EEN STAP VOORUIT!
Een Hondenleven
DINSDAG! OCTOBER 193S
HAAR E EM'S DAGBEAD
3
Zijnde Fragmenten
uit het Dagboek
van een Teckel, den
Baas to egeblaft.
Lo-Cj-tzitn frij, Oma.
Vaak gaan we op bezoek bij Bob's Oma. Ik
mag dat wel. Zij heeft nooit een hond ge
had, en begrijpt dus niet veel van ons, maar
®e is vol goede bedoelingen, en haar koek
jestrommel is altijd vol.
Nu heb ik veertien dagen bij haar
logeerd. De familie was met vacantie. Mama
had mij op zulke gebeurtenissen voorbereid,
en toen ze koffers gingen pakken begreep ik
dus al hoe laat het was. Mij meenemen ging
niet, want het automobilisme en mijn maag
willen het maar nooit met elkaar eens wor
den. Enfin, het duurde een dag, ze waren
allemaal nerveus en ik werd het van den
weeromstuit ook, vooral omdat er driemaal
iemand over mij struikelde. Maar toen ze
weggingen zat ik diepbedroefd bij het hek,
met dien weemoedigen blik vol eindelooze
vragen die den Mensch zoo onroert. „De
schat", zei Ankie. „hij huilt echt". En ze
zoende mij op mijn neus, zoodat ik niesde
en zij er meteen genoeg van had.
Daarna bracht Lotte mij naar Oma. Ik
kwam er met hangende staart, knikkende
knieën en betraande oogen aan en kreeg
dadelijk een been. Daarna hebben wij het
veertien dagen lang redelijk goed met elkaar
kunnen vinden, ofschoon zij nooit zal ieeren
wat een hond is. Het is blijkbaar te laat.
Haar standpunt is, dat een hond zijn
meest aangeboren liefhebberijen moet op
geven omdat het niet die der menschen zijn.
Zij wil niet dat ik al haar kippen het nacht
hok injaag en den haan een figuur tegenover
de kippen laat slaan als ik zijn ellendig kuke
leku overstem met mijn mooiste gehuil. Zij
vindt het laakbaar dat ik dan achter een
struik ga zitten wachten tot het heele stel
letje pluimvee weer buiten is en het dan op
nieuw naar binnen jaagen zoo een keer
of tien achter elkaar. Zij heeft mij een
heelen dag binnengehouden omdat ik één kip,
die losgeraakt was en door den tuin fladder
de, wat veeren heb uitgetrokken. En dat deed
ik toch alleen om erom te kunnen lachen,
en omdat die stomme tok-tokkers zoo ver
velend Qp elkaar lijken. Nu was er eindelijk
eens één die er anders uitzag, en hoe! Ik
grinnik nog als ik eraan denk.
Ook vindt Oma het vies, of onnet, de
vuilnisbakken leeg te halen, en als het in
haar straat vuilnisbakkendag was. probeerde
zij me binnen te houden, maar het mislukte
telkens, want er ging altijd wel een deur open
en dan was ik er, met vreugdegeblaf, meteen
tusschen uit. Want Oma is niet snel meer.
Haar gemis aan snelheid heeft haar geluk
kig belet, mij op te voeden volgens haar in
zichten. Ik kan mij geen menschelijke op
vattingen aanmeten en wil dat trouwens ook
niet. Een teckel ben en blijf ik.
Mijn waakschheid waardeerde Oma wel.
Veertien dagen en nachten lang verkeerde
ze eindelijk eens in volkomen veiligheid. Toen
ik wegging voelde ik mij werkelijk een beetje
bezwaard, haar weer aan haar hondenloos lot
over te laten. Meermalen trouwens had ik
haar 's avonds peinzend liggen aankijken
en gedacht: „Hoe is het mogelijk! Hoe ris
keert ze het! En wat onverantwoordelijk van
de familie, om haar zonder hond te laten!"
Maar er zijn van die menschelijke rari
teiten, waarbij zelfs een teckel-verstand stil
staat en het opgeeft als een hopelooze zaak.
Oma vond het ook niet aardig dat ik geen
kunstjes op commando vertoonde. In haar
tijd werden honden blijkbaar allemaal als
circusnummers afgericht, want als er andere
Oma's op bezoek kwamen vroegen die al
tijd: „Kan hij mooi zitten? Kan hij vragen?"
en zoo. en dan moest Oma spijtig zeggen.
„Neen, ik begrijp het niet, want hij is toch
■heusch niet dom. Maar hij springt prachtig!"
en soms liet z?, me
tien luchtsprongen
maken voor één
klein stukje vleesch,
tot ik er doodmoe
en kwaad van
was. Wat hebben die
dingen voor zin?
Honden behoeven
toch niet voor le
vensverzekeringen
gekeurd te worden?
Bij Oma leek het
daar waarachtig op.
Net zooiets als de tien diepe kniebuigin
gen die de dokter (zooals mijn vriend James,
de doktershond. mij vertelt) door zijn verzeke
ringsklanten laat uitvoeren. Sommigen vallen
erbij om zegt James. Erg sterk in kunstjes
is de mensch meestal zelf niet.
Ondanks al deze kleine strubbelingen kon
den Oma en ik, zooals gezegd, het wel met
elkaar vinden. Mijnerzijds deed ik eenige
concessies en berustte af en toe in de po-itie
van schoothond. Ik begreep tenslotte heel
goed dat Oma niet met mij kon gaan jagen.
Maar toen Bob mij tenslotte kwam halen
was ik dolblij. Ik geloof dat ik nog nooit zoo
blij ben geweest. Ik ben alle stoelen op- en af
gevlogen, en de vensterbank in en uit. en
heb op mijn achterpooten om hem rondge
danst.
„Hij kan tóch kunstjes maken", zei Oma
die het toch eigenlijk wel leuk vond dat ik
zoo blij was haar kleinzoon te zien.
„Ja", zei Bob. „Als hij zelf wil".
En dat is nou de preciese, volledige waar
heid. Zoo'n kleine jongen begrijpt de teckel-
ziel
Schoolkinderen bejubelden
Prinses Juliana.
Philips keert elf procent uit.
Naar wij vernemen zal door commissarissen
der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken aan
de jaaiiijksche algemeene vergadering van
aandeelhouders worden voorgesteld, over het
boekjaar 1934 35 uit te keeren een dividend
van 11 pet. op de gewone aandeelen en een van
7 pet. op de preferente aandeelen.
Door den raad van beheer der N.V. Gemeen
schappelijk Bezit van Aandeelen Philips'
Gloeilampenfabrieken zal aan de jaarlijksche
algemeene vergadering van aandeelhouders
worden voorgesteld over het- boekjaar 1934 35
een dividend uit te keeren van 11 pet. op de ge
wone aandeelen en een van 7 pet. op de pre
ferente aandeelen.
Buitengewoon hartelijke
huldiging.
School voor geleidehonden geopend.
Na het vertrek van de Koningin uit de
hoofdstad heeft Prinses Juliana zich Maan
dagmiddag per auto naar dit stadsdeel be
geven, ter officieele opening van de bij de
Kruislaan gevestigde school van de stichting
„Het Nederlandsch Geleide-hondenfonds".
Eerst geruimen tijd na het uur. voor haar
aankomst aldaar vastgesteld, nl. drie uur, is
de Prinses daar gearriveerd, aangezien de
grootsche hulde van schoolkinderen van
Oud-Watergraafsmeer. Diemen en omliggen
de plaatsen, welke haar op den Middenweg
was bereid, den stoet langer heeft opgehou
den dan verwacht was.
De geheele breede weg van het Rechthuis
tot de Kruislaan was aan beide zijden „ge
markeerd" door duizenden enthousiaste
schoolkinderen, bijna allen met een oranje
of rood-wit-blauwe vlag in de eene en een
ruiker herfstbloemen, afkomstig van de
volks- en schoolwerktuinen, in de andere
hand. Bij hen hadden zich mede verschil
lende Oranje-gezinde buurtvereenigingen en
jeugdorganisaties met hun vlaggen gevoegd
en zoo trotseerde deze ontelbare schare en
haar geleiders langen tijd den doordringen
den, kouden regen, die vrijwel onafgebroken
neergutste. Maar de baloorigheid van de na
tuur vermocht allerminst afbreuk te doen
aan de goede stemming: het enthousiasme
der jeugd kon door geen regen of wind wor
den verstoord!
Toen de auto van de Prinses te ruim drie
uur den toegang tot Oud-Watergraafsmeer
bereikte, werd hier een oogenblik halt gehou
den om de leden van het Comité, dat zich
voor deze huldiging gevormd had. gelegen
heid te geven, de Prinses bloemen aan te bie
den, welke door haar op hartelijke wijze
werden aanvaard.
Daarna voltrok zich een ware zegetocht
door de dikke, dubbele haag van de duizen
den kinderen, die juichend en jubelend met
hun vlaggen zwaaiend, de Prinses op aller
hartelijkste wijze verwelkomden. Zij verga
ten hun ontzag voor politieruiters- en agen
ten en diongen zich tot op het midden van
den rijweg om hun bloemen neer te strooien,
zoodat de gesloten auto, waarvan kap en ra
diator weldra onder Flora's kinderen schuil
gingen, over een tapijt van asters, chrystan-
ten en andere bloemen reed.
Slechts zeer langzaam kon de auto onder
de opdringende kinderen vooruitkomen.
Eerst te half vier kwam de Prinses met
haar gevolg en den burgemeester, dr. W. de
Vliugt, aan de school voor geleidehonden bij
de kruislaan aan. Daar wachtten reeds ge-
ruimen tijd de commissaris der Koningin in
Noord-Holland, jhr. mr. dr. A. Röell, en de
Minister van Sociale Zaken, mr. M. Slingen-
berg.
Na de ontvangst werd de hooge bezoekster
naar een groote tent geleid, welke was opge
slagen op het oefenterrein en waaronder
zich een groot aantal genoodigden had ver
zameld.
Namens het bestuur van de Stichting Het
Nederlandsch Geleidehondenfonds, was het
de voorzitter, baron W C. J. J. van Voorst tot
Voorst, die de Prinses, de autoriteiten en de
andere genoodigden het welkom toeriep.
De rede van de Prinses luidde als volgt:
„Toen tot mij het verzoek gericht werd deze
school te openen, heb ik mij daartoe gaarne
bereid verklaard.
Van harte heeft het Nederlandsche Roods
Kruis zich verheugd over het tot stand komen
Uwer Stichting en heden is het ons dan ook
een bijzonder genoegen U onze gelukwenschen
te kunnen uitspreken, staande op deze plaats
met het zichtbaar resultaat voor oogen. dat
uw Bestuur door wakkeren arbeid en liefde
volle toewijding tot het doel. binnen zoo kor
ten tijd heeft weten te bereiken.
Dat zulks mogelijk is geweest ondanks de
moeilijke tijden, die wij beleven, is zeer zeker
een verblijdend symptoom, een bewijs en
gelukkig niet het eenige van deze soort
dat er nog door velen in den lande gegeven
wordt, wanneer een beroep wordt gedaan ten
behoeve van den lijdenden medemensch.
Er is hier iets tot stand gebracht, dat velen,
die het genot van het zonlicht moeten derven,
ongetwijfeld met nieuwe kracht en nieuwen
moed zal aangoi*den op hunnen duisteren we^
door het leven en niet minder zeker hun har
ten met erkentelijkheid zal vervullen jegens
hen, aan wier initiatief en volharding deze
stichting haar ontstaan te danken heeft.
Bij onze gelukwenschen aan Uw Bestuur
voegen wij de verzekering van de waardeerin
van het Nederlandsche Roode Kruis, dat met
levendige belangstelling den pioniersarbeid
gevolgd heeft, die hier is verricht."
Den heer H. Munnik, die de honden voor
hun bijzondere taak africht, overhandigde d:
Prinses hierna een onderscheiding ten teeken
van de warme sympathie van het Nederland
sche Roode Kruis voor het werk van de Stich
ting.
„Onze beste wenschen" zoo zeide Prinses
Juliana „blijven haar vergezellen! En hier
mede verklaar ik dit gebouw geopend
Rede Minister Slingenberg.
Het woord was vervolgens aan den Minis
ter van Sociale Zaken. mr. M. Slingenberg.
die opmerkte, dat een van de ergste gevolgen
van den oorlog geweest is het blind worden
van zoovele jonge mannen. De regeeringen
van de oorlogvoerende landen hebben begre
pen, dat op haar de plicht rustte om voor
hen allen dit onheil te verzachten door hun
zooveel mogelijk behulpzaam te zijn, opdat
zij zich ondanks hun blindheid weder onaf
hankelijk in de samenleving zouden leeren
bewegen.
Zoo is men gekomen op het denkbeeld om
honden af te richten voor het geleiden van
blinden. Spr. gaf uiting aan de groote in
stemming, waarmede de regeering het op
richten van een school voor geleidehonden
ook in ons land heeft gezien: hij sprak den
wensch uit, dat de stichting de daadwerke
lijke belangstelling en den daadwerkelijken
steun moge vinden, waarop zij aanspraak
mag maken.
Prinses Juliana, voorzitster van het Neder
landsche Roode Kruis, heeft hierna de school
met een rede geopend, waarna zij den heer
H. Munnik. penningmeester van de Stich
ting. voor zijn arbeid ten bate daarvan het
Kruis van Verdienste van het Roode Kruis
overhandigde.
AMSTERDAM PROPAGEERT MELKGEBRUIK
k
De vierweeksche propaganda te Amsterdam
voor het grooter gebruik van melk en zuivel
producten is Dinsdagmiddag geopend door
dr. I. H. J. Vos, oud-wethouder, lid der Tweede
Kamer. Nadat deze een korte rede had uitge
sproken, hield prof. dr. A, H. M. J. van Rooy
een voordracht over „Het belang van de melk-
voeding voor de volksgezondheid".
Wederom een lijk op Texel
aangespoeld.
Nog steeds geen nadere bijzonderheden over
het vergane schip.
Maandag is wederom, thans op De Koog. een
lijk aangespoeld. De doode is een jong, blond
persoon. Bijzondere kenteekenen ontbreken.
Ook dit slachtoffer van den storm droeg
slechts weinig kleeren.
Het lijk is naar het Gemeentehuis te Den
Burg overgebracht. Daarheen is ook reeds ver
voerd het lijk, dat Zondag op de Vliehors
aangespoeld is.
Op de Vliehors drijft op het oogenblik zeer
veel nieuw hout aan, voornamelijk battings.
Eveneens is aangespoeld een deel van een
nieuwe sloep, waarop slechts voorkomen de
letters D. en P.
Verwacht wordt, dat bij veranderen van den
wind nog meer hout van het in de Eierland-
sche Gronden vergane schip zal komen aan
drijven.
Aanslag op een colporteur.
Bij het C. S. te Amsterdam.
Slachtoffer door revolverschoten gewond.
Dader was een politiek tegenstander
van hem.
Door onze lens gesnapt.
Omstreeks 20 minuten voor 4 was voor het
Centraal Station te Amsterdam aen colporteur
van de N.S.B. bezig het blad „Volk en Vader
land" te verkoopen. Voor het station was het
op dat tijdstip tamelijk druk.
Een man, die tot dusverre nog door niets
de aandacht had getrokken stond vlak in de
nabijheid van den colporteur, die zich had op
gesteld naast den hoofdingang bij de brieven
bus.
Zonder een woord te zeggen, loste deze man
plotseling door zijn jaszak een viertal schoten,
die zeer snel op elkaar volgden.
De colporteur, die nog opzij trachtte te
springen, werd door de schoten gewond. De
man, die den aanslag had gepleegd, poogde
zich na zijn daad door de vlucht in veiligheid
te stellen. Hij rende het Stationsplein op in
de richting van het Damrak. Nog voor hij
echter het middenplein had verlaten, veran
derde hij blijkbaar van gedachten en sloeg
hij linksaf in de richting van het koffiehuis
der Noorahollandsche Tram. Bij de groote
lichtmast gekomen, was hij omringd door het
publiek, dat aanvankelijk naar alle richtingen
uiteen was gestoven en dat bijna onmiddellijk
de vervolging had ingezet. Onder den kreet
„houdt hem, houdt hem. hij heeft geschoten",
was hij spoedig gegrepen. De man trachtte
zich los te rukken, doch op hetzelfde oogenblik
waren twee agenten, die op het geluid van de
schoten naderbij waren gerend, ter plaatse en
arresteerden den man onmiddellijk. Hij poog
de zich nog te verzetten, doch dit gaf hem 1
niets. Omringd door het publiek werd hij naar
het posthuis in het Centraal Station overge
bracht, waar hij' onmiddellijk werd gefouil
leerd. De politie vond twee automatische pisto
len op hem.
De gewonde was intusschen door den G. G.
en G. D„ die zeer spoedig ter plaatse was naar
een der ziekenhuizen overgebracht.
De dader bleek te zijn de 46-jarige B. Hij
hield verblijf in een logement in de Sint Ja-
cobsstraat te Amsterdam.
Hij heeft volstaan met op het bureau, waar
hij werd gehoord, zijn naam en woonplaats op
te geven. Verder was er niet veel uit hem te
krijgen. De man verkeerde in een zeer opge
wonden en overspannen toestand.
Voor korten tijd was hij werkzaam in
Frankrijk, waar hij o.a. aan de Michelin-
fabrieken werkte. Op hem werd behalve
eenige getuigschriften, een anarchistische
krant gevonden.
Hij heeft geen reden opgegeven voor zijn
daad.
In den namiddag is ook het slachtoffer, de
34-jarige L. D. verhoord. Ook hij kon over het
geval weinig verklaren. Zonder dat er eenige
sprake is geweest van een woordenwisseling,
werd hij door B., dien hij niet kende, neerge
schoten.
Hij is getroffen door drie of vier kogels en
in het Wilhelminagasthuis opgenomen. Zijn
toestand is naar omstandigheden redelijk wel.
In den loop van den avond zijn een groot
aantal getuigen gehoord.
Ned. Bond tot het Redden van
Drenkelingen.
De droeve lijst.
In het tijd vak van 28 Augustus tot 28 Sep
tember verdronken in ons land: 13 jongens
beneden den 16-jarigen leeftijd. 8 meisjes
idem, 24 mannen en 2 vrouwen, te zamen 47
personen.
In dat tijdvak werden gered: 8 jongens be
neden den 16-jarigen leeftijd. 8 meisjes idem,
16 mannen en 3 vrouwen, te zamen 35 perso
nen, waarvan 18 zwemmend werden gered, de
overigen door handreiking of met behulp van
reddingsmiddelen, waarbij bootjes.
Er reden 8 auto's te water. Er werden gered
of wisten zich te redden 44 personen, waarvan
velen ernstig gewond. Er verdronken daarbij
2 personen.
Het aantal dooden te water stijgt van 47 tot
49. het aantal geredden van 35 tot 79.
Het gevoel voor Mensclielijk-
heid heeft mij nog niet verlaten.
Immanuel Kant, eenige oogen-
blikken voor zijn dood.
De vraag, of de oplossing van het conflict
tusschen Italië en Abessynië al dan niet ge
zocht zal worden langs den weg van het ge
weld. kan niet worden beantwoord. Even
min de vraag, of het mogelijk zal zijn een zoo
dicht bij het Suez-kanaal gevoerde oorlog
blijvend gelocaliseerd te houden.
De toekomst ligt in den schoot der Goden
verborgen, zoowel voor den optimist als voor
den pessimist. Desniettemin heeft het spel,
dat gedurende de laatste maanden op 's we
relds schouwtooneel gespeeld wordt, ons iets
kunnen leeren. En wel dit: wat ook de oogen-
blikkelijke kracht van het volkenbondsappa
raat moge zijn. de volkenbondsidée leeft!
Het is in 1935, een-en-twintig jaren na het
uitbreken van den wereldoorlog, niet meer
mogelijk, dat een Europeesche staat oorlog
„maakt"' zonder de inmenging van de an
dere Europeesche staten. De geheime diplo
matie moge thans nog even intensief arbei
den als vóór 1914, zij moge politieke combi
naties tot stand brengen al dan niet ten doel
hebbend de handhaving van den status quo
in de oude wereld, zoodra de gedragingen
van de diplomatie leiden tot dreigend oor
logsgevaar, klinkt in de vergaderzaal van
Genève de stem van Europa. Én hoe die stem
nu ook klinken moge, oprecht, of onoprecht,
zij wordt gehoord door de volken. En -er
wrdt naar geluisterd!
Dit is de stap de groote stap die ge
zet is in de goede richting. En ook al zou de
politiek van Genève. die ditmaal nog ken
merkend het stempel ..made in England"
draagt, niet tot resultaat hebben, dat zekere
levensbelangen van het Italiaansche volk op
vreedzame wijze behartigd kunnen worden,
ja, al zou het Italiaansch-conflict uitgroeien
tot een Europeesch en daarmecie tot een ge
heel de wereld rakend conflict, dan nog zou
de groote stap gezet blijven. De stem van
Genève zal voor korteren, of langen tijd
overdonderd kunnen worden door het ge
schut, maar eenmaal moet dat geschut weer
zwijgen en dan zal die stem opnieuw op
klinken, luider en nadrukkelijker dan
thans. Waarom? Omdat zij niet de stem van
menschen is. maar de stem van een Idee. De
Idee, die ook tot ons gesproken heeft door
den mond van den voornamen mensch Im
manuel Kant, de Idee, die zich nog van de
zen geest wilde bedienen voor dat de drager
er van uit het aardsche leven heen ging. De
Humaniteit.
Deze Idee is het, die vreemd moge het
wellicht klinken, voor hem, die het wereld
gebeuren alleen beoordeelt naar de uiterlijk
heden en de woorden en gebaren van de he-
dendaagsche heerschers haar plaats ver
overd heeft in de wereld van de Westersche
beschaving. En er is geen mensch zoo mach
tig, dat hij haar uit onze samenleving blij
vend verbannen kan. Een Duitsche wijsgeer,
voor wien de laatste jaren de belangstelling
groeiende is. Hegel. doet in zijn filosofie van
de geschiedenis opmerken, als hij de op
komst van de westersche beschaving be
schrijft: „Der germanische Geist is der Geist
der neuen Welt. deren Zweck RieRealisierung
der absoluten Wahrheit als der unendlichen
Selbstbestimmung ist, der Freiheit, die ihre
absolute Form selbst zum Inhalte hat". Over
gebracht in voor den niet filosofisch ge
schoolden lezer begrijpelijke taal: de op
komst van de westersche beschaving is de
opkomst van den vrijen mensch. van den
mensch, die de waarheid van het eigen leven
in het eigen Ik zoeken wil. maar ook aan
het niet-Ik dat recht toekent. Dat Hegel
sprak van een Germaanschen geest wil niet
zeggen, dat hij den geest der vrijheid een
geografisch afgebakend gebied toedacht
waar hij heerschen zou. Het nieuwe ontstond
in West-Europa, maar de grenzen van het
gebied waar dat nieuwe heerschen zal zijn
voortdurend bewegend, eindeloos bewegend.
Welnu, men moet wei een grenzenlooze op
timist zijn om te gelooven, dat de thans
reeds eeuwen geduurd hebbende moeilijke
worsteling van den Westerschen mensch voor
vrijheid (en dit woord nu in zijn hoogsten
zin», plotseling in een zege zou omslaan! En
dit louter en alleen dankzij een in een on
zuivere sfeer tot stand gekomen vredesver
drag. Neen, 1919 is geen keerpunt in de ge
schiedenis. Er zijn geen keerpunten. Er is
onafgebroken voortgang naar een ons onbe
kende toekomst. Wij menschen. die de ge
schiedenis maken, zijn als wevers, die niet
weten wat zij weven, maar alleen terug kun
nen zien naar hetgeen onder hun handen tot
stand kwam. En dan nog in velerlei opzicht
zonder alle door hen geweven figuren te be
grijpen.
Maar één figuur kunnen wij wèl begrijpen.
Het motief, dat tot nog toe door ons weefsel
heeft geloopen en er door zal blijven loopen.
zoo lang wij. Westerlingen, wevers blijven.
Dat is het motief van den vrijen mensch.
Het is mijn onwrikbare overtuiging, dat
onze beschaving leven zal zoolang de vrije
mensch zich zal kunnen ontwikkelen. Of het
dan de wil van de Onbekende Macht, die
het wereldgebeuren bestiert, is, dat de prin
cipes van de westersche beschaving eenmaal
de principes van een heel de aarde omvat
tende beschaving zullen zijn, vermag nie
mand onzer te zeggen. Al zou men geneigd
zijn de vraag bevestigend te beantwoorden,
wanneer men heeft nagedacht over de groot
ste zichtbare schepping van den Westerschen
geest: de arbeids- en verkeerstechniek. De
techniek die in haar ontwikkeling doende is
het begi'ip afstand te dooden en daarmede
ook de werkelijkheid van den afstand, is wel
licht een der eerste voorboden van ecc nieu
we wereldsamenleving, waarvan wij, die
thans leven, niets zullen aanschouwen.
Zoo denkende krijgen Kants woorden, die
aan het hoofd van dit artikel werden ge
plaatst hun diepe en ware beteekenis voor
ons. Kant was een der grooten onder de te
gelijk met hem levenden. Dat wil zeggen:
Kant zag verder, scherper dan de anderen.
Hoog greep hij naar zijn Idee der Humani
teit, hooger al weer dan vele grooten vóór
hem. maar hij kón hooger grijpen, omdat hij
hooger stond.
In ons wijsgeerig denken kunnen wij niet
meer loskomen van den Koningsbergschen
filosoof, wellicht, dat wij tenslotte toch ook
niet meer kunnen loskomen van hem in ons
willen! Wellicht, dat al het leed, dat geleden
werd en wellicht nog geleden worden zal,
dienen moet om ons te doen beseffen, dat
voor den vrijen mensch. die wij zijn willen,
Kants gebod onverbiddelijk geldt: de motie
ven van ons handelen zoo te doen zijn. dat
zij de motieven van het handelen van ieder
kunnen zijn. In kleinen kring. In grooten
kring.
Door zoo de dingen om ons heen te be
schouwen krijgen de mislukkingen van het
Volkenbondsapparaat in ons denken en ho
pen de juiste proporties en verwerft de Idee.
die achter de handelingen van de menschen
te Genève schuil gaat. haar ware groote
gedaante. En lachen wij niet meer om lie
den. die hopen op een overwinning van den
geest van Genève. dat is de geest van Kant.
Zooals schrijver dezes nog deed. toen het
zichtbare van het wereldgebeuren hem meer
belangsteling inboezemde dan het onzicht
bare.
Een groote stap is gezet in de goede rich
ting. Zoo zij de laatste is, heeft het Westen
zijn rol gespeeld.
Maardan heeft ook het gevoel voor
Humaniteit ons losgelaten. En dit kan toch
niet?
W. LUBBERINK.
De heer J. G. A. KLEIN.
De heer J. G. A. Klem is Haarlemmer van
geboorte. Hij was 10 jaar in Tilburg werk
zaam als chef van een schoenenfabriek.
In 19C6 kwam hij naar Haarlem, waar hij
de zaak van zijn vader voortzette, die in dat
jaar was overleden.
In 1914 werd aan de Ambachtsschool een
avond-cursus geopend voor schoenmakers.
De heer Klein werd met ingang van 1 Octo
ber 1914, benoemd tot leeraar aan dien cur
sus. om les te geven in praktijk, theorie en
vakteekenen.
Op zijn verzoek werd hem met 1 October
1925, ontslag verleend.
Na zijn zaak te hebben overgedaan, werd
hij in 1921 lid van de R.-K. Reclasseerings-
vereeniging en in 1922 lid van den Reclas-
seeringsraad als vertegenwoordiger van ge
noemde vereeniging. In 1927 werd hij lid van
de Reclasseerings-commissie.
Toen in 1925" de secretaris van de R.-K.
Reclasseeringsvereeniging door drukke be
zigheden moest bedanken, werd de heer
Klein in zijn plaats benoemd.
Buiten het Reclasseeringswerk was hij van
1930 tot 1934 lid van de R.-K. Vereeniging
voor Gezins-voogdij.
Hij is nu ook weer lid van de Commissie
voor het Woonwagenwerk, aan welke com
missie hij reeds vroeger was verbonden.
Bemanning op het nippertje
gered.
Motorboot zonk op het IJselnieer.
AMSTERDAM. Tijdens den hevigen storm,
die Zondagavond op het IJselmeer heeft ge
woed is de motorboot „Groningen VI" van de
Groninger-Lemmer Stoombootmaatschappij
te Amsterdam op nog geen kilometer afstand
van de haven van Lemmer gezonken.
In den afgeloopen nacht te omstreeks 12
uur werden te Lemmer noodseinen gezien op
ongeveer 4 K.M. bezuiden de haven, Er woedde
op dat oogenblik een hevige storm uit het
Zuidwesten. De motor-reddingboot „Hilda"
onder commando van schipper Kolk van de
Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat
schappij vertrok onmiddellijk uit de haven. Zij
mocht er in slagen het gezonken motorschip
te bereiken. De machinekamer was vol water
geloopen. Toen de „Hilda" de boot bereikte
was het schip reeds zinkende. De leden der be
manning. in totaal 3 personen, waren in de
mast geklommen. Zij verkeerden in uitgeput-
ten toestand en konden nog juist op het nip
pertje worden gered.
Brandende dekens trokken de
aandacht
30 Sept.. (A.N.P.) Uit Lemmer vernemen
wij aangaande het zinken van de motorboot
„Groningen VI" nog dat het schip voorbij Urk
door den hevigen storm is overvallen. Het
schip maakte weldra hevig slagzij. Tengevolge
van het binnenstroomende water stopte de mo
tor. Men heeft toen op alle mogelijke wijzen
getracht de aandacht van den wal te trekken.
Hierin is de bemanning door het aan dek in
brand steken van dekens gelukkig geslaagd.
De Koningin is uit Amsterdam
vertrokken.
Tot het laatste oogenblik groote belang
stelling voor het Koninklijk bezoek.
Met den gewonen trein, die om 2.11 van het
Centraal Station vertrekt, en waarin een
koninklijk salonrijtuig was opgenomen, is de
Koningin Maandagmiddag naar Apeldoorn
vertrokken.
Op het Stationsplein en op het eerste per
ron was zeer veel belangstelling. Terzijde
van de Koninklijke wachtkamer waren kin
deren uit het weeshuis der Ned.-Duitsch Her
vormde Gemeente, aan de Volkerakstraat, dat
de Koningin dezer dagen heeft geopend, op
gesteld. Alle kinderen hadden oranje-vlagge
tjes in de hand.
Behalve de burgemeester waren aanwezig
de commissaris der Koningin in Noord Hol
land jhr. mr. dr. A. Röell: generaal-majoor
baron van Voorst tot Voorst: de onder-com
mandant van de marine te Amsterdam, kapi
tein Meyer Ranneft- en de heer van Manen,
lid van de directie der Nederlandsche Spoor
wegen.
De Koningin, die uitgeleide werd gedaan door
Prinses Juliana werd met luid gejuich op het
jerron begroet. De prinses onderhield zich tot
iet laatste oogenblik met haar moeder. De
Koningin sprak nog enkele vriendelijke woor
den tot de weeskinderen om daarna het sa
lonrijtuig te betreden.
Onder luid gejuich van het publiek zette de
trein zich in beweging.