De Nieuwe Gids 50 jaar. wTILifUNKEN REGENJASSEN OVERJASSEN COSTüUiS KiNOERJASJES DAMESMANTELS VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1935 H A A RrE E M'S D A G P. IJ A D 12 Over de Tachtigers en hun beteekenis. Ruim een halve eeuw geleden werd het ge moedelijke gezelschap kunstbroeders, dat lite rair Nederland in die dagen bezat, opge schrikt door klanken, die deze vredige atmos feer ruw verstoorden. Het waren de stemmen der jongeren, 'het was het hartstochtelijk ge luid van een nieuw geslacht, dat begon te be seffen. tot welk peil de kunst in al die ge moedelijkheid was afgezakt. De jeugd opende het offensief tegen de aan bod zijnde genera tie. die verzuimd had de noodzakelijke ver nieuwing te brengen. De werkelijk belangrijke figuren uit de periode van pl.m. '60 tot pl.m. '80 was het niet gelukt den tijdgenooten uit den dommel te wekken. Potgieter, die immer voor de va der- landsche kunst op de bres had gestaan, had het vergeefs geprobeerd; hetzelfde geldt voor Conrad Busken Huet, den schepper van die fijne, critische geschriften en ook het voor beeld, dat Multatlüi eenmaal gegeven had scheen in het vergeetboek te zijn geraakt. Vooral de dichtkunst vertoonde tot om streeks '80 hier te lande een weinig verhef fend beeld. De gelegenheidspoezie met haar huiskamer-tendenzen. haar vaderlandslie vende en stichtelijke oogmerken, vierde hoog tij; holle rhetoriek en afgezaagde beeldspraak kenmerkten den inhoud dezer producten. De dichter, de werkelijke kunstenaar dus. was van het literaire tooneel verdwenen en de rijme laar had zijn plaats ingenomen. Natuurlijk zou men ook hier op enkele begaafde figuren kunnen wijzen, maar toch, dichters van waar lijk groot formaat telde deze periode zeker niet. Dan volgt de reactie op dit tijdsbeeld: de stormloop der tachtigers. L'art pour l'art, de kunst om de kunst, is hun devies. Meedoogen- loos trekken zij te velde tegen het geslacht der schijnliteratoren in de vaste overtuiging van een uiteindelijke overwinning. Zij erken nen slechts het gedicht als uiting van het schoonheidsbesef, dat in iederen kunstenaar leeft en veroordeelen iedere bijbedoeling. Zij eischen herstel van het individueele element ln de kunstuiting. Zij vragen de aandacht voor dichters als de Franschen Baudelaire en den klanksymbolist Verlaine. voor de Engelse he poeeten uit het begin der 19de eeuw Shelley en Keats, en wat de romankunst betreft nemen zij zich vertegenwoordigers uit de Fransche naturalistische school als Zola. Flaubert en de gebroeders De Goncourt tot vooi'beeld. In Nederland wordt de vroeg gestorven predikaniszoon uit Dordrecht, Jacques Perk (1859—18811 de heraut van de nieuwe dicht kunst. Bij hem zijn individualisme en schoon- heidsvereering in sterke mate aanwezig. In de sonnetten van zijn beroemde Mat'nildecy- clus die na zijn dood door Willem Kloc-s en Carel Vosmaer werd uitgegeven voeren die factoren zelfs tot vergoddelijking van het schoonheidsgevoel, dat hij in zijn eigen ziel aanwezig weet. ,,De godheid troontdiep in mijn trotsch gemoed", dit 'veel aangehaalde fragment van de sonnet Hemelvaart is karak teristiek voor den dichter Perk. Dikwijls be speurt men in Perk's lyriek 'n filosofischen on dergrond en in dat opzicht verschilt hij dui delijk van zijn eerste geestverwanten uit de tachtiger beweging. Behalve de sonnetten uit de- Mathildecyclus schiep Perk de prachtige allegorie „Iris", dat wel tot het allermooiste behcort. wat onze dichtkunst ooit heeft voort gebracht. Bij Perk zijn invloeden waai" té hé men van groote voorgangers, Hooft bijvoor beeld wat de Nederlanders betreft, maar ook de reeds genoemde Engelsche dichters, Goethe natuurlijk en Heine, de Italiaan Petrarca en de klassieken. Perk's baanbrekend werk wordt met kracht door zijn geestverwanten voortgezet Willem Kloos, Albert Verwev. Frederik van Eeden en Lodewijk van Deijssel (K. J. L. Alberdingk Thijm» treden op den voorgrond, een beter verschiet opent zich voor de literatuur, cri- tiek laat zich geiden, proza en poëzie worden in nieuwe banen geleid. De groote moeilijk heid voor de jongeren is echter, op welke wijze zij hun ideeën in zoo wijd mogelijken kring kunnen verbreiden. De meeste tijdschriften blijken echter niet geneigd de opstandige jeugd binnen te laten. De Gids, het tijdschrift, dat zich in de jaren van Potgieter's jaren steeds op een breed standpunt had gesteld, wordt zelfs een der ernstigste bestrijders van de tachtigers. Een grooten steun vinden de jongeren daar entegen in de persoon van Dr. Doorenbos, een Amsterdamsch leeraar, die met zijn oud-leer lingen Perk, Kloos en Verwey in nauw con tact was gebleven en hen trachtte voort te helpen. Door zijn toedoen worden enkele der jonge kunstenaars in staat gesteld hun werk een tijdlang in het weekblad „De Amsterdam mer" te publiceeren. Hetzelfde wist Carel Vos maer eenigermate te bereiken bij „De Neder- enlandsch Spectator" Eenig vroeg werk van Van Deijssel verscheen in „De Dietsche Wa rande", het blad van zijn vader prof. Alber dingk Thijm. Maar ook de weinige bladen, die aanvanke lijk nog bereid waren de tachtigers de hel pende hand te reiken, blijken allengs min der geneigd de nieuwe kunst verder te pro- pageeren. vooral daar het gros der lezers zijn vooroordeelen nu eenmaal niet wenscht prijs te geven en afwijzend tegenover de jonge strooming staat. De noodzakelijkheid van een eigen orgaan doet zich hoe langer hoe ster ker gevoelen. Er worden allerlei plannen voor de oprichting beraamd, doch het duurt een heelen tijd, voordat de vele moeilijkheden, vooral die van financieelen aard, definitief overwonnen zijn. Totdat den eersten October 1885 de stichting van een eigen tijdschrift ver werkelijkt wordt. Vooral aan het energieke werken van Kloos Van Esden is het te danken geweest, dat in dat jaar „De Nieuwe Gids" bij de Amsterdamsche Uitgeverij Versluys het levenslicht zag. De eerste redactie bestaat be- halv euit Willem Kloos en Frederik van Eeden, uit Albert Verwey, Paap en de socialist Frank van der Goes. Het nieuwe blad draagt een al zijdig karakter, want het beweegt zich niet alleeen op letterkundig gebied, ofschoon de litteratuur uit den aard der zaak de voor naamste plaats blijft innemen. Ook door de schilderkunst, de bouwkunst, de muziek, de wetenschap en de poltiek was een frissche golf gegaan en in de „De Nieuwe Gids" wordt aan al die vernieuwing ruimschoots de aan dacht besteed. Zoo schrijfven Jan Veth en later Roland Holst) over ed beeldende kun sten, Alphons Diepenbrock over de muziek, prof. Bolland en Frederik van Eeden over fi losofische onderwerpen. Frank van der Goes en P. L. Tak over socialisme en maatschappe lijke problemen. Lodewijk van Deijssel ver leent het eerst in 1887 zijn medewerking aan de Nieuwe Gids. De literaire critiek berust voornamelijk bij j Kloos en Van Deijssel. Kloos richt zijn scherpe aanvallen op de onnoozele dichtkunst van de oudere generatie, wijst met de l'art pour l'art- leuze voor oogen de punten aan, die den 'waarachtigen dichter kenmerken en geeft in zijn kronieken, die later onder den naam „Veertien jaar literatuuregeschiedenis" be schouwingen over hetgeen op letterkundig ge bied aan de markt wordt gebracht. Van Deijssel wordt de groote gladiator in het strijdperk van het proza. In zijn uiterst sub jectieve. hartstochtelijke taal hakt hij in op ieder, die zich naar zijn meening ten on rechte als schrijver opwerpt en anderzijds ge raakt hij in zijn lyrische critieken in een toe stand van extaze, wanneer de beoordeelde kunstenaar zijn schoonheidsgevoel weet te treffen. In zijn eigen prozaromans volgt Van Deijssel langen tijd het naturalisme, zooals het door de Franschen was geïntroduceerd, doch later wendt hij zich af van deze richting met haar pijnlijk nauwkeurige weergave van voorwerpen en situaties. Als dichters treden in de vroegere Nieuwe Gids-periode op den voorgrond Willem Kloos, schepper van prach tige sonetten, de veelal klassiek georiënteerde Albert Verwey, verder Frederik van Eeden en Herman Gorter, wiens „Mei" een eere plaats in de Nederlandsche literatuur in neemt. In een iets latere periode zijn het de sonnetten van Hélène Swarth. die de aan dacht vragen. Het hyper-individualisme, waar op de poëzie van sommige Tachtigers ten slotte uitliep, leidde tot een reactie. Er kwam een strooming. die werkelijke „gemeenschaps kunst" wilde geven; mevrouw Henriëtte Ro land Holst werd er de voornaamste vertegen woordigster van. Ook Gorter ging tot deze richting over, nadat zich sinds de publicatie van zijn sensitlvistische, voor de massa on begrijpelijke „Verzen", een volledige omme keer in zijn innerlijk had voltrokken. In de romankunst doet, voornamelijk on der invloed der Franschen. het realisme zijn intrede. De schrijvers verdiepen zich in so ciale vraagstukken van allerlei aard en trachten de menscheliike en maatschappe lijke conflicten psychologisch te ontwarren. De sociale en de psychologische roman wor den geboren. Uit het realisme vloeide het na turalisme voort, dat echter in onze literatuur nooit bepaald vasten voet heeft gekregen. Ook het realisme blijft niet zonder reactie, wat blijkt uit het optreden van het „symbo lisme" en de terugkeer van den historischen roman (neo-romantiek) Op twee markante figuren van de tachti ger beweging dient nog in het 'bijzonder de aandacht te worden gevestigd, nl. Frederik van Eeden en de later tot hoogleeraar be noemden Albert Verwey. De kunst van Van Eeden beweegt zich over een uitgestrekt ge bied Hij schreef critieken, sociologische, me dische en godsdienstige studies, tooneelwer- ken en droomerige, wijsgeerige gedichten. Hij is daarnaast de schepper van die prach tige, symbolische fantasie De Kleine Johan nes, welke uit zijn vroegen tijd dateert. Ook zijn „Grassprietjes", de bijtende parodieën op de rijmelende dichters der voorafgaande generatie, ontstonden in een vroege periode. Albert Verwey stond in zijn kunstenaars loopbaan aanvankelijk zeer sterk onder den invloed van Kloos: later brak hij met het individualisme, omdat hij tot de overtuiging kwam, dat de kunst niet van de gemeen schap gescheiden moet worden. Verwey ont wikkelde zich geleidelijk tot een diepzinnig en invloedrijk denker. Als dichter, criticus, schrijver van literair-historische studies èn als filosoof is Verwey een figuur van buiten gewone beteekenis. Dat het in den boezem der beweging van '80 tot conflicten moest komen ligt voor de hand. Voor een nauwe, bestendige samenwer king in de leiding van een letterkundig blad liepen de opvattingen der Tachtigers te zeer uiteen. Het ..l'art pour Fart"-devies, dat hen eens vereenigd had. bracht thans de schei ding. Verwey trad in 1889. Van Eeden in 1893 uit de Nieuwe Gids-redactie. Nieuwe tijd schriften werden opgericht. Maar de eerste en grootste taak van de Nieuwe Gids was toen reeds verricht. Want door hun eenpa rig optreden in 1885 hebben de Tachtigers de Kunst gered uit de heerschappij van in hoofdzaak middelmatige en onbeteekenende lieden. MUZIEK. KERKKOOR van de Russisch-Orthodoxe Theologische Hoogeschool te Parijs. „Wanneer wij in het huis van Uw glorie staan, is het als staan wij in den hemel zelf, „Het geestelijk leven van de Orthodoxie wordt door schoonheid geopenbaard. Vandaar, dat dit leven zijn natuurlijke uitdrukking vindt in de kunst. Maar het zou een groote fout zijn. wanneer men deze kunst en deze schoonheid benaderde als de gewone wereldsche schoon heid want de schoonheid van de Kerk is gees telijk, en de kunst, die haar dient is geeste lijk Zij verschilt van de gewone kunst niet alleen in het onderwerp, maar in aard en wezen. De twee vormen van kunst verschillen beide in methode en bedoeling. Wereldlijke kunst doet onze zintuigen genieten door mooie voorstellingen. Zij brengt ons nergens, omdat haar hoogste doel asthetische beschouwing is. Geestelijke schoonheid echter, welke noch het oog bekoort, noch het oor boeit, geeft ons het aanschouwen, door zijn uiterlijken vorm heen, van de schoonheid van den hemel zelf.Er zijn geen uiterlijke effecten of opvallende nieuwsgierigheden in. Zij is eenvoudig en rein. „Voor den oppervlakkigen mensch schijnt het dikwijls te streng en eentonig. Maar als wij aan dit leven deelnemen, zien wij dat wij voor onszelf den toegang tot een eeuwige we reld ontsloten hebben. „Deze kunst is een van de meest kostbare bezittingen van de Orthodoxe Kerk. Zij leeft eeuwig, want in den kerkelijken eeredienst is zij niet enkel maar overdaad, of versiering, of bijkomstig, maar zij is de grondslag zelf van het gebed, daar zij het uiterlijk voor den mensch tastbaar maakt, dat hij staat in de tegenwoordigheid Gods. Vandaar dat gemeen schap met deze schoonheid niet irreligieus kan zijn, want in haar wezen zelf is zij ver heffing van de ziel, deelneming in eeuwig leven, gebed." Ik heb gemeend goed te doen door een ge deelte van de „Opmerkingen over de beteeke nis van den Russischen Eeredienst", van door Prof. L. Zander van de Russische Theologi sche Hoogeschool te Parijs, die onder den titel „Hemel op aarde" aan het programma waren toegevoegd, over te nemen. Die opmerkingen geven ons een waardevolle toelichting voor het verstaan van de religieuze kunst, die Donderdagavond in de Groote Kerk voor een groot auditorium verklankt is. Zij verklaren ons haar ascetisch karakter, dat geen andere dan religieuze denkbeelden ver mag te wekken. Zij doen ons begrijpen, dat ook componisten als Glazunov en Rimsky-Korsa- kov wier wereldsche werken, die ons uit de concertzalen bekend zijn een geheel anderen geest en een geheel andere techniek open baren, in hun voor den eeredienst geschreven werken teruggekeerd zijn tot een eenvoud en reinheid, die haast primitief schijnen. Een voud én reinheid „de gemeenschap met God duldt geen dissonanten", zoo ongeveer ken schetste Ds. Waardenburg in de belangwek kende inleiding, die hij van den kansel af vóór de uitvoering der kerkzangen uitsprak, een deel van het karakter dezer muziek. Zijn woor den werden door de verklankingen gestaafd. Eenvoudige, doch schoone melodieën, nu één stemmig, dan weer door insgelijks eenvoudige harmonieën geschraagd golfden af en aan, verloren zich in de kerkruimte. Maar de klove tusschen deze muziek en de Westersche bestaat toch niet in die mate als we uit andere woorden van Ds. Waardenburg meenden te moeten opmaken. Immers heeft ook de Westersche kerkelijke muziek althans ten deele denzelfden oorsprong als de Rus sische; via Constantinopel zijn de tempelge zangen van het morgenland binnengekomen. Men herkent ze in het melos zoowel van de Russische zangen als van het Gregoriaansch. En de oude kerktoonsoorten, waarvan de Do rische en de Mixoiydische op den voorgrond traden vindt men ook in de kunst der oude Nederlandsche school. Bovendien hebben de vele Russische zangerskoren, die in de laatste jaren ons land bezochten, ons ook tal van geestelijke zangen doen hooren; en al was dit laatste nu ook vaak in een minder vergeeste lijkte uitvoering, toch hebben ze ons eenig idee daarvan kunnen geven. De nuances in het karakter der uitgevoerde kerkzangen zijn zóó fijn, dat zij licht den in druk van eentonigheid geven. Doch ook voor het genieten van de kunst der oude Nederlan ders en van Palestrina dient men zich anders in te stellen dan voor dat van de nieuwere en meer wereldsche. Er kwam ditmaal nog bij dat de groote ruimte noodzakelijkerwijze veel vervagen moest. Toch ben ik overtuigd, dat velen een ster ken indruk van het gehoorde gekregen heb ben. En toen het kleine koor zich bij het zin gen van het „Onze Vader", waarmee de uit voering besloten wérd, volgens ritueel gebruik naar het Oosten, dus van het auditorium af, wendde, is het opstaan van de heele menigte wel meer dan een gehoor geven aan het ver zoek van Ds. Waardenburg, is het een onbe wust deelnemen aan een ritueele handeling geweest. De pauzen tusschen de groepen der zang nummers werden door orgelvoordrachten van Bach's koraalvoorspel ..O Lamm Gottes" en van een Passacaglia aangevuld. De heer Piet Halsema bespeelde het orgel. K. DE JONG. Ik volg ditmaal de spelling van het pro gramma. HET TOONEEL Door Inspanning Uitspanning. HET GEHEIMZINNIGE PENSION. Dat was lang geen slechte keuze, die D.I.U. voer haar openingsvoorstelling in dit seizoen had gedaan. Wij herinnéren ons dit Geheim zinnig Pension uit een" opvoering door Het Schouwtooneel als een vroolijk griezelstuk, dat aardig in elkaar zit en na al het griezeligs een oplossing brengt, die ons in een aller prettigste stemming naar huis doet gaan. Frank Vosper zou hij een Engelschman of een vermomde Hollander zijn? begint met te voren ons al te waarschuwen, dat hij van plan is ons 'n beetje te gaan verlakken, maar hij weet de griezels te mming toch zoo op te voeren, dat 80 procent van de toe schouwers 'dit langzamerhand gaat vergeten om dan tegen het slot weer tot de werkelijk heid terug te keeren. Dat slot vooral de vermoorden in hun oorspronkelijken en huiselijken staat te laten verschijnen is een grappige vondst en mist zijn komische uitwerking dan ook niet. Onze oudste tooneelvereeniging is onder haar nieuwen regisseur met dit stuk uitstekend voor den dag gekomen. Het was een vlotte opvoering, goed in toon gehouden en wisselend van stemming, al naar dat de schrijver het publiek wilde doen lachen of griezelen. Het griezelen gelukte nog het best, zocdat de tafereelen van 't trapportaal welk 'n aardig decor had de tooneelmeester van den Schouw burg aan den Jansweg de heer Maare daar voor weer in elkaar getimmerd dan ook bijzonder goed slaagden. Er werd door allen suggestief gespeeld en ook het slot van II de valpartij over het hekje gelukte in alle opzichten. Zeer groote moeilijkheden biedt Het Ge heimzinnig Pension den spelers niet, maar het is beter in het gemakkelijke te slagen dan in het moeilijke te blijven steken. Er waren dit keer geen zwakke plekken en ieder was voor zijn of haar taak berekend. Wat ons vooral aangenaam trof was, dat de spelers nu een ensemble vormden. Men zou misschien wat meer fantasie en zwier van den tooneelschrijver in tegenstelling met het meer burgerlijke pensionsmilieu hebben mogen verwachten en ook wat meer durf in de verliefde scènes van Sylvia en hem, maar de heer Zoet en mej. Beb de Mon speelde beiden beschaafd en dat was voor deze twee rollen reeds van groote beteekenis. Eigenlijk is het dit keer niet noodig het individueele spel uitvoerig te bespreken, om dat het ensemble zoo goed was en het hierop toch in de eerste plaats aankomt. Mevrouw de Mon-Lugtig als Mevrouw Armitage hoe overtuigend waren telkens haar uitingen van schrik en afschuw de heer Wouda voor al aardig in zijn gemoedelijkheid in voor- en naspel de heer Van Kordelaar op zijn best, toen hij nog geen moordenaar was de heer Schoon als de Oosterling, de heer Van Dam als een inspecteur van politie met aplomb, mej. Tiny Smit als de dienstbode een hulde voor haar natuurgetrouw „dood- lig-gen" de heeren Ruifrok en Hard eb el t als de agenten, zij werkten allen in het ka der van het stuk mede om de opvoering zoo goed te doen slagen. Maar een uitzondering wil ik toch maken voor mej. Aly Koning, die van Miss Snell, de oude vrijster, een zeer vermakelijke type gaf en dat type onder de telkens wisselende omstandigheden zoo uitstekend wist vol te houden zonder in de charge te vervallen. En dan verdient ten slotte de niet op het programma vermelde maar toch niet onbekende regisseur een woord van lof voor de wijze, waarop hij het geheel heeft geleid. Het niet geringe succes van de opvoering was voor een 'belangrijk deel aan hem te danken. D.I.U. weet zich ook in dezen moeilijken crisis-tijd flink staande te houden en heeft haar 63ste jaar met de vertooning van Het Geheimzinnig Pension'gelukkig ingezet. i J. B. SCHUIL. Indonesische Kunstnijverheid. Causerie op de expositie in „De Kerkuil". Op de tentoonstelling van Nederlandsch- Indische kunstnijverheid, georganiseerd door de Section Hollandaise van het Maison des Intellectuels in de zalen van den kunsthandel „De Kerkuil" aan de Nieuwe Gracht hield douairière jhr. O. J. B, van BeresteynTromp, presidente van de vereeniging „Bocatan" Don derdagavond een causerie over „Indonesische Kunstnijverheid". De voorzitter van de Section Hollandaise mevrouw Marg. van Hengel—Couperus heette de spreekster hartelijk welkom. Mevrouw van Beresteyn sprak haar erken telijkheid erover uit dat men de vereeniging „Bocatan" in de gelegenheid heeft gesteld de schatten van de Indische kunstnijverheid te exposëeren. De belangstelling in Nederland voor deze kunst is nog gering, hetgeen spr. weet aan de te groote nuchterheid van de Ne derlanders en aan het feit dat men de pro ducten van deze nijverheid veelal te duur vindt. Dit laatste is het gevolg van de hooge invoerrechten en de dure vrachtprijzen. De bewering dat de Indische kunstvoorwer pen in een Europeesch milieu zouden mis staan, weerlegde spr. Juist in het moderne interieur kunnen enkele Indische doeken of beeldjes het goed doen. In alle streken van ons Insulinde en onder alle standen van de inlandsche bevolking" bloeit de kunstnijverheid, omdat de inlander de lust en de handigheid daarvoor bezit, ter wijl de materialen ais bamboe, rotan en der gelijke in ruime mate voorhanden zijn, zoo vertelde spr. Het ware gewenscht dat men dezen handenarbeid nog aanmoedigde bijvoor beeld door het geven van onderwijs daarin. Toegelicht met een serie lichtbeelden wer den verschillende vormen van kunstnijverheid besproken. Spr. vertelde daarbij interessante bijzonderheden over de wijze waarop men vlecht- en weefwerk, batikken en andere soor ten van handenarbeid verricht. SJORS VAN DE REBELLENCLUB. Voor de Zondagmiddagvoorstelling van Sjors met de Rebellen op 29 September stelt „Onderling Genoegen" tegen gereduceerden prijs voor werkloozen en hun huisgenooten een aantal kaarten beschikbaar. REPRISE VAN „VEEL HEIL EN ZEGEN". Het succes Zondagavond behaald, toen de Jansschouwburg uitverkocht was en velen zich teleurgesteld zagen, heeft de directie van het De Boervan Rijk Ensemble doen be sluiten een herhaling te geven oo Zondag avond 29 September a.s. van het blijspel van Johan Elsensohn, „Veel heil en zegen". OVER MOEILIJK OPVOEDBARE KINDEREN. Voor de Josephine Butler Vereeniging hield Donderdag mej. M. Kaars Sypesteyn, van het Medisch Paedagogisch Consultatiebureau in Den Haag, een causerie over het werk voor moeilijk op te voeden kinderen. De presidente der vereeniging, mevr. A. M. KoolPierson, heette de aanwezigen op deze eerste bijeen komst van het propaganda-seizoen welkom. Zij schetste in het kort de beteekenis van de Jos. Butler Vereen, en vatte het doel daarvan samen als het streven naar bescherming van vrouwen en kinderen tegen de- gevaren en nadeelen, waaraan zij bloot staan tengevolge van verkeerde zeden op allerlei terrein. Mej. Kaars Sypesteyn begon met uiteen te zetten, hoe het bureau waaraan zij werkzaam is in. Nederland is tot stand gekomen. „Wat ver staat men onder moeilijk opvoedbare jeugd?" De term sluit tal van begrippen in, waarvan zij een overzicht geeft. Ze schetst dan de werkwijze, 't overleg met de ouders, ook thuis, hoe de gegevens worden verzameld omtrent lichamelijke en zedelijke gesteldheid van het kind, zijn huiselijke en familie-omstandig heden. Het bureau te Den Haag heeft te maken met gevallen van advies en met be- handelingsgevalien. De laatste zijn het be langrijkst en vereischen veel zorg, tijd en ge duld. Ook voor eventueele nabehandeling staat het bureau open, waardoor heel veel goeds tot stand kan worden gebracht. Vertrouwen spreekt bij dit werk uiteraard een groote rol. Kinderen worden soms door veel te streng en hard optreden der ouders tot angstige schuwe vogeltjes. Moeilijk hebben het altijd de kinderen uit gebroken gezinnen of uit ge zinnen, waar vader en moeder steeds scherp tegenover elkaar staan; ook de kinderen van de ongehuwde moeder, vooral door de onzeker heid waarin zij opgroeien omtrent hun her komst. Op het Haagsche bureau is ook een club op Zaterdagmiddag voor de kinderen, die in andere clubs als padvinderij e.d. nog niet zoo passen. Zoo gauw mogelijk gaan ze echter naar Ons Huis, Padvinders- en Meisjesvereeni- g'ingen van welke organisaties zéér veel hulp wordt ondervonden. In Haarlem is met den arbeid een begin gemaakt door mevr. G. E. E. MeesSchuckink kool, die op Woensdagmiddag in het gebouw van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst aan 't Kenaupark te consulteeren is. Er bestaan nu plannen, om dit werk uit te breiden. LICHAMELIJKE OPVOEDING. De afdeeling Haarlem van de vereeniging van leeraren en onderwijzers in de Lichame lijke Opvoeding heeft haar leden opgeroepen voor een ledenvergadering op Zaterdagavond 5 October in Hotel „Lion d'Or". De agenda bevat ojn.: bespreking der ge houden Vaardigheidsproeven en de School- zwemwedstrijden; bestuursmededeelingen om trent het winterprogramma; candidaatstelling voor het hoofdbestuur en benoeming van een afgevaardigde naar de Kerstvergadering. HOLLANDSCH BLOEMBOLLENKWEEKERS- GENOOTSCHAP. De algemeene vergadering van het Hol- landsch Bloembollenkweekersgenootschap wordt Maandag 30 Sept. a.s. gehouden in café restaurant Brinkmann, Gr. Markt, met als punt 4 van de agenda behandeling van de vraag: „Is het wenschelijk, dat de saneerings- maatregelen voor het teeltjaar 19351936 in haar geheelen omvang gehandhaafd worden, ja of neen?" JUBILé. Woensdag 2 October herdenkt mej. A. A. Th. van Dijck den dag dat zij vóór 12 y2 jaar in dienst trad bij de fijnwasscherij van den heer C. J. Philippo, Teylerplein. TOESTAND A. L. KOSTER. De toestand van den kunstschilder A. L. Koster, die Donderdag in het Joles-Ziekenhuis een operatie heeft ondergaan, is goed. De pa tient heeft een rustigen nacht gehad. TELEFUNKEN geven muziek als nooit tevoren! Een serie radiotoestellen, apart van uiterlijk, subliem van weergave. Prijzen van f. 106.- af. (Adv. Ingez. Med.) Geldleeningen Noord-Holland Totaal ƒ3.628.500. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland stellen voor ten laste van de provincie aan te gaan geldleeningen tot zoodanige nominale bedragen als noodig zullen blijken, om een som te verkrijgen ter voldoening van: a. f 128.000 wegens bijdrage voor den bouw van een nieuwe sluis te IJmuiden met bijko mende werken en verbetering van het Noord zeekanaal: b. f 3.325.000 wegens kosten van uitbrei dingswerken ten behoeve van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf; c. f 145.000 wegens kosten van uitbreidings werken ten behoeve van het Provinciaal Waterleidingbedrij f d. f 15.500 wegens uitkeering aan het Pro vinciaal Ziekenhuis „Duinenbosch" te Cas- trieum voor buitengewone werken; e. f 15.009 wegens uitkeering aan de Pro vinciale Ziekenhuizen voor onvoorziene wer ken van buitengewonen aard. Deze leeningen zullen worden aangegaan tegen een reëeie rente van ten hoogste 5 pet. 's jaars. De aflossingen hebben in gelijke of afloopende termijnen als volgt plaats: de sub a genoemde leening in ten hoogste 40 jaren. de sub b genoemde leening in ten hoogste 40 jaren. de sub. c genoemde leening in ten hoogste 40 jaren. de sub d genoemde leening in ten hoogste 15 jaren. de sub e genoemde leening in ten hoogste 10 jaren. GEGARANDEERD WATERDICHT VOORDEEL IGE PRIJZEN GROOTSTE SORTEERINQ BLAUWE GABARDINE J. VAN DAM, GED. O. GRACHT 78 (Adv. Ingez. Med.) UIT DE STAATSCOURANT. RECHTERLIJKE MACHT. Bij koninklijk besluit is aan mr. P. Polvliet, in verband met het bereiken van de wette lijke leeftijdsgrens, met ingang van 1 Octo ber eervol ontslag verleend uit zijn betrek king van president van het Gerechtshof te Den Haag, onder dankbetuiging voor de ge wichtige door hem in verschillende rechter lijke betrekkingen bewezen diensten. Bij koninklijk besluit zijn benoemd in het Gerechtshof te Den Haag tto president mr. E. Jellinghaus, thans vice-president van ge meld gerechtshof, en tot vice-president mr. D. Lodder, thans raadsheer in gemeld ge rechtshof. POF. DR. II. A. VAN BAKEL GEHULDIGD. Donderdagmiddag is het zilveren hoog- leeraarsjubileum van Prof. Dr. H. A. van Bakel, gewoon hoogleeraar in de geschiede nis der dogmatiek en in de encyclopaedic der Godgeleerdheid aan de Gemeentelijke Uni versiteit te Amsterdam en hoogleeraar aan het seminarium van het Ev. Luth kerkge nootschap aldaar in een plechtige samen komst herdacht. Na een welkomstwoord van ds. P. Groote, president-curator van het Luth. seminarium en voorzitter van het comité, was het de rector-magnificus, prof. dr. W. P. Zeeman, die in zijn toespraak tot den jubilaris zeide dat Universiteit en senaat in hem erkennen en waardeeren zijn bewogenheid en zijn strijd om zielevrede. Als predikant het ge loof, als leeraar den strijd kennende, heeft de Universiteit voor het werk van dezen col lega groote hoogachting. Ds. L. Schutte, voorzitter der Evangelisch Luthersche Synode, bracht prof, van Bakel bijzonderen dank voor het vele dat hij als hoogleeraar aan het seminarium voor de opleiding van aanstaande predikanten heeft gedaan, als ook voor zijn belangrijken arbeid als prae-adviseur bij de synodale vergaderin gen. Prof. dr. A, H. de Hartog'n. sprekende na mens de theologische faculteit van de Uni versiteit. schetste den jubilaris als een goed examinator en knap docent, daarbij uiting gevend aan de hoop, dat hij eens zijn dog matiek, zooals hij die op zijn collegaes do ceert, zal uitgeven. Verder werd nog het woord gevoerd door den heer J, S. Posbma, ds. L. S. P. van der Chijs, den heer J. Heidinga, prof. dr. G. A. van den Bergh van Eysinga, ds. E, F. Herschleb en ds. D. Drijver. Onder de aan wezigen was de Commissaris der Koningin in Noord-Holland jhr. mr. dr. A. Röell.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 12