schrijfven Jan Veth en
later Roland Holst) over ed beeldende kun
sten, Alphons Diepenbrock over de muziek,
prof. Bolland en Frederik van Eeden over fi
losofische onderwerpen. Frank van der Goes
en P. L. Tak over socialisme en maatschappe
lijke problemen. Lodewijk van Deijssel ver
leent het eerst in 1887 zijn medewerking
aan de Nieuwe Gids.
De literaire critiek berust voornamelijk bij j
Kloos en Van Deijssel. Kloos richt zijn scherpe
aanvallen op de onnoozele dichtkunst van de
oudere generatie, wijst met de l'art pour l'art-
leuze voor oogen de punten aan, die den
'waarachtigen dichter kenmerken en geeft in
zijn kronieken, die later onder den naam
„Veertien jaar literatuuregeschiedenis" be
schouwingen over hetgeen op letterkundig ge
bied aan de markt wordt gebracht. Van
Deijssel wordt de groote gladiator in het
strijdperk van het proza. In zijn uiterst sub
jectieve. hartstochtelijke taal hakt hij in
op ieder, die zich naar zijn meening ten on
rechte als schrijver opwerpt en anderzijds ge
raakt hij in zijn lyrische critieken in een toe
stand van extaze, wanneer de beoordeelde
kunstenaar zijn schoonheidsgevoel weet te
treffen. In zijn eigen prozaromans volgt Van
Deijssel langen tijd het naturalisme, zooals
het door de Franschen was geïntroduceerd,
doch later wendt hij zich af van deze richting
met haar pijnlijk nauwkeurige weergave van
voorwerpen en situaties. Als dichters treden
in de vroegere Nieuwe Gids-periode op den
voorgrond Willem Kloos, schepper van prach
tige sonetten, de veelal klassiek georiënteerde
Albert Verwey, verder Frederik van Eeden
en Herman Gorter, wiens „Mei" een eere
plaats in de Nederlandsche literatuur in
neemt. In een iets latere periode zijn het de
sonnetten van Hélène Swarth. die de aan
dacht vragen. Het hyper-individualisme, waar
op de poëzie van sommige Tachtigers ten
slotte uitliep, leidde tot een reactie. Er kwam
een strooming. die werkelijke „gemeenschaps
kunst" wilde geven; mevrouw Henriëtte Ro
land Holst werd er de voornaamste vertegen
woordigster van. Ook Gorter ging tot deze
richting over, nadat zich sinds de publicatie
van zijn sensitlvistische, voor de massa on
begrijpelijke „Verzen", een volledige omme
keer in zijn innerlijk had voltrokken.
In de romankunst doet, voornamelijk on
der invloed der Franschen. het realisme zijn
intrede. De schrijvers verdiepen zich in so
ciale vraagstukken van allerlei aard en
trachten de menscheliike en maatschappe
lijke conflicten psychologisch te ontwarren.
De sociale en de psychologische roman wor
den geboren. Uit het realisme vloeide het na
turalisme voort, dat echter in onze literatuur
nooit bepaald vasten voet heeft gekregen.
Ook het realisme blijft niet zonder reactie,
wat blijkt uit het optreden van het „symbo
lisme" en de terugkeer van den historischen
roman (neo-romantiek)
Op twee markante figuren van de tachti
ger beweging dient nog in het 'bijzonder de
aandacht te worden gevestigd, nl. Frederik
van Eeden en de later tot hoogleeraar be
noemden Albert Verwey. De kunst van Van
Eeden beweegt zich over een uitgestrekt ge
bied Hij schreef critieken, sociologische, me
dische en godsdienstige studies, tooneelwer-
ken en droomerige, wijsgeerige gedichten.
Hij is daarnaast de schepper van die prach
tige, symbolische fantasie De Kleine Johan
nes, welke uit zijn vroegen tijd dateert. Ook
zijn „Grassprietjes", de bijtende parodieën
op de rijmelende dichters der voorafgaande
generatie, ontstonden in een vroege periode.
Albert Verwey stond in zijn kunstenaars
loopbaan aanvankelijk zeer sterk onder den
invloed van Kloos: later brak hij met het
individualisme, omdat hij tot de overtuiging
kwam, dat de kunst niet van de gemeen
schap gescheiden moet worden. Verwey ont
wikkelde zich geleidelijk tot een diepzinnig
en invloedrijk denker. Als dichter, criticus,
schrijver van literair-historische studies èn
als filosoof is Verwey een figuur van buiten
gewone beteekenis.
Dat het in den boezem der beweging van
'80 tot conflicten moest komen ligt voor de
hand. Voor een nauwe, bestendige samenwer
king in de leiding van een letterkundig blad
liepen de opvattingen der Tachtigers te zeer
uiteen. Het ..l'art pour Fart"-devies, dat hen
eens vereenigd had. bracht thans de schei
ding. Verwey trad in 1889. Van Eeden in 1893
uit de Nieuwe Gids-redactie. Nieuwe tijd
schriften werden opgericht. Maar de eerste
en grootste taak van de Nieuwe Gids was
toen reeds verricht. Want door hun eenpa
rig optreden in 1885 hebben de Tachtigers de
Kunst gered uit de heerschappij van in
hoofdzaak middelmatige en onbeteekenende
lieden.
MUZIEK.
KERKKOOR
van de Russisch-Orthodoxe Theologische
Hoogeschool te Parijs.
„Wanneer wij in het huis van Uw glorie
staan, is het als staan wij in den hemel zelf,
„Het geestelijk leven van de Orthodoxie
wordt door schoonheid geopenbaard. Vandaar,
dat dit leven zijn natuurlijke uitdrukking vindt
in de kunst. Maar het zou een groote fout zijn.
wanneer men deze kunst en deze schoonheid
benaderde als de gewone wereldsche schoon
heid want de schoonheid van de Kerk is gees
telijk, en de kunst, die haar dient is geeste
lijk Zij verschilt van de gewone kunst niet
alleen in het onderwerp, maar in aard en
wezen. De twee vormen van kunst verschillen
beide in methode en bedoeling. Wereldlijke
kunst doet onze zintuigen genieten door mooie
voorstellingen. Zij brengt ons nergens, omdat
haar hoogste doel asthetische beschouwing is.
Geestelijke schoonheid echter, welke noch het
oog bekoort, noch het oor boeit, geeft ons het
aanschouwen, door zijn uiterlijken vorm heen,
van de schoonheid van den hemel zelf.Er
zijn geen uiterlijke effecten of opvallende
nieuwsgierigheden in. Zij is eenvoudig en rein.
„Voor den oppervlakkigen mensch schijnt
het dikwijls te streng en eentonig. Maar als
wij aan dit leven deelnemen, zien wij dat wij
voor onszelf den toegang tot een eeuwige we
reld ontsloten hebben.
„Deze kunst is een van de meest kostbare
bezittingen van de Orthodoxe Kerk. Zij leeft
eeuwig, want in den kerkelijken eeredienst is
zij niet enkel maar overdaad, of versiering, of
bijkomstig, maar zij is de grondslag zelf van
het gebed, daar zij het uiterlijk voor den
mensch tastbaar maakt, dat hij staat in de
tegenwoordigheid Gods. Vandaar dat gemeen
schap met deze schoonheid niet irreligieus
kan zijn, want in haar wezen zelf is zij ver
heffing van de ziel, deelneming in eeuwig
leven, gebed."
Ik heb gemeend goed te doen door een ge
deelte van de „Opmerkingen over de beteeke
nis van den Russischen Eeredienst", van door
Prof. L. Zander van de Russische Theologi
sche Hoogeschool te Parijs, die onder den
titel „Hemel op aarde" aan het programma
waren toegevoegd, over te nemen.
Die opmerkingen geven ons een waardevolle
toelichting voor het verstaan van de religieuze
kunst, die Donderdagavond in de Groote Kerk
voor een groot auditorium verklankt is. Zij
verklaren ons haar ascetisch karakter, dat
geen andere dan religieuze denkbeelden ver
mag te wekken. Zij doen ons begrijpen, dat ook
componisten als Glazunov en Rimsky-Korsa-
kov wier wereldsche werken, die ons uit de
concertzalen bekend zijn een geheel anderen
geest en een geheel andere techniek open
baren, in hun voor den eeredienst geschreven
werken teruggekeerd zijn tot een eenvoud en
reinheid, die haast primitief schijnen. Een
voud én reinheid „de gemeenschap met God
duldt geen dissonanten", zoo ongeveer ken
schetste Ds. Waardenburg in de belangwek
kende inleiding, die hij van den kansel af vóór
de uitvoering der kerkzangen uitsprak, een
deel van het karakter dezer muziek. Zijn woor
den werden door de verklankingen gestaafd.
Eenvoudige, doch schoone melodieën, nu één
stemmig, dan weer door insgelijks eenvoudige
harmonieën geschraagd golfden af en aan,
verloren zich in de kerkruimte.
Maar de klove tusschen deze muziek en de
Westersche bestaat toch niet in die mate als
we uit andere woorden van Ds. Waardenburg
meenden te moeten opmaken. Immers heeft
ook de Westersche kerkelijke muziek althans
ten deele denzelfden oorsprong als de Rus
sische; via Constantinopel zijn de tempelge
zangen van het morgenland binnengekomen.
Men herkent ze in het melos zoowel van de
Russische zangen als van het Gregoriaansch.
En de oude kerktoonsoorten, waarvan de Do
rische en de Mixoiydische op den voorgrond
traden vindt men ook in de kunst der oude
Nederlandsche school. Bovendien hebben de
vele Russische zangerskoren, die in de laatste
jaren ons land bezochten, ons ook tal van
geestelijke zangen doen hooren; en al was dit
laatste nu ook vaak in een minder vergeeste
lijkte uitvoering, toch hebben ze ons eenig idee
daarvan kunnen geven.
De nuances in het karakter der uitgevoerde
kerkzangen zijn zóó fijn, dat zij licht den in
druk van eentonigheid geven. Doch ook voor
het genieten van de kunst der oude Nederlan
ders en van Palestrina dient men zich anders
in te stellen dan voor dat van de nieuwere
en meer wereldsche. Er kwam ditmaal nog bij
dat de groote ruimte noodzakelijkerwijze veel
vervagen moest.
Toch ben ik overtuigd, dat velen een ster
ken indruk van het gehoorde gekregen heb
ben. En toen het kleine koor zich bij het zin
gen van het „Onze Vader", waarmee de uit
voering besloten wérd, volgens ritueel gebruik
naar het Oosten, dus van het auditorium af,
wendde, is het opstaan van de heele menigte
wel meer dan een gehoor geven aan het ver
zoek van Ds. Waardenburg, is het een onbe
wust deelnemen aan een ritueele handeling
geweest.
De pauzen tusschen de groepen der zang
nummers werden door orgelvoordrachten van
Bach's koraalvoorspel ..O Lamm Gottes" en
van een Passacaglia aangevuld.
De heer Piet Halsema bespeelde het orgel.
K. DE JONG.
Ik volg ditmaal de spelling van het pro
gramma.
HET TOONEEL
Door Inspanning Uitspanning.
HET GEHEIMZINNIGE PENSION.
Dat was lang geen slechte keuze, die D.I.U.
voer haar openingsvoorstelling in dit seizoen
had gedaan. Wij herinnéren ons dit Geheim
zinnig Pension uit een" opvoering door Het
Schouwtooneel als een vroolijk griezelstuk,
dat aardig in elkaar zit en na al het griezeligs
een oplossing brengt, die ons in een aller
prettigste stemming naar huis doet gaan.
Frank Vosper zou hij een Engelschman
of een vermomde Hollander zijn? begint
met te voren ons al te waarschuwen, dat hij
van plan is ons 'n beetje te gaan verlakken,
maar hij weet de griezels te mming toch zoo
op te voeren, dat 80 procent van de toe
schouwers 'dit langzamerhand gaat vergeten
om dan tegen het slot weer tot de werkelijk
heid terug te keeren. Dat slot vooral de
vermoorden in hun oorspronkelijken en
huiselijken staat te laten verschijnen is
een grappige vondst en mist zijn komische
uitwerking dan ook niet.
Onze oudste tooneelvereeniging is onder
haar nieuwen regisseur met dit stuk uitstekend
voor den dag gekomen. Het was een vlotte
opvoering, goed in toon gehouden en wisselend
van stemming, al naar dat de schrijver het
publiek wilde doen lachen of griezelen. Het
griezelen gelukte nog het best, zocdat de
tafereelen van 't trapportaal welk 'n aardig
decor had de tooneelmeester van den Schouw
burg aan den Jansweg de heer Maare daar
voor weer in elkaar getimmerd dan ook
bijzonder goed slaagden. Er werd door allen
suggestief gespeeld en ook het slot van II
de valpartij over het hekje gelukte in
alle opzichten.
Zeer groote moeilijkheden biedt Het Ge
heimzinnig Pension den spelers niet, maar
het is beter in het gemakkelijke te slagen
dan in het moeilijke te blijven steken. Er
waren dit keer geen zwakke plekken en ieder
was voor zijn of haar taak berekend.
Wat ons vooral aangenaam trof was, dat
de spelers nu een ensemble vormden. Men
zou misschien wat meer fantasie en zwier
van den tooneelschrijver in tegenstelling
met het meer burgerlijke pensionsmilieu
hebben mogen verwachten en ook wat meer
durf in de verliefde scènes van Sylvia en
hem, maar de heer Zoet en mej. Beb de Mon
speelde beiden beschaafd en dat was voor
deze twee rollen reeds van groote beteekenis.
Eigenlijk is het dit keer niet noodig het
individueele spel uitvoerig te bespreken, om
dat het ensemble zoo goed was en het hierop
toch in de eerste plaats aankomt. Mevrouw
de Mon-Lugtig als Mevrouw Armitage hoe
overtuigend waren telkens haar uitingen van
schrik en afschuw de heer Wouda voor
al aardig in zijn gemoedelijkheid in voor- en
naspel de heer Van Kordelaar op zijn
best, toen hij nog geen moordenaar was
de heer Schoon als de Oosterling, de heer
Van Dam als een inspecteur van politie met
aplomb, mej. Tiny Smit als de dienstbode
een hulde voor haar natuurgetrouw „dood-
lig-gen" de heeren Ruifrok en Hard eb el t
als de agenten, zij werkten allen in het ka
der van het stuk mede om de opvoering zoo
goed te doen slagen. Maar een uitzondering
wil ik toch maken voor mej. Aly Koning, die
van Miss Snell, de oude vrijster, een zeer
vermakelijke type gaf en dat type onder
de telkens wisselende omstandigheden zoo
uitstekend wist vol te houden zonder in de
charge te vervallen. En dan verdient ten
slotte de niet op het programma vermelde
maar toch niet onbekende regisseur een
woord van lof voor de wijze, waarop hij het
geheel heeft geleid. Het niet geringe succes
van de opvoering was voor een 'belangrijk
deel aan hem te danken.
D.I.U. weet zich ook in dezen moeilijken
crisis-tijd flink staande te houden en heeft
haar 63ste jaar met de vertooning van Het
Geheimzinnig Pension'gelukkig ingezet. i
J. B. SCHUIL.
Indonesische Kunstnijverheid.
Causerie op de expositie in „De Kerkuil".
Op de tentoonstelling van Nederlandsch-
Indische kunstnijverheid, georganiseerd door
de Section Hollandaise van het Maison des
Intellectuels in de zalen van den kunsthandel
„De Kerkuil" aan de Nieuwe Gracht hield
douairière jhr. O. J. B, van BeresteynTromp,
presidente van de vereeniging „Bocatan" Don
derdagavond een causerie over „Indonesische
Kunstnijverheid".
De voorzitter van de Section Hollandaise
mevrouw Marg. van Hengel—Couperus heette
de spreekster hartelijk welkom.
Mevrouw van Beresteyn sprak haar erken
telijkheid erover uit dat men de vereeniging
„Bocatan" in de gelegenheid heeft gesteld de
schatten van de Indische kunstnijverheid te
exposëeren. De belangstelling in Nederland
voor deze kunst is nog gering, hetgeen spr.
weet aan de te groote nuchterheid van de Ne
derlanders en aan het feit dat men de pro
ducten van deze nijverheid veelal te duur
vindt. Dit laatste is het gevolg van de hooge
invoerrechten en de dure vrachtprijzen.
De bewering dat de Indische kunstvoorwer
pen in een Europeesch milieu zouden mis
staan, weerlegde spr. Juist in het moderne
interieur kunnen enkele Indische doeken of
beeldjes het goed doen.
In alle streken van ons Insulinde en onder
alle standen van de inlandsche bevolking"
bloeit de kunstnijverheid, omdat de inlander
de lust en de handigheid daarvoor bezit, ter
wijl de materialen ais bamboe, rotan en der
gelijke in ruime mate voorhanden zijn, zoo
vertelde spr. Het ware gewenscht dat men
dezen handenarbeid nog aanmoedigde bijvoor
beeld door het geven van onderwijs daarin.
Toegelicht met een serie lichtbeelden wer
den verschillende vormen van kunstnijverheid
besproken. Spr. vertelde daarbij interessante
bijzonderheden over de wijze waarop men
vlecht- en weefwerk, batikken en andere soor
ten van handenarbeid verricht.
SJORS VAN DE REBELLENCLUB.
Voor de Zondagmiddagvoorstelling van
Sjors met de Rebellen op 29 September stelt
„Onderling Genoegen" tegen gereduceerden
prijs voor werkloozen en hun huisgenooten
een aantal kaarten beschikbaar.
REPRISE VAN „VEEL HEIL EN
ZEGEN".
Het succes Zondagavond behaald, toen de
Jansschouwburg uitverkocht was en velen
zich teleurgesteld zagen, heeft de directie van
het De Boervan Rijk Ensemble doen be
sluiten een herhaling te geven oo Zondag
avond 29 September a.s. van het blijspel van
Johan Elsensohn, „Veel heil en zegen".
OVER MOEILIJK OPVOEDBARE KINDEREN.
Voor de Josephine Butler Vereeniging hield
Donderdag mej. M. Kaars Sypesteyn, van het
Medisch Paedagogisch Consultatiebureau in
Den Haag, een causerie over het werk voor
moeilijk op te voeden kinderen. De presidente
der vereeniging, mevr. A. M. KoolPierson,
heette de aanwezigen op deze eerste bijeen
komst van het propaganda-seizoen welkom.
Zij schetste in het kort de beteekenis van de
Jos. Butler Vereen, en vatte het doel daarvan
samen als het streven naar bescherming van
vrouwen en kinderen tegen de- gevaren en
nadeelen, waaraan zij bloot staan tengevolge
van verkeerde zeden op allerlei terrein. Mej.
Kaars Sypesteyn begon met uiteen te zetten,
hoe het bureau waaraan zij werkzaam is in.
Nederland is tot stand gekomen. „Wat ver
staat men onder moeilijk opvoedbare jeugd?"
De term sluit tal van begrippen in, waarvan
zij een overzicht geeft. Ze schetst dan de
werkwijze, 't overleg met de ouders, ook thuis,
hoe de gegevens worden verzameld omtrent
lichamelijke en zedelijke gesteldheid van het
kind, zijn huiselijke en familie-omstandig
heden. Het bureau te Den Haag heeft te
maken met gevallen van advies en met be-
handelingsgevalien. De laatste zijn het be
langrijkst en vereischen veel zorg, tijd en ge
duld. Ook voor eventueele nabehandeling staat
het bureau open, waardoor heel veel goeds tot
stand kan worden gebracht. Vertrouwen
spreekt bij dit werk uiteraard een groote rol.
Kinderen worden soms door veel te streng
en hard optreden der ouders tot angstige
schuwe vogeltjes. Moeilijk hebben het altijd
de kinderen uit gebroken gezinnen of uit ge
zinnen, waar vader en moeder steeds scherp
tegenover elkaar staan; ook de kinderen van
de ongehuwde moeder, vooral door de onzeker
heid waarin zij opgroeien omtrent hun her
komst. Op het Haagsche bureau is ook een
club op Zaterdagmiddag voor de kinderen, die
in andere clubs als padvinderij e.d. nog niet
zoo passen. Zoo gauw mogelijk gaan ze echter
naar Ons Huis, Padvinders- en Meisjesvereeni-
g'ingen van welke organisaties zéér veel hulp
wordt ondervonden.
In Haarlem is met den arbeid een begin
gemaakt door mevr. G. E. E. MeesSchuckink
kool, die op Woensdagmiddag in het gebouw
van den Gemeentelijken Geneeskundigen
Dienst aan 't Kenaupark te consulteeren is.
Er bestaan nu plannen, om dit werk uit te
breiden.
LICHAMELIJKE OPVOEDING.
De afdeeling Haarlem van de vereeniging
van leeraren en onderwijzers in de Lichame
lijke Opvoeding heeft haar leden opgeroepen
voor een ledenvergadering op Zaterdagavond
5 October in Hotel „Lion d'Or".
De agenda bevat ojn.: bespreking der ge
houden Vaardigheidsproeven en de School-
zwemwedstrijden; bestuursmededeelingen om
trent het winterprogramma; candidaatstelling
voor het hoofdbestuur en benoeming van een
afgevaardigde naar de Kerstvergadering.
HOLLANDSCH BLOEMBOLLENKWEEKERS-
GENOOTSCHAP.
De algemeene vergadering van het Hol-
landsch Bloembollenkweekersgenootschap
wordt Maandag 30 Sept. a.s. gehouden in café
restaurant Brinkmann, Gr. Markt, met als
punt 4 van de agenda behandeling van de
vraag: „Is het wenschelijk, dat de saneerings-
maatregelen voor het teeltjaar 19351936 in
haar geheelen omvang gehandhaafd worden,
ja of neen?"
JUBILé.
Woensdag 2 October herdenkt mej. A. A. Th.
van Dijck den dag dat zij vóór 12 y2 jaar in
dienst trad bij de fijnwasscherij van den
heer C. J. Philippo, Teylerplein.
TOESTAND A. L. KOSTER.
De toestand van den kunstschilder A. L.
Koster, die Donderdag in het Joles-Ziekenhuis
een operatie heeft ondergaan, is goed. De pa
tient heeft een rustigen nacht gehad.
TELEFUNKEN geven
muziek als nooit tevoren!
Een serie radiotoestellen, apart van
uiterlijk, subliem van weergave.
Prijzen van f. 106.- af.
(Adv. Ingez. Med.)
Geldleeningen Noord-Holland
Totaal ƒ3.628.500.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
stellen voor ten laste van de provincie aan te
gaan geldleeningen tot zoodanige nominale
bedragen als noodig zullen blijken, om een
som te verkrijgen ter voldoening van:
a. f 128.000 wegens bijdrage voor den bouw
van een nieuwe sluis te IJmuiden met bijko
mende werken en verbetering van het Noord
zeekanaal:
b. f 3.325.000 wegens kosten van uitbrei
dingswerken ten behoeve van het Provinciaal
Electriciteitsbedrijf;
c. f 145.000 wegens kosten van uitbreidings
werken ten behoeve van het Provinciaal
Waterleidingbedrij f
d. f 15.500 wegens uitkeering aan het Pro
vinciaal Ziekenhuis „Duinenbosch" te Cas-
trieum voor buitengewone werken;
e. f 15.009 wegens uitkeering aan de Pro
vinciale Ziekenhuizen voor onvoorziene wer
ken van buitengewonen aard.
Deze leeningen zullen worden aangegaan
tegen een reëeie rente van ten hoogste 5 pet.
's jaars. De aflossingen hebben in gelijke of
afloopende termijnen als volgt plaats:
de sub a genoemde leening in ten hoogste
40 jaren.
de sub b genoemde leening in ten hoogste
40 jaren.
de sub. c genoemde leening in ten hoogste
40 jaren.
de sub d genoemde leening in ten hoogste
15 jaren.
de sub e genoemde leening in ten hoogste
10 jaren.
GEGARANDEERD WATERDICHT
VOORDEEL IGE PRIJZEN
GROOTSTE SORTEERINQ
BLAUWE GABARDINE
J. VAN DAM, GED. O. GRACHT 78
(Adv. Ingez. Med.)
UIT DE STAATSCOURANT.
RECHTERLIJKE MACHT.
Bij koninklijk besluit is aan mr. P. Polvliet,
in verband met het bereiken van de wette
lijke leeftijdsgrens, met ingang van 1 Octo
ber eervol ontslag verleend uit zijn betrek
king van president van het Gerechtshof te
Den Haag, onder dankbetuiging voor de ge
wichtige door hem in verschillende rechter
lijke betrekkingen bewezen diensten.
Bij koninklijk besluit zijn benoemd in het
Gerechtshof te Den Haag tto president mr.
E. Jellinghaus, thans vice-president van ge
meld gerechtshof, en tot vice-president mr.
D. Lodder, thans raadsheer in gemeld ge
rechtshof.
POF. DR. II. A. VAN BAKEL GEHULDIGD.
Donderdagmiddag is het zilveren hoog-
leeraarsjubileum van Prof. Dr. H. A. van
Bakel, gewoon hoogleeraar in de geschiede
nis der dogmatiek en in de encyclopaedic der
Godgeleerdheid aan de Gemeentelijke Uni
versiteit te Amsterdam en hoogleeraar aan
het seminarium van het Ev. Luth kerkge
nootschap aldaar in een plechtige samen
komst herdacht.
Na een welkomstwoord van ds. P. Groote,
president-curator van het Luth. seminarium
en voorzitter van het comité, was het de
rector-magnificus, prof. dr. W. P. Zeeman,
die in zijn toespraak tot den jubilaris zeide
dat Universiteit en senaat in hem erkennen
en waardeeren zijn bewogenheid en zijn
strijd om zielevrede. Als predikant het ge
loof, als leeraar den strijd kennende, heeft
de Universiteit voor het werk van dezen col
lega groote hoogachting.
Ds. L. Schutte, voorzitter der Evangelisch
Luthersche Synode, bracht prof, van Bakel
bijzonderen dank voor het vele dat hij als
hoogleeraar aan het seminarium voor de
opleiding van aanstaande predikanten heeft
gedaan, als ook voor zijn belangrijken arbeid
als prae-adviseur bij de synodale vergaderin
gen.
Prof. dr. A, H. de Hartog'n. sprekende na
mens de theologische faculteit van de Uni
versiteit. schetste den jubilaris als een goed
examinator en knap docent, daarbij uiting
gevend aan de hoop, dat hij eens zijn dog
matiek, zooals hij die op zijn collegaes do
ceert, zal uitgeven.
Verder werd nog het woord gevoerd door
den heer J, S. Posbma, ds. L. S. P. van der
Chijs, den heer J. Heidinga, prof. dr. G. A.
van den Bergh van Eysinga, ds. E, F.
Herschleb en ds. D. Drijver. Onder de aan
wezigen was de Commissaris der Koningin
in Noord-Holland jhr. mr. dr. A. Röell.