EEN STAP VOORUIT! Een Hondenleven DINSDAG! OCTOBER 193S HAAR E EM'S DAGBEAD 3 Zijnde Fragmenten uit het Dagboek van een Teckel, den Baas to egeblaft. Lo-Cj-tzitn frij, Oma. Vaak gaan we op bezoek bij Bob's Oma. Ik mag dat wel. Zij heeft nooit een hond ge had, en begrijpt dus niet veel van ons, maar ®e is vol goede bedoelingen, en haar koek jestrommel is altijd vol. Nu heb ik veertien dagen bij haar logeerd. De familie was met vacantie. Mama had mij op zulke gebeurtenissen voorbereid, en toen ze koffers gingen pakken begreep ik dus al hoe laat het was. Mij meenemen ging niet, want het automobilisme en mijn maag willen het maar nooit met elkaar eens wor den. Enfin, het duurde een dag, ze waren allemaal nerveus en ik werd het van den weeromstuit ook, vooral omdat er driemaal iemand over mij struikelde. Maar toen ze weggingen zat ik diepbedroefd bij het hek, met dien weemoedigen blik vol eindelooze vragen die den Mensch zoo onroert. „De schat", zei Ankie. „hij huilt echt". En ze zoende mij op mijn neus, zoodat ik niesde en zij er meteen genoeg van had. Daarna bracht Lotte mij naar Oma. Ik kwam er met hangende staart, knikkende knieën en betraande oogen aan en kreeg dadelijk een been. Daarna hebben wij het veertien dagen lang redelijk goed met elkaar kunnen vinden, ofschoon zij nooit zal ieeren wat een hond is. Het is blijkbaar te laat. Haar standpunt is, dat een hond zijn meest aangeboren liefhebberijen moet op geven omdat het niet die der menschen zijn. Zij wil niet dat ik al haar kippen het nacht hok injaag en den haan een figuur tegenover de kippen laat slaan als ik zijn ellendig kuke leku overstem met mijn mooiste gehuil. Zij vindt het laakbaar dat ik dan achter een struik ga zitten wachten tot het heele stel letje pluimvee weer buiten is en het dan op nieuw naar binnen jaagen zoo een keer of tien achter elkaar. Zij heeft mij een heelen dag binnengehouden omdat ik één kip, die losgeraakt was en door den tuin fladder de, wat veeren heb uitgetrokken. En dat deed ik toch alleen om erom te kunnen lachen, en omdat die stomme tok-tokkers zoo ver velend Qp elkaar lijken. Nu was er eindelijk eens één die er anders uitzag, en hoe! Ik grinnik nog als ik eraan denk. Ook vindt Oma het vies, of onnet, de vuilnisbakken leeg te halen, en als het in haar straat vuilnisbakkendag was. probeerde zij me binnen te houden, maar het mislukte telkens, want er ging altijd wel een deur open en dan was ik er, met vreugdegeblaf, meteen tusschen uit. Want Oma is niet snel meer. Haar gemis aan snelheid heeft haar geluk kig belet, mij op te voeden volgens haar in zichten. Ik kan mij geen menschelijke op vattingen aanmeten en wil dat trouwens ook niet. Een teckel ben en blijf ik. Mijn waakschheid waardeerde Oma wel. Veertien dagen en nachten lang verkeerde ze eindelijk eens in volkomen veiligheid. Toen ik wegging voelde ik mij werkelijk een beetje bezwaard, haar weer aan haar hondenloos lot over te laten. Meermalen trouwens had ik haar 's avonds peinzend liggen aankijken en gedacht: „Hoe is het mogelijk! Hoe ris keert ze het! En wat onverantwoordelijk van de familie, om haar zonder hond te laten!" Maar er zijn van die menschelijke rari teiten, waarbij zelfs een teckel-verstand stil staat en het opgeeft als een hopelooze zaak. Oma vond het ook niet aardig dat ik geen kunstjes op commando vertoonde. In haar tijd werden honden blijkbaar allemaal als circusnummers afgericht, want als er andere Oma's op bezoek kwamen vroegen die al tijd: „Kan hij mooi zitten? Kan hij vragen?" en zoo. en dan moest Oma spijtig zeggen. „Neen, ik begrijp het niet, want hij is toch ■heusch niet dom. Maar hij springt prachtig!" en soms liet z?, me tien luchtsprongen maken voor één klein stukje vleesch, tot ik er doodmoe en kwaad van was. Wat hebben die dingen voor zin? Honden behoeven toch niet voor le vensverzekeringen gekeurd te worden? Bij Oma leek het daar waarachtig op. Net zooiets als de tien diepe kniebuigin gen die de dokter (zooals mijn vriend James, de doktershond. mij vertelt) door zijn verzeke ringsklanten laat uitvoeren. Sommigen vallen erbij om zegt James. Erg sterk in kunstjes is de mensch meestal zelf niet. Ondanks al deze kleine strubbelingen kon den Oma en ik, zooals gezegd, het wel met elkaar vinden. Mijnerzijds deed ik eenige concessies en berustte af en toe in de po-itie van schoothond. Ik begreep tenslotte heel goed dat Oma niet met mij kon gaan jagen. Maar toen Bob mij tenslotte kwam halen was ik dolblij. Ik geloof dat ik nog nooit zoo blij ben geweest. Ik ben alle stoelen op- en af gevlogen, en de vensterbank in en uit. en heb op mijn achterpooten om hem rondge danst. „Hij kan tóch kunstjes maken", zei Oma die het toch eigenlijk wel leuk vond dat ik zoo blij was haar kleinzoon te zien. „Ja", zei Bob. „Als hij zelf wil". En dat is nou de preciese, volledige waar heid. Zoo'n kleine jongen begrijpt de teckel- ziel Schoolkinderen bejubelden Prinses Juliana. Philips keert elf procent uit. Naar wij vernemen zal door commissarissen der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken aan de jaaiiijksche algemeene vergadering van aandeelhouders worden voorgesteld, over het boekjaar 1934 35 uit te keeren een dividend van 11 pet. op de gewone aandeelen en een van 7 pet. op de preferente aandeelen. Door den raad van beheer der N.V. Gemeen schappelijk Bezit van Aandeelen Philips' Gloeilampenfabrieken zal aan de jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders worden voorgesteld over het- boekjaar 1934 35 een dividend uit te keeren van 11 pet. op de ge wone aandeelen en een van 7 pet. op de pre ferente aandeelen. Buitengewoon hartelijke huldiging. School voor geleidehonden geopend. Na het vertrek van de Koningin uit de hoofdstad heeft Prinses Juliana zich Maan dagmiddag per auto naar dit stadsdeel be geven, ter officieele opening van de bij de Kruislaan gevestigde school van de stichting „Het Nederlandsch Geleide-hondenfonds". Eerst geruimen tijd na het uur. voor haar aankomst aldaar vastgesteld, nl. drie uur, is de Prinses daar gearriveerd, aangezien de grootsche hulde van schoolkinderen van Oud-Watergraafsmeer. Diemen en omliggen de plaatsen, welke haar op den Middenweg was bereid, den stoet langer heeft opgehou den dan verwacht was. De geheele breede weg van het Rechthuis tot de Kruislaan was aan beide zijden „ge markeerd" door duizenden enthousiaste schoolkinderen, bijna allen met een oranje of rood-wit-blauwe vlag in de eene en een ruiker herfstbloemen, afkomstig van de volks- en schoolwerktuinen, in de andere hand. Bij hen hadden zich mede verschil lende Oranje-gezinde buurtvereenigingen en jeugdorganisaties met hun vlaggen gevoegd en zoo trotseerde deze ontelbare schare en haar geleiders langen tijd den doordringen den, kouden regen, die vrijwel onafgebroken neergutste. Maar de baloorigheid van de na tuur vermocht allerminst afbreuk te doen aan de goede stemming: het enthousiasme der jeugd kon door geen regen of wind wor den verstoord! Toen de auto van de Prinses te ruim drie uur den toegang tot Oud-Watergraafsmeer bereikte, werd hier een oogenblik halt gehou den om de leden van het Comité, dat zich voor deze huldiging gevormd had. gelegen heid te geven, de Prinses bloemen aan te bie den, welke door haar op hartelijke wijze werden aanvaard. Daarna voltrok zich een ware zegetocht door de dikke, dubbele haag van de duizen den kinderen, die juichend en jubelend met hun vlaggen zwaaiend, de Prinses op aller hartelijkste wijze verwelkomden. Zij verga ten hun ontzag voor politieruiters- en agen ten en diongen zich tot op het midden van den rijweg om hun bloemen neer te strooien, zoodat de gesloten auto, waarvan kap en ra diator weldra onder Flora's kinderen schuil gingen, over een tapijt van asters, chrystan- ten en andere bloemen reed. Slechts zeer langzaam kon de auto onder de opdringende kinderen vooruitkomen. Eerst te half vier kwam de Prinses met haar gevolg en den burgemeester, dr. W. de Vliugt, aan de school voor geleidehonden bij de kruislaan aan. Daar wachtten reeds ge- ruimen tijd de commissaris der Koningin in Noord-Holland, jhr. mr. dr. A. Röell, en de Minister van Sociale Zaken, mr. M. Slingen- berg. Na de ontvangst werd de hooge bezoekster naar een groote tent geleid, welke was opge slagen op het oefenterrein en waaronder zich een groot aantal genoodigden had ver zameld. Namens het bestuur van de Stichting Het Nederlandsch Geleidehondenfonds, was het de voorzitter, baron W C. J. J. van Voorst tot Voorst, die de Prinses, de autoriteiten en de andere genoodigden het welkom toeriep. De rede van de Prinses luidde als volgt: „Toen tot mij het verzoek gericht werd deze school te openen, heb ik mij daartoe gaarne bereid verklaard. Van harte heeft het Nederlandsche Roods Kruis zich verheugd over het tot stand komen Uwer Stichting en heden is het ons dan ook een bijzonder genoegen U onze gelukwenschen te kunnen uitspreken, staande op deze plaats met het zichtbaar resultaat voor oogen. dat uw Bestuur door wakkeren arbeid en liefde volle toewijding tot het doel. binnen zoo kor ten tijd heeft weten te bereiken. Dat zulks mogelijk is geweest ondanks de moeilijke tijden, die wij beleven, is zeer zeker een verblijdend symptoom, een bewijs en gelukkig niet het eenige van deze soort dat er nog door velen in den lande gegeven wordt, wanneer een beroep wordt gedaan ten behoeve van den lijdenden medemensch. Er is hier iets tot stand gebracht, dat velen, die het genot van het zonlicht moeten derven, ongetwijfeld met nieuwe kracht en nieuwen moed zal aangoi*den op hunnen duisteren we^ door het leven en niet minder zeker hun har ten met erkentelijkheid zal vervullen jegens hen, aan wier initiatief en volharding deze stichting haar ontstaan te danken heeft. Bij onze gelukwenschen aan Uw Bestuur voegen wij de verzekering van de waardeerin van het Nederlandsche Roode Kruis, dat met levendige belangstelling den pioniersarbeid gevolgd heeft, die hier is verricht." Den heer H. Munnik, die de honden voor hun bijzondere taak africht, overhandigde d: Prinses hierna een onderscheiding ten teeken van de warme sympathie van het Nederland sche Roode Kruis voor het werk van de Stich ting. „Onze beste wenschen" zoo zeide Prinses Juliana „blijven haar vergezellen! En hier mede verklaar ik dit gebouw geopend Rede Minister Slingenberg. Het woord was vervolgens aan den Minis ter van Sociale Zaken. mr. M. Slingenberg. die opmerkte, dat een van de ergste gevolgen van den oorlog geweest is het blind worden van zoovele jonge mannen. De regeeringen van de oorlogvoerende landen hebben begre pen, dat op haar de plicht rustte om voor hen allen dit onheil te verzachten door hun zooveel mogelijk behulpzaam te zijn, opdat zij zich ondanks hun blindheid weder onaf hankelijk in de samenleving zouden leeren bewegen. Zoo is men gekomen op het denkbeeld om honden af te richten voor het geleiden van blinden. Spr. gaf uiting aan de groote in stemming, waarmede de regeering het op richten van een school voor geleidehonden ook in ons land heeft gezien: hij sprak den wensch uit, dat de stichting de daadwerke lijke belangstelling en den daadwerkelijken steun moge vinden, waarop zij aanspraak mag maken. Prinses Juliana, voorzitster van het Neder landsche Roode Kruis, heeft hierna de school met een rede geopend, waarna zij den heer H. Munnik. penningmeester van de Stich ting. voor zijn arbeid ten bate daarvan het Kruis van Verdienste van het Roode Kruis overhandigde. AMSTERDAM PROPAGEERT MELKGEBRUIK k De vierweeksche propaganda te Amsterdam voor het grooter gebruik van melk en zuivel producten is Dinsdagmiddag geopend door dr. I. H. J. Vos, oud-wethouder, lid der Tweede Kamer. Nadat deze een korte rede had uitge sproken, hield prof. dr. A, H. M. J. van Rooy een voordracht over „Het belang van de melk- voeding voor de volksgezondheid". Wederom een lijk op Texel aangespoeld. Nog steeds geen nadere bijzonderheden over het vergane schip. Maandag is wederom, thans op De Koog. een lijk aangespoeld. De doode is een jong, blond persoon. Bijzondere kenteekenen ontbreken. Ook dit slachtoffer van den storm droeg slechts weinig kleeren. Het lijk is naar het Gemeentehuis te Den Burg overgebracht. Daarheen is ook reeds ver voerd het lijk, dat Zondag op de Vliehors aangespoeld is. Op de Vliehors drijft op het oogenblik zeer veel nieuw hout aan, voornamelijk battings. Eveneens is aangespoeld een deel van een nieuwe sloep, waarop slechts voorkomen de letters D. en P. Verwacht wordt, dat bij veranderen van den wind nog meer hout van het in de Eierland- sche Gronden vergane schip zal komen aan drijven. Aanslag op een colporteur. Bij het C. S. te Amsterdam. Slachtoffer door revolverschoten gewond. Dader was een politiek tegenstander van hem. Door onze lens gesnapt. Omstreeks 20 minuten voor 4 was voor het Centraal Station te Amsterdam aen colporteur van de N.S.B. bezig het blad „Volk en Vader land" te verkoopen. Voor het station was het op dat tijdstip tamelijk druk. Een man, die tot dusverre nog door niets de aandacht had getrokken stond vlak in de nabijheid van den colporteur, die zich had op gesteld naast den hoofdingang bij de brieven bus. Zonder een woord te zeggen, loste deze man plotseling door zijn jaszak een viertal schoten, die zeer snel op elkaar volgden. De colporteur, die nog opzij trachtte te springen, werd door de schoten gewond. De man, die den aanslag had gepleegd, poogde zich na zijn daad door de vlucht in veiligheid te stellen. Hij rende het Stationsplein op in de richting van het Damrak. Nog voor hij echter het middenplein had verlaten, veran derde hij blijkbaar van gedachten en sloeg hij linksaf in de richting van het koffiehuis der Noorahollandsche Tram. Bij de groote lichtmast gekomen, was hij omringd door het publiek, dat aanvankelijk naar alle richtingen uiteen was gestoven en dat bijna onmiddellijk de vervolging had ingezet. Onder den kreet „houdt hem, houdt hem. hij heeft geschoten", was hij spoedig gegrepen. De man trachtte zich los te rukken, doch op hetzelfde oogenblik waren twee agenten, die op het geluid van de schoten naderbij waren gerend, ter plaatse en arresteerden den man onmiddellijk. Hij poog de zich nog te verzetten, doch dit gaf hem 1 niets. Omringd door het publiek werd hij naar het posthuis in het Centraal Station overge bracht, waar hij' onmiddellijk werd gefouil leerd. De politie vond twee automatische pisto len op hem. De gewonde was intusschen door den G. G. en G. D„ die zeer spoedig ter plaatse was naar een der ziekenhuizen overgebracht. De dader bleek te zijn de 46-jarige B. Hij hield verblijf in een logement in de Sint Ja- cobsstraat te Amsterdam. Hij heeft volstaan met op het bureau, waar hij werd gehoord, zijn naam en woonplaats op te geven. Verder was er niet veel uit hem te krijgen. De man verkeerde in een zeer opge wonden en overspannen toestand. Voor korten tijd was hij werkzaam in Frankrijk, waar hij o.a. aan de Michelin- fabrieken werkte. Op hem werd behalve eenige getuigschriften, een anarchistische krant gevonden. Hij heeft geen reden opgegeven voor zijn daad. In den namiddag is ook het slachtoffer, de 34-jarige L. D. verhoord. Ook hij kon over het geval weinig verklaren. Zonder dat er eenige sprake is geweest van een woordenwisseling, werd hij door B., dien hij niet kende, neerge schoten. Hij is getroffen door drie of vier kogels en in het Wilhelminagasthuis opgenomen. Zijn toestand is naar omstandigheden redelijk wel. In den loop van den avond zijn een groot aantal getuigen gehoord. Ned. Bond tot het Redden van Drenkelingen. De droeve lijst. In het tijd vak van 28 Augustus tot 28 Sep tember verdronken in ons land: 13 jongens beneden den 16-jarigen leeftijd. 8 meisjes idem, 24 mannen en 2 vrouwen, te zamen 47 personen. In dat tijdvak werden gered: 8 jongens be neden den 16-jarigen leeftijd. 8 meisjes idem, 16 mannen en 3 vrouwen, te zamen 35 perso nen, waarvan 18 zwemmend werden gered, de overigen door handreiking of met behulp van reddingsmiddelen, waarbij bootjes. Er reden 8 auto's te water. Er werden gered of wisten zich te redden 44 personen, waarvan velen ernstig gewond. Er verdronken daarbij 2 personen. Het aantal dooden te water stijgt van 47 tot 49. het aantal geredden van 35 tot 79. Het gevoel voor Mensclielijk- heid heeft mij nog niet verlaten. Immanuel Kant, eenige oogen- blikken voor zijn dood. De vraag, of de oplossing van het conflict tusschen Italië en Abessynië al dan niet ge zocht zal worden langs den weg van het ge weld. kan niet worden beantwoord. Even min de vraag, of het mogelijk zal zijn een zoo dicht bij het Suez-kanaal gevoerde oorlog blijvend gelocaliseerd te houden. De toekomst ligt in den schoot der Goden verborgen, zoowel voor den optimist als voor den pessimist. Desniettemin heeft het spel, dat gedurende de laatste maanden op 's we relds schouwtooneel gespeeld wordt, ons iets kunnen leeren. En wel dit: wat ook de oogen- blikkelijke kracht van het volkenbondsappa raat moge zijn. de volkenbondsidée leeft! Het is in 1935, een-en-twintig jaren na het uitbreken van den wereldoorlog, niet meer mogelijk, dat een Europeesche staat oorlog „maakt"' zonder de inmenging van de an dere Europeesche staten. De geheime diplo matie moge thans nog even intensief arbei den als vóór 1914, zij moge politieke combi naties tot stand brengen al dan niet ten doel hebbend de handhaving van den status quo in de oude wereld, zoodra de gedragingen van de diplomatie leiden tot dreigend oor logsgevaar, klinkt in de vergaderzaal van Genève de stem van Europa. Én hoe die stem nu ook klinken moge, oprecht, of onoprecht, zij wordt gehoord door de volken. En -er wrdt naar geluisterd! Dit is de stap de groote stap die ge zet is in de goede richting. En ook al zou de politiek van Genève. die ditmaal nog ken merkend het stempel ..made in England" draagt, niet tot resultaat hebben, dat zekere levensbelangen van het Italiaansche volk op vreedzame wijze behartigd kunnen worden, ja, al zou het Italiaansch-conflict uitgroeien tot een Europeesch en daarmecie tot een ge heel de wereld rakend conflict, dan nog zou de groote stap gezet blijven. De stem van Genève zal voor korteren, of langen tijd overdonderd kunnen worden door het ge schut, maar eenmaal moet dat geschut weer zwijgen en dan zal die stem opnieuw op klinken, luider en nadrukkelijker dan thans. Waarom? Omdat zij niet de stem van menschen is. maar de stem van een Idee. De Idee, die ook tot ons gesproken heeft door den mond van den voornamen mensch Im manuel Kant, de Idee, die zich nog van de zen geest wilde bedienen voor dat de drager er van uit het aardsche leven heen ging. De Humaniteit. Deze Idee is het, die vreemd moge het wellicht klinken, voor hem, die het wereld gebeuren alleen beoordeelt naar de uiterlijk heden en de woorden en gebaren van de he- dendaagsche heerschers haar plaats ver overd heeft in de wereld van de Westersche beschaving. En er is geen mensch zoo mach tig, dat hij haar uit onze samenleving blij vend verbannen kan. Een Duitsche wijsgeer, voor wien de laatste jaren de belangstelling groeiende is. Hegel. doet in zijn filosofie van de geschiedenis opmerken, als hij de op komst van de westersche beschaving be schrijft: „Der germanische Geist is der Geist der neuen Welt. deren Zweck RieRealisierung der absoluten Wahrheit als der unendlichen Selbstbestimmung ist, der Freiheit, die ihre absolute Form selbst zum Inhalte hat". Over gebracht in voor den niet filosofisch ge schoolden lezer begrijpelijke taal: de op komst van de westersche beschaving is de opkomst van den vrijen mensch. van den mensch, die de waarheid van het eigen leven in het eigen Ik zoeken wil. maar ook aan het niet-Ik dat recht toekent. Dat Hegel sprak van een Germaanschen geest wil niet zeggen, dat hij den geest der vrijheid een geografisch afgebakend gebied toedacht waar hij heerschen zou. Het nieuwe ontstond in West-Europa, maar de grenzen van het gebied waar dat nieuwe heerschen zal zijn voortdurend bewegend, eindeloos bewegend. Welnu, men moet wei een grenzenlooze op timist zijn om te gelooven, dat de thans reeds eeuwen geduurd hebbende moeilijke worsteling van den Westerschen mensch voor vrijheid (en dit woord nu in zijn hoogsten zin», plotseling in een zege zou omslaan! En dit louter en alleen dankzij een in een on zuivere sfeer tot stand gekomen vredesver drag. Neen, 1919 is geen keerpunt in de ge schiedenis. Er zijn geen keerpunten. Er is onafgebroken voortgang naar een ons onbe kende toekomst. Wij menschen. die de ge schiedenis maken, zijn als wevers, die niet weten wat zij weven, maar alleen terug kun nen zien naar hetgeen onder hun handen tot stand kwam. En dan nog in velerlei opzicht zonder alle door hen geweven figuren te be grijpen. Maar één figuur kunnen wij wèl begrijpen. Het motief, dat tot nog toe door ons weefsel heeft geloopen en er door zal blijven loopen. zoo lang wij. Westerlingen, wevers blijven. Dat is het motief van den vrijen mensch. Het is mijn onwrikbare overtuiging, dat onze beschaving leven zal zoolang de vrije mensch zich zal kunnen ontwikkelen. Of het dan de wil van de Onbekende Macht, die het wereldgebeuren bestiert, is, dat de prin cipes van de westersche beschaving eenmaal de principes van een heel de aarde omvat tende beschaving zullen zijn, vermag nie mand onzer te zeggen. Al zou men geneigd zijn de vraag bevestigend te beantwoorden, wanneer men heeft nagedacht over de groot ste zichtbare schepping van den Westerschen geest: de arbeids- en verkeerstechniek. De techniek die in haar ontwikkeling doende is het begi'ip afstand te dooden en daarmede ook de werkelijkheid van den afstand, is wel licht een der eerste voorboden van ecc nieu we wereldsamenleving, waarvan wij, die thans leven, niets zullen aanschouwen. Zoo denkende krijgen Kants woorden, die aan het hoofd van dit artikel werden ge plaatst hun diepe en ware beteekenis voor ons. Kant was een der grooten onder de te gelijk met hem levenden. Dat wil zeggen: Kant zag verder, scherper dan de anderen. Hoog greep hij naar zijn Idee der Humani teit, hooger al weer dan vele grooten vóór hem. maar hij kón hooger grijpen, omdat hij hooger stond. In ons wijsgeerig denken kunnen wij niet meer loskomen van den Koningsbergschen filosoof, wellicht, dat wij tenslotte toch ook niet meer kunnen loskomen van hem in ons willen! Wellicht, dat al het leed, dat geleden werd en wellicht nog geleden worden zal, dienen moet om ons te doen beseffen, dat voor den vrijen mensch. die wij zijn willen, Kants gebod onverbiddelijk geldt: de motie ven van ons handelen zoo te doen zijn. dat zij de motieven van het handelen van ieder kunnen zijn. In kleinen kring. In grooten kring. Door zoo de dingen om ons heen te be schouwen krijgen de mislukkingen van het Volkenbondsapparaat in ons denken en ho pen de juiste proporties en verwerft de Idee. die achter de handelingen van de menschen te Genève schuil gaat. haar ware groote gedaante. En lachen wij niet meer om lie den. die hopen op een overwinning van den geest van Genève. dat is de geest van Kant. Zooals schrijver dezes nog deed. toen het zichtbare van het wereldgebeuren hem meer belangsteling inboezemde dan het onzicht bare. Een groote stap is gezet in de goede rich ting. Zoo zij de laatste is, heeft het Westen zijn rol gespeeld. Maardan heeft ook het gevoel voor Humaniteit ons losgelaten. En dit kan toch niet? W. LUBBERINK. De heer J. G. A. KLEIN. De heer J. G. A. Klem is Haarlemmer van geboorte. Hij was 10 jaar in Tilburg werk zaam als chef van een schoenenfabriek. In 19C6 kwam hij naar Haarlem, waar hij de zaak van zijn vader voortzette, die in dat jaar was overleden. In 1914 werd aan de Ambachtsschool een avond-cursus geopend voor schoenmakers. De heer Klein werd met ingang van 1 Octo ber 1914, benoemd tot leeraar aan dien cur sus. om les te geven in praktijk, theorie en vakteekenen. Op zijn verzoek werd hem met 1 October 1925, ontslag verleend. Na zijn zaak te hebben overgedaan, werd hij in 1921 lid van de R.-K. Reclasseerings- vereeniging en in 1922 lid van den Reclas- seeringsraad als vertegenwoordiger van ge noemde vereeniging. In 1927 werd hij lid van de Reclasseerings-commissie. Toen in 1925" de secretaris van de R.-K. Reclasseeringsvereeniging door drukke be zigheden moest bedanken, werd de heer Klein in zijn plaats benoemd. Buiten het Reclasseeringswerk was hij van 1930 tot 1934 lid van de R.-K. Vereeniging voor Gezins-voogdij. Hij is nu ook weer lid van de Commissie voor het Woonwagenwerk, aan welke com missie hij reeds vroeger was verbonden. Bemanning op het nippertje gered. Motorboot zonk op het IJselnieer. AMSTERDAM. Tijdens den hevigen storm, die Zondagavond op het IJselmeer heeft ge woed is de motorboot „Groningen VI" van de Groninger-Lemmer Stoombootmaatschappij te Amsterdam op nog geen kilometer afstand van de haven van Lemmer gezonken. In den afgeloopen nacht te omstreeks 12 uur werden te Lemmer noodseinen gezien op ongeveer 4 K.M. bezuiden de haven, Er woedde op dat oogenblik een hevige storm uit het Zuidwesten. De motor-reddingboot „Hilda" onder commando van schipper Kolk van de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat schappij vertrok onmiddellijk uit de haven. Zij mocht er in slagen het gezonken motorschip te bereiken. De machinekamer was vol water geloopen. Toen de „Hilda" de boot bereikte was het schip reeds zinkende. De leden der be manning. in totaal 3 personen, waren in de mast geklommen. Zij verkeerden in uitgeput- ten toestand en konden nog juist op het nip pertje worden gered. Brandende dekens trokken de aandacht 30 Sept.. (A.N.P.) Uit Lemmer vernemen wij aangaande het zinken van de motorboot „Groningen VI" nog dat het schip voorbij Urk door den hevigen storm is overvallen. Het schip maakte weldra hevig slagzij. Tengevolge van het binnenstroomende water stopte de mo tor. Men heeft toen op alle mogelijke wijzen getracht de aandacht van den wal te trekken. Hierin is de bemanning door het aan dek in brand steken van dekens gelukkig geslaagd. De Koningin is uit Amsterdam vertrokken. Tot het laatste oogenblik groote belang stelling voor het Koninklijk bezoek. Met den gewonen trein, die om 2.11 van het Centraal Station vertrekt, en waarin een koninklijk salonrijtuig was opgenomen, is de Koningin Maandagmiddag naar Apeldoorn vertrokken. Op het Stationsplein en op het eerste per ron was zeer veel belangstelling. Terzijde van de Koninklijke wachtkamer waren kin deren uit het weeshuis der Ned.-Duitsch Her vormde Gemeente, aan de Volkerakstraat, dat de Koningin dezer dagen heeft geopend, op gesteld. Alle kinderen hadden oranje-vlagge tjes in de hand. Behalve de burgemeester waren aanwezig de commissaris der Koningin in Noord Hol land jhr. mr. dr. A. Röell: generaal-majoor baron van Voorst tot Voorst: de onder-com mandant van de marine te Amsterdam, kapi tein Meyer Ranneft- en de heer van Manen, lid van de directie der Nederlandsche Spoor wegen. De Koningin, die uitgeleide werd gedaan door Prinses Juliana werd met luid gejuich op het jerron begroet. De prinses onderhield zich tot iet laatste oogenblik met haar moeder. De Koningin sprak nog enkele vriendelijke woor den tot de weeskinderen om daarna het sa lonrijtuig te betreden. Onder luid gejuich van het publiek zette de trein zich in beweging.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 5