JCRIJDAG 11 OCTOBER 1935
HAASEEM'S D A G B E A D
AAN ALLEN!
't Is nu October. We zitten in den herfst en
misschien wordt bij jullie thuis de kachel al
gestookt. Buiten kunnen we de vruchten be
wonderen van roos en meidoorn, of we zoe
ken eikels en beukenootjes. 't Is nu wel de
echte vruchtentijd. Maar 't is ook de echte
trektijd der vogels. Al de insectenetende zang
vogels, die in ons land hebben gebroed, zijn
reeds vertrokken of staan klaar om heen te
gaan.
Tallooze scharen van vogels, die ln 't Noor
den hebben gebroed, trekken bij ons door en
blijven misschien nog wel een paar weken toe
ven. Dat hangt vaak van 't weer af. Pension
behoeven ze vooruit niet te bespreken, dus ze
kunnen gaan en komen, als ze willen. Mis
schien heb je ook al wilde eenden in V-vorm
zien vliegen. Ze zoeken het Zuiden op. Ze vlie
gen overdag, terwijl de snippen en wulpen
's nachts over ons land trekken.
Sinds overoude tijden trekken op het Noor
delijk halfrond in 't najaar de meeste vogels
naar het Zuiden, soms met een omweg naar
't Westen, soms met een omweg naar 't Oosten.
In 't voorjaar trekken ze in tegenovergestelde
richting. Een ontzaglijk groot gebied in Noord
en Oost-Europa is 's winters voor de vogels
onbewoonbaar, terwijl in diezelfde streken 's
zomers overvloed van voedsel voor ze is.
Octobermaand is trekmaand. Als 't weer
glecht is. dan zoeken ze schuilplaatsen op.
Rondom de .vuurtorens vliegen ze dan bij dui
zenden rond.
Op een zonnigen Octobermorgen kun je nu
troepen meesjes en sijsjes met veel lawaai zien
en hooren passeeren. Kraaien, kauwen en
sperwers vliegen veel hooger, zoodat het zwarte
stippen lijken.
Heel goed kun je deze dagen ook de lijster
trek waarnemen. De vluchten varieeren van
20 tot 50, en soms wel meer. Ze blijven dicht
bij elkaar. Ze vliegen snel en zonder omwegen
van Noord naar Zuid. Ze laten zich niet gauw
door 't weer afschrikken. Een soort lijsters, de
zoogenaamde koperwieken overwinteren wel
bij ons. Ze komen in October, of November
bij ons uit het Noorden. In 't voorjaar ver
trekken ze dan weer naar hun broedplaatsen,
die in Scandinavië of Rusland gelegen zijn..
Onze zanglijsters zijn in September al gaan
trekken. Irr Februari en Maart keeren ze weer
tot ons terug.
In de provincie Groningen schijnen de
meeste lijsters te nestelen en ook de meest
verschillende soorten. De zwarte lijster ook wel
merel of gieteling genoemd, zie je bij ons het
meest. Dikwijls zie je hem het heele jaar.
Onze zanglijster heeft een grauw-gnjs pakje
aan. In Groningen komt ook nog voor dc
groote lijster of dubbele lijster. Dit schijnt
een buitengewoon mooi dier te zijn.
De trekbeweging der vogels wordt door ge
leerden in ons land nog steeds bestudeerd.
Vooral wat de hoogte en de snelheid aangaat,
doet men soms wonderlijke ontdekkingen.
Het heele jaar door heeft eigenlijk de trekbe
weging plaats. De voorjaarstrek begint al in
Januari met de leeuweriken dan volgen de
lijsters, de spreeuwen, de ooievaren, de kieviten
Midden April valt de grootste drukte. In Mei
komen nog de wielewalen. En daarna begint
al weer de najaarstrek.
Men beweert, dat een blauwborstje bij den
trek 't hoogst en 't snelst vliegt. In één nacht
b v. van Afrika naar Helgoland (bij den mond
yan de Elbe).
Een hoofdtrekweg gaat langs Terschelling
en Texel. Vandaar wordt door veel vogels
overgestoken naar Engeland. De kraanvogels
gaan langs de Oostgrens van ons land en dan
Zuidwaarts. Als we dat trekken gadeslaan,
denken we aan 't oude versje: Vogel, waarheen
is uw vlucht. We weten er nog maar heel wei
nig van. Wel weten we, dat spreeuwen en lijs
ters voor hun vertrek nog smullen van de
vruchten onzer boomen. Vooral op vlierbessen
zijn ze dol. En daar doen ze ons ten slotte een
grooten dienst mee. De pitjes van de bessen
zijn onverteerbaar en verlaten daarom zoo
weer het vogellichaam. Maar ze vallen in
goede aarde en zullen straks weer nieuwe
vlierboompjes worden, die eenmaal ook met
hun roode vruchtjes andere vogels zullen
lokken.
W. B.—Z.
Jan: „Vader, wat is een conferentie?"
Vader: „Dat is een bijeenkomst van heeren
die met mekaar uitmaken, wanneer ze weel
bij elkaar zullen komen."
Moeder: „Hè Wim, ben je nu met je nieuwen
broek in den modder gevallen?"
Wim: „Ja moes, maar ik kon hem toch niet
eerst uitrekken."
Moeder: ..Eet nu toch je pap op. Greeetje,
Menig kindje zou blij zijn, als ze er maar een
klein bordje van kreeg."
Greetje: „Ja, dat zou ik ook moeder."
THUSNELDA,
HET CERMANENMEISJE.
Thusnelda, het Germanenmeisje stond voor
de deur van de hut en keek naar het spel van
de jonge kinderen op de weide vlak voor haar.
Ze speelden met pijl en boog en hun schreeu
wen en gillen vervulde de lucht
Thusnelda .glimlachte stilletjes; toen. met
een vlugge beweging gooide ze het lange blon
de haar naar achteren en ging de hut weer in
Er moest brood gebakken worden; als vader.
Rodenk en Racfout straks met de andere
mannen van de jacht terugkeerden zouden ze
hongerig zijn en dan moest er wat te eten zijn
Ze was nog bezig, toen luide stemmen bui
ten haar aandacht trokken. Zouden de man
nen nu al terug zijn? Haar nieuwsgierigheid
won het en ze liep naar den uitgang van de
hut en tuurde, knipperend in het felle zon
licht naar buiten.
Ja, ze waren al terug. Maar geen geschoten
wild bungelde op hun rug.... Wat was dat?
Thusnelda hield de hand boven de oogen om
beter te kunnen zien. Het leek wel.ja.
het leek wel, of ze een gewonde meedroegen!
Wat zou er gebeurd zijn? Een ongeluk? Een
hinderlaag van vijandige stammen?
Met een angstig voorgevoel liep ze naar het
groepje mannen, die nu op de open ruimte
tusschen de hutten waren blijven staan. Daar
zag ze haar broers. Gelukkig, die waren het
dus niet.
„Roderik, Radbout?" riep ze gejaagd. „Wat
is er gebeurd? Waar is vader?" Om zich heen
ziend, miste ze zijn forsche gestalte. De jonge
Germanen liepen op hun zuster toe. Hun ver
weerde gezichten waren bleek.
„Schrik niet, het is niet erg Vader heeft
een ongeluk gehad. Thusnelda luisterde al
niet meer. Ze duwde de haar omringende man
nen op zij en schoof naar de plek, waar ze den
gewonde neergelegd hadden. „Vader, vader!"
De oude Germaan, die op den grond lag,
opende langzaam de oogen, een flauwe glim
lach speelde om zijn mond.
„Het is niet erg kind," zei hij toen. „Die
beer Maar toen sloot hij weer vermoeid
de oogen. Thusnelda knielde bij hem neer en
bekeek de wonde: een gapende schouderwond
afkomstig van de klauwen van een beer.
Haar geoefend oog zag, dat de wond niet
diep en niet gevaarlijk was, maar door het
Waar is de eigenaar van deze roeiboot? Hij
is wel in de buurt, maar wie ziet- hem?
TANTE Tn.
HET ONCELUK EN HOE HET
HERSTELD WERD.
We zaten in de kamer, mijn kleine nichtje
Louki en ik en ieder van ons was druk bezig
met een naaiwerkje. Louki, die een voorbeel
dig poppenmoedertje is, was bezig een jurk
te vervaardigen voor Tony naar een model,
dat ik haar gegeven had.
Knip-knap ging haar schaar ijverig door
de lappen.
Plotseling een verschrikte kreet:
„Oh tante!" en even daarna wild en onbe
daarlijk huilen.
Verschrikt sta ik op.
„Maar kind, wat is er?"
Als eenig antwoord wijst Louki naar den lap
stof voor haar, die ze bezig was in een jurkje
voor Tony te veranderen en snikt dan heftig:
..Ik heb alles verknipt. Kijk maar!"
Ik pak den lap. waar Louki zoo ijverig aan
heeft zitten werken en bekijk dezen eens nader.
Inderdaad, het is waar. wat Louki gezegd
heeft. Ze heeft per ongeluk aan den voorkant
van 't jurkje een grooten knip gegeven van
den hals af en een klein beetje scheef.
„Dat is jammer, Lou; maar daar hoef je nu
niet zoo onbedaarlijk om te huilen. Als we sa
men eens even nadenken, wed ik, dat we er
best een oplossing voor kunnen vinden. Droog
nu je tranen maar en laten we eens gaan be
denken. hoe we dat het beste kunnen doen."
Nog een paar kleine snikjes, maar dan is
Louki al weer stil.
„U bent een echte schat! Overal weet U nu
letterlijk raad voor. Ik dacht echt. dat hier
niets -meer aan te doen was, dan den lap weg
gooien."
„Kind," zei ik lachend, „nu moet je je oude
tante niet zoo erg vleien; want daar kan ze
toe hadden gekeken, hoe handig Thusnelda
te werk was gegaan.
„Ja," zei een der broers toen aarzelend. „Va
ders wond zal wel aanleiding tot een oorlog
worden!"
Met een ruk keerde het meisje zich om.
„Oorlog, oorlog? Waarom?"
Roderik nam het woord.
„Je weet, dat we op jacht waren gegaan.
Toen we in de bosschen kwamen, bleek het.
dat ook eenige mannen van de Friezen op
jacht waren en dat onze beide groepen jacht
maakten op een beer. Op een gegeven oogen-
blik troffen we elkaar bij 't hol van den beer
Deze kwam te voorschijn en een der Friezen
richtte zijn boog op hem. Maar vader, die
graag den beer had gesloten, spande even
eens zijn boog, ofschoon de ander eerder was
Om zeker van zijn schot te zijn naderde hij
den beer tot op 'n paar passen en schoot toen
af. Deze stortte zich onmiddellijk op vader en
als we hem niet meteen te hulp waren ge
sneld, zou het er leelijk voor hem uitgezien
hebben. Maar je begrijpt, Thusnelda, dat de
Friezen hoogst beleedigd waren, dat iemand
van onze stam dien prachtigen beer voor hun
neus neerschoot en daar de verhouding toch
al niet zoo erg vriendschappelijk was, ben ik
bang, dat ze hierin een goede reaen voor
een oorlog zien."
Zooals Roderik gedacht had, gebeurde; de
priesters van de Friezen vonden verscheidens
voorteekenen, dat de oorlog den Friezen voor
spoedig zou zijn en de aanval liet dan ook
niet op zich wachten. Maar de stam van Rode
rik en Radbout was voorbereid en het werd
een heet gevecht, waarbij krijgers van beide
zijden gewond werden.
Thusnelda had zich met speer en dolk ge
wapend, voor het geval de hut aangevallen
zou worden. Haar vader was wel bijna her
steld, maar hij had zijn oude Krachten nog
niet teruggevonden. Zoover kwam de strijd
echter niet; daar de Friezen inzagen, dat ze
toch niet zouden winnen, trokken ze terug.
En toen Thusnelda de vele gewonden zag,
die er terugbleven na den slag, mompelde ze
bitter:
„En dat alles voor een beer! Alsof er niet
genoeg beren in de bosschen rondloopen. Een
oorlog is gauwer ontketend dan de vrede ge
sticht!"
RITA VAN B.
WIE ZOEKT ER MEE?
scheurd, dat ze in helder bronwater, dat Ro
derik voor haar in een leemen emmertje ge
haald had, doopte en daarmee waschte ze
voorzichtig de wonde uit. Af en toe kreunde
haar vader zachtjes. Maar Thusnelda ging
verder met haar werk. Toen alles voldoende
uitgewasschen was, legde ze met vaardige
hand het verband. „Zoo, laat vader nu maar
slapen," zei ze tegen de beide jongens, die
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
niet tegen, hoor. Maar nu ter zake. Het is een
stoffen jurkje, daar kunnen we best een af
anderen aardigen kraag-op maken. Dan is 't
net of het zoo hoort en niemand zal vermoe
den, dat we dat gedaan hebben, omdat er een
scheur onder zat. Wat denk je van dit model?"
Ik teeken vlug een krabbeltje op een papier,
dat voor me ligt. „Geweldig." zegt Louki. „Het
moet zeker weer eerst van papier geknipt wor
den, hè tante?"
..Je trekt tenminste profijt van mijn les
sen", zeg ik voldaan. „Ja, eerst het patroon
van papier."
Louki is al bezig. Als ze klaar is, passen
we het pop Tony even en dan blijkt, dat er
niets aan veranderd hoeft te worden; want
Louki heeft het op de juiste maat geknipt.
„Maar," zegt ze aarzelend, „nu hebben we
wel een patroon, maar waarvan maken we
dien kraag?"
Ik lach geheimzinnig en loop naar de kast.
„Wat zeg je van dit lapje witte organdie?
Zou je dat leuk vinden?" Als eenig antwoord
krijg ik een stevigen kus.
„Dan zullen we het daar dus maar van
knippen", zeg ik voldaan. „Ik geloof wel te
mogen aannemen, dat het in je smaak valt!"
t Knippen van den kraag is gauw gebeurd
„Weet je wat leuk is? Als je er een smallen
volant om heen maakt. Dat staat heel aardig.'
Zoo gezegd, zoo gedaan; we rijgen den volant
op het kraagje en naaien het er dan met .on
zichtbare steken op vast. Een heel smal
zoompje vormt de afwerking. Tenslotte maken
we als garneering aan de voorzijde een paar
geborduurde rondjes van blauwe zijde. Dat
fleurt het geheel erg op Aan de achterzijde
zetten we een knoop en maken we een knoops
gat voor de sluiting. En de kraag voor Tony
is klaar. Het doorloopende breede voorgedeel
te bedekt den knip in de jurk, die Louki onder -
tusschen dicht had genaaid en niemand, die
Louki's pop in haar nieuwe jurkje ziet. zal
zeggen, dat de kraag er expres op gemaakt is
om een ongeluk te verbergen.
TANTE TINE.
Postbeambte tegen loopjongen: „Die brief
is te zwaar, Er moet nog een postzegel op."
Loopjongen: „Wat zegt U? Nog een post
zegel er op? Dan wordt hij immers nog
zwaarder.
Wat zeggen jullie van dit aardig stuk speel
goed? Die eigenwijze eend, die met een jockey
pet op, op den rug van een hond rijdt? Ear hij
schijnt het leuk te vinden ook, kijk maar naai
zij n snuit.
Wat zouden jullie er van zeggen, als wij
ook eens zoo'n „hond rijdende" eend gingen
maken? Wel leuk om dan, als het geheel
klaar is, cadeau te geven aan een broertje of
zusje, of een ander klein kind, dat je kent,
vinden jullie niet?
We beginnen natuurlijk op dun triplex de
verschillende deelen van de beide dieren te
teekenen Op de nevenstaande teekening kun
je duidelijk zien, welken vorm ieder van deze
deelen moet hebben. En je zult zelf wel be
grijpen. dat de voor- en achterpooten yan
beide dieren, enz. tweemaal geteekend moeten
worden.
Als we met het teekenen klaar zijn, begin
nen we met het uitzagen. Dat gebeurt met
een figuurzaag, zooals jullie wel zult begrijpen.
Heb je alle deelen klaar, dan moet je met een
vijl en met schuurpapier de kanten mooi glad
maken, zoodat er geen kans meer bestaat, dat
het kind. voor wie het tenslotte bestemd is, zich
aan de splinters kan bezeeren. Voor we de
deelen in elkaar zetten, verven we ze ook eerst.
Dat is practischer dan wanneer we dat doen,
als alles in elkaar zit. We moeten de beide
dieren grappige bonte kleuren geven. Zoo wordt
de eend bijvoorbeeld geel met een bruin petje
op en een rooden snavel en blauwe laarzen.
Zijn truitje wordt blauw-bruin gestreept. De
hond kun je wit maken met bruine vlekken.
Als alles goed droog is. zet je de dieren in
elkaar; dat gebeurt met kleine spijkertjes. Je
moet er voor zorgen, dat alles beweeglijk blijft.
Tot slot geef je de eend nog een paar „echte"
teugels in zijn pootjes en de wedloop kan be
ginnen.
Hebben jullie er geen schik in gekregen om
het eens te probeer en? OOM KEES
III. Boomtak in de sneeuw. De bovenkant
wordt met sneeuw bedekt, de onderkant blijft
echter zwart, want daar kan de sneeuw niet
blijven liggen.
IV. schip in een Noordpool-landschap. De
weerspiegeling op het ijs wordt met enkele
rechte lijntjes weergegeven De zon staat laag
aan de horizon en heeft geen stralen.
V. Een bliksemschicht. Ofschoon deze voor
stelling van een bliksemschicht eiaenliik fout
is, is het toch de meest gebruikelijke bij tee-
keningen.
TANTE TINE.
HOE WAS 'T OOK WEER?
door W. B—Z.
Loes zou voor moeder boodschappen doen
Op den hoek bij den kruidenier
Moes zei: „Kind, neem je tasch maar mee
En schrijf alles op een papier."
Maar Loes dacht: „welnee ik onthoud 't wel,
Ik weet alles best uit mijn hoofd."
Ze zou wel dadelijk terugkomen weer,
Dat had ze aan moeder beloofd.
Ze staat nu stil voor het winkelraam,
Wat fijne bonbons liggen daar.
Borstplaatjes. zuuïtjes en pepermunt.
En o zoo goedkoop, dat is waar.
Ze stapt er maar vlug naar binnen toe.
De juffrouw vraagt: „wat zal het zijn?"
Loes zegt: „Rijst, koffie, thee. suiker,
peper en meel.
En dan nog een flesch azijn."
De juffrouw vraagt lachend: „Hoeveel
van elk?
Wat heeft moeder daarvan gezegd?"
„Hoeveel? Ja, hoe was het ook weer,
Ik dacht: 'och dat komt wel terecht.
Hier is 't geld. rekent U 't nu maar uit".
En Loes legt haar dubbeltjes neer,
De juffrouw zegt lachend: „jij bent me
een guit.
Maar Loesje, hoe was het ook weer?"
Hoe was 't ook weer? Loes kreeg er een kleur
En zei: ,,'k Loop maar even terug
Als moeder 't op een papiertje schrijft,
Dan haal ik de boodschappen vlug
Moes schreef gauw alles op een papier,
En Loes dacht: „Ik doe het niet meer,
Dan zeggen wij samen, de juffrouw en ik
Hè, toe nou: hoe was t ook weer9
bloedverlies was haar vader zoo uitgeput. Ze
stond op uit haar knielende houding.
„Radbout, Roderik, dragen jullie vader maar
naar de hut. Het is niet erg: maar hier kan ik
hem niet verbinden." Verlicht hoorden de
jongens aan den toon van hun zuster, dat va
ders wonde werkelijk niet al te gevaarlijk was.
Met de grootste omzichtigheid tilden ze de
gewonde op en brachten hem naar de hut,
waar Thusnelda in alle haast een leger op
dierenhuiden gespreid had. Daarop legden ze
den gewonden Germaan. Van linnen lappen
had het meisje ondertusschen verband ge-
Hier zijn verschillende voorbeelden, die aar*
dig zijn om na te teekenen
I. IJsvorming aan den mast van een schip
in de poolstreken. Je ziet, dat ook aan de
dunne kabel ijskegeltjes hangen.
II. het effect, dat het water maakt, als het
met kracht op de grond gegooid wordt. Met
slechts zeer weinig strepen wordt dit effect
bereikt.
VERRASSING
Als je van bovenstaande teekening alle
hokjes, waarin je een punt ziet staan, zwart
maakt, krijg je een aardig jachttafereeltje.
M3ar, je moet het netjes doen, dat spreekt
vanzelf.
TANTE TINE.
EEN AARDIG STUK SPEELGOED.