Blijft
Het buitenlandsche boek van deze maand.
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1933
H A A" R E M'S D' A G B E A D'
13
Over de aschheuvels omhoog. Middenin de trap naar den kraterrand.
Terwijl op West en Midden-Java de
vulkanen tot gebergten zijn saamge-
groeid, liggen in Oost-Java berg-
eilanden, die steil omhoogrijzen
uit de onafzienbare heete vlakten, waar
vroeger het suikerriet de hoofdrol speelde. De
bekendste zijn wel Tenger en ld jen. het eerste
met Bromo en Smeroe, het tweede met den
grooten Raungkrater. Dat Tengergebergte
heeft ook bijzondere aantrekkelijkheden. Op
de Noordhelling ligt immers Tosari, het uit
stapje van Soerabaja uit, op ae Westhelling
Nongkodjadjar vlak boven Malang en aan den
Oostkant heeft een van mijn jeugdvriendin
nen het aardigste huisje van heel Indië staan.
,Van Sockapoera naar Ngadisarie is een half
uur per auto en dan loop je in drie kwartier
naar den rand der zandzee. Zoo staat het in
den Baedeker van Indië, het uitstekende Tra
vellers Handbook of Dutch-East-Indies van
v. Stockum. Daar vindt je alles inbehalve
mijn vriendin. En die vond ik bereid mee te
gaan om de schoonheden van den Tenger eens
nader te bekijken. Met haar broer mee wegen
we samen net 250 K.G. Reken daarbij mijn
20 K.G. foto-apparaturen, dekens, mondvoor-
raad en. een krat sinaasappels en de kleine
Morris was volbelast. Onder het vroolijk ge
gons van den motor en een prachtigen ster
renhemel vertrokken we 's morgens om 4 uur
om de eerste 1000 M. stijging per auto te ne
men. Prachtig stond Orion aan den hemel.
Tjemaraboomen en witte paaltjes flitsten ge
zellig voorbij. Af en toe werd het gonzen wat
lager van toon, een forsche hand schakelde
over en weer een toontje hooger zingend ging
het de eene helling van 10 en 12 gr. na de an
dere op. Haarspeldbochten, zand, stof, diepe
ravijnen met smalle bruggen en haaksche-
bochten, toen de eerste helling van 15 gr. en
daar midüenop deelde de Morris beleefd mede,
dat dat te veel geëischt was. Uitstappen en
helpen duwen. Zoodra er 170 K.G. op den weg
stond ging het al beter, maar instappen ho
maar. Op gang helpen, één er in, best, de 2e
O nee, doe het dan zelf. Dus bracht Morris Zus
met de barang, o neen bagage boven en wij
konden onze kuitspieren vast wat losmaken,
ondertusschen genietende van Sirius, die was
opgekomen en van het komende morgenlicht.
In Ngaöisari de auto gestald, twee paarden
krachten gecharterd, koelies voor de bagage
en gauw door naar den kraterrand!
Gauwdat is te zeggen! De helling is nu
hier en daar 25 gr. en dat is een kluif hoor!
Maar er wacht boven een belooning. Wie vóór
zonsopgang den rand van den grooten in
stortingskrater van den Tenger bereikt, vindt
deze geheel gevuld met een nevel- of wolken
massa. Midden daaruit rijzen drie bergen op,
rechts de kegelvormige Batok, links de Wido-
daren of te wel woonplaats der engelen en in
het midden de Bromo. De laa'bste is nooit ge
heel rustig. Bijna steeds kronkelen kleine
gelige rookwolkjes op boven den scherp ge-
kartelden kraterrand. Dezen keer al heel wei
nig; zóó weinig, dat we éénparig besloten den
Bromoaschkegel rustig rechts te laten liggen
en liever meteen door de zandzee, eigenlijk
beter gezegd aschwoestijn, de richting naai
den Smeroe in te slaan. Dat is twee dagen
loopen, maar wat een wandeling. De zandzee
zelf is geen pretje.
Eentonig, warm als de zon schijnt, eerst
door mul zand, dan een smal pad tusschen
deadelaarsvarens, dezelfde van Aerden-
hout. Zoo'n anderhalf uur lang en dan ligt
de kraterrand voor ons. Dat beteekent 200 M.
stijging in een paar kilometer. Maar nu door
het Tjemarabosch, met een ondergroei van
ja van wat al niet; kleine zonnebloemen,
melkdistels, vergeet mij niet, om er een paar
te noemen, die iedereen kent. dan salisoorten,
hennepnestels, allerlei Alpenplanten zouden
wij zeggen. Enkoolmeezen, lijsters.
klauwieren. Dat is toch zoo merkwaardig. In
de heete vlakten is elke plant, elk dier vreemd
en zegt ons niets. Maar zoodra wij boven de
1500 M. zijn, komen wij allerlei oude bekenden
tegen, soorten volkomen vergelijkbaar met
wat wij in Europa kennen. En als wij boven
komen en de steile stijging plaats maakt voor
een wandeling door een golvend landschap,
komen we pas geheel onder de bekoring van
den Tenger. Vaak kijken we zoowel Oost- als
Westwaarts over een wolkenzee naar de om
liggende bergeilanden, die hard afsteken tegen
glasheldere lucht. Ardjoena, Kawi en Kloet,
Gang en ld jen liggen daar voor ons, in een
omlijsting van wuivend groen en bloemen
weelde, maar zelf omgeven door de wolkenzee.
Steeds verder gaat het. het kapmes in de
hand, want er waart hier een vreemde geest in
den Tenger. Een die dit uitgezocht toeristen-
land. deze heerlijke bergwildernis beplant-
metwonderolie en Fuchsia. Het most niet
magge en als het voor een foto noodig is, hak
ik met wellust een gat in de dikke vleezige
stengels. Maar het wordt nog erger! De be
doeling is goed. Door roofbouw en onvoor
zichtigheid der Inlanders., is heel wat mooi.
bosch op deze hooge plateau's hopeloos ver
nietigd, en het .herstelt zich niet, door de tel
kens weerk'eérende "grasbranden in den dro
gen tijd. Dus moeten allereerst brandsingels
worden aangelegd, breede strooken van on-
brandbaren plantengroei, maar waarom daar
voor planten uit Afrika, Zuid-Amerika en den
Himalaya moeten worden gebruikt in plaats
van de mooie bergplanten van ons eigen Indië.
daar kan ik niet bij. En het brengt- groote ge
varen mee. Wanneer het een van die vreemde
onverlaten hier erg goed bevalt, kan ze al het
andere gaan verdringen en dan zijn we nog
niet gelukkig. En Ricinusja je kunt het
noodig hebben, maar denk erom, de zaden
zijn, zóó gebruikt, zeer giftig!
Zoo genietend en ketterend bereiken we de
Smeroehoeve, 2300 Meter boven zee. Daar
woont Gisius, de goede geest van dèn Tenger,
die zoowat alle paden heeft aangelegd en weg
wijzers heeft gepoot en den toerist tegen zeer
matige betaling alles verschaft wat hij noo
dig heeft. Ik heb nergens in Indië zóó lekker
Europeesch gegeten als daar. Versch vleesch,
versche groenten, versche. aardappelen! En die
leuke omgeving. Een blokhut, groote open
haard, met flink houtvuur, je bord op je
knieën, Javaansche meisjes, die je op de
knieën hurkend op groote koperen bladen het
eten aanbieden, dat na zoo'n wandeling van
een uur of acht extra goed smaakt. Toch heb
ik één aanmerking! Alleen zieke mannen krij
gen een kruik en het vriest 's nachts dat
het kraakt in dit heerlijk oord. Maar je kunt
er een warm bad krijgen! En dat is in Indië
een geweldige tractatie.
De Smeroehoeve ligt vlak bij een meer, Ra
il an Pani, wel leuk om met een aardig meisje
to zitten visschen, maar tien minuten verder
ligt een juweel van een bergmeertje in weel
derig tropisclien plantengroei; Tjemara. de
denneboom van onze Oost. die geen denne-
boom is en de prachtige boomvarens, zeld
zame eenden, vuurrcode rupsendooders. En
meter hoog gras, vol wilde frambozen, zoodat
een gewoon mensch er niet doorkomt. Want
zoo'n plekje moet eenzaam zijn. Daar staat al
wat menschenhand wrocht.
Een halven dag verder loopen ligt nog zoo'n
meertje. Maar eerst klauteren wij naar 2700
M. waar een bergtop, de Ajek-Ajek ons weel
een prachtig panorama geeft over heel Oost-
Java. Aan onze voeten ligt Ranoe Koembala,
het meer waaraan de 2de blokhut van Gisius
moet staan en daarachter verheft zich. vlak
bij ons de geweldige Smeroe nog 1000 M. boven
ons uit. En van die 1000 zijn de bovenste 500
asch. Daar doe jé vier uur over als je het'voor
de eer over hebt. Probeer het maar eens met
zoo'n kolenstort bij Heerlen of Luik, die zijn
precies zoo. Drie stappen vooruit en als ie
boven bent glijd je 2 stappen weer omlaag.
Zoek een hooge stort van 60 M. uit en doe rie
10 maal op en af. dan ben je even mal als wie
den Smeroe beklimt. Tenminste als er zoo
goed als geen werking is zooals nu. Geef mij
dan den Ajek-Ajek maar met die prachtige
boschwandelïng. En dan gaan zwemmen in het
meertje. Meer dan 2000 M. hoog en toch dooi
de zonbestraiing lekker warm. En wat hier zoo
aardig is, de dieren zijn niet schuw. De eenden
zwemmen om je heen. Een pracht merel met
roestbruine buik komt naast mij op een boom
stam zitten op geen vier meter afstand. Na
tuurlijk alleen ais het te duister is om te fil
men. Onze koelies snijden gras, voor de bed
den. want wij slapen op de getimmerde rust
banken, ze dragen hout aan en een blijft bij
ons m de hut cm het vuur aan te houden
enwordt gelijk met ons van de kou wak
ker om een uur of drie. Leuk bij zoo'n hout
vuur in 't holst van den nacht. De boschgewel-
dige oftewel houtvester tracteerde op warme
wijngroc. Wij hadden thee met gemberkoek
(Heil Verkadeen zooals de zon door den
ochtendnevel scheen, door de bosschen rond
dit bergmeertje, zal ik nooit vergeten. En hoe
wij terugwandelden door berglucht en bloe
menweelde, tot waar plots de Bromo voor ons
lag, met 6. 8. 10 rookwolkjes, het eene na het
andere wegdrijvend langs het hemelblauw.
Daarweer een stoot op de fluit! Dat is
heel wat anders dan eergisteren. De oude Heer
schijnt wakker te zijn geworden. Onwillekeu
rig versnellen we den pas, al hebben we alweer
6 uur achter ons. Wij huppelen omlaag naai
de zandzee. Daar pak ik Zus haar paard bij
den staart, dat loopt makkelijker; ik zelf ben
bang voor die groote beesten! De Bromo is on
zichtbaar achter den Widodaren, maar wij
ruiken zijn zwaveladem en telkens torenen
wolken omhoog. En ais hij zichtbaar wordt
laat ik broer en zus en paarden in den steek,
die rond moeten rijden om het paardepad te
vinden en trek recht op het doel af. Nu hooren
wij den berg ook. Sissend gedreun en even
later een rookwolk. Asch, zand, lavakorsten.
kratervarens, vulkanische bommen. En steeds
omhoog stappend, omlaag glijdend op den
krater aan. De trap is er nog. Net schoon ge
maakt zelfs. 250 treden! Dan sta ik aan den
rand van den krater. Het is juist even rustig.
Dan sist-buldert links onder ons een stoom-
straal omhoog uit den hoek van den vlakken
kraterbodem een 200 meter onder ons. De
stoomwolk wervelt omhoog, dijt zich uit. vult
de onderste kraterhelft en.... vermengt zich
met een andere stoomwolk. Waar komt die
vandaan? Hij schiet langs den rechter krater-
wand omhoog. Nu links de stoom even op
houdt. blijkt rechts de kraterwand heelemaai
geel aangeloopen. Zwavel! Daar is de krater-
bodem weer even zichtbaar. Een paar donkere
gaten anders niet, tot een stoomwolk van
links ze weef aan het oog onttrekt. En steeds
blijft op halverhoogte in den krater een stoom
wolk zichtbaar worden en omhoog wervelen.
Natuurlijk! Als de ketel op de kachel staat te
stoomen zie je viak bij den tuit ook niets.
Daar is de stoom nog te heet. Pas verder op
wordt ze zichtbaar! Het gat links stoot af en
toe wolken waterdamp uit, maar uit die gaten
rechts, spuit voortdurend een heete damp-
straal omhoog, zet wat zwavel tegen den rots
wand af en wordt dan 100 meter hooger pas
als stoomwolk zichtbaar. Dan moet die clamp-
straal ook aardig heet zijn. Gesmolten, ver
dampende zwavel, dat loopt hard tegen de
300 a 400 graden Celsius. En jawel, wanneer
de kraterbodem weer even helder is. daar 200
M. beneden ons, kan ik met den kijker den
rooöen vuurgloed in de gaten duidelijk zien!
Dat schijnt meenes te worden en de zon nijgt
ter kimme. En wij loopen van zeven uur 's mor
gens af! Terug. 250 treden omlaag, dan twee
maal zoo veel zonder treden, huppelend en
dravend, dan de volle breedte van de zandzee.
Ik was blij. dat ik wat houvast had aan dat
flinke kleine bergpaardje. Daar rollen de wol
ken over den kraterrand, meteen zitten we in
dichten mist; maar de paarden weten den weg
en om.zeven uur zitten we achter een kop
thee in den pasangrahan. En die smaakte. En
toen heeft groote Zus ons in de kleine Morris
door den mist nog keurig thuis gebracht, heb
ben wij een soepterrien nassigoreng naar bin
nen gewerkt en een gat in den dag geslapen.
De zon ging prachtig op en wij hebben het
alle drie gezien, met een gevoel dat wij van
die drie dagen vijf jaar jonger waren gewor
den dank zij de Smeroehoeve in den Tenger!
Dl'. VAN DER SLEEN.
„The daring young man on the
flying trapeze", door William Sa-
royan. Faber and Faber, Londen.
et gebeurt maar zelden dat een
mensch een boek in handen krijgt,
en na lezing uit den diepsten grond
van zijn hart zegt: „Zoo iets goeds
heb ik van mijn leven nog niet ge
lezen." Dat mag dan onder den invloed van
ae kersversche impressie, een klein beetje een
overdreven uitlating zijn, maar het wil toch
altijd aardig wat zeggen. En zulk een boek
is „The Daring Young Man on the Flying
Trapeze" van den Amerikaanschen Arme
niër William Saroyan een bundel korte
verhalen, die zijn eerste publicatie is, en
waarvan de meesten be hooren tot een ge
halte van literatuur, dat men vrijwel nergens
aantreft.
Het boek van William Saroyan geeft noz
aanleiding tot andere overpeinzingen. Hoe
komt het, dat de „moderne" literatuur 'd.l
boek is hypermodern) zoo absoluut niet lijdt
aan de verschillende ziekteverschijnselen, die
tegenwoordig bijna alle andere takken van
kunst kenmerken? Er zijn natuurlijk wel
enkele uitzonderingen, maar ze zijn spora
disch terwijl ze op ander gebied overheer-
schen.
De geestige titel alleen al. bewijst dat hem
hier iets bijzonders te wachten staat. „The
Daring Young Man on the Flying Trapeze"
immers (wie kent niet het Aimerikaansche
liedje uit dien aard;gen Amerikaanschen
film ..It happened One Night") is de schrijver
zelf, de man met den ongelooflijk beweeglij
ken geest, met den kostelii'ken humor, met de
opmerkingsgave, die tegelijkertijd de scherpte
en de eenvoud van die van een kind heeft,
en met den stijl, die zich aan geen codes en
conventies stoort, maar doodeenvoudig zijn
gang gaat zooals hij zelf wil. Het is geen
„kunst" zoo te schrijven; het is een subliem
zich-zelf zijn. waaraan dan het feit, dat de
schrijver de dingen in hun naakte werkelijk
heid ziet een buitengewone aantrekkelijkheid
verleent. Een zinnetje als het volgende (uit
het korte verhaal „A Curved Line") illustreert
dat overduidelijk. Het gevaa speelt in een
teekenschool „Ik hoorde de vrouwen pra
ten over inspiratie, en één van de jongere
zag er werkelijk geïnspireerd uit. maar ik
vermoed, dat ze zich niet lekker voelde." Weg
alle dwaze illusies en phrases over ..geïnspi
reerd-zijn"; William Saroyan zet de nuchtere
werkelijkheid voer uw neus.
Of deze kostelijke tirade, waarmee de
schets ..Vladimir" begint: „Vladimir Horowitz
was hier een dag of wat geleden, 'en op een
avond speelde hij piano in de San Francisco
Opera, en er waren rijke dames, die applau-
De Smeroe met ochtendnevels.
disseerden en heb gaf stof tot conversatie.
Ze hebben het nog over Vladimir's handen,
en veel van dat gepraat is nonsens, maar het
schijnt onmogelijk te zijn om 't nonsens praten
achterwege te laten." Pats! Weg dierbare
„conversatie"; William Saroyan zegt u pre
cies waar het op staat.
Het gansc'ne boek is vol van dit soort nuch
tere waarheden, die in hun eenvoud en raak
heid soms ongelooflijk komisch zijn. Het is
jammer dat Amerika ver weg is, en William
Sarqyan vermoedelijk niet binnenkort naar
Holland komt. Als er een mensch is, dien men
goed zou willen leeren kennen en met wisn
men zou willen praten, geen „gesprekken",
geen „conversatie" voeren, dan is het deze.
Door het ontbreken van die mogelijkheid is
het in allen gevalle toch wel interessant om
het één en ander te vernemen over den merk-
waardigen William Saroyan..
Zijn oudei's waren Armeniërs, hij is in Ame
rika in Californië geboren en zes en twin
tig jaar oud. Hij heeft het leven in al zijn
hardheid leeren kennen; hij weet wat hon
ger, keu en ontbering zijn, hij heeft onder
bruggen en in hooibergen geslapen en dui
zend ellendige baantjes bij de hand gehad
Hij heeft ook gestudeerd en gelezen, hij kent
de Amerïkaansche literatuur en nog heei wat
meer op zijn duimpje. Het is heerlijk te lezen,
wat hij over verschillende bekende Ameri-
kaansche schrijvers, Hemingway, Mencken,
Sinclair Lewis zegt. Hij is gaan schrijven,
(kende, gelukkige!, de duizend codes, trucjes
en conventies der literatuur niet), en schreef
zooals ziji oog, zijn hart en zijn geest het hem
ingaven. Zijn werk werd eerst in kleinen
kring bekend en vond er bewonderaars. Nu
geven de uitgevers Faber en Faber iedereen
de gelegenheid er kennis mee te maken, een
gelegenheid, die niemand, die beu is van de
gewone conventioneele litteratuur, mag ver
zuimen.
Zooals gezegd is alleen al de titel van het
boek, tegelijkertijd de titel van één der korte
vefhalen. een vondst. ,,Tibe Daring Young
Man"; Saroyan. Welk een „daring young
man" inderdaad! „On the Flying Trapeze",
de acrobaat aan de trapeze der literatuur, of
liever der schrijfkunst. Ieder die wel eens met
die trapeze in aanraking is gekomen, weet
hoe ongelooflijk moeilijk ze te hanteeren en
te beheerschen is, hoe ze altijd weer weet te
ontglippen, altijd weer tot onhandige be
wegingen. tot schokken en etcoten aanleiding
geeft, en hoe het zelfs den volleerdsten acro
baat onmogelijk is het tot volledige vol
maaktheid te brengen!
De verhalen gaan over de verschillendsle
onderwerpen; er zijn er een paar bij, die het
gewone type „kort verhaal" wat al té veel na
deren; maar het meerendeel is toch, zoowel
•wat vorm als inhoud betreft, van een ver
bluffende oorspronkelijkheid en frischheid.
Bijvoorbeeld; „Dear Greta Garbo". een brief
van een figurant, die éénmaal emplooi heeft
gehad, in drie dagen tijids zichzelf elf maal
is gaan zien. tot de conclusie is gekomen,
dat hij een volmaakt „jeune premier" zou kun
nen zijn en nu tegelijkertijd geleid door een
reusachtige simpelheid en verwaandheid,
Greta Garbo verzoekt hem een handje
helpen. Lees dat prachtige, kinderlijke einde
van den brief: „Ik heb een flinke stem en
kan de rol van „lover" heel goed tpelen, dus
ik hoop dat u me deze kleine gunst wilt be
wijzen. Wie weet. of ik niet nog eens op een
dag de hoofdpersoon in een film met u zal
spelen. Met vriendelijke groeten, Felix
Olvia."
Daar is ook dat prachtige „War", de ge
schiedenis van een Duibsoh jongetje, een echt
jong Pruisje, Josef, een Amerikaantje van
Slavische afkomst, en Irving, een drocmerig
en melancholiek Jcodoch jongetje. Met hun
drieën vertegenwoordigen ze drie rassen on
een vechtpartij tusschen Karl en Josef op een
avond in de straat, terwijl Irving er ver
schrikt en met tranen in zijn oogen bij staat
te kijken, vertegenwoordigt voor Saroyan een
conflict tusschen drie rassen, en geeft hem
aanleiding tot één van zijn mooie schetsen.
Er is dat rake verhaal Harry", het ver
haal van den jongen. die een wonderlijke flair
en een wonderlijke voorliefde voor „geldma
ker/' had. die geld maakte uit alles, zolfs
toer. hij tuberculose kreeg en zijn ziekte ver
waarloosde, omdat hij zijn passie voor geld
maken niet onderdrukken kon. die stervende
r.cg geld maakte, en na zijn dcod in de stad
van zijn inwoning tot een cocrl legendarische
figuur werd. aan wien men diverse gevleu
gelde gezegden ontleende.
Wat denkt Saroyan zelf over dit alles? ..Ik
wil dat u weet, dat ik me erg interesseer voor
wat de menschep zich herinneren. Een jeng
schrijver gaat overal naar toe en praat met
de menschen. Hij probeert uit te vinden wat
zij zich herinneren. Ik gebruik geen wijdsch
materiaal voor een kort verhaal. In dit werk
gebeurt niets. Ik ben niet bezig een fantas
tische intrige te fabriceeren. Ik hou er geen
gladde manier van schrijven op na. Ik bouw
geen mooie sfeer op. Ik wil noch dit, noch een
ander verhaal aan „The Saturday Evening
Fost" of de „Cosmopolitan" of „Harper's" ver-
koopen. Ik probeer niet te coi urresren met
groote schrijvers van korte verhalen, zooals
Sinclair Lewis en Joseph HergesRèimer en
Zane Grey, meischen, die werkelijk weten hoe
ze schrijven moeten, hoe ze verhalen moeten
maken, die verkocht kunnen worden. Rijke
menschen. die alle regels kennen over in
triges en karakter en stijl en sfeer en zoo. Ik
hoef niet beroemd te worden. Ik wil noch cte
Pulitzer, noch de Nobel, noch een anderen prijs
winnen. Ik zit hier in het Westen- in San
Francosco, in een klein kamertje in Carl
Street, en ik schrijf een brief aan gewone
menschen, en vertel ze in eenvoudige taal
dingen die ze al weten. Ik maak alleen maar
een verslag, dus als ik soms een beetje af
dwaal. dan is dat. omdat ik geen haast heb en
omdat ik de regels niet ken. Als ik er een en-
keien wensch op na houd, dan is het dezede
broederschap van de menschen aan te toonen.
Dat is een groot woord en het klinkt een
beetje duur. Gewoonlijk zijn de menschen
bang zulke woorden te gebruiken. Ze zijn
bang dat wereldwijze menschen om hen
zullen lachen. Maar het kan me niet schelen.
Voor mijn part lachen de wereldwijze men
schen. Daar zijn ze wereldwijs voor."
Dat is William Saroyan's geloofbelijdenis:
wie ook zoo denkt en wie ook zoo voelt die
leze dit prachtige boek!
WILLY VAN DER TAK.
Van aangespoelde zeebewoners. Volgens
oude kronieken zijn er op onze kust nog al
eens walvisschen of van hun verwanten aan
gespoeld. die men dan beschouwde als de
voorboden van allerlei onheilen als ziekten
onder menschen of dieren, dijkdoorbraak, lar.g
durige droogte of zware regens. Zoo spoelde
er in 1577 aan de Scheldeoevers een walvisch
aan van ongeveer 18 meter; in 1594 te Zand-
voort een van plm. 6 meter; in 1598 te Kat
wijk een van pl.m. 18 meter: in 1629 een bij
Zandvoort van pl.m. 20 meter, doch van alle
narigheden, die men er van verwachtte,is
niets gebleken.
Oefening 105,
Kruipoefeningen
zijn buitengewoon
nuttig voor het le-
nig maken van de
wervelkolom en 't
versterken van de
rugspieren. Alzoo: het heele gezin op de
knieën. Terug naar de kinderjaren! Wat
houdt gymnastiek je toch jong!!
De armen worden nu gebogen, zooals de
hierbij geteekende figuur aangeeft. Nu met
groote kruipende passen de kamer door.
gang over en andere kamers door. al naar
de rm— "in Uw huis toelaat, 't Is mis-
schic als u onderweg huisgenooten
teger ar dan laat u ze maar mee
doen
Oefening 106 is een krachtoefening vo^r
de armen en schouders, Probeert U eens en
kele meters af te leggen, alléén door het ge
bruik van uw armen. De beenen sleepen
over den grond. Let u er op, dat het lichaam
niet doorzakt, dus ongeveer recht blijft?
Oefening 107. En
nu een uitsteken-
de lenigheidsoefe-
nine! In spreid-
stand den romp
i laten vallen, zoo-
ly) V dat liet hoofd zoo
'tf V/W dicht mogelijk bij
if (/w de knie komt. Even
4»^. nog doorveeren
(de armen han
gen slapjes naar
beneden) dan snel oprichten en laten vallen
naar de andere knie. Tien maal herhalen
zonder de knieën te buigen.
Oefening 108.
Mevrouw, nu moet
v. v u toch heusch even
meedoen! Gaat u
eens met de ruggen
iKmS'/A tegen elkaar zit-
III\W Ml. ten: armen in el-
lü=- kaar gehaakt. De
knieën zoo ver mo
gelijk buigen, en nu, elkaar steunend (zoo
als dat in gelukkige gezinnen wel meer voor
schijnt te komen) naar boven probeeren te
komen, tot u beiden staat. De voeten blijven
precies op dezelfde plaats staan. Nu 'ook
weer gaan zitten. De eerste keeren langzaam
en voorzichtig, maar later kunt u het wel
eens snel doen.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O.