DE ZAT Mooi Bali Blijft Fit! Amsterdam's Universiteit. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 19 O G TOE ER 1935 HAARLE M'S D A G B E A D z De heerlijkste tijd in de tropen is 'S mor gens van half zes tot half zeven. Even den kop onder water en dan op de voorgalerij een kop je thee of koffie in pyjama. De lucht kleurt rose, dan bloedrood, eindelijk oranje en hel geel achter de cocospalmen, waarvan de mooie geveerde bladeren fel zwart afsteken tegen de fel gekleurde morgenlucht. De vogels ontwa ken. Overal rondom gefluit en gesjilp en met te vergeten het gekoer der tallooze duiven, die de Inlander zoo graag houdt. De menschen zijn allang wakker. Lange rijen vrouwen ko men langs, de sarongs om de heupen gebon den, een groote mand op het hoofd, waarin de koopwaar, meest eetwaar natuurlijk, naar de markt wordt gebracht. Mooie gestalten zijn er bij, vrij veel zelfs, de helft misschien. Maar de andere helft is dan ook van een groote leelijkhcid. En dat blijft zoo, langs den weg en op den passar. Balineesche schoone. Eenige vrouwen met baadje, want die ko men er steeds meer, vooral om en bij de ste den en dorpen, komen de hoteltrap op, zwaar hoog opgetaste manden op het hoofd tor send. Ze helpen elkaar met het afzetten der vracht, hurken neer in de voorgalerij en be ginnen uit te pakken. Geweven stoffen en maskers, krissen, waaiertjes en.... houtsnij werk! En daaruit blijkt weer dadelijk dat de kunst op Bali nog leeft. Modern Balineesch houtsnijwerk zien we in Holland ook den laatsten tijd. Maar denk eens even ha! Mo dern en Balineesch. Al wat echt Balineesch is is in de laatste 1000 jaar niet veranderd. En toen kwam een Mexicaansche schilderes, een moderne. En die schilderde alles, zooals ie het in zoo'n uitrekkenden lachspiegel ziet. De Balineezen keken toe. Lachten. Een nam een stuk hout en sneed ook eens zoo'n spichtige juffrouw, prachtig gaaf werk. En iemand gaf er vijf gulden voor en verkocht het voor vijf tig. Er vormde zich een markt; Amerika be stelde 100 stuks. En de Balineesche kunstenaar zette een dozijn leerlingen aan het werk, die zijn voorbeeld nauwkeurig copieerden. En overal ziet ge de Balineesche danseres, in hout gesneden, in tempelgewaad. De Bali neesche houtsnijkunst kwam op een zijspoor, maar ze rectificeerde zich zelf en bracht won dermooie dingen voort! Vroeger was bijna eik stuk houtsnijwerk aan tempel of godendom ontleend. Ieder kent de prachtige beeldjes van Shiwa, van Vishnu enz. Meesterlijk gesneden, tot in finesses uitgevoerd in prachtig hout. Toen eenmaal van dit thema was afgeweken, kwamen prachtige jongenskoppen, het mas ker van de danseres groeide uit tot een borst- beeldje enwaar de inspiratie vandaan kwam weet ik niet, maar één sneed een kik ker, de tweede een kraai, de derde een rei ger. Dan een reiger die een slang uit de sa- wah trekt, die een visch of een kikker vangt. Zoo prachtig gezien, zoo schitterend uitge voerd. dat het vergeleken kan worden met het mooiste Kopenhaagsch. De kunstenaar werkte, zijn leerlingen werkten na, en hun werk koopt men voor een paar gulden en ais ge goed afdingen kunt en er weinig vraag is voor nog heel wat minder. En ieder die een- nacht in Satya of Bali hotel doorbrengt, ver trekt met een colli bagage meer als hij geko men is, een keurig en kleurig gevlochten mandje, met pronkstukjes voor schoorsteen mantel of boekenkastje, die straks de af gunst van vele niet zoo bereisde vrienden zul len opwekken. En die nieuwe vrienden voor Bali zullen verwerven! Wij worstelen ons los van de aantrekkelijke verkoopstertjes en hun mooie waar en al spoedig deinen wij voort over de prachtige asphaltwegen van Bali. Een merkwaardig landschap, geheel gevormd door de tallooze beken, die het regenwater afvoeren van den Goenoeng-Agoeng, den hoogsten berg van Bali. Al deze beken hebben zich in de aschmassa's, waaruit bijna heel Bali bestaat, diepe ravij nen uitgegraven, kloven vaak, met zeer steile wanden, soms tot op een oude lavabedding aan toe en dus daalt onze weg elke paar hon derd meter neer in zoo'n diep ravijn om aan de andere zijde weer omhoog te klimmen. Alle dal- en ravijnhellingen, tot de steilste toe haast, zijn geterrasseerd, met rijstvelden be zet. Het klimaat maakt het planten van rijst het heele jaar door mogelijk en daardoor ziet men op de eene helling de groene zaaivelden, in een volgend ravijn de heerlijke forsche groengele planten met de rijke neerhangende aren en even verder trekken allerlei versie ringen van huizen en tempels langs den weg de aandacht, wapperen meterlange wimpels, boven het goudgeel van de rijpende oogst, gaan kleurig uitgedoste vrouwen in Zondag- schen pronk, m e t een baadje, of de sarong hoog over de borst gewonden naar de onaf zienbare velden om te oogsten, om aar voor aar met het daarvoor bestemde mesje af te snijden en samen te voegen tot den grooten bundel zwiepende paddiaren. die door de man nen aan den draagstok naar den tempel wor den getorst. Want zoo wil het Deva Iri, de go din van de rijst, dat elke aar harer rijke ga ven. afzonderlijk met eerbied wordt geplukt. In den tempel genieten de goden het aroma, de priester krijgt een enkel bosje mee van de vele honderden en Bali leeft verder in rijkdom enarmoede. Armoe? Ja, in geld; dat is zeer schaarsch op Bali en dat is de reden, dat een beetje hooger op, waar het 's avonds aardig koel is, vele mannen een jasje dragen gemaakt uit een oude aardap pelzak.... maar met keurige tressen van ge vlochten touw, die ze van onze pyjama's hebben afgekeken, Geld is er niet, maar eten volop voor iedereen en het volk ziet er clan ook prachtig en weldoorvoed uit. Er wordt hier zeer veel varkensvleesch gegeten en het is juist het gebrek aan eiwit, dat den Javaan zoo vaak in ondervoeden toestand brengt. Dat is wel het grootste kwaad, dat de overigens zoo gunstig werkende Islam op Java neeft gedaan, de bevolking afkeerig maken van het varken en wilde zwijnenvleesch, dat op Bali zoo'n uitstekende, goedkoope en gezonde voeding voor de bevolking oplevert. Wij gaan ook hooger op. Over Bangli naar Kinstamani. Onderweg stoppen wij nog een paar maal waar een bijzonder mooie tempel poort de aandacht trekt. Dan merk je wel, dat Bali zich op toerisme begint In te schieten. Zoodra de auto stopt komen jongens en vrouwtjes aan, die vruchten te koop aanbie den, en vlechtwerk en snijwerk in been- en cocosnootschaal. En hier ook weer vooruit gang, verfijning, maar tevens aanpassing aan Westerschen smaak en vraag. Vroeger sneden ze alleen den Bhoma. den geestenkop in co- cosnootdop, thans maken ze medaillons met den kop als hoofdmotief, maar prachtig ajour- bewerkten rand, rond, ovaal, ruitvormia. met een schakelketting, geheel uit den harden klapperdop gesneden, een uiterst moeilijk werk, en dat zoo goed als niet betaald wordt. Vroeger bracht de ruwe Bhomakop twee kwartjes op, nu het prachtig medaillon cwee dubbeltjes, met ketting misschien drie. Maai er zijn nu ook uitgesneden Shiwa figuren, de Drieëenheid, vogeltjes en wat al niet"meer en dat is het aardige, dat de Balineesche kunst niet verstard is en ons telkens weer nieuwe schoonheidsindrukken meegeeft. Voort gaat het weer, steeds bergop in prachtige zigzagwegen. Weet ge dat dat ge woon controleurswerk is in de buitenbezet tingen, de aanleg van wegen in zwaar berg- terrein. Pracht werk hebben vele van die jonge kerels gedaan! Bij Penalokan komen we 1400 M. hoog op den rand van de Batoercaldera, iets derge lijks als de Bromozandzee, maar nu zien wij niet meer op een aschwoestijn, maar op glan zend zwarte als het ware pas verstarde lava- stroomen en op een prachtig meer. En in het midden verrijst als een rookende aschhoop de Batoervulkaan met twee groote kraters, waaruit voortdurend de zwaveldampen opstij gen. Omlaag gaat het dan weer naar Singa- radja en Boeleleng, en weer omhoog, door een prachtig begroeid en diep geravineerd landschap richting Tabanan. Boomvarens en bamboe, dorpen en menschen, altijd is er wat te zien. Er wordt veel aan de tempels ge werkt, eigenlijk toch ook een teeken van welvaart! Wij zwaaien Westwaarts af naar de Zuidkust. Het is laag water, overal liggen de koraalriffen bloot en in de rotspoeltjes zwem men prachtige koraalvisschen rond. die ge ge makkelijker bewonderen kunt in het prachtige aquarium achter Kedaton. Vergeet dat met, als ge op Bali komt! Wij gaan denzelfden weg terug over Banioe- wangi en overnachten aan dezen kant van Straat Bali. De pasangrahan is heelemaal van gevlochten bamboe, de zoogenaamde bilik ge- bouwt, met houten vloer. Dat heeft het groo te voordeel, dat je uit bed kunt zien of de maan al onder is of de zon misschien opkomt. Alleen als je buurman snorkt is die lichte bouw minder pleizierig. De Chineesche eige naar van dit hotel verstrekte 's avonds nassy gorreng met gedroogde garnalen, het gevaar lijkste eten van Indië en 's morgens gebakken eendeneieren met zoete beschuit. Maar het uitzicht was onbeschrijfelijk mooi. de rust aan het strand heerlijk. Kalongs kwamen thuis en de fregatvogels zwierden hoog in de lucht. Ba- loeran, Merapi en Raun vingen als om strijd de eerste zonnestralen op. En mooi Bali lag weer eens achter ons. Maar het tot weerziens was even gretig en welgemeend als den eer sten keeCf Dr. VAN DER SLEEN De ontwikkeling j derDoorluchte School" door de eeuwen. De serie Studenten-Studiën, die in oris blad verschijnt, geeft ons aanleiding een be schouwing te wijden aan het ontstaan en de historie van het instituut, Avaaromheen deze schetsen ontstonden: de Amsterdamsche Universiteit. De geschiedenis van dezer hoogeschool verplaatst ons naar den 31sten December van het jaar 1629, op welken dag de Vroed schap besloot tot het aanstellen van een „Professor Phiiosophiae". Door de burge- meesteren was zoo vinden wij in het ge denkboek „Van Athenaeum tot Universiteit" vermeld aan den Raad mededeeling ge daan van de vele klachten, zoowel van de curatoren der beide Latijnscne scholen als van andere personen, „dat de kinderen, die alhier de Latijnsche scholen frequenteeren, meerendeels te vroege, voordat sy de begin selen der Philosophie. nodigh tot het vervolg van hare studiën, ghevat hebben, op de Academiën raecken, dat oock eenige van de selve door hare jongkheid en doordien sy. uytten ooghe van haren ouderen synde, gheen ontsagh aldaer onderworpen syn, tot desbauches geraecken". Daarom stelden zij de Vroedschap voor een „bequaem persoon" aan te stellen om lessen te geven in filosofie en historie opdat de abituriënten der La tijnsche scholen daardoor „alhier ter stede te langer gehouden ende met meerder be- quaemheyt tot de Academie gepromoveert moghen worden". De Vroedschap keurde het voorstel goed. Tegen dit besluit kwam verzet uit het binnenland en uit den vreemde. De gedeputeerden van Leiden ter Staten van Holland verzetten zich tegen het plan van Amsterdam, waarbij zij als reden opgaven, dat alleen Leiden het recht toekwam een universiteit te stichten voor zijn dapperheid bij het beleg van 1574 betoond. Het voor naamste motief voor hun verzet was echter ongetwijfeld de wees, dat de nieuwe stich ting schade zou doen aan stad en burgerij Het geschil werd tenslotte onderworpen aan het oordeel der beide hoogste gerechtshoven in het land, die Amsterdam in het gelijk stelden. Ook uit het buitenland kwam verzet tegen de stichting der „Doorluchte School", met name van Zwitsersche zijde. Vele Neder landers bezochten de Zwitsersche Academies en men vreesde, dat daar thans een einde aan zou komen. De Amsterdamsche Vroed schap hield echter voet bij stuk en breidde 't besluit zelfs nog uit door behaWe de „Pro fessor Phiolsophaea" nog een tweeden hoog leeraar aan te stellen. De eerste hoogleeraren waren Gerardus Johannes Vossius, die de historie en de klassieke talen, en Caspar De Oudemanhuispoort. Baerlaeus, die philosophie doceerde. Bij Vroedschapsresolutie van 11 December 1630 werd tot „bequaem auditorium" voor het houden van lessen het „Cloosterkerckje" van St. Agnes bestemd. (De Agnietenkapel met het beroemde poortje aan den Oudezijds Voorburgwal). Dit kerkje was bij de z.g. Al teratie van 1578 toen het calvinistisch bewind te Amsterdam de katholieke bestuur ders verdrong ter beschikking van de stad gekomen. De eerste verdieping werd tot ge hoorzaal ingericht. Op de zolderverdieping werd de stadsbibliotheek gehuisvest. Een der hoogleeraren nam tot in de 19de eeuw de functie van bibliothecaris waar; de eerste was Vossius. De begane grond van het ge bouw bleef in gebruik bij de Admiraliteit van Amsterdam, die het sedert 1587 te harer beschikking had. Dit gedeelte diende als pak huis voor geconfisceerde smokkelgoederen. Op 8 Januari 1632 had de inwijding der „Doorluchte School" plaats, welk feit -door onze groote dichters Vondel en Hooft be zongen is. De stedelijke regeering liet bij deze gebeurtenis een zilveren penning slaan. Typisch is wel, dat de Doorluchte School toentertijd, naast de algemeen voorkomende benaming van Athenaeum, ook wel Gymna sium, ja zelfs Lyceum genoemd werd. In derdaad verrichte het Athenaeum gedeelte lijk de taak, die nu berust bij Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs, de voorbe reiding tot de Universiteit. Naast de voorbe reiding werd het Athenaeum ook in dienst gesteld aan de algemeene ontwikkeling; ook niet-gestudeerden volgden de openbare les sen. Twee jaar na de inwijding werd een 3e hoogleefaar benoemd en wel voor de wis kunde. Tevergeefs trachtte men hiervoor den wereldberoemden Galilei aan de jonge stich ting te verbinden. Door de benoeming van Johannes Cabelliau werd in 1640 de rechts wetenschap onder de gedoceerde vakken op genomen. Pas in 1660 werd de geneeskunde vertegenwoordigd door de .benoeming van Gerardus Blasius; de theologie volgde ruim vijf en twintig jaar later, toen Gerbrand van Leeuwen in 1686 de eerste „Professor Theolo- giae" werd. De school ontwikkelde zich gedu rende de eerste vijftig jaar van haar be staan geleidelijk ofschoon zij een groot deel van die periode ernstige financieele zorgen gekend heeft tengevolge van den oorlog met Spanje en andere oorzaken. In 1690 was het onderwijzend personeel aangegroeid tot acht professoren en twee lectoren, niettegen staande het besluit van de Vroedschap van naeum langzamerhand minder geschikt. In 1864 werd de zetel der school verplaatst naar den ouden Garnalendoelen aan den Singel bij 't Spui; in de Agnietenkapel kwam een open bare lagere school, waar deze tot 1913 ge vestigd bleef. De verheffing van Athenaem Illustre tot uniA-ersiteit, waarbij de Amsterdamsche School eindelijk het recht tot promotie verkreeg. kAvam in 1876 bij de aanneming van de wet op het hooger onderwijs tot stand, nadat er een lange lijdensgeschiedenis aan vooraf was gegaan. Den 15den October 1877 Averd de nieuwe Universiteit feestelijk ingewijd. Door den snellen groei van het aantal studenten bleek het gebouw aan den Singel al spoedig niet langer bruikbaar. Het vroegere Oude mannenhuis aan den Oudezijds Achterburg wal, met zijn beroemde poort werd na een verbouwing op den lsten October 1880 als universiteitsgebouw in gebruik genomen en de oude Garnalendoelen aan den Singel Averd voor uniA-ersiteitsbibliotheek ingericht. V^e jaren later in 1913 besloot de Amster damsche gemeenteraad tot restauratie van het oude Agnietenkerkje en het gebouw aan de universiteit toe te voegen, hetgeen twee jaar later geschiedde. Hoezeer de Amsterdamsche universiteit in de eerste vijftig jaar van haar bestaan in om vang toenam blijkt wel uit het feit. dat het onderwijzend personeel van negen en dertig hoogleeraren 'en vijf lectoren in 1877 tot acht en zeventig hoogleeraren en zestien lec- I toren in 1927 aangroeide: het aantal stu- I denten steeg in die periode van 490 tot over i de tweeduizend. Over den cursus 1934—'35 I bedroeg het aantal ingeschreven studenten in totaal 2735. Deze waren als volgt over de verschillende faculteiten verdeeld: Godge- i leerdheid 41, rechtsgeleerdheid 313. genees- kunde 918, wis- en natuurkunde 569, letteren en wijsbegeerte 555. handelswetenschappen 248. vereenigde faculteit wis- en natuurkunde en letteren en wijsbegeerte 91. i Groote zorg heeft de universiteit sinds haar oprichting besteed aan de natuurwetenschap- pen. die in het Athenaeum in hoofdzaak on- i derwezen werden ais voorbereiding op de geneeskundige studie. Het te groote aantal studenten in de geneeskundige faculteit, dat in 1877 twee derden van het geheel bedroeg, was is 1927 tot een derde geslonken, terwijl de faculteit der letterkunde tot grooteren groei Vermeld zij nog. dat de stichting der han delsfaculteit in 1921 tot stand kwam. Balineesche danseresjes De Agnietenkapel na de restauratie. 1679 om het aantal hoogloeraren tot drie Je laten uitsterven". Daarna trad een periode van ernstig verval in, waarbij 't Athenaeum Illustre zijn ondergang nabij scheen te zijn. Bij den aanvang van het winterhalfjaar 1729 was er zelfs geen enkele hoogleeraar en slechts één lector. Toen de hoogleeraar d'Orvilïe in 1732 bij het eerste ecuwfc-est van de school zijn herdenkingsrede uitsprak be vond zich slechts één in functie zijnde hoog leeraar onder zijn auditorium. Gelukkig kwam er langzamerhand verbe tering in den toestand. De tweede helft van de achttiende eeuw bracht de geheele cul tuur in Nederland, die in de eerste helft lee- lijk aan het zakken Avas geraakt, weer np een AA'at hooger peil. Onder leiding van verdien stelijke persoonlijkheden ais Burman. David Jacob van Lennep en Van Swinden brak een betere tijd voor het Athenaeum aan. Er werd zelfs een grootsch plan tot reorganisatie van het onderwijs opgesteld, dat echter niet tot uitvoering is gekomen. De oude Agnietenkerk bleef in de zeven tiende en achttiende eeuw in hoofdzaak be stemd voor plechtigheden en bijeenkomsten. Evenals thans gaf een niet gering deel der hoogleeraren buiten het academiegebouw college en werkten de medische hoogleeraren in het gasthuis; bovendien gaven vele hoog leeraren lessen bij zich aan huis. een ge woonte, die zeer lang stand heeft gehouden. Gespannen jaren heeft het Athenaeum doorgemaakt gedurende de Fransche revo lutie, een spanning, die haar hoogtepunt be reikte in het bevel van de Fransche overheid in ons iand oxn de Amsterdamsche en Utrecht sche scholen te sluiten. Met groote moeite gelukte 't te Parijs de-intrekking van dit bevel te beAverken. Bij het herstel der onafhanke lijkheid keerde het getij. Koning Willem I beloofde in 1813 „dat het hem een genoegen zou zijn het Athenaem Illustre zooveel mogelijk te kunnen voorstaan en nut tig te zijn" en hij kwam zijn belofte na. Het Athenaeum van Amsterdam werd in het sta tuut A'an 2 Augustus 1815 erkend naast de rijkshoogescholen. Tengevolge van dit besluit werd het aantal hoogleeraren uitgebreid, zelfs kwam een indeeling in faculteiten tot stand. Nieuwe hulpmiddelen werden verkregen en een begin gemaakt met de inrichting van nieuwe laboratoria. In 1828 werd een klinische school opgericht, die de grondslag is ge worden van een krachtig bloeiende medische faculteit. In één ding bleef het Athenaeum bij de toenmalige academiën achter staan, het miste namelijk het recht van promotie. Een bezwaar, dat zonder wijziging van het aca demisch statuut niet was op te heffen. Of schoon de school geleidelijk van Athenaeum tot de gelijke der rijksacademiën was gewor den, moesten de studenten elders promovee- ren. Het eerste optreden der studenten „en corps" dateert uit 1813. Het duurde echter nog tot 1851, voordat er sprake was van een heid in de studentenbeAveging. In dat jaar werden de bestaande studentengenootschap pen opgeheven en tot cén corps vereenigd, dat den naam droeg Illustrlssimus Senatus Studiosorum Amstelodamensium. Vier jaar later kwam er een scheuring in dit corps, in hoofdzaak door afscheiding der Remonstrant- sche studenten. In 1861 werd de eenheid weer hersteld. Vermelding verdient nog het feit, dat in 1832 de eerste studentenalmanak Arer- scheen. In het begin der negentiende eeuw beschikte de Doorluchte School nog over precies zooveel ruimte als in 1632. Daar uitbreiding meer en meer noodzakelijk was geworden, werd in 1838 de in de oude Agnietenkapel gevestigde stadsbibliotheek naar de Prinsengracht ver plaatst, zoodat de school er een verdieping bij kreeg. Echter bleek het gebouw voor Athe- Oefening 11". We beginnen deze wekelijksche serie met een krachtige armoefening. Staande met gesprei de beenen. om draaien naar links, en met den rechter arm een feilen boks stoot geven. De lin kerarm zwaait hier bij naar achteren. Daarna hetzelfde naar den anderen kant. Probeert u in een sneltempo twintig krach tige stooten imet eenige voorzichtigheid voor familie-verwikkelingen; eenige verant woordelijkheid namen we riet op ons!i Een gevaar bij deze oefening is. dat u uw elleboog zoudt kunnen bezeeren: als tijdens den stoot de duimzijde van de vuist naar beneden ge draaid is, is daar aanmerkelijk minder kans op. Oefening 118 is héél moeilijk. Wilt u de oefening op de juiste rhythmische wijze laten verioopen dan eischt dat een groote mate van ge oefendheid. We be ginnen in licht gebo gen houding met de armen ontspannen (zie gestippelde fi guur). Dan gaat het bovenlichaam achterover, de armen zij waarts. terwijl de knieën diep gebogen wor den. Onmiddellijk weer terug naar den eer sten stand Zoo doorgaande, zonder onder breking. alle aeelen van de oefening gelei delijk in elkaar over laten gaan. Zeker twin tig maal en steeds verder het lichaam ach terover durven te laten gaan. Oefening 119. Een pracht- oofening voor alle rompspie- ren! In spreid- stand met de armen hoog vast langzaam een kring be- schrijven voor 1 het lichaam langs.De knieën mogen niet ge- bogen worden en toch moet u probe eren in den diepsten stand met de handen langs den grond te strijken. En probeert u eiken cirkel weer iets grooter te maken dan den vorige. Er kan altijd nog wel een halve cen timeter bij en het gaat juist om die aller laatste beetjes, die met de grootst mogelijke inspanning nog bereikt kunnen Avorden. Dus ver strekken en rekken naar alle kanten; dan hebt u er pas iets aan! Oefening 120. is een rek- oefening. De teeken ing j 1. II spreekt eigen lük al voor 1^_. r^li- zichzelf.Twee aan twee v~o—7e-- an staan met de handen op eikaars schouders. (Zooveel tusschenruimtë, dat de armen na genoeg gestrekt zijn). Nu zachtjes veerend op en neer gaan. zoodat u het. niet al te pijnlijk, voelt trekken in de betrokken spie ren. JULES KAMMEDER. Leeraar Lich. Opv. M. O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13