DE ZATERDAGAVOND Wild Bali DEENSCHE ACTIE VOOR VEILIG VERKEER. 7 BIJYOEGSEL VAN HAARLEMSS DAGBLAD H.D. VERTELLING ZATERDAG 5 OCTOBER 1935 H A* A R E E M'S D A 'G B' E A D' Fatsoenlijke menschen reizen naar Bali met de K.P.M. of met de K.N.I.L.M.. met boot of vliegtuig dus; zwervers gaan per trein naar Banjoewangi en steken dan met een motor bootje of een visscherprauw de nauwe straat Bali over. Het is een geweldige reis op die ma nier, want wanneer het motorbootje u aan land zet, moet ge per autobus naar Den Pasar en die doet over de 140 K.M. precies 6 uur. Het kost 60 cent, dus een dubbeltje per uur, wat toch niet duur is. Maar: de trein in Banjoe wangi komt om 1 uur aan. De boot gaat den volgenden morgen om half acht. dus daar ver speelt ge plus de autobus precies een dag mee. En als een lijkverbranding op het programma staat moet ge daar bij zijn; dus charterden we de motorboot en bestelden telefonisch een taxi. De motorboot dobberde als een eendje over de zware Oceaandeining en de Westpunt van Bali kwam al dichter bij. Een enkel prauwtje zeilde voorbij, een enkel huisje toon de waar de steiger lag. Verder een begroeide heuvelrug, anders niets. West Bali heet vrijwel onbewoond. Een merkwaardig terrein daar vlak aan de kust. Direct boven het koraal- strand een kale zandvlakte met groote, hooge waaierpalmen, hier lontarpalmgenoemd. om dat op reepen uit de bladeren de oude verzen van Ramayana, Mahabharata enz. worden uitgeschreven. Wanneer de auto over den nieuwen grindweg voortdeint, komt er al gauw wat struikgewas en boschgroei en na een kwar tier rijden we door behoorlijk oerwoud, met groote zware boomen. die vol zitten met apen. Ik heb zelden op één dag zooveel apen gezien als op dien weg langs de Zuidwestkust van Bali, niet alleen de gewone grijze mon- jets, een kleine baviaansoort zouden wij zeg gen, maar ook de groote zwarte langstaartaap. de loetoeng, die zoo spook-spinachtig in de takken kan hangen. Bij honderden zochten ze voedsel op den weg, gingen schoorvoetend op zij als wij aan kwamen rijden en bleven een paar meter van den weg af kwaad zitten kij ken en grimassen maken. Dan verdwijnen de hooge boomen, pisangtuinen komen er voor in de plaats, en daar is het eerste dorp al. Ge wone bamboehuisjes eneen moskee! Een onmiskenbare missigit?. Onbewoond West-Bali heeft bewoners gekregen, Javanen van den overwal, want het gaat zoo voort een kleine honderd kilometer tot plots de ommuurde er ven, de tempels en de mooie vrouwen van Bali verschijnen. Ondertusschen was echter de nacht gevallen en kwamen wij in den Pasar aan, zonder nog veel van Bali te hebben ge zien. Maar dat zou spoedig veranderen. Za terdag met nieuwe maan was een uitgezochte dag voor lijkverbranding en dus ook een bui tengewone gelegenheid om den fanatieken Balinees in zijn strijd tegen goden en geesten in volle wildheid te zien. Wij stuiven door Zuid Bali, toch altijd even verwonderd kijkend naar de talrijke vrouwen, die zware hoof diasten naar de markt dragen of in het marktgewoel rondslenteren, haast alle, jonge en oude, heel mooie en foeileelijke, met het bovenlijf onbedekt. Een interessant, vaak een mooi gezicht, want het is een prach tig krachtig ras. Even voorbij Kloenkloeng stuiten we op een menschenmenigte. Midden op den weg staat een bamboe bouwwerk met allerlei doeken en papierwerk en nagemaakte bloemen behangen, rustend op een bamboe netwerk waarop het heele gevaarte kan wor den gedragen. Dat is de Wadia, de lijkwagen, waarin de Balinees naar de verbrandingsplaats wordt gebracht. Maar er zijn nog weinig menschen bij. De meesten wandelen nog rustig heen en weer, af en toe even stilstaand bij een paar rieten huisjes en afdakjes. Onder een van de laatste zit een priesteres. De bekende bel, een schaal wijwater, wat bloemen, die even tusschen de vingertoppen worden ge houden en dan aan de omstanders toegewor pen. Dan grijpt de eene hand de bel, de andere een bloemspriet om wijwater te verspreiden, het scherpe gezicht staat verstrakt, elke be weging is er een van ingespannen aandacht. Dan knielen alle aanwezigen neer, de handen biddend gevouwen. In koor herhalen ze de woorden der oude priesteres en buigen naar de hut, waar verborgen achter tallooze schalen met fruit en levensmiddelen en bloem- en nalmbladversieringen de doode rust, die straks «öjn laatste reis zal aanvaarden. Na een extra harden tinkel zet de oude de oei neer. Allen rijzen op. Een zware gongslag. De gamelan, die zoo juist aan den kant van den weg aangebracht is, begint te spelen. Wat een slagwerk! Bekkens en gongs vooral in steeds sneller rythme. Een dertigtal mannen treedt het doodenhuisje binnen en brengt het lichaam, dat in een langen witten doek ge wikkeld is, buiten. En dan, terwijl gongs en bekkens in helschen cadans overslaan is het plotseling gedaan met de kalmte. Onder ge- krijsch en geschreeuw sjorren allen aan de witte doeken of aan elkaar, de een wil voor, de ander achteruit, derden draaien rond en dat alles in een groote plas vlak voor het huis; ieder gilt, sjort, duwt en danst wat hij kan en boven dien warwinkel deint door vele handen gedragen de witte lijkwade met haar inhoud. Plotseling komt er beweging in het geheel; de kluwen verplaatst zich in de richting van den weg, waar de toren-lijkwagen wacht. Even een terugdeinzen, dan allen door en over de sloot, niet het hek uit hoor! Want al dit sjorren en draaien en trekken heeft ten doel, den geest het spoor bijster te maken, de ziel kun je ook zeggen, die graag gezelschap heeft op de reis naar de hooge hemelen. Op den weg gaat het weer vooruit en achteruit onder gegil en bek- kengeklater, maar langzaam aan toch op den toren toe. Daar staat een brug. een loopplank, tegenaan, waarop reeds een priester en een paar nabestaanden wachten. Dezen willen de ziel verlossen, door het lichaam te verbran den. De anderen willen lichaam en ziel nog hier houden, wenschen meegeven enz. Dus weer sjorren en trekken en duwen, tot einde lijk het lichaam in de daarvoor bestemde kamer in den toren is geborgen Dan knallen overal de voetzoekers. Het gevaarte wordt op getild, vooruit, achteruit, drie maal in het rond, vooruit, een zijweg in, drie maal draaien, weer terug. Het zweet stroomt langs de bijna naakte lichamen, de helsche muziek duurt voort, versterkt door op den lijkwagen meege voerde instrumenten en zoo wordt te midden van een dichte menigte, die telkens opzij stuift als weer een dolle zwenking wordt uit gevoerd. de verbrandingsplaats bereikt. En daar begint het spul weer van voren af aan. Het. lichaam moet uit den toren verwijderd en op den brandstapel gebracht worden. Een ver woede strijd wordt gevoerd. Zeker een kwar tier lang wordt er geworsteld en gevochten, telkens wordt een strijder in totale uitputting jgedragen of begint er een razend om zich heen te siaan, te trappen en te bijten. Zoo'n half waanzinnige wordt dan al tegensparte lend door drie of vier kameraden opgepakt en in de rivier geworpen. Dat helpt. Ondertus schen duurt de strijd voort, onder het dreunen der zware gongs tot eindelijk de menigte ach teruit wijkt, angstig, als ging er iéts gebeu ren. Dan is de strijd beslist. De doode ligt op den brandstapel, op de stellage, die daarvoor gereed is gemaakt. De dragers zien zich hun buit ontnomen, ze gillen, schreeuwen, keeren zich plotseling' om en hollen op de menigte maar dat is voorzien. Wachters dwingen hen in één richting, waar een galerij zich opent en als razenden hollen en springen ze omlaag naar en in de rivier om daar bekoeling van hun razernij te zoeken. Dan komen vrou wen aandragen met wijwater en bloemstuk ken van palmblad vervaardigd. Vele spreuken en wenschen worden uitgesproken. Dan wordt een deksel in diervorm over den doode gezet, brandhout is aangedragen en de verbranding vindt plaats, nadat nog enkele regels uit de Heilige Schrift gelezen zijn. Drie, vier. zesmaal achtereen spelen deze zelfde tooneelen zich af, tot alles uitgeput naar huis gaat, behalve een paar bewakers bij de nog smeulende gra ven. Den volgenden dag zien we weer groote optochten, mannen en vrouwen in lange rijen en in sierlijke gewaden, met allerlei offers, trekken op om de asch van den doode te ver zamelen en naar zee of naar de rivier te bren gen. Zoo enerveerend als het gisteren was, zoo rustig stemt vandaag het mooie kleurrijke tafreel, dat zich voor onze oogen afspeelt. En steeds weer ontmoeten wij zuike scharen van mannen en vrouwen, optrekkend om hun doo- den den laatsten dienst te bewijzen. Tot het duister valt, lichtjes opblinken langs den weg. vuurvliegen en olielampjes bij kleine gaar keukens, zoo typisch voor de Oost. Daarginds is echter meer licht. Een achttal walmende oliepitten, tot een lichtkroon vereenigd, staat op een stokkenstel te midden van een 200-tal op den grond gezeten mannen. Juist gooien allen de handen omhoog, en beginnen op zan- gerigen toon te reciteeren. Maar heel even. Een kort scherp geluid, door den dirigent uit- gestooten, brengt de handen in de zijden, de lichamen in heen en weergaande beweging. Steeds sneller wordt het rhythme. Tjutja. tju tja, tju-tja, tjutja, tot een zware grondtoon rijst eerst uit tientallen, dan uit honderden mannenkelen en het rhythme verzwolgen wordt door een machtiger dreun als van één geweldigen gong. Een springt overeind, fana tiek in "gebaar, daagt de troep uit, de helft deinst terug, de andere rijst op met dreigend gebaar, gebeweeg en overwinnend gezag. Dan komt leven in de andere helft, ze springen op. ze bootsen in gang en geluid de apen na uit de Ramayana en zoo gaat de strijd op en neer. een en al actie, spanning, enerveerend als niets anders. Die zware dreunende stemmen, dat rhythmische blaffen uit zooveel kelen. Zoo'n strijdzang moet onzen dapperen jongens in de ooren hebben geklonken op den vooravond van de hel van Lombok en zoo menig anderen zwaren slag. En ik leerde vanavond begrijpen, hoe gezang een leger kan verjagen! Zooals de oude boeken het schrijven en wij het niet meer gelooven kunnen. Omdat wij geen wil den meer zijn. Helaas. Dr. VAN DER SLEEN. De Dorstige. Vanmorgen hebben we ons Fordje een groote beurt gegeven, alvorens erop uit te trekken. Dat was noodig ook. Maar bovendien als de hemel azuur is en de zon in gulden glorie boven de kim verschijnt, als het gras groe ner schijnt dan ooit en als de glinsterende dauwdruppen aan de randen der teer-violette rhododendron-bloesems nauw gedroogd zijn dan krijg je medelijden met je geduldigen, blikken metgezel, die nog de sporen draagt van den laatsten modderslag. Wij sjouwden dan ook met emmers water, we sponsden en zeem den, we poetsten en boenden en zeiden ten slotte: „Hij mag er nog best zijn, de oude lobbes". En de wagen was -onze zorgen waard, hij was er dankbaar voor en spande zich extra in. Toen wij wegreden, hadden wij de sensatie in een spiksplinternieuwe Rolls te zitten en we zongen een liedje, omdat we het gevoel hadden, dat de wereld vandaag nu eens pre cies was, zooals ze zijn moet. Meestal duurt dat gevoel van vlekkeloos geluk niet lang. De dagvorstin klom staag op haar eindeloozen weg, de motor begon hitte te stralen als een potkacheltje in den winter, het stof der grijze heirwegen deed onze slijmvliezen schrom pelen en het licht flitste kwaadaardig van weg en motorkap in onze oogen. We bekenden elkaar schuchter, dat het wel warm was, schuchter, omdat we elkanders ge noegen niet wilden bederven. We vermeden te spreken over de thermosflesch met koele li monade, omdat we met onzen voorraad nog uren toe moesten en ook, omdat we ons geneerden voor ons gebrek aan uithoudings vermogen. Naarmate de zonnebal steeg, daalde onze stemming. Wij kregen visioenen van Sahara-expedities en wit-gemantelde Bedoeïnen en we speurden verlangend naar het onschuldige wolk-donsje, dat de voorbode van een verfrisschend on weer zou kunnen zijn. Maar ineens vielen wij met een plof weer terug in de naakte werkelijkheid van 80 graden in de schaduw, wit-uitslaand asphalt en 50 K M. per uur met een borrelenden radiator. Midden op den weg lag een vormloos obstakel. Wij remden en. langzaam naderbij komend, ontdekten we, dat de hindernis een kleine, grijs-met-zwart gevlekte hond was. Met de tong uit den bek. zijn groote, melancholieke oogen in onze richting gewend, lag het dier amechtig te hijgen en scheen té apathisch, om zelfs voor de naderende wielen van ons vehikel opzij te gaan. Misschien ook had het zich voorgenomen hier te sterven, nu het leven was gereduceerd tot een gloeiende hel zonder water en zonder schaduw. Het beest kon ook moeilijk weten, dat de wispelturige heeren in De Bilt het dien avond weer konden laten regenen en den volgenden morgen des noods vriezen Hoe dit zij, we stopten. We stapten uit en bekeken het hondje, dat ons op zijn beurt ietwat sufferig aanstaarde. „Hij is aan het verdorren", zei ik. manne- lijk-ongevoelig. Maar Renée had medelijden met den ver smachtenden beschermeling van Nimrod. „De stakkerd heeft dorst", constateerde ze met iets heel zacht in haar stem en met een intonatie, die ik nooit ontdekte, als het mij betrof. En intusschen had Renée de thermos flesch te voorschijn gehaald. Met eenige vol doening, die een goede daad nu eenmaal geeft maar ook met een weinig afgunst zagen wij hoe de slappe hondentong gretig Een bekeuring wegens het plaatsen van wegwijzers. De actieve zuivel- directeur en de gevaarlijke boomen. Hoe het witte spatbord in een week tijds populair werd. (Van onzen correspondent). STOCKHOLM. 1 October. In Denemarken wordt meer gefietst dan in eenig ander land ter wereld, met uit zondering misschien van ons land. Maar Denemarken heeft geen A.N.W.B. om weg wijzers te zetten en het is dus te begrijpen, dat de bewegwijzering er evenveel te wenschen overlaat als in andere landen, waar niet één lichaam, één organisatie voor de systemati sche plaatsing van doelmatige en uniforme wegwijzers zorgt, maar de eene gemeente in haar gebied duidelijke en de andere gemeente slechte en de derde gemeente in 't geheel geen wegwijzers zet, waar men het aangeven van afstanden vergeet of dit zoodanig doet. dat een weg in de eene richting een paar kilo meter langer wordt dan in de andere, zulks in strijd met de meetkundige wetten maar ove rigens geheel volgens Bartjes, waar men na laat de eventueel aanwezige borden over te schilderen als er een nieuwen, korteren weg geopend wordt, zoodat de volslagen vreemde ling letterlijk op 't verkeerde pad wordt ge bracht, of waar men, gelijk dat in een der Zweedsche provinciale hoofdsteden het geval is, door een listige bewegwijzering er voor zorg draagt, dat de toerist een omweg maakt en aldus wél een groot en nieuw hotel-restau rant passeert, maar niet de genoegelijke, van ouds gernommeerde zaak, waar de notabelen van het stadje hun soos hebben en die zij voor zichzelf willen behouden. De Deensche fietsers moeten zich dus maar zien te behelpen met de wegwijzers die er zijn en veelal gaat het ook wel, want hun land is niet zoo groot en ook als er aan een en denzelfden paal twee borden zitten met den zelfden naam maar zónder kilometertal, is er meestal wel een boer op Jt land of een ter plaatse bekende voorbijganger, die uitsluitsel kan geven. Maar voor automobilisten wordt het moeilijker en voor buitenlanders kan het licht een hopelooze en onaangename geschie denis worden. De Deensche uitspraak heeft haar bijzondere moeilijkheden en als men bij voorbeeld den weg naar Amager zou vragen, dan zou men den naam van die vroegere Nederlandsche boerenkolonie moeten vervor men tot de eerste twee lettergrepen van amechtig, waarbij de ch dan nog binnens monds overging in een zachte „gebrouwde" r. De Denen, die het hun buitenlandsche be zoekers graag zoo gemakkelijk en aangenaam mogelijk" willen maken, die veel mopperen over de op vele plaatsen absoluut onvoldoende bewegwijzering en door hun geklaag de ver antwoordelijke mannen van gemeentelijke of gewestelijke besturen toch maar betrekkelijk weinig tot afdoende maatregelen hebben kunnen aansporen, hebben het daarom zeer toegejuicht toen eenigen tijd geleden een be kend en voortvarend man, directeur van een groote zuivelorganisatie en hartstochtelijk automobilist, zonder toestemming gevraagd te hebben langs de groote routes voor door gaand verkeer, langs gewestelijke hoofd wegen. overal waar dat noodig was. wegwij zers liet plaatsen. De kranten schreven lange waardeerende stukken over dit initiatief, de weggebruikers waren dankbaar, maar in som mige plaatsen ruimde de gemeentereiniging de wegwijzers op, in andere gemeenten schreef de politie processen-verbaal over het zonder toestemming plaatsen van voorwerpen op den berm van openbare wegen, al waren er dan ook autoriteiten, die den ondernemenden zui- veldirecteur een hartelijken bedankbrief zon den en toezegden voor het verdere onderhoud van de wegwijzers, die nu direct op hun kos ten stevig met beton werden vastgezet, te zullen zorgen. Er volgde nog een paar geani meerde rechtzittingen met den zuiveldirec- teur als weinig-geïntimideerde beklaagde, maar daarna deed hij er het zwijgen toe, liet hij het aan anderen over de actie voort te zetten met excursies van wegenbesturen, met. heftige krantenartikelen, met honende onderschriftjes bij foto's van onjuiste of on leesbare of door gebladerte verborgen weg wijzers. Eenigen tijd later toonde de directeur van de zuivelorganisatie opnieuw een man te zijn. die doet wat hem invalt. Er was naar aanlei ding van enkele ernstige auto-ongelukken het noodige geschreven over het gevaar, dat boo men vlak langs den rijweg kunnen opleveren en er was bij de autoriteiten op maatregelen aangedrongen, zonder dat dit naar de mee- ning van den zuiveldirecteur de gewenschte resultaten had opgeleverd. Zoodat hij, om een voorbeeld te geven, de gevaarlijke boomen langs een der verkeerswegen op Seeland kocht en ze op een vrijen Zondag met behulp van zijn zoons en een paar vrienden omhakte. Zijn activiteit heeft aanstekelijk gewerkt en een week of wat geleden, haast tegelijker tijd met de afkondiging van het Koninklijk besluit, dat ten onzent, te oordeelen naar ingezonden stukken de gemoederen van be zitters van rijwielen met glanzend gelakte spatborden nogal ih beroering heeft ge bracht. stonden er op een Zondagmiddag bij den ingang van de rijwiel bewaarplaatsen bij de Kopenhaagsche sportvelden schilders in lange witte jassen, die een ieder aanboden tij dens den wedstrijd het achterspatbord met sneldrogende witte lak te bestrijken. Volko men gratis. Men had maar bevestigend te knikken of een paar woorden van dank te prevelen, er werd met krijt een kruisje op het zadel geze. en terwijl de voetbal over het gras schoot of de renpaarden over de baan snelden penseelden de schilders zoo vlug als ze maar konden het eene achterspatbord na het andere onder en boven het roode „kat- tenoog" helder wit. werkten ze uit alle macht voort om maar zooveel mogelijk fietsen met een kruisje op h(t zadel van een wit spat bord te voorzien. Ruim vierduizend kregen ze er dien Zondagmiddag klaar, dat is maar goed één procent var. alle Kopenhaagsche fietsen, en even zoovele moesten er door de teleurgestelde eigenaars zónder wit spatbord weer mee naar huis genomen worden. Maar een volgenden morgen rukten de mannen in de lange witte jassen vroegtijdig uit om bij de rijwielbewaa.iplaac.sen van de spoorwegen, van fabrieken en werven de fietsers op te vangen en den daarop volgenden dag behoef den zij niet meer tot de fietsers te gaan, maar kwamen de fietsers met hun karretjes tot hen op het breede plein voor het Raad huis, drongen de fietsers in groote drommen rond de schilderende mannen samen, die maar streken en indoopten en streken en indoopten tot. ze 's avc-nds klokke zes uur hun boeltje oppakten en geëscorteerd door hon derden hevig beilende fietsers naar hun werk plaats terugkeerden De volgende dagen kre gen de twaalf schilders hulp, groote bedrij ven organiseerden zelf het witlakken van achterspatborden voor hun personeel, in de rijwielstallingen van magazijnen stonden knechtjes met de verfkwast klaar en in een week tijds werden zoo tusschen de 50 en 60,000 achterspatborden van Kopenhaagsche fietsen gratis witgelakt. Toen verdwenen de twaalf schilders, de zaak was op gang gebracht, overal uit de provincie kwamen berichten, dat huisschilders of fietsenmakers of winkeliers of fabrikanten de fietsers hadden aangebo den hun spatborden wit te maken, het witte spatbord was populair. Vreemd eigenlijk, want jaren geleden heeft een Kopenhaagsche journalist, die tot de ont dekking was gekomen, dat een fietsende jon gedame met lichte kousen 's avonds veel eer der door een achteroprijdenden automobilist werd opgemerkt dan iemand in donkere klee- dij, reeds het nut van een witte beschildering van de rijwielen betoogd, jaren lang hebben verschillende Deensche bladen al propaganda voor witte spatborden gemaakt, zonder dat het veel uithaalde. Blijkbaar heeft het feit dat men niet nogmaals ging schrijven en pra ten over wat er gedaan moest worden, maar dit zonder er een woord over vuil te maken dééd, de actie zoo populair gemaakt en haar zoo schitterend doen slagen. De schilders hadden op hun lange witte jas sen de woorden „Storre Faerdselssikkerhed" oftewel Grootere verkeersveiligheid, maar wie deze actie op touw gezet had. wie dit streven naar veiliger verkeer leidde en bekostigde, wist men niet en weet men nog niet. Wel is het uitgelekt, dat geen enkele verffabriek. geen enkele schildersbaas er achter staat en dat de actie cok in anderen vorm niets met reclame te maken heeft, zoodat degenen die de twaalf schilders de eerste week aan het werk hebben gezet en die de tientallen kilo's lak betaalden dat louter en alleen hebben gedaan in het belang van de veiligheid van het moderne verkeer. Na de schilders zijr. levende waarschu wingsborden gekomen, sandwichmannen, die op gevaarlijke kruispunten en hoeken ston den met plakaten met „Hier komt een fietser uit! Pas op!", terwijl dan hier en daar boven hun hoofd een kapotgereden fiets in de lucht hing met het opschrift: „Hij stak zijn hand nie* bijtijds uit". En volgende week krijgen de automobilisten een beurt, zullen er tienduizend strooibiljetten uitgedeeld wor den en zal men ook wel op andere, origineele wijze allen die achter het stuur zitten op hun plicht en zoo noodig op hun feilen wijzen, waarna dan tenslotte ..Storre Faerdelssikker- heid" zich met de voetgangers gaat bemoeien. In het moderne Denemarken schijnen die wel de minst belangrijke categorie weggebruikers ie vormen. C. G. B. het bekertje leegslurpte, telkens en telkens weer. Eerst toen de flesch leeg was. scheen de Dorstige genoeg te hebben. In ieder geval, hij hield zich, of hij verzadigd was, omdat hij begreep, dat een leege flesch ieeg is, We keken elkaar met iets van zelf-ingeno- menheid in onze oogen aan. We hadden ook wel een beetje recht om trotsch op onszelf te zijn, nietwaar? In de woestijn zouden we onze edelmoedigheid waarschijnlijk met den dood hebben moeten bekoopen. En dus gesterkt naar den geest, wilden wij instappen om onzen tocht te vervolgen. Maar de Dorstige had be sloten ons te vergezellen. Hij zette z'n stoffige pooten ongegeneerd op mijn parelgrijze zo merpantalon en klom via mijn beenen naar de achterbank, waar hij zich met wat tevreden geknor neerliet. .Aardig hè, de trouw van zoo'n beest",^zei den wij en we dachten zachtjes: hoe raken wij het mormel met fatsoen kwijt? Toen wij Utrecht binnenreden, scheen cie Dorstige weer geheel op dreef te zijn. Hij kefte uitdagend naar den kleinzieligen ver keersagent. die ons meende te moeten be rispen, omdat wij een meter te ver waren doorgereden. Hij scharrelde onhandig tus schen de beenen van den kellner door. dia slechts door bijna Japansch jongleurschap een dozijn schuimende biertjes van een on- tijdigen ondergang wist te redden. Hij joeg ons de stuipen op het lijf. door als een levende bom midden op ons tafeltje te ploffen en zijn zwarten neus in Renée's aardbeien-ijs te bo ren. Hij hapte onbesuisd naar een knal-rood piepend vogeltje, dat met een touwtje aan een stokje en een snoezig, blond meisje ver bonden was, hetwelk onmiddellijk de allures van een genereerend radio-toestel aannam. De Dorstige ...enfin, in drie minuten tijds slaagde hij erin, zichzelf en z'n nieuw ge kozen meesters onmogelijk te maken. „Ga mee er vandoor", zei Renée. We betaalden en vertrokken haastig en met de vage hoop. den Dorstige kwijt te zullen raken. Het mocht niet zijn. Bij ons Fordje stond hij ons al op te wach ten. keffend en kwispelstaartend. Maar toen ik hem bij zijn nekvel pakte en hem resoluut en misschien wat hardhandig op het trottoir deponeerde, was het ineens met- zijn uitbun digheid gedaan. Hij bleef stil en zielig liggen en in z'n oogen was opnieuw iets van die on eindige melancholie, die hem straks op den weg zoo meelijwekkend had doen zijn. Bijna meteen hadden wij hem alwaar vergeven. „Toe jongen", zei Renée. „laten we hem toch maar meenemen. Hij moet opgevoed worden, 't Is net een kind. hij is lief en hij wil wel goed, maar z'n onstuimige aard speelt hem parten". Terwijl ik schrijf, zit de Dorstige naast me. Hij kijkt aandachtig naar het witte vel papier, dat in de schrijfmachine heen en weer gaat en het is. alsof hij begrijpt, dat ik 't over hem heb. Z'n staart gaat zoetjes heen en weer en z'n donkere oogen zeggen: „Van nu af zal ik m'n best doen, heusch". Wij zullen het met zachtheid en Montes- sori probeeren. Misschien wordt de Dorstige toch nog wel eens de roemruchtige voorvader van een vlekkeloos hondengeslacht. Laat ons dit hopen. JAAP BEKKERS. Oef. 109. Deze week beginnen we met een arm- en schouderoefe ning. De uitgangshou ding (dat is de houding, waarin we een oefening beginnen) is: zitten met gespreide beenen en de armen gekruist voor de borst. Nu krachtig schuin omhoog zwaaien, tot zij veerend in den eindstand zijn. Dan met een boog de armen losjes laten vallen, tot ze weer gekruist voor de borst zijn gekomen. Deze oefening twintig maal, goed rechtop zittend herhalen. Oef. 110. Kruip- oefeningen, die heel veel in de heilgymnastiek ge bruikt worden, om rugafwijkingen te behandelen. zijn ook zéér aan te raden om eens op Uw dage- üjksch gymnastiek-menu te zetten Vooral deze kruipoefening, het zoogenaamde ,.rut- schen", is werkelijk een prachtig, lenigmaken- de oefening. In kruiphouding worden de armen heel ver. en iets uit elkaar neergezet Borst en hoofd zijn dicht bij den grond; de dijen staan nagenoeg loodrecht Nu langzaam naar voren komen door heen kleine passen op de knieën; de handen laten we maar gewoon schuiven. Als U deze oefening werkelijk zoo Intens mo gelijk doet, is een afstand van drie meter ge noeg. Oefening 111 is weer met de hulp van een partner. De oefening kan op twee verschillen de manieren uitgevoerd worden. In de eerste plaats: Probeert U eens in liggende houding een knie te bulgen, waarbij Uw partner, lang zaam toegevend, weerstand biedt. De andere manier: Eén knie wordt in liggende houding opgetrokken; Uw partner probeert het been te strekken, waarbij U zelf weerstand biedt. Oefening 112. Ten slotte een ff flink tijdje huppen, met bcw- c, i telings linker- en Kthter>*v*i voor. De armen vooral hee' -os zwaaien. Ondertusschen ste°ds veerkrachtig neerkomen en diep ademhalen JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13