Blijft Het buitenlandsche boek van deze maand. ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1933 H A A" R E M'S D' A G B E A D' 13 Over de aschheuvels omhoog. Middenin de trap naar den kraterrand. Terwijl op West en Midden-Java de vulkanen tot gebergten zijn saamge- groeid, liggen in Oost-Java berg- eilanden, die steil omhoogrijzen uit de onafzienbare heete vlakten, waar vroeger het suikerriet de hoofdrol speelde. De bekendste zijn wel Tenger en ld jen. het eerste met Bromo en Smeroe, het tweede met den grooten Raungkrater. Dat Tengergebergte heeft ook bijzondere aantrekkelijkheden. Op de Noordhelling ligt immers Tosari, het uit stapje van Soerabaja uit, op ae Westhelling Nongkodjadjar vlak boven Malang en aan den Oostkant heeft een van mijn jeugdvriendin nen het aardigste huisje van heel Indië staan. ,Van Sockapoera naar Ngadisarie is een half uur per auto en dan loop je in drie kwartier naar den rand der zandzee. Zoo staat het in den Baedeker van Indië, het uitstekende Tra vellers Handbook of Dutch-East-Indies van v. Stockum. Daar vindt je alles inbehalve mijn vriendin. En die vond ik bereid mee te gaan om de schoonheden van den Tenger eens nader te bekijken. Met haar broer mee wegen we samen net 250 K.G. Reken daarbij mijn 20 K.G. foto-apparaturen, dekens, mondvoor- raad en. een krat sinaasappels en de kleine Morris was volbelast. Onder het vroolijk ge gons van den motor en een prachtigen ster renhemel vertrokken we 's morgens om 4 uur om de eerste 1000 M. stijging per auto te ne men. Prachtig stond Orion aan den hemel. Tjemaraboomen en witte paaltjes flitsten ge zellig voorbij. Af en toe werd het gonzen wat lager van toon, een forsche hand schakelde over en weer een toontje hooger zingend ging het de eene helling van 10 en 12 gr. na de an dere op. Haarspeldbochten, zand, stof, diepe ravijnen met smalle bruggen en haaksche- bochten, toen de eerste helling van 15 gr. en daar midüenop deelde de Morris beleefd mede, dat dat te veel geëischt was. Uitstappen en helpen duwen. Zoodra er 170 K.G. op den weg stond ging het al beter, maar instappen ho maar. Op gang helpen, één er in, best, de 2e O nee, doe het dan zelf. Dus bracht Morris Zus met de barang, o neen bagage boven en wij konden onze kuitspieren vast wat losmaken, ondertusschen genietende van Sirius, die was opgekomen en van het komende morgenlicht. In Ngaöisari de auto gestald, twee paarden krachten gecharterd, koelies voor de bagage en gauw door naar den kraterrand! Gauwdat is te zeggen! De helling is nu hier en daar 25 gr. en dat is een kluif hoor! Maar er wacht boven een belooning. Wie vóór zonsopgang den rand van den grooten in stortingskrater van den Tenger bereikt, vindt deze geheel gevuld met een nevel- of wolken massa. Midden daaruit rijzen drie bergen op, rechts de kegelvormige Batok, links de Wido- daren of te wel woonplaats der engelen en in het midden de Bromo. De laa'bste is nooit ge heel rustig. Bijna steeds kronkelen kleine gelige rookwolkjes op boven den scherp ge- kartelden kraterrand. Dezen keer al heel wei nig; zóó weinig, dat we éénparig besloten den Bromoaschkegel rustig rechts te laten liggen en liever meteen door de zandzee, eigenlijk beter gezegd aschwoestijn, de richting naai den Smeroe in te slaan. Dat is twee dagen loopen, maar wat een wandeling. De zandzee zelf is geen pretje. Eentonig, warm als de zon schijnt, eerst door mul zand, dan een smal pad tusschen deadelaarsvarens, dezelfde van Aerden- hout. Zoo'n anderhalf uur lang en dan ligt de kraterrand voor ons. Dat beteekent 200 M. stijging in een paar kilometer. Maar nu door het Tjemarabosch, met een ondergroei van ja van wat al niet; kleine zonnebloemen, melkdistels, vergeet mij niet, om er een paar te noemen, die iedereen kent. dan salisoorten, hennepnestels, allerlei Alpenplanten zouden wij zeggen. Enkoolmeezen, lijsters. klauwieren. Dat is toch zoo merkwaardig. In de heete vlakten is elke plant, elk dier vreemd en zegt ons niets. Maar zoodra wij boven de 1500 M. zijn, komen wij allerlei oude bekenden tegen, soorten volkomen vergelijkbaar met wat wij in Europa kennen. En als wij boven komen en de steile stijging plaats maakt voor een wandeling door een golvend landschap, komen we pas geheel onder de bekoring van den Tenger. Vaak kijken we zoowel Oost- als Westwaarts over een wolkenzee naar de om liggende bergeilanden, die hard afsteken tegen glasheldere lucht. Ardjoena, Kawi en Kloet, Gang en ld jen liggen daar voor ons, in een omlijsting van wuivend groen en bloemen weelde, maar zelf omgeven door de wolkenzee. Steeds verder gaat het. het kapmes in de hand, want er waart hier een vreemde geest in den Tenger. Een die dit uitgezocht toeristen- land. deze heerlijke bergwildernis beplant- metwonderolie en Fuchsia. Het most niet magge en als het voor een foto noodig is, hak ik met wellust een gat in de dikke vleezige stengels. Maar het wordt nog erger! De be doeling is goed. Door roofbouw en onvoor zichtigheid der Inlanders., is heel wat mooi. bosch op deze hooge plateau's hopeloos ver nietigd, en het .herstelt zich niet, door de tel kens weerk'eérende "grasbranden in den dro gen tijd. Dus moeten allereerst brandsingels worden aangelegd, breede strooken van on- brandbaren plantengroei, maar waarom daar voor planten uit Afrika, Zuid-Amerika en den Himalaya moeten worden gebruikt in plaats van de mooie bergplanten van ons eigen Indië. daar kan ik niet bij. En het brengt- groote ge varen mee. Wanneer het een van die vreemde onverlaten hier erg goed bevalt, kan ze al het andere gaan verdringen en dan zijn we nog niet gelukkig. En Ricinusja je kunt het noodig hebben, maar denk erom, de zaden zijn, zóó gebruikt, zeer giftig! Zoo genietend en ketterend bereiken we de Smeroehoeve, 2300 Meter boven zee. Daar woont Gisius, de goede geest van dèn Tenger, die zoowat alle paden heeft aangelegd en weg wijzers heeft gepoot en den toerist tegen zeer matige betaling alles verschaft wat hij noo dig heeft. Ik heb nergens in Indië zóó lekker Europeesch gegeten als daar. Versch vleesch, versche groenten, versche. aardappelen! En die leuke omgeving. Een blokhut, groote open haard, met flink houtvuur, je bord op je knieën, Javaansche meisjes, die je op de knieën hurkend op groote koperen bladen het eten aanbieden, dat na zoo'n wandeling van een uur of acht extra goed smaakt. Toch heb ik één aanmerking! Alleen zieke mannen krij gen een kruik en het vriest 's nachts dat het kraakt in dit heerlijk oord. Maar je kunt er een warm bad krijgen! En dat is in Indië een geweldige tractatie. De Smeroehoeve ligt vlak bij een meer, Ra il an Pani, wel leuk om met een aardig meisje to zitten visschen, maar tien minuten verder ligt een juweel van een bergmeertje in weel derig tropisclien plantengroei; Tjemara. de denneboom van onze Oost. die geen denne- boom is en de prachtige boomvarens, zeld zame eenden, vuurrcode rupsendooders. En meter hoog gras, vol wilde frambozen, zoodat een gewoon mensch er niet doorkomt. Want zoo'n plekje moet eenzaam zijn. Daar staat al wat menschenhand wrocht. Een halven dag verder loopen ligt nog zoo'n meertje. Maar eerst klauteren wij naar 2700 M. waar een bergtop, de Ajek-Ajek ons weel een prachtig panorama geeft over heel Oost- Java. Aan onze voeten ligt Ranoe Koembala, het meer waaraan de 2de blokhut van Gisius moet staan en daarachter verheft zich. vlak bij ons de geweldige Smeroe nog 1000 M. boven ons uit. En van die 1000 zijn de bovenste 500 asch. Daar doe jé vier uur over als je het'voor de eer over hebt. Probeer het maar eens met zoo'n kolenstort bij Heerlen of Luik, die zijn precies zoo. Drie stappen vooruit en als ie boven bent glijd je 2 stappen weer omlaag. Zoek een hooge stort van 60 M. uit en doe rie 10 maal op en af. dan ben je even mal als wie den Smeroe beklimt. Tenminste als er zoo goed als geen werking is zooals nu. Geef mij dan den Ajek-Ajek maar met die prachtige boschwandelïng. En dan gaan zwemmen in het meertje. Meer dan 2000 M. hoog en toch dooi de zonbestraiing lekker warm. En wat hier zoo aardig is, de dieren zijn niet schuw. De eenden zwemmen om je heen. Een pracht merel met roestbruine buik komt naast mij op een boom stam zitten op geen vier meter afstand. Na tuurlijk alleen ais het te duister is om te fil men. Onze koelies snijden gras, voor de bed den. want wij slapen op de getimmerde rust banken, ze dragen hout aan en een blijft bij ons m de hut cm het vuur aan te houden enwordt gelijk met ons van de kou wak ker om een uur of drie. Leuk bij zoo'n hout vuur in 't holst van den nacht. De boschgewel- dige oftewel houtvester tracteerde op warme wijngroc. Wij hadden thee met gemberkoek (Heil Verkadeen zooals de zon door den ochtendnevel scheen, door de bosschen rond dit bergmeertje, zal ik nooit vergeten. En hoe wij terugwandelden door berglucht en bloe menweelde, tot waar plots de Bromo voor ons lag, met 6. 8. 10 rookwolkjes, het eene na het andere wegdrijvend langs het hemelblauw. Daarweer een stoot op de fluit! Dat is heel wat anders dan eergisteren. De oude Heer schijnt wakker te zijn geworden. Onwillekeu rig versnellen we den pas, al hebben we alweer 6 uur achter ons. Wij huppelen omlaag naai de zandzee. Daar pak ik Zus haar paard bij den staart, dat loopt makkelijker; ik zelf ben bang voor die groote beesten! De Bromo is on zichtbaar achter den Widodaren, maar wij ruiken zijn zwaveladem en telkens torenen wolken omhoog. En ais hij zichtbaar wordt laat ik broer en zus en paarden in den steek, die rond moeten rijden om het paardepad te vinden en trek recht op het doel af. Nu hooren wij den berg ook. Sissend gedreun en even later een rookwolk. Asch, zand, lavakorsten. kratervarens, vulkanische bommen. En steeds omhoog stappend, omlaag glijdend op den krater aan. De trap is er nog. Net schoon ge maakt zelfs. 250 treden! Dan sta ik aan den rand van den krater. Het is juist even rustig. Dan sist-buldert links onder ons een stoom- straal omhoog uit den hoek van den vlakken kraterbodem een 200 meter onder ons. De stoomwolk wervelt omhoog, dijt zich uit. vult de onderste kraterhelft en.... vermengt zich met een andere stoomwolk. Waar komt die vandaan? Hij schiet langs den rechter krater- wand omhoog. Nu links de stoom even op houdt. blijkt rechts de kraterwand heelemaai geel aangeloopen. Zwavel! Daar is de krater- bodem weer even zichtbaar. Een paar donkere gaten anders niet, tot een stoomwolk van links ze weef aan het oog onttrekt. En steeds blijft op halverhoogte in den krater een stoom wolk zichtbaar worden en omhoog wervelen. Natuurlijk! Als de ketel op de kachel staat te stoomen zie je viak bij den tuit ook niets. Daar is de stoom nog te heet. Pas verder op wordt ze zichtbaar! Het gat links stoot af en toe wolken waterdamp uit, maar uit die gaten rechts, spuit voortdurend een heete damp- straal omhoog, zet wat zwavel tegen den rots wand af en wordt dan 100 meter hooger pas als stoomwolk zichtbaar. Dan moet die clamp- straal ook aardig heet zijn. Gesmolten, ver dampende zwavel, dat loopt hard tegen de 300 a 400 graden Celsius. En jawel, wanneer de kraterbodem weer even helder is. daar 200 M. beneden ons, kan ik met den kijker den rooöen vuurgloed in de gaten duidelijk zien! Dat schijnt meenes te worden en de zon nijgt ter kimme. En wij loopen van zeven uur 's mor gens af! Terug. 250 treden omlaag, dan twee maal zoo veel zonder treden, huppelend en dravend, dan de volle breedte van de zandzee. Ik was blij. dat ik wat houvast had aan dat flinke kleine bergpaardje. Daar rollen de wol ken over den kraterrand, meteen zitten we in dichten mist; maar de paarden weten den weg en om.zeven uur zitten we achter een kop thee in den pasangrahan. En die smaakte. En toen heeft groote Zus ons in de kleine Morris door den mist nog keurig thuis gebracht, heb ben wij een soepterrien nassigoreng naar bin nen gewerkt en een gat in den dag geslapen. De zon ging prachtig op en wij hebben het alle drie gezien, met een gevoel dat wij van die drie dagen vijf jaar jonger waren gewor den dank zij de Smeroehoeve in den Tenger! Dl'. VAN DER SLEEN. „The daring young man on the flying trapeze", door William Sa- royan. Faber and Faber, Londen. et gebeurt maar zelden dat een mensch een boek in handen krijgt, en na lezing uit den diepsten grond van zijn hart zegt: „Zoo iets goeds heb ik van mijn leven nog niet ge lezen." Dat mag dan onder den invloed van ae kersversche impressie, een klein beetje een overdreven uitlating zijn, maar het wil toch altijd aardig wat zeggen. En zulk een boek is „The Daring Young Man on the Flying Trapeze" van den Amerikaanschen Arme niër William Saroyan een bundel korte verhalen, die zijn eerste publicatie is, en waarvan de meesten be hooren tot een ge halte van literatuur, dat men vrijwel nergens aantreft. Het boek van William Saroyan geeft noz aanleiding tot andere overpeinzingen. Hoe komt het, dat de „moderne" literatuur 'd.l boek is hypermodern) zoo absoluut niet lijdt aan de verschillende ziekteverschijnselen, die tegenwoordig bijna alle andere takken van kunst kenmerken? Er zijn natuurlijk wel enkele uitzonderingen, maar ze zijn spora disch terwijl ze op ander gebied overheer- schen. De geestige titel alleen al. bewijst dat hem hier iets bijzonders te wachten staat. „The Daring Young Man on the Flying Trapeze" immers (wie kent niet het Aimerikaansche liedje uit dien aard;gen Amerikaanschen film ..It happened One Night") is de schrijver zelf, de man met den ongelooflijk beweeglij ken geest, met den kostelii'ken humor, met de opmerkingsgave, die tegelijkertijd de scherpte en de eenvoud van die van een kind heeft, en met den stijl, die zich aan geen codes en conventies stoort, maar doodeenvoudig zijn gang gaat zooals hij zelf wil. Het is geen „kunst" zoo te schrijven; het is een subliem zich-zelf zijn. waaraan dan het feit, dat de schrijver de dingen in hun naakte werkelijk heid ziet een buitengewone aantrekkelijkheid verleent. Een zinnetje als het volgende (uit het korte verhaal „A Curved Line") illustreert dat overduidelijk. Het gevaa speelt in een teekenschool „Ik hoorde de vrouwen pra ten over inspiratie, en één van de jongere zag er werkelijk geïnspireerd uit. maar ik vermoed, dat ze zich niet lekker voelde." Weg alle dwaze illusies en phrases over ..geïnspi reerd-zijn"; William Saroyan zet de nuchtere werkelijkheid voer uw neus. Of deze kostelijke tirade, waarmee de schets ..Vladimir" begint: „Vladimir Horowitz was hier een dag of wat geleden, 'en op een avond speelde hij piano in de San Francisco Opera, en er waren rijke dames, die applau- De Smeroe met ochtendnevels. disseerden en heb gaf stof tot conversatie. Ze hebben het nog over Vladimir's handen, en veel van dat gepraat is nonsens, maar het schijnt onmogelijk te zijn om 't nonsens praten achterwege te laten." Pats! Weg dierbare „conversatie"; William Saroyan zegt u pre cies waar het op staat. Het gansc'ne boek is vol van dit soort nuch tere waarheden, die in hun eenvoud en raak heid soms ongelooflijk komisch zijn. Het is jammer dat Amerika ver weg is, en William Sarqyan vermoedelijk niet binnenkort naar Holland komt. Als er een mensch is, dien men goed zou willen leeren kennen en met wisn men zou willen praten, geen „gesprekken", geen „conversatie" voeren, dan is het deze. Door het ontbreken van die mogelijkheid is het in allen gevalle toch wel interessant om het één en ander te vernemen over den merk- waardigen William Saroyan.. Zijn oudei's waren Armeniërs, hij is in Ame rika in Californië geboren en zes en twin tig jaar oud. Hij heeft het leven in al zijn hardheid leeren kennen; hij weet wat hon ger, keu en ontbering zijn, hij heeft onder bruggen en in hooibergen geslapen en dui zend ellendige baantjes bij de hand gehad Hij heeft ook gestudeerd en gelezen, hij kent de Amerïkaansche literatuur en nog heei wat meer op zijn duimpje. Het is heerlijk te lezen, wat hij over verschillende bekende Ameri- kaansche schrijvers, Hemingway, Mencken, Sinclair Lewis zegt. Hij is gaan schrijven, (kende, gelukkige!, de duizend codes, trucjes en conventies der literatuur niet), en schreef zooals ziji oog, zijn hart en zijn geest het hem ingaven. Zijn werk werd eerst in kleinen kring bekend en vond er bewonderaars. Nu geven de uitgevers Faber en Faber iedereen de gelegenheid er kennis mee te maken, een gelegenheid, die niemand, die beu is van de gewone conventioneele litteratuur, mag ver zuimen. Zooals gezegd is alleen al de titel van het boek, tegelijkertijd de titel van één der korte vefhalen. een vondst. ,,Tibe Daring Young Man"; Saroyan. Welk een „daring young man" inderdaad! „On the Flying Trapeze", de acrobaat aan de trapeze der literatuur, of liever der schrijfkunst. Ieder die wel eens met die trapeze in aanraking is gekomen, weet hoe ongelooflijk moeilijk ze te hanteeren en te beheerschen is, hoe ze altijd weer weet te ontglippen, altijd weer tot onhandige be wegingen. tot schokken en etcoten aanleiding geeft, en hoe het zelfs den volleerdsten acro baat onmogelijk is het tot volledige vol maaktheid te brengen! De verhalen gaan over de verschillendsle onderwerpen; er zijn er een paar bij, die het gewone type „kort verhaal" wat al té veel na deren; maar het meerendeel is toch, zoowel •wat vorm als inhoud betreft, van een ver bluffende oorspronkelijkheid en frischheid. Bijvoorbeeld; „Dear Greta Garbo". een brief van een figurant, die éénmaal emplooi heeft gehad, in drie dagen tijids zichzelf elf maal is gaan zien. tot de conclusie is gekomen, dat hij een volmaakt „jeune premier" zou kun nen zijn en nu tegelijkertijd geleid door een reusachtige simpelheid en verwaandheid, Greta Garbo verzoekt hem een handje helpen. Lees dat prachtige, kinderlijke einde van den brief: „Ik heb een flinke stem en kan de rol van „lover" heel goed tpelen, dus ik hoop dat u me deze kleine gunst wilt be wijzen. Wie weet. of ik niet nog eens op een dag de hoofdpersoon in een film met u zal spelen. Met vriendelijke groeten, Felix Olvia." Daar is ook dat prachtige „War", de ge schiedenis van een Duibsoh jongetje, een echt jong Pruisje, Josef, een Amerikaantje van Slavische afkomst, en Irving, een drocmerig en melancholiek Jcodoch jongetje. Met hun drieën vertegenwoordigen ze drie rassen on een vechtpartij tusschen Karl en Josef op een avond in de straat, terwijl Irving er ver schrikt en met tranen in zijn oogen bij staat te kijken, vertegenwoordigt voor Saroyan een conflict tusschen drie rassen, en geeft hem aanleiding tot één van zijn mooie schetsen. Er is dat rake verhaal Harry", het ver haal van den jongen. die een wonderlijke flair en een wonderlijke voorliefde voor „geldma ker/' had. die geld maakte uit alles, zolfs toer. hij tuberculose kreeg en zijn ziekte ver waarloosde, omdat hij zijn passie voor geld maken niet onderdrukken kon. die stervende r.cg geld maakte, en na zijn dcod in de stad van zijn inwoning tot een cocrl legendarische figuur werd. aan wien men diverse gevleu gelde gezegden ontleende. Wat denkt Saroyan zelf over dit alles? ..Ik wil dat u weet, dat ik me erg interesseer voor wat de menschep zich herinneren. Een jeng schrijver gaat overal naar toe en praat met de menschen. Hij probeert uit te vinden wat zij zich herinneren. Ik gebruik geen wijdsch materiaal voor een kort verhaal. In dit werk gebeurt niets. Ik ben niet bezig een fantas tische intrige te fabriceeren. Ik hou er geen gladde manier van schrijven op na. Ik bouw geen mooie sfeer op. Ik wil noch dit, noch een ander verhaal aan „The Saturday Evening Fost" of de „Cosmopolitan" of „Harper's" ver- koopen. Ik probeer niet te coi urresren met groote schrijvers van korte verhalen, zooals Sinclair Lewis en Joseph HergesRèimer en Zane Grey, meischen, die werkelijk weten hoe ze schrijven moeten, hoe ze verhalen moeten maken, die verkocht kunnen worden. Rijke menschen. die alle regels kennen over in triges en karakter en stijl en sfeer en zoo. Ik hoef niet beroemd te worden. Ik wil noch cte Pulitzer, noch de Nobel, noch een anderen prijs winnen. Ik zit hier in het Westen- in San Francosco, in een klein kamertje in Carl Street, en ik schrijf een brief aan gewone menschen, en vertel ze in eenvoudige taal dingen die ze al weten. Ik maak alleen maar een verslag, dus als ik soms een beetje af dwaal. dan is dat. omdat ik geen haast heb en omdat ik de regels niet ken. Als ik er een en- keien wensch op na houd, dan is het dezede broederschap van de menschen aan te toonen. Dat is een groot woord en het klinkt een beetje duur. Gewoonlijk zijn de menschen bang zulke woorden te gebruiken. Ze zijn bang dat wereldwijze menschen om hen zullen lachen. Maar het kan me niet schelen. Voor mijn part lachen de wereldwijze men schen. Daar zijn ze wereldwijs voor." Dat is William Saroyan's geloofbelijdenis: wie ook zoo denkt en wie ook zoo voelt die leze dit prachtige boek! WILLY VAN DER TAK. Van aangespoelde zeebewoners. Volgens oude kronieken zijn er op onze kust nog al eens walvisschen of van hun verwanten aan gespoeld. die men dan beschouwde als de voorboden van allerlei onheilen als ziekten onder menschen of dieren, dijkdoorbraak, lar.g durige droogte of zware regens. Zoo spoelde er in 1577 aan de Scheldeoevers een walvisch aan van ongeveer 18 meter; in 1594 te Zand- voort een van plm. 6 meter; in 1598 te Kat wijk een van pl.m. 18 meter: in 1629 een bij Zandvoort van pl.m. 20 meter, doch van alle narigheden, die men er van verwachtte,is niets gebleken. Oefening 105, Kruipoefeningen zijn buitengewoon nuttig voor het le- nig maken van de wervelkolom en 't versterken van de rugspieren. Alzoo: het heele gezin op de knieën. Terug naar de kinderjaren! Wat houdt gymnastiek je toch jong!! De armen worden nu gebogen, zooals de hierbij geteekende figuur aangeeft. Nu met groote kruipende passen de kamer door. gang over en andere kamers door. al naar de rm— "in Uw huis toelaat, 't Is mis- schic als u onderweg huisgenooten teger ar dan laat u ze maar mee doen Oefening 106 is een krachtoefening vo^r de armen en schouders, Probeert U eens en kele meters af te leggen, alléén door het ge bruik van uw armen. De beenen sleepen over den grond. Let u er op, dat het lichaam niet doorzakt, dus ongeveer recht blijft? Oefening 107. En nu een uitsteken- de lenigheidsoefe- nine! In spreid- stand den romp i laten vallen, zoo- ly) V dat liet hoofd zoo 'tf V/W dicht mogelijk bij if (/w de knie komt. Even 4»^. nog doorveeren (de armen han gen slapjes naar beneden) dan snel oprichten en laten vallen naar de andere knie. Tien maal herhalen zonder de knieën te buigen. Oefening 108. Mevrouw, nu moet v. v u toch heusch even meedoen! Gaat u eens met de ruggen iKmS'/A tegen elkaar zit- III\W Ml. ten: armen in el- lü=- kaar gehaakt. De knieën zoo ver mo gelijk buigen, en nu, elkaar steunend (zoo als dat in gelukkige gezinnen wel meer voor schijnt te komen) naar boven probeeren te komen, tot u beiden staat. De voeten blijven precies op dezelfde plaats staan. Nu 'ook weer gaan zitten. De eerste keeren langzaam en voorzichtig, maar later kunt u het wel eens snel doen. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 15