DE ZAT
Mooi Bali
Blijft Fit!
Amsterdam's Universiteit.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 19 O G TOE ER 1935
HAARLE M'S D A G B E A D
z
De heerlijkste tijd in de tropen is 'S mor
gens van half zes tot half zeven. Even den kop
onder water en dan op de voorgalerij een kop
je thee of koffie in pyjama. De lucht kleurt
rose, dan bloedrood, eindelijk oranje en hel
geel achter de cocospalmen, waarvan de mooie
geveerde bladeren fel zwart afsteken tegen de
fel gekleurde morgenlucht. De vogels ontwa
ken. Overal rondom gefluit en gesjilp en met
te vergeten het gekoer der tallooze duiven, die
de Inlander zoo graag houdt. De menschen
zijn allang wakker. Lange rijen vrouwen ko
men langs, de sarongs om de heupen gebon
den, een groote mand op het hoofd, waarin
de koopwaar, meest eetwaar natuurlijk, naar
de markt wordt gebracht. Mooie gestalten
zijn er bij, vrij veel zelfs, de helft misschien.
Maar de andere helft is dan ook van een
groote leelijkhcid. En dat blijft zoo, langs den
weg en op den passar.
Balineesche schoone.
Eenige vrouwen met baadje, want die ko
men er steeds meer, vooral om en bij de ste
den en dorpen, komen de hoteltrap op, zwaar
hoog opgetaste manden op het hoofd tor
send. Ze helpen elkaar met het afzetten der
vracht, hurken neer in de voorgalerij en be
ginnen uit te pakken. Geweven stoffen en
maskers, krissen, waaiertjes en.... houtsnij
werk! En daaruit blijkt weer dadelijk dat de
kunst op Bali nog leeft. Modern Balineesch
houtsnijwerk zien we in Holland ook den
laatsten tijd. Maar denk eens even ha! Mo
dern en Balineesch. Al wat echt Balineesch is
is in de laatste 1000 jaar niet veranderd. En
toen kwam een Mexicaansche schilderes, een
moderne. En die schilderde alles, zooals ie
het in zoo'n uitrekkenden lachspiegel ziet. De
Balineezen keken toe. Lachten. Een nam een
stuk hout en sneed ook eens zoo'n spichtige
juffrouw, prachtig gaaf werk. En iemand gaf
er vijf gulden voor en verkocht het voor vijf
tig. Er vormde zich een markt; Amerika be
stelde 100 stuks. En de Balineesche kunstenaar
zette een dozijn leerlingen aan het werk, die
zijn voorbeeld nauwkeurig copieerden.
En overal ziet ge de Balineesche danseres,
in hout gesneden, in tempelgewaad. De Bali
neesche houtsnijkunst kwam op een zijspoor,
maar ze rectificeerde zich zelf en bracht won
dermooie dingen voort! Vroeger was bijna eik
stuk houtsnijwerk aan tempel of godendom
ontleend. Ieder kent de prachtige beeldjes van
Shiwa, van Vishnu enz. Meesterlijk gesneden,
tot in finesses uitgevoerd in prachtig hout.
Toen eenmaal van dit thema was afgeweken,
kwamen prachtige jongenskoppen, het mas
ker van de danseres groeide uit tot een borst-
beeldje enwaar de inspiratie vandaan
kwam weet ik niet, maar één sneed een kik
ker, de tweede een kraai, de derde een rei
ger. Dan een reiger die een slang uit de sa-
wah trekt, die een visch of een kikker vangt.
Zoo prachtig gezien, zoo schitterend uitge
voerd. dat het vergeleken kan worden met
het mooiste Kopenhaagsch. De kunstenaar
werkte, zijn leerlingen werkten na, en hun
werk koopt men voor een paar gulden en ais
ge goed afdingen kunt en er weinig vraag is
voor nog heel wat minder. En ieder die een-
nacht in Satya of Bali hotel doorbrengt, ver
trekt met een colli bagage meer als hij geko
men is, een keurig en kleurig gevlochten
mandje, met pronkstukjes voor schoorsteen
mantel of boekenkastje, die straks de af
gunst van vele niet zoo bereisde vrienden zul
len opwekken. En die nieuwe vrienden voor
Bali zullen verwerven!
Wij worstelen ons los van de aantrekkelijke
verkoopstertjes en hun mooie waar en al
spoedig deinen wij voort over de prachtige
asphaltwegen van Bali. Een merkwaardig
landschap, geheel gevormd door de tallooze
beken, die het regenwater afvoeren van den
Goenoeng-Agoeng, den hoogsten berg van Bali.
Al deze beken hebben zich in de aschmassa's,
waaruit bijna heel Bali bestaat, diepe ravij
nen uitgegraven, kloven vaak, met zeer steile
wanden, soms tot op een oude lavabedding
aan toe en dus daalt onze weg elke paar hon
derd meter neer in zoo'n diep ravijn om aan
de andere zijde weer omhoog te klimmen. Alle
dal- en ravijnhellingen, tot de steilste toe
haast, zijn geterrasseerd, met rijstvelden be
zet. Het klimaat maakt het planten van rijst
het heele jaar door mogelijk en daardoor ziet
men op de eene helling de groene zaaivelden,
in een volgend ravijn de heerlijke forsche
groengele planten met de rijke neerhangende
aren en even verder trekken allerlei versie
ringen van huizen en tempels langs den weg
de aandacht, wapperen meterlange wimpels,
boven het goudgeel van de rijpende oogst,
gaan kleurig uitgedoste vrouwen in Zondag-
schen pronk, m e t een baadje, of de sarong
hoog over de borst gewonden naar de onaf
zienbare velden om te oogsten, om aar voor
aar met het daarvoor bestemde mesje af te
snijden en samen te voegen tot den grooten
bundel zwiepende paddiaren. die door de man
nen aan den draagstok naar den tempel wor
den getorst. Want zoo wil het Deva Iri, de go
din van de rijst, dat elke aar harer rijke ga
ven. afzonderlijk met eerbied wordt geplukt.
In den tempel genieten de goden het aroma,
de priester krijgt een enkel bosje mee van
de vele honderden en Bali leeft verder in
rijkdom enarmoede. Armoe? Ja, in geld;
dat is zeer schaarsch op Bali en dat is de
reden, dat een beetje hooger op, waar het
's avonds aardig koel is, vele mannen een
jasje dragen gemaakt uit een oude aardap
pelzak.... maar met keurige tressen van ge
vlochten touw, die ze van onze pyjama's
hebben afgekeken, Geld is er niet, maar eten
volop voor iedereen en het volk ziet er clan
ook prachtig en weldoorvoed uit. Er wordt
hier zeer veel varkensvleesch gegeten en het
is juist het gebrek aan eiwit, dat den Javaan
zoo vaak in ondervoeden toestand brengt. Dat
is wel het grootste kwaad, dat de overigens
zoo gunstig werkende Islam op Java neeft
gedaan, de bevolking afkeerig maken van
het varken en wilde zwijnenvleesch, dat op
Bali zoo'n uitstekende, goedkoope en gezonde
voeding voor de bevolking oplevert.
Wij gaan ook hooger op. Over Bangli naar
Kinstamani. Onderweg stoppen wij nog een
paar maal waar een bijzonder mooie tempel
poort de aandacht trekt. Dan merk je wel, dat
Bali zich op toerisme begint In te schieten.
Zoodra de auto stopt komen jongens en
vrouwtjes aan, die vruchten te koop aanbie
den, en vlechtwerk en snijwerk in been- en
cocosnootschaal. En hier ook weer vooruit
gang, verfijning, maar tevens aanpassing aan
Westerschen smaak en vraag. Vroeger sneden
ze alleen den Bhoma. den geestenkop in co-
cosnootdop, thans maken ze medaillons met
den kop als hoofdmotief, maar prachtig ajour-
bewerkten rand, rond, ovaal, ruitvormia. met
een schakelketting, geheel uit den harden
klapperdop gesneden, een uiterst moeilijk
werk, en dat zoo goed als niet betaald wordt.
Vroeger bracht de ruwe Bhomakop twee
kwartjes op, nu het prachtig medaillon cwee
dubbeltjes, met ketting misschien drie. Maai
er zijn nu ook uitgesneden Shiwa figuren, de
Drieëenheid, vogeltjes en wat al niet"meer en
dat is het aardige, dat de Balineesche kunst
niet verstard is en ons telkens weer nieuwe
schoonheidsindrukken meegeeft.
Voort gaat het weer, steeds bergop in
prachtige zigzagwegen. Weet ge dat dat ge
woon controleurswerk is in de buitenbezet
tingen, de aanleg van wegen in zwaar berg-
terrein. Pracht werk hebben vele van die jonge
kerels gedaan!
Bij Penalokan komen we 1400 M. hoog op
den rand van de Batoercaldera, iets derge
lijks als de Bromozandzee, maar nu zien wij
niet meer op een aschwoestijn, maar op glan
zend zwarte als het ware pas verstarde lava-
stroomen en op een prachtig meer. En in
het midden verrijst als een rookende aschhoop
de Batoervulkaan met twee groote kraters,
waaruit voortdurend de zwaveldampen opstij
gen. Omlaag gaat het dan weer naar Singa-
radja en Boeleleng, en weer omhoog, door
een prachtig begroeid en diep geravineerd
landschap richting Tabanan. Boomvarens en
bamboe, dorpen en menschen, altijd is er wat
te zien. Er wordt veel aan de tempels ge
werkt, eigenlijk toch ook een teeken van
welvaart! Wij zwaaien Westwaarts af naar
de Zuidkust. Het is laag water, overal liggen de
koraalriffen bloot en in de rotspoeltjes zwem
men prachtige koraalvisschen rond. die ge ge
makkelijker bewonderen kunt in het prachtige
aquarium achter Kedaton. Vergeet dat met,
als ge op Bali komt!
Wij gaan denzelfden weg terug over Banioe-
wangi en overnachten aan dezen kant van
Straat Bali. De pasangrahan is heelemaal van
gevlochten bamboe, de zoogenaamde bilik ge-
bouwt, met houten vloer. Dat heeft het groo
te voordeel, dat je uit bed kunt zien of de
maan al onder is of de zon misschien opkomt.
Alleen als je buurman snorkt is die lichte
bouw minder pleizierig. De Chineesche eige
naar van dit hotel verstrekte 's avonds nassy
gorreng met gedroogde garnalen, het gevaar
lijkste eten van Indië en 's morgens gebakken
eendeneieren met zoete beschuit. Maar het
uitzicht was onbeschrijfelijk mooi. de rust aan
het strand heerlijk. Kalongs kwamen thuis en
de fregatvogels zwierden hoog in de lucht. Ba-
loeran, Merapi en Raun vingen als om strijd
de eerste zonnestralen op. En mooi Bali lag
weer eens achter ons. Maar het tot weerziens
was even gretig en welgemeend als den eer
sten keeCf Dr. VAN DER SLEEN
De ontwikkeling j
derDoorluchte School" door de eeuwen.
De serie Studenten-Studiën, die in oris
blad verschijnt, geeft ons aanleiding een be
schouwing te wijden aan het ontstaan en de
historie van het instituut, Avaaromheen deze
schetsen ontstonden: de Amsterdamsche
Universiteit.
De geschiedenis van dezer hoogeschool
verplaatst ons naar den 31sten December
van het jaar 1629, op welken dag de Vroed
schap besloot tot het aanstellen van een
„Professor Phiiosophiae". Door de burge-
meesteren was zoo vinden wij in het ge
denkboek „Van Athenaeum tot Universiteit"
vermeld aan den Raad mededeeling ge
daan van de vele klachten, zoowel van de
curatoren der beide Latijnscne scholen als
van andere personen, „dat de kinderen, die
alhier de Latijnsche scholen frequenteeren,
meerendeels te vroege, voordat sy de begin
selen der Philosophie. nodigh tot het vervolg
van hare studiën, ghevat hebben, op de
Academiën raecken, dat oock eenige van de
selve door hare jongkheid en doordien sy.
uytten ooghe van haren ouderen synde,
gheen ontsagh aldaer onderworpen syn, tot
desbauches geraecken". Daarom stelden zij
de Vroedschap voor een „bequaem persoon"
aan te stellen om lessen te geven in filosofie
en historie opdat de abituriënten der La
tijnsche scholen daardoor „alhier ter stede
te langer gehouden ende met meerder be-
quaemheyt tot de Academie gepromoveert
moghen worden". De Vroedschap keurde het
voorstel goed. Tegen dit besluit kwam verzet
uit het binnenland en uit den vreemde. De
gedeputeerden van Leiden ter Staten van
Holland verzetten zich tegen het plan van
Amsterdam, waarbij zij als reden opgaven,
dat alleen Leiden het recht toekwam een
universiteit te stichten voor zijn dapperheid
bij het beleg van 1574 betoond. Het voor
naamste motief voor hun verzet was echter
ongetwijfeld de wees, dat de nieuwe stich
ting schade zou doen aan stad en burgerij
Het geschil werd tenslotte onderworpen aan
het oordeel der beide hoogste gerechtshoven
in het land, die Amsterdam in het gelijk
stelden. Ook uit het buitenland kwam verzet
tegen de stichting der „Doorluchte School",
met name van Zwitsersche zijde. Vele Neder
landers bezochten de Zwitsersche Academies
en men vreesde, dat daar thans een einde
aan zou komen. De Amsterdamsche Vroed
schap hield echter voet bij stuk en breidde
't besluit zelfs nog uit door behaWe de „Pro
fessor Phiolsophaea" nog een tweeden hoog
leeraar aan te stellen. De eerste hoogleeraren
waren Gerardus Johannes Vossius, die de
historie en de klassieke talen, en Caspar
De Oudemanhuispoort.
Baerlaeus, die philosophie doceerde.
Bij Vroedschapsresolutie van 11 December
1630 werd tot „bequaem auditorium" voor
het houden van lessen het „Cloosterkerckje"
van St. Agnes bestemd. (De Agnietenkapel
met het beroemde poortje aan den Oudezijds
Voorburgwal). Dit kerkje was bij de z.g. Al
teratie van 1578 toen het calvinistisch
bewind te Amsterdam de katholieke bestuur
ders verdrong ter beschikking van de stad
gekomen. De eerste verdieping werd tot ge
hoorzaal ingericht. Op de zolderverdieping
werd de stadsbibliotheek gehuisvest. Een der
hoogleeraren nam tot in de 19de eeuw de
functie van bibliothecaris waar; de eerste
was Vossius. De begane grond van het ge
bouw bleef in gebruik bij de Admiraliteit
van Amsterdam, die het sedert 1587 te harer
beschikking had. Dit gedeelte diende als pak
huis voor geconfisceerde smokkelgoederen.
Op 8 Januari 1632 had de inwijding der
„Doorluchte School" plaats, welk feit -door
onze groote dichters Vondel en Hooft be
zongen is. De stedelijke regeering liet bij
deze gebeurtenis een zilveren penning slaan.
Typisch is wel, dat de Doorluchte School
toentertijd, naast de algemeen voorkomende
benaming van Athenaeum, ook wel Gymna
sium, ja zelfs Lyceum genoemd werd. In
derdaad verrichte het Athenaeum gedeelte
lijk de taak, die nu berust bij Middelbaar en
Voorbereidend Hooger Onderwijs, de voorbe
reiding tot de Universiteit. Naast de voorbe
reiding werd het Athenaeum ook in dienst
gesteld aan de algemeene ontwikkeling; ook
niet-gestudeerden volgden de openbare les
sen. Twee jaar na de inwijding werd een
3e hoogleefaar benoemd en wel voor de wis
kunde. Tevergeefs trachtte men hiervoor den
wereldberoemden Galilei aan de jonge stich
ting te verbinden. Door de benoeming van
Johannes Cabelliau werd in 1640 de rechts
wetenschap onder de gedoceerde vakken op
genomen. Pas in 1660 werd de geneeskunde
vertegenwoordigd door de .benoeming van
Gerardus Blasius; de theologie volgde ruim
vijf en twintig jaar later, toen Gerbrand van
Leeuwen in 1686 de eerste „Professor Theolo-
giae" werd. De school ontwikkelde zich gedu
rende de eerste vijftig jaar van haar be
staan geleidelijk ofschoon zij een groot deel
van die periode ernstige financieele zorgen
gekend heeft tengevolge van den oorlog met
Spanje en andere oorzaken. In 1690 was het
onderwijzend personeel aangegroeid tot acht
professoren en twee lectoren, niettegen
staande het besluit van de Vroedschap van
naeum langzamerhand minder geschikt. In
1864 werd de zetel der school verplaatst naar
den ouden Garnalendoelen aan den Singel bij
't Spui; in de Agnietenkapel kwam een open
bare lagere school, waar deze tot 1913 ge
vestigd bleef.
De verheffing van Athenaem Illustre tot
uniA-ersiteit, waarbij de Amsterdamsche School
eindelijk het recht tot promotie verkreeg.
kAvam in 1876 bij de aanneming van de wet
op het hooger onderwijs tot stand, nadat er
een lange lijdensgeschiedenis aan vooraf was
gegaan. Den 15den October 1877 Averd de
nieuwe Universiteit feestelijk ingewijd. Door
den snellen groei van het aantal studenten
bleek het gebouw aan den Singel al spoedig
niet langer bruikbaar. Het vroegere Oude
mannenhuis aan den Oudezijds Achterburg
wal, met zijn beroemde poort werd na een
verbouwing op den lsten October 1880 als
universiteitsgebouw in gebruik genomen en
de oude Garnalendoelen aan den Singel Averd
voor uniA-ersiteitsbibliotheek ingericht. V^e
jaren later in 1913 besloot de Amster
damsche gemeenteraad tot restauratie van
het oude Agnietenkerkje en het gebouw aan
de universiteit toe te voegen, hetgeen twee
jaar later geschiedde.
Hoezeer de Amsterdamsche universiteit in
de eerste vijftig jaar van haar bestaan in om
vang toenam blijkt wel uit het feit. dat het
onderwijzend personeel van negen en dertig
hoogleeraren 'en vijf lectoren in 1877 tot
acht en zeventig hoogleeraren en zestien lec-
I toren in 1927 aangroeide: het aantal stu-
I denten steeg in die periode van 490 tot over
i de tweeduizend. Over den cursus 1934—'35
I bedroeg het aantal ingeschreven studenten
in totaal 2735. Deze waren als volgt over de
verschillende faculteiten verdeeld: Godge-
i leerdheid 41, rechtsgeleerdheid 313. genees-
kunde 918, wis- en natuurkunde 569, letteren
en wijsbegeerte 555. handelswetenschappen
248. vereenigde faculteit wis- en natuurkunde
en letteren en wijsbegeerte 91.
i Groote zorg heeft de universiteit sinds haar
oprichting besteed aan de natuurwetenschap-
pen. die in het Athenaeum in hoofdzaak on-
i derwezen werden ais voorbereiding op de
geneeskundige studie. Het te groote aantal
studenten in de geneeskundige faculteit, dat
in 1877 twee derden van het geheel bedroeg,
was is 1927 tot een derde geslonken, terwijl de
faculteit der letterkunde tot grooteren groei
Vermeld zij nog. dat de stichting der han
delsfaculteit in 1921 tot stand kwam.
Balineesche danseresjes
De Agnietenkapel na de restauratie.
1679 om het aantal hoogloeraren tot drie Je
laten uitsterven". Daarna trad een periode
van ernstig verval in, waarbij 't Athenaeum
Illustre zijn ondergang nabij scheen te zijn.
Bij den aanvang van het winterhalfjaar 1729
was er zelfs geen enkele hoogleeraar en
slechts één lector. Toen de hoogleeraar
d'Orvilïe in 1732 bij het eerste ecuwfc-est van
de school zijn herdenkingsrede uitsprak be
vond zich slechts één in functie zijnde hoog
leeraar onder zijn auditorium.
Gelukkig kwam er langzamerhand verbe
tering in den toestand. De tweede helft van
de achttiende eeuw bracht de geheele cul
tuur in Nederland, die in de eerste helft lee-
lijk aan het zakken Avas geraakt, weer np een
AA'at hooger peil. Onder leiding van verdien
stelijke persoonlijkheden ais Burman. David
Jacob van Lennep en Van Swinden brak een
betere tijd voor het Athenaeum aan. Er werd
zelfs een grootsch plan tot reorganisatie van
het onderwijs opgesteld, dat echter niet tot
uitvoering is gekomen.
De oude Agnietenkerk bleef in de zeven
tiende en achttiende eeuw in hoofdzaak be
stemd voor plechtigheden en bijeenkomsten.
Evenals thans gaf een niet gering deel der
hoogleeraren buiten het academiegebouw
college en werkten de medische hoogleeraren
in het gasthuis; bovendien gaven vele hoog
leeraren lessen bij zich aan huis. een ge
woonte, die zeer lang stand heeft gehouden.
Gespannen jaren heeft het Athenaeum
doorgemaakt gedurende de Fransche revo
lutie, een spanning, die haar hoogtepunt be
reikte in het bevel van de Fransche overheid
in ons iand oxn de Amsterdamsche en Utrecht
sche scholen te sluiten. Met groote moeite
gelukte 't te Parijs de-intrekking van dit bevel
te beAverken. Bij het herstel der onafhanke
lijkheid keerde het getij.
Koning Willem I beloofde in 1813 „dat het hem
een genoegen zou zijn het Athenaem Illustre
zooveel mogelijk te kunnen voorstaan en nut
tig te zijn" en hij kwam zijn belofte na. Het
Athenaeum van Amsterdam werd in het sta
tuut A'an 2 Augustus 1815 erkend naast de
rijkshoogescholen. Tengevolge van dit besluit
werd het aantal hoogleeraren uitgebreid, zelfs
kwam een indeeling in faculteiten tot stand.
Nieuwe hulpmiddelen werden verkregen en
een begin gemaakt met de inrichting van
nieuwe laboratoria. In 1828 werd een klinische
school opgericht, die de grondslag is ge
worden van een krachtig bloeiende medische
faculteit. In één ding bleef het Athenaeum
bij de toenmalige academiën achter staan, het
miste namelijk het recht van promotie. Een
bezwaar, dat zonder wijziging van het aca
demisch statuut niet was op te heffen. Of
schoon de school geleidelijk van Athenaeum
tot de gelijke der rijksacademiën was gewor
den, moesten de studenten elders promovee-
ren.
Het eerste optreden der studenten „en
corps" dateert uit 1813. Het duurde echter
nog tot 1851, voordat er sprake was van een
heid in de studentenbeAveging. In dat jaar
werden de bestaande studentengenootschap
pen opgeheven en tot cén corps vereenigd,
dat den naam droeg Illustrlssimus Senatus
Studiosorum Amstelodamensium. Vier jaar
later kwam er een scheuring in dit corps, in
hoofdzaak door afscheiding der Remonstrant-
sche studenten. In 1861 werd de eenheid weer
hersteld. Vermelding verdient nog het feit,
dat in 1832 de eerste studentenalmanak Arer-
scheen.
In het begin der negentiende eeuw beschikte
de Doorluchte School nog over precies zooveel
ruimte als in 1632. Daar uitbreiding meer en
meer noodzakelijk was geworden, werd in 1838
de in de oude Agnietenkapel gevestigde
stadsbibliotheek naar de Prinsengracht ver
plaatst, zoodat de school er een verdieping bij
kreeg. Echter bleek het gebouw voor Athe-
Oefening 11".
We beginnen deze
wekelijksche serie
met een krachtige
armoefening.
Staande met gesprei
de beenen. om
draaien naar links,
en met den rechter
arm een feilen boks
stoot geven. De lin
kerarm zwaait hier
bij naar achteren.
Daarna hetzelfde naar den anderen kant.
Probeert u in een sneltempo twintig krach
tige stooten imet eenige voorzichtigheid
voor familie-verwikkelingen; eenige verant
woordelijkheid namen we riet op ons!i Een
gevaar bij deze oefening is. dat u uw elleboog
zoudt kunnen bezeeren: als tijdens den stoot
de duimzijde van de vuist naar beneden ge
draaid is, is daar aanmerkelijk minder kans
op.
Oefening 118
is héél moeilijk. Wilt
u de oefening op de
juiste rhythmische
wijze laten verioopen
dan eischt dat een
groote mate van ge
oefendheid. We be
ginnen in licht gebo
gen houding met de
armen ontspannen
(zie gestippelde fi
guur). Dan gaat het
bovenlichaam achterover, de armen zij
waarts. terwijl de knieën diep gebogen wor
den. Onmiddellijk weer terug naar den eer
sten stand Zoo doorgaande, zonder onder
breking. alle aeelen van de oefening gelei
delijk in elkaar over laten gaan. Zeker twin
tig maal en steeds verder het lichaam ach
terover durven te laten gaan.
Oefening 119.
Een pracht-
oofening voor
alle rompspie-
ren! In spreid-
stand met de
armen hoog
vast langzaam
een kring be-
schrijven voor 1
het lichaam
langs.De knieën
mogen niet ge-
bogen worden
en toch moet u
probe eren in
den diepsten stand met de handen langs
den grond te strijken. En probeert u eiken
cirkel weer iets grooter te maken dan den
vorige. Er kan altijd nog wel een halve cen
timeter bij en het gaat juist om die aller
laatste beetjes, die met de grootst mogelijke
inspanning nog bereikt kunnen Avorden. Dus
ver strekken en rekken naar alle kanten;
dan hebt u er pas iets aan!
Oefening 120.
is een rek-
oefening. De
teeken ing
j 1. II spreekt eigen
lük al voor
1^_. r^li- zichzelf.Twee
aan twee
v~o—7e-- an
staan met de handen op eikaars schouders.
(Zooveel tusschenruimtë, dat de armen na
genoeg gestrekt zijn). Nu zachtjes veerend
op en neer gaan. zoodat u het. niet al te
pijnlijk, voelt trekken in de betrokken spie
ren.
JULES KAMMEDER.
Leeraar Lich. Opv. M. O.