DE ZATERDAGAVOND
Wild Bali
DEENSCHE ACTIE
VOOR VEILIG VERKEER.
7
BIJYOEGSEL VAN HAARLEMSS DAGBLAD
H.D. VERTELLING
ZATERDAG 5 OCTOBER 1935
H A* A R E E M'S D A 'G B' E A D'
Fatsoenlijke menschen reizen naar Bali met
de K.P.M. of met de K.N.I.L.M.. met boot of
vliegtuig dus; zwervers gaan per trein naar
Banjoewangi en steken dan met een motor
bootje of een visscherprauw de nauwe straat
Bali over. Het is een geweldige reis op die ma
nier, want wanneer het motorbootje u aan
land zet, moet ge per autobus naar Den Pasar
en die doet over de 140 K.M. precies 6 uur. Het
kost 60 cent, dus een dubbeltje per uur, wat
toch niet duur is. Maar: de trein in Banjoe
wangi komt om 1 uur aan. De boot gaat den
volgenden morgen om half acht. dus daar ver
speelt ge plus de autobus precies een dag mee.
En als een lijkverbranding op het programma
staat moet ge daar bij zijn; dus charterden we
de motorboot en bestelden telefonisch een
taxi. De motorboot dobberde als een eendje
over de zware Oceaandeining en de Westpunt
van Bali kwam al dichter bij. Een enkel
prauwtje zeilde voorbij, een enkel huisje toon
de waar de steiger lag. Verder een begroeide
heuvelrug, anders niets. West Bali heet vrijwel
onbewoond. Een merkwaardig terrein daar
vlak aan de kust. Direct boven het koraal-
strand een kale zandvlakte met groote, hooge
waaierpalmen, hier lontarpalmgenoemd. om
dat op reepen uit de bladeren de oude verzen
van Ramayana, Mahabharata enz. worden
uitgeschreven. Wanneer de auto over den
nieuwen grindweg voortdeint, komt er al gauw
wat struikgewas en boschgroei en na een kwar
tier rijden we door behoorlijk oerwoud, met
groote zware boomen. die vol zitten met
apen. Ik heb zelden op één dag zooveel apen
gezien als op dien weg langs de Zuidwestkust
van Bali, niet alleen de gewone grijze mon-
jets, een kleine baviaansoort zouden wij zeg
gen, maar ook de groote zwarte langstaartaap.
de loetoeng, die zoo spook-spinachtig in de
takken kan hangen. Bij honderden zochten ze
voedsel op den weg, gingen schoorvoetend op
zij als wij aan kwamen rijden en bleven een
paar meter van den weg af kwaad zitten kij
ken en grimassen maken. Dan verdwijnen de
hooge boomen, pisangtuinen komen er voor in
de plaats, en daar is het eerste dorp al. Ge
wone bamboehuisjes eneen moskee! Een
onmiskenbare missigit?. Onbewoond West-Bali
heeft bewoners gekregen, Javanen van den
overwal, want het gaat zoo voort een kleine
honderd kilometer tot plots de ommuurde er
ven, de tempels en de mooie vrouwen van
Bali verschijnen. Ondertusschen was echter
de nacht gevallen en kwamen wij in den Pasar
aan, zonder nog veel van Bali te hebben ge
zien. Maar dat zou spoedig veranderen. Za
terdag met nieuwe maan was een uitgezochte
dag voor lijkverbranding en dus ook een bui
tengewone gelegenheid om den fanatieken
Balinees in zijn strijd tegen goden en geesten
in volle wildheid te zien.
Wij stuiven door Zuid Bali, toch altijd even
verwonderd kijkend naar de talrijke vrouwen,
die zware hoof diasten naar de markt dragen
of in het marktgewoel rondslenteren, haast
alle, jonge en oude, heel mooie en foeileelijke,
met het bovenlijf onbedekt. Een interessant,
vaak een mooi gezicht, want het is een prach
tig krachtig ras. Even voorbij Kloenkloeng
stuiten we op een menschenmenigte. Midden
op den weg staat een bamboe bouwwerk met
allerlei doeken en papierwerk en nagemaakte
bloemen behangen, rustend op een bamboe
netwerk waarop het heele gevaarte kan wor
den gedragen. Dat is de Wadia, de lijkwagen,
waarin de Balinees naar de verbrandingsplaats
wordt gebracht. Maar er zijn nog weinig
menschen bij. De meesten wandelen nog rustig
heen en weer, af en toe even stilstaand bij
een paar rieten huisjes en afdakjes. Onder een
van de laatste zit een priesteres. De bekende
bel, een schaal wijwater, wat bloemen, die
even tusschen de vingertoppen worden ge
houden en dan aan de omstanders toegewor
pen. Dan grijpt de eene hand de bel, de andere
een bloemspriet om wijwater te verspreiden,
het scherpe gezicht staat verstrakt, elke be
weging is er een van ingespannen aandacht.
Dan knielen alle aanwezigen neer, de handen
biddend gevouwen. In koor herhalen ze de
woorden der oude priesteres en buigen naar de
hut, waar verborgen achter tallooze schalen
met fruit en levensmiddelen en bloem- en
nalmbladversieringen de doode rust, die straks
«öjn laatste reis zal aanvaarden.
Na een extra harden tinkel zet de oude de
oei neer. Allen rijzen op. Een zware gongslag.
De gamelan, die zoo juist aan den kant van
den weg aangebracht is, begint te spelen. Wat
een slagwerk! Bekkens en gongs vooral in
steeds sneller rythme. Een dertigtal mannen
treedt het doodenhuisje binnen en brengt het
lichaam, dat in een langen witten doek ge
wikkeld is, buiten. En dan, terwijl gongs en
bekkens in helschen cadans overslaan is het
plotseling gedaan met de kalmte. Onder ge-
krijsch en geschreeuw sjorren allen aan de
witte doeken of aan elkaar, de een wil voor,
de ander achteruit, derden draaien rond en
dat alles in een groote plas vlak voor het huis;
ieder gilt, sjort, duwt en danst wat hij kan en
boven dien warwinkel deint door vele handen
gedragen de witte lijkwade met haar inhoud.
Plotseling komt er beweging in het geheel; de
kluwen verplaatst zich in de richting van den
weg, waar de toren-lijkwagen wacht. Even een
terugdeinzen, dan allen door en over de sloot,
niet het hek uit hoor! Want al dit sjorren en
draaien en trekken heeft ten doel, den geest
het spoor bijster te maken, de ziel kun je ook
zeggen, die graag gezelschap heeft op de reis
naar de hooge hemelen. Op den weg gaat het
weer vooruit en achteruit onder gegil en bek-
kengeklater, maar langzaam aan toch op den
toren toe. Daar staat een brug. een loopplank,
tegenaan, waarop reeds een priester en een
paar nabestaanden wachten. Dezen willen de
ziel verlossen, door het lichaam te verbran
den. De anderen willen lichaam en ziel nog
hier houden, wenschen meegeven enz. Dus
weer sjorren en trekken en duwen, tot einde
lijk het lichaam in de daarvoor bestemde
kamer in den toren is geborgen Dan knallen
overal de voetzoekers. Het gevaarte wordt op
getild, vooruit, achteruit, drie maal in het
rond, vooruit, een zijweg in, drie maal draaien,
weer terug. Het zweet stroomt langs de bijna
naakte lichamen, de helsche muziek duurt
voort, versterkt door op den lijkwagen meege
voerde instrumenten en zoo wordt te midden
van een dichte menigte, die telkens opzij
stuift als weer een dolle zwenking wordt uit
gevoerd. de verbrandingsplaats bereikt. En
daar begint het spul weer van voren af aan.
Het. lichaam moet uit den toren verwijderd en
op den brandstapel gebracht worden. Een ver
woede strijd wordt gevoerd. Zeker een kwar
tier lang wordt er geworsteld en gevochten,
telkens wordt een strijder in totale uitputting
jgedragen of begint er een razend om zich
heen te siaan, te trappen en te bijten. Zoo'n
half waanzinnige wordt dan al tegensparte
lend door drie of vier kameraden opgepakt en
in de rivier geworpen. Dat helpt. Ondertus
schen duurt de strijd voort, onder het dreunen
der zware gongs tot eindelijk de menigte ach
teruit wijkt, angstig, als ging er iéts gebeu
ren. Dan is de strijd beslist. De doode ligt op
den brandstapel, op de stellage, die daarvoor
gereed is gemaakt. De dragers zien zich hun
buit ontnomen, ze gillen, schreeuwen, keeren
zich plotseling' om en hollen op de menigte
maar dat is voorzien. Wachters dwingen
hen in één richting, waar een galerij zich
opent en als razenden hollen en springen ze
omlaag naar en in de rivier om daar bekoeling
van hun razernij te zoeken. Dan komen vrou
wen aandragen met wijwater en bloemstuk
ken van palmblad vervaardigd. Vele spreuken
en wenschen worden uitgesproken. Dan wordt
een deksel in diervorm over den doode gezet,
brandhout is aangedragen en de verbranding
vindt plaats, nadat nog enkele regels uit de
Heilige Schrift gelezen zijn. Drie, vier. zesmaal
achtereen spelen deze zelfde tooneelen zich
af, tot alles uitgeput naar huis gaat, behalve
een paar bewakers bij de nog smeulende gra
ven. Den volgenden dag zien we weer groote
optochten, mannen en vrouwen in lange rijen
en in sierlijke gewaden, met allerlei offers,
trekken op om de asch van den doode te ver
zamelen en naar zee of naar de rivier te bren
gen. Zoo enerveerend als het gisteren was, zoo
rustig stemt vandaag het mooie kleurrijke
tafreel, dat zich voor onze oogen afspeelt. En
steeds weer ontmoeten wij zuike scharen van
mannen en vrouwen, optrekkend om hun doo-
den den laatsten dienst te bewijzen. Tot het
duister valt, lichtjes opblinken langs den weg.
vuurvliegen en olielampjes bij kleine gaar
keukens, zoo typisch voor de Oost. Daarginds
is echter meer licht. Een achttal walmende
oliepitten, tot een lichtkroon vereenigd, staat
op een stokkenstel te midden van een 200-tal
op den grond gezeten mannen. Juist gooien
allen de handen omhoog, en beginnen op zan-
gerigen toon te reciteeren. Maar heel even.
Een kort scherp geluid, door den dirigent uit-
gestooten, brengt de handen in de zijden, de
lichamen in heen en weergaande beweging.
Steeds sneller wordt het rhythme. Tjutja. tju
tja, tju-tja, tjutja, tot een zware grondtoon
rijst eerst uit tientallen, dan uit honderden
mannenkelen en het rhythme verzwolgen
wordt door een machtiger dreun als van één
geweldigen gong. Een springt overeind, fana
tiek in "gebaar, daagt de troep uit, de helft
deinst terug, de andere rijst op met dreigend
gebaar, gebeweeg en overwinnend gezag. Dan
komt leven in de andere helft, ze springen op.
ze bootsen in gang en geluid de apen na uit
de Ramayana en zoo gaat de strijd op en neer.
een en al actie, spanning, enerveerend als niets
anders. Die zware dreunende stemmen, dat
rhythmische blaffen uit zooveel kelen. Zoo'n
strijdzang moet onzen dapperen jongens in de
ooren hebben geklonken op den vooravond van
de hel van Lombok en zoo menig anderen
zwaren slag. En ik leerde vanavond begrijpen,
hoe gezang een leger kan verjagen! Zooals de
oude boeken het schrijven en wij het niet
meer gelooven kunnen. Omdat wij geen wil
den meer zijn. Helaas.
Dr. VAN DER SLEEN.
De Dorstige.
Vanmorgen hebben we ons Fordje een groote
beurt gegeven, alvorens erop uit te trekken.
Dat was noodig ook. Maar bovendien als
de hemel azuur is en de zon in gulden glorie
boven de kim verschijnt, als het gras groe
ner schijnt dan ooit en als de glinsterende
dauwdruppen aan de randen der teer-violette
rhododendron-bloesems nauw gedroogd zijn
dan krijg je medelijden met je geduldigen,
blikken metgezel, die nog de sporen draagt
van den laatsten modderslag. Wij sjouwden dan
ook met emmers water, we sponsden en zeem
den, we poetsten en boenden en zeiden ten
slotte: „Hij mag er nog best zijn, de oude
lobbes".
En de wagen was -onze zorgen waard, hij
was er dankbaar voor en spande zich extra
in. Toen wij wegreden, hadden wij de sensatie
in een spiksplinternieuwe Rolls te zitten en
we zongen een liedje, omdat we het gevoel
hadden, dat de wereld vandaag nu eens pre
cies was, zooals ze zijn moet. Meestal duurt
dat gevoel van vlekkeloos geluk niet lang. De
dagvorstin klom staag op haar eindeloozen
weg, de motor begon hitte te stralen als een
potkacheltje in den winter, het stof der grijze
heirwegen deed onze slijmvliezen schrom
pelen en het licht flitste kwaadaardig van
weg en motorkap in onze oogen.
We bekenden elkaar schuchter, dat het wel
warm was, schuchter, omdat we elkanders ge
noegen niet wilden bederven. We vermeden te
spreken over de thermosflesch met koele li
monade, omdat we met onzen voorraad nog
uren toe moesten en ook, omdat we ons
geneerden voor ons gebrek aan uithoudings
vermogen.
Naarmate de zonnebal steeg, daalde onze
stemming.
Wij kregen visioenen van Sahara-expedities
en wit-gemantelde Bedoeïnen en we speurden
verlangend naar het onschuldige wolk-donsje,
dat de voorbode van een verfrisschend on
weer zou kunnen zijn.
Maar ineens vielen wij met een plof weer
terug in de naakte werkelijkheid van 80 graden
in de schaduw, wit-uitslaand asphalt en 50
K M. per uur met een borrelenden radiator.
Midden op den weg lag een vormloos obstakel.
Wij remden en. langzaam naderbij komend,
ontdekten we, dat de hindernis een kleine,
grijs-met-zwart gevlekte hond was. Met de
tong uit den bek. zijn groote, melancholieke
oogen in onze richting gewend, lag het dier
amechtig te hijgen en scheen té apathisch, om
zelfs voor de naderende wielen van ons
vehikel opzij te gaan. Misschien ook had het
zich voorgenomen hier te sterven, nu het
leven was gereduceerd tot een gloeiende hel
zonder water en zonder schaduw. Het beest
kon ook moeilijk weten, dat de wispelturige
heeren in De Bilt het dien avond weer konden
laten regenen en den volgenden morgen des
noods vriezen
Hoe dit zij, we stopten. We stapten uit en
bekeken het hondje, dat ons op zijn beurt
ietwat sufferig aanstaarde.
„Hij is aan het verdorren", zei ik. manne-
lijk-ongevoelig.
Maar Renée had medelijden met den ver
smachtenden beschermeling van Nimrod.
„De stakkerd heeft dorst", constateerde ze
met iets heel zacht in haar stem en met een
intonatie, die ik nooit ontdekte, als het mij
betrof. En intusschen had Renée de thermos
flesch te voorschijn gehaald. Met eenige vol
doening, die een goede daad nu eenmaal
geeft maar ook met een weinig afgunst
zagen wij hoe de slappe hondentong gretig
Een bekeuring wegens het plaatsen
van wegwijzers. De actieve zuivel-
directeur en de gevaarlijke boomen.
Hoe het witte spatbord in een week
tijds populair werd.
(Van onzen correspondent).
STOCKHOLM. 1 October.
In Denemarken wordt meer gefietst dan in
eenig ander land ter wereld, met uit
zondering misschien van ons land. Maar
Denemarken heeft geen A.N.W.B. om weg
wijzers te zetten en het is dus te begrijpen,
dat de bewegwijzering er evenveel te wenschen
overlaat als in andere landen, waar niet één
lichaam, één organisatie voor de systemati
sche plaatsing van doelmatige en uniforme
wegwijzers zorgt, maar de eene gemeente in
haar gebied duidelijke en de andere gemeente
slechte en de derde gemeente in 't geheel geen
wegwijzers zet, waar men het aangeven van
afstanden vergeet of dit zoodanig doet. dat
een weg in de eene richting een paar kilo
meter langer wordt dan in de andere, zulks in
strijd met de meetkundige wetten maar ove
rigens geheel volgens Bartjes, waar men na
laat de eventueel aanwezige borden over te
schilderen als er een nieuwen, korteren weg
geopend wordt, zoodat de volslagen vreemde
ling letterlijk op 't verkeerde pad wordt ge
bracht, of waar men, gelijk dat in een der
Zweedsche provinciale hoofdsteden het geval
is, door een listige bewegwijzering er voor
zorg draagt, dat de toerist een omweg maakt
en aldus wél een groot en nieuw hotel-restau
rant passeert, maar niet de genoegelijke, van
ouds gernommeerde zaak, waar de notabelen
van het stadje hun soos hebben en die zij
voor zichzelf willen behouden.
De Deensche fietsers moeten zich dus maar
zien te behelpen met de wegwijzers die er zijn
en veelal gaat het ook wel, want hun land
is niet zoo groot en ook als er aan een en
denzelfden paal twee borden zitten met den
zelfden naam maar zónder kilometertal, is er
meestal wel een boer op Jt land of een ter
plaatse bekende voorbijganger, die uitsluitsel
kan geven. Maar voor automobilisten wordt
het moeilijker en voor buitenlanders kan het
licht een hopelooze en onaangename geschie
denis worden. De Deensche uitspraak heeft
haar bijzondere moeilijkheden en als men bij
voorbeeld den weg naar Amager zou vragen,
dan zou men den naam van die vroegere
Nederlandsche boerenkolonie moeten vervor
men tot de eerste twee lettergrepen van
amechtig, waarbij de ch dan nog binnens
monds overging in een zachte „gebrouwde" r.
De Denen, die het hun buitenlandsche be
zoekers graag zoo gemakkelijk en aangenaam
mogelijk" willen maken, die veel mopperen
over de op vele plaatsen absoluut onvoldoende
bewegwijzering en door hun geklaag de ver
antwoordelijke mannen van gemeentelijke of
gewestelijke besturen toch maar betrekkelijk
weinig tot afdoende maatregelen hebben
kunnen aansporen, hebben het daarom zeer
toegejuicht toen eenigen tijd geleden een be
kend en voortvarend man, directeur van een
groote zuivelorganisatie en hartstochtelijk
automobilist, zonder toestemming gevraagd te
hebben langs de groote routes voor door
gaand verkeer, langs gewestelijke hoofd
wegen. overal waar dat noodig was. wegwij
zers liet plaatsen. De kranten schreven lange
waardeerende stukken over dit initiatief, de
weggebruikers waren dankbaar, maar in som
mige plaatsen ruimde de gemeentereiniging
de wegwijzers op, in andere gemeenten schreef
de politie processen-verbaal over het zonder
toestemming plaatsen van voorwerpen op den
berm van openbare wegen, al waren er dan
ook autoriteiten, die den ondernemenden zui-
veldirecteur een hartelijken bedankbrief zon
den en toezegden voor het verdere onderhoud
van de wegwijzers, die nu direct op hun kos
ten stevig met beton werden vastgezet, te
zullen zorgen. Er volgde nog een paar geani
meerde rechtzittingen met den zuiveldirec-
teur als weinig-geïntimideerde beklaagde,
maar daarna deed hij er het zwijgen toe,
liet hij het aan anderen over de actie voort
te zetten met excursies van wegenbesturen,
met. heftige krantenartikelen, met honende
onderschriftjes bij foto's van onjuiste of on
leesbare of door gebladerte verborgen weg
wijzers.
Eenigen tijd later toonde de directeur van
de zuivelorganisatie opnieuw een man te zijn.
die doet wat hem invalt. Er was naar aanlei
ding van enkele ernstige auto-ongelukken het
noodige geschreven over het gevaar, dat boo
men vlak langs den rijweg kunnen opleveren
en er was bij de autoriteiten op maatregelen
aangedrongen, zonder dat dit naar de mee-
ning van den zuiveldirecteur de gewenschte
resultaten had opgeleverd. Zoodat hij, om
een voorbeeld te geven, de gevaarlijke boomen
langs een der verkeerswegen op Seeland kocht
en ze op een vrijen Zondag met behulp van
zijn zoons en een paar vrienden omhakte.
Zijn activiteit heeft aanstekelijk gewerkt
en een week of wat geleden, haast tegelijker
tijd met de afkondiging van het Koninklijk
besluit, dat ten onzent, te oordeelen naar
ingezonden stukken de gemoederen van be
zitters van rijwielen met glanzend gelakte
spatborden nogal ih beroering heeft ge
bracht. stonden er op een Zondagmiddag bij
den ingang van de rijwiel bewaarplaatsen bij
de Kopenhaagsche sportvelden schilders in
lange witte jassen, die een ieder aanboden tij
dens den wedstrijd het achterspatbord met
sneldrogende witte lak te bestrijken. Volko
men gratis. Men had maar bevestigend te
knikken of een paar woorden van dank te
prevelen, er werd met krijt een kruisje op
het zadel geze. en terwijl de voetbal over het
gras schoot of de renpaarden over de baan
snelden penseelden de schilders zoo vlug als
ze maar konden het eene achterspatbord na
het andere onder en boven het roode „kat-
tenoog" helder wit. werkten ze uit alle macht
voort om maar zooveel mogelijk fietsen met
een kruisje op h(t zadel van een wit spat
bord te voorzien. Ruim vierduizend kregen
ze er dien Zondagmiddag klaar, dat is maar
goed één procent var. alle Kopenhaagsche
fietsen, en even zoovele moesten er door de
teleurgestelde eigenaars zónder wit spatbord
weer mee naar huis genomen worden. Maar
een volgenden morgen rukten de mannen in
de lange witte jassen vroegtijdig uit om bij
de rijwielbewaa.iplaac.sen van de spoorwegen,
van fabrieken en werven de fietsers op te
vangen en den daarop volgenden dag behoef
den zij niet meer tot de fietsers te gaan,
maar kwamen de fietsers met hun karretjes
tot hen op het breede plein voor het Raad
huis, drongen de fietsers in groote drommen
rond de schilderende mannen samen, die
maar streken en indoopten en streken en
indoopten tot. ze 's avc-nds klokke zes uur hun
boeltje oppakten en geëscorteerd door hon
derden hevig beilende fietsers naar hun werk
plaats terugkeerden De volgende dagen kre
gen de twaalf schilders hulp, groote bedrij
ven organiseerden zelf het witlakken van
achterspatborden voor hun personeel, in de
rijwielstallingen van magazijnen stonden
knechtjes met de verfkwast klaar en in een
week tijds werden zoo tusschen de 50 en 60,000
achterspatborden van Kopenhaagsche fietsen
gratis witgelakt. Toen verdwenen de twaalf
schilders, de zaak was op gang gebracht,
overal uit de provincie kwamen berichten, dat
huisschilders of fietsenmakers of winkeliers
of fabrikanten de fietsers hadden aangebo
den hun spatborden wit te maken, het
witte spatbord was populair.
Vreemd eigenlijk, want jaren geleden heeft
een Kopenhaagsche journalist, die tot de ont
dekking was gekomen, dat een fietsende jon
gedame met lichte kousen 's avonds veel eer
der door een achteroprijdenden automobilist
werd opgemerkt dan iemand in donkere klee-
dij, reeds het nut van een witte beschildering
van de rijwielen betoogd, jaren lang hebben
verschillende Deensche bladen al propaganda
voor witte spatborden gemaakt, zonder dat
het veel uithaalde. Blijkbaar heeft het feit
dat men niet nogmaals ging schrijven en pra
ten over wat er gedaan moest worden, maar
dit zonder er een woord over vuil te
maken dééd, de actie zoo populair gemaakt
en haar zoo schitterend doen slagen.
De schilders hadden op hun lange witte jas
sen de woorden „Storre Faerdselssikkerhed"
oftewel Grootere verkeersveiligheid, maar wie
deze actie op touw gezet had. wie dit streven
naar veiliger verkeer leidde en bekostigde,
wist men niet en weet men nog niet. Wel is
het uitgelekt, dat geen enkele verffabriek.
geen enkele schildersbaas er achter staat en
dat de actie cok in anderen vorm niets met
reclame te maken heeft, zoodat degenen die
de twaalf schilders de eerste week aan het
werk hebben gezet en die de tientallen kilo's
lak betaalden dat louter en alleen hebben
gedaan in het belang van de veiligheid van
het moderne verkeer.
Na de schilders zijr. levende waarschu
wingsborden gekomen, sandwichmannen, die
op gevaarlijke kruispunten en hoeken ston
den met plakaten met „Hier komt een
fietser uit! Pas op!", terwijl dan hier en daar
boven hun hoofd een kapotgereden fiets in de
lucht hing met het opschrift: „Hij stak zijn
hand nie* bijtijds uit". En volgende week
krijgen de automobilisten een beurt, zullen er
tienduizend strooibiljetten uitgedeeld wor
den en zal men ook wel op andere, origineele
wijze allen die achter het stuur zitten op hun
plicht en zoo noodig op hun feilen wijzen,
waarna dan tenslotte ..Storre Faerdelssikker-
heid" zich met de voetgangers gaat bemoeien.
In het moderne Denemarken schijnen die wel
de minst belangrijke categorie weggebruikers
ie vormen.
C. G. B.
het bekertje leegslurpte, telkens en telkens
weer.
Eerst toen de flesch leeg was. scheen de
Dorstige genoeg te hebben. In ieder geval, hij
hield zich, of hij verzadigd was, omdat hij
begreep, dat een leege flesch ieeg is,
We keken elkaar met iets van zelf-ingeno-
menheid in onze oogen aan. We hadden ook
wel een beetje recht om trotsch op onszelf te
zijn, nietwaar? In de woestijn zouden we onze
edelmoedigheid waarschijnlijk met den dood
hebben moeten bekoopen. En dus gesterkt
naar den geest, wilden wij instappen om onzen
tocht te vervolgen. Maar de Dorstige had be
sloten ons te vergezellen. Hij zette z'n stoffige
pooten ongegeneerd op mijn parelgrijze zo
merpantalon en klom via mijn beenen naar
de achterbank, waar hij zich met wat tevreden
geknor neerliet.
.Aardig hè, de trouw van zoo'n beest",^zei
den wij en we dachten zachtjes: hoe raken
wij het mormel met fatsoen kwijt?
Toen wij Utrecht binnenreden, scheen cie
Dorstige weer geheel op dreef te zijn. Hij
kefte uitdagend naar den kleinzieligen ver
keersagent. die ons meende te moeten be
rispen, omdat wij een meter te ver waren
doorgereden. Hij scharrelde onhandig tus
schen de beenen van den kellner door. dia
slechts door bijna Japansch jongleurschap
een dozijn schuimende biertjes van een on-
tijdigen ondergang wist te redden. Hij joeg
ons de stuipen op het lijf. door als een levende
bom midden op ons tafeltje te ploffen en zijn
zwarten neus in Renée's aardbeien-ijs te bo
ren. Hij hapte onbesuisd naar een knal-rood
piepend vogeltje, dat met een touwtje aan
een stokje en een snoezig, blond meisje ver
bonden was, hetwelk onmiddellijk de allures
van een genereerend radio-toestel aannam.
De Dorstige ...enfin, in drie minuten tijds
slaagde hij erin, zichzelf en z'n nieuw ge
kozen meesters onmogelijk te maken.
„Ga mee er vandoor", zei Renée.
We betaalden en vertrokken haastig en
met de vage hoop. den Dorstige kwijt te
zullen raken.
Het mocht niet zijn.
Bij ons Fordje stond hij ons al op te wach
ten. keffend en kwispelstaartend. Maar toen
ik hem bij zijn nekvel pakte en hem resoluut
en misschien wat hardhandig op het trottoir
deponeerde, was het ineens met- zijn uitbun
digheid gedaan. Hij bleef stil en zielig liggen
en in z'n oogen was opnieuw iets van die on
eindige melancholie, die hem straks op den
weg zoo meelijwekkend had doen zijn. Bijna
meteen hadden wij hem alwaar vergeven.
„Toe jongen", zei Renée. „laten we hem toch
maar meenemen. Hij moet opgevoed worden,
't Is net een kind. hij is lief en hij wil wel
goed, maar z'n onstuimige aard speelt hem
parten".
Terwijl ik schrijf, zit de Dorstige naast me.
Hij kijkt aandachtig naar het witte vel papier,
dat in de schrijfmachine heen en weer gaat en
het is. alsof hij begrijpt, dat ik 't over hem
heb. Z'n staart gaat zoetjes heen en weer en
z'n donkere oogen zeggen: „Van nu af zal
ik m'n best doen, heusch".
Wij zullen het met zachtheid en Montes-
sori probeeren. Misschien wordt de Dorstige
toch nog wel eens de roemruchtige voorvader
van een vlekkeloos hondengeslacht.
Laat ons dit hopen.
JAAP BEKKERS.
Oef. 109. Deze week
beginnen we met een
arm- en schouderoefe
ning. De uitgangshou
ding (dat is de houding,
waarin we een oefening
beginnen) is: zitten met
gespreide beenen en de
armen gekruist voor de borst. Nu krachtig
schuin omhoog zwaaien, tot zij veerend in den
eindstand zijn. Dan met een boog de armen
losjes laten vallen, tot ze weer gekruist voor
de borst zijn gekomen. Deze oefening twintig
maal, goed rechtop zittend herhalen.
Oef. 110. Kruip-
oefeningen, die
heel veel in de
heilgymnastiek ge
bruikt worden, om
rugafwijkingen te
behandelen. zijn
ook zéér aan te raden om eens op Uw dage-
üjksch gymnastiek-menu te zetten Vooral
deze kruipoefening, het zoogenaamde ,.rut-
schen", is werkelijk een prachtig, lenigmaken-
de oefening. In kruiphouding worden de armen
heel ver. en iets uit elkaar neergezet Borst en
hoofd zijn dicht bij den grond; de dijen staan
nagenoeg loodrecht Nu langzaam naar voren
komen door heen kleine passen op de knieën;
de handen laten we maar gewoon schuiven.
Als U deze oefening werkelijk zoo Intens mo
gelijk doet, is een afstand van drie meter ge
noeg.
Oefening 111 is weer met de hulp van een
partner. De oefening kan op twee verschillen
de manieren uitgevoerd worden. In de eerste
plaats: Probeert U eens in liggende houding
een knie te bulgen, waarbij Uw partner, lang
zaam toegevend, weerstand biedt. De andere
manier: Eén knie wordt in liggende houding
opgetrokken; Uw partner probeert het been
te strekken, waarbij U zelf weerstand biedt.
Oefening 112. Ten slotte een
ff flink tijdje huppen, met bcw-
c, i telings linker- en Kthter>*v*i
voor. De armen vooral hee' -os
zwaaien. Ondertusschen ste°ds
veerkrachtig neerkomen en
diep ademhalen
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M O.