LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. WOENSDAG 30 OCTOBER 1935 HA ARE EM'S DAGBEAD 10 Top Naeff's jongste Roman. „Een huis in de rij". Van Holkema en Warendorf, A'dam Mevrouw Top Naeff behoort niet alleen tot de intelligentste Hollandsche auteurs van dezen tijd, zij bezit in het wezen van haar arbeid misschien ook de meeste kenmerken van onzen landaard. Een boek als dit is van een weergalooze soliditeit, wat schrijftkunst betreft; de karakteristiek van hoofdfiguren zoowel als die hunner omgeving is wonder baarlijk zuiver omlijnd geteekend en een psy chologisch waarnemingsvermogen van prach tig nuchtere klaarte wordt er in gericht op een hopeloos vervelend geval, dat alleen door die bijzondere capaciteiten van de schrijfster onze belangstelling gaande houdt. Het zielig, kleinburgerlijk gedoe van den provincialen muziekpaedagoog August Rippe. benevens diens echtgenoote, op zoo hartverscheurend accurate wijze tot een onderwerp van studie en beschrijving te maken, zonder zelf uiter mate vervelend te worden, is een prestatie waaraan alleen een Holiandsch degelijk talent zich wagen zal. Dat bovendien voor het klein burgerlijke een verklaarde genegenheid bezit, waardoor het de klippen eener te goeokoope gemoedelijkheid van een Justus van Maurik, zoowel als van de grijnzende ernst uit Frans Coénen's vroegste verhalen, omzeilt. Mevrouw Top Naeff geeft al haar talent met liefde aan die alleóaagsche historie van onbe- vredigheid in een schijnbaar* kalm verloopend leven waarin voor korten tijd een drama dreigt, dat echter tijdig, zooals dat in een net gezin behoort, aan verval van krachten bezwijkt. De vioolleeraar Rippe, waarnemend direc teur der muziekschool in zijn kleine stad, heeft misschien in zijn jeugd wel eens hoogere as piraties gekend. Wie heeft die niet als hij nog jong is! Maar hij is vlug getrouwd, huisvader geworden, man van een zeker aanzien in de kleine stad en zijn vrouw koestert zich in dat aanzien, cultiveert het zooveel zij kan, is in ieder opzicht een goede, beste vrouw voor hem. Van zijn kant toont hij geen ontevredenheid, is zonder er erg in te hebben, één uit velen ge worden zooals hij met zijn gezin, een huis in de rij, een alledaagschheid geworden is. Zor gen en zorgjes ze worden op tijd overwonnen, kleine muziekfeestjes brengen afwisseling in het stadje, met zich voerend gepaste be wierooking van de lokale beroemdheid die Rippe is, en zijn oudste zoon is intusschen al zestien jaar geworden. Dan komt de onaf wendbare steen in den vijver. Hilda Brunt, de nog jonge, pas benoemde pianoleerares aan de school, werpt hem, eerst onbewust, later op zettelijk. doch met goede bedoeling Zij her ontdekt den kunstenaar die in Rippe is ver loren gegaan. Met haar jong enthousiasme zal zij den op inslapen staanden vioolleeraar weer op gang brengen en vindt in Rippe's vrouw, die nog glorierijker verschiet ziet op doemen. aanvankelijk een steun. Argeloos, zooals al die dingen beginnen, maar natuurlijk niet zonder gevaar, ontwikkelt zich de ver houding. Rippe is nog geen veertig jaar, zijn kunstenaarsdroom was wel bijna vergeten maar Hilda's jeugd en veel sterker artisticiteit konden dien zonder veel tegenspraak weer tijdelijk doen herleven. Er komt een tijd van heerlijk samenwerken en tusschen hen ont staat een genegenheid die Rippe veei*kraeht en zelfvertrouwen geeft, nog in ieder opzicht binnen de perken van den fatsoensnorm blijft, maar toch. vooral voor Rippe die een tweede jeugd beleeft, niet zonder gevaar is. Ook deze positie op het menscheiijk schaakbord is niet bepaald een novum en men behoeft er geen Eu we of Aljechin voor te wezen om in te zien dat spoedig voor een van beiden het schaak mat dreigt. Rippe is een brave kefel, maar geen held en hij is voorbestemd de verliezende partij te worden. Als Puntje bij Paaltje komt is er nog niets gebeurd en als ze afscheid ne men heeft Hilde het nuchtere maar juiste woord gevonden: „zou jij voor mij ooit je vrouw en je gezin in den steek hebben gelaten? Neen, immers". Hilde gaat het leven tegemoet, met haar kunst op tournée, met een lichtere opvatting van het bestaan en zijn mogelijkheden, dan ooit in Rippe's sfeer geduld zou zijn. Rippe valt weer terug in zijn muzikalen tredmolen en viert na jaren weer zijn zooveelste lustrum ais vioolpaedagoog. Zijn vrouw viert verheugd alle lustra mede. ze heeft in haar eigen idéé over alles in hun huwelijksleven getriomfeerd en ze is ook inderdaad onder alle omstandig heden de praktische, zorgende vrouw voor den musicus gebleven. Die echter een enkel maal een vijandig gevoel voor die zorgzaamheid niet onderdrukken kan. doch het dan onmid dellijk in eigen hart begraaft. Zoo wordt hij oud. een beetje kindsch later, tot hij sterft in de armen zijner vrouw. Maar in zijn late droomerijen blijft de epi sode met Hilda een in gouden glans verweven kleinood, waarover hij nooit sprak en waar van niemand vermoedde dat het nog bestaan kon. En voor Hilda bleef die tijd in het gezin Rippe een weemoedige herinnering aan een onvolgroeid geluk dat rijker aan schoonheid was dan haar opeenvolgende successen en haar afwisselende huwelijken in de latere le vensjaren. De episode zelf is natuurlijk door mevrouw Top Naeff met groote uitvoerigheid en pene trant gevoel voor wat er in Rippe en Hilda omgaat, behandeld. Even als beider omgeving, op de school en in het gezin, waarlijk prachtig scherp is waargenomen en gedeeld. Maar met dat al, blijft het een dadenloos en een beetje zielig conflict in 't keline stadje. Men vraagt zich af of daarvoor nu waarlijk twee „kunste naarszielen" in beroering gebracht moesten worden en of bijvoorbeeld tusschen een ge- voeligen kleermaker en zijn ateliermeisje niet een soortgelijke affiniteit te scheppen ware, die dan allicht tot bacchantischer ontplooiing zou zijn opgevoerd. Misschien raken wij hier aan het zwakke punt in de conceptie: Rippe heeft ondanks alles, meer van een kleermaker dan van een artist, en wij hebben hier weer het zooveelste voorbeeld er van. dat zelfs de bekwaamste auteur altijd maar weer artisten laat schuldig staan aan een tot in het half zachte opgestoofde onbelangrijkheid die per slot van rekening des gewonen burgermans is. Maar enfin, laat het dan maar een musicus blijven, al had het ook een H.B.S.-leeraar of een koekebakker kunnen wezen. Mevrouw Top Naeff's talent om uit zulk een knaap een boek van bij de vierhonderd pagina's te constru- eeren blijft er even bewonderenswaard om. Haar nieuwste boek is een technisch prachtig stuk werk. Maar de soort menschen die in zoo'n huis in de rij wonen vind ik nu eenmaal niet erg de moeite waard, waarbij ik die plaats aanduiding natuurlijk in overdrachtelijken zin opvat. Je moet wèl van het schrijversvak hou den om je daar zoo met huid en haar in te verdiepen. Maar het is een genre en mevrouw Top Naeff is er hoogepriesteres in. •J. H. DE BOIS. HET TOONEEL Rotterdamsch-Hofstad Tooneel HET GELUK. De genoodigden voor de invitatie-voorstel ling van gisteren mogen den heer Deinum wel bijzonder erkentelijk zijn. Een stuk dat al thans tot de pauze zeer boeide en een op voering. die niet alleen in de bezetting der twee hoofdrollen maar ook door de verdere uitstekende verzorging dit nieuwe werk van Bernstein geheel tot zijn recht deed komen. Tot de pauze was de oude Bernstein aan het woord, de schrijver met groote vakkennis, die pakkend theater weet te geven en zijn tweede acte met een emotioneel, sterk slot vermag te sluiten. Na de pauze kregen wij den nieuwen Bernstein, die 't in verdieping en psychologische analyse zoekt. Eerlijk gezegd was de eerste mij gisteren liever. In de kleed kamer van een beroemde filmdiva toont Bern stein zich geheel thuis en de teekening van dit milieu is zonder onnoodige franje voortreffelijk en raak. Maar de tooneelschrij- ver komt pas op volle kracht in de rechtzaal, waar de zaak van den anarchist Philippe Lutcher, die op de filmster Clara Stuart heeft geschoten om daarmee de krankzinnige we reld. welke enkel nog maar belang stelt in sport en film, wakker te schudden, wordt be handeld. Dit bedrijf boeit ondanks zijn lengte voortdurend en vooral het tweede deel ervan is met een sterke stijging naar het emotioneele slot toe geschreven. Bernstein toont ook hier in neg steeds theatrale effecten niet te schu wen, maar hij weet zoo'n effect dan ook meesterlijk voor te bereiden en met zekerheid te hanteeren. De verschillende getuigen-verhooren zijn vol afwisseling en geven telkens afzonderlijke „sketches" te zien, waarvan de theatrale pathetische verdediging van den misdadiger door Clara Stuart wel de climax vormt. Maar deze rechtszitting gaat als geheel door de figuur van den anarchist, die er de hoofd persoon van is en door de felle satire op de sport- en filmaanbidding van tegenwoordig met wat daaraan vastzit aan reclame en volksverblinding toch ver uit boven de ge wone rechtszittingen, die wij in thrillers of sensatiestukken zooals Het Proces van Mary Dugan te zien krijgen. Het geeft een schril beeld van den tegenwoordigen tijd en de figuur van den anarchist wordt er dik wijls nog het meest in zijn passieve houding prachtig in belicht. De reacties van aeze Philippe Lutcher op de verschillende getuigen verklaringen zijn soms belangrijker dan wat de getuigen zeggen en het is Bernstein gelukt deze figuur voor ons in deze rechtszitting voluit te teekenen. En hoe voortreffelijk en krachtig tooneel is de scène, waarin Lutcher met alle hartstocht die in hem is. protesteert tegen de klucht, die Clara Stuart van zijn proces dreigt te maken, door hem te verdedi gen. In zijn angst dat de moordaanslag, die hij in zijn politieke verdwazing meende te moeten plegen, enkel tot een object van re clame voor de film-diva zal worden en dus een effect zal krijgen, precies tegenovergesteld aan wat hij bedoelde, windt hij zich op tot een paroxysme van haat en verachting en smeekt hij de rechtbank hem liever tot den dood of het bagno te veroordeelen dan hem de schande aan te doen van een vrijspraak op voorspraak van het slachtoffer, dat hij in haar beroep wilde treffen. Dat is sterk too neel en het kreeg ook het volle pond door het prachtige spel van Cor van der Lugt Melsert, die deze scène gaf met meesleependen gloed en hartstocht. En dit maakte te sterker effect omdat de figuur tot op dat moment aldoor van zoo geestelijk-aristocratische voornaamheid was geweest, gereserveerd en sterk beheerscht. In dit proces was Lutcher men mocht dan over zijn krankzinnige daad oordeelen zooals men wilde de figuur, die ver boven de anderen uitging, omdat hij de eenige was, die een overtuiging diep in zichzelf meedroeg en er voor durfde strijden en lijden. Van der Lugt bracht voor de uitbeelding van dezen idealistischen anarchist wel alles mee. Men zag aldoor dat fascineerende, diep-me- lancholische bleeke gezicht van dezen man, die ook zwijgend heel deze rechtszitting be- heerschte. Het was vooral in zijn stille spel, dat Van der Lugt gisteren sterk boeide. En voortreffelijk was ook Mimi Boesnach als de filmster. Mimi Boesnach toonde als Clara Stuart voor het eerst een groote rol te kunnen dragen. Reeds haar entree als diva in I was 'n knap stukje theaterkunst. Onmiddel lijk stond de figuur voor ons! Dat was wel vol komen de filmster, zooals wij ze van het witte doek kennen, een schitterend mannequin zon der eenig innerlijk, waarachtig leven; bere kend. theatraal, leeg en hol en van een ver schrikkelijke banaliteit. Hoe prachtig karakte ristiek waren ook haar toiletten en haar pruik! En verder heeft zij de rol eveneens met veel raffinement gespeeld. Haar pleidooi werd 'n heerlijke theater-scène, vol valsch pathos en aangeleerde maniertjes en pas in haar cri de coeur aan het slot hoorden wij de vrouw, die achter dat masker leefde. Ook in de verdere rolverdeeling was dit stuk heel sterk bezet. Het was duidelijk, dat Van der Lugt zich vol liefde als regisseur aan dit werk van Bernstein heeft gegeven. Het was alles voortreffelijk ver zorgd. De kleedkamersfeer in I was bijzonder goed getroffen en in de rechtszitting welke zich afspeelde in een zeer decoratief milieu was aldoor de bewogenheid, het mouvement, dat hier verlangd werd. En het waren niet al leen de belangrijke bijrollen zooals die van den impressario, met geestig aplomb gespeeld door Roemer en van den Prins de Choppé, door Theo Frenkel met decadente reserve uit gebeeld in III was hii minder gelukkig en de advocaat door Palmens met Fransche zwier en emphase weergegeven maar ook de kleinere rollen, die geheel tot hun recht kwa men. Welk een aardige levendige kleedster bijvoorbeeld gaf Enny Heymans. hoe fijn werd zoo'n klein rolletje als van Edmond door Guus Oster gespeeld en èen verrassing bepaald was voor mij de tot nu aan toe onbekende Myra Ward, die haar getuigenverklaring allergees tigst en heel zuiver deed. Ik sprak tot nu toe enkei over het stuk en de voorstelling van voor de pauze. Het laatste bedrijf, waarin de vernieuwde Bern stein aan het woord was. leek mij een ver gissing. Niet alleen, dat hij ons in deze acte allerminst overtuigde, hij haalde de figuur van den anarchist ook met zijn psychologische ontrafeling naar beneden. Lutcher werd voor ons veel minder interessant, toen wij hoorden, dat hij niet enkel als anarchist zijn daad had bedreven, maar ook als man. Wat bleef er eigenlijk van hem over, toen wij wisten, dat zijn daad feitelijk een crime passionèl was. Maar erger was het, dat men er niet aan geloofde! Wij voelden het als een bedenksel van den auteur en 'n figuur van Lutcher viel er feitelijk mee ondersteboven. Daarom maak te die laatste acte, waarin Cor van der Lugt en Mimi Boesnach ook weinig konden pres toeren, doordat allen in het stuk zoo weinig echt en werkelijk doorleefd was, maar een zeer matigen indruk. Het stuk ging nu eenigs- zins als een nachtkaars uit. Van de ontroe ring. die het afscheid van Lutcher en Clara toch had moeten brengen, was bij ons geen sprake. Maar laten wij dankbaar zijn voor de eerste twee bedrijven, die ons zoo veel knap en boeiend tooneel te zien gaven. Hoe dikwijls moeten wij niet met- veel minder in den schouwburg tevreden zijn. De zeer volle zaal heeft vol spanning het spel tot de pauze gevolgd en van haar dank baarheid ten volle blijk gegeven na elk bedrijf Aan het slot was het applaus wat gereser veerder, wat. meer aan Bernstein dan aan de spelers geweten moet worden. J. B. SCHUIL. MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. Het eerste H.O.V.-concert der Dinsdag avondreeks levert den verslaggever heugelijke stof: een aantrekkelijk programma, een so liste van internationale vermaardheid en met prachtige eigenschappen van techniek en temperament, dirigent en orkest in de beste conditie, een aardig bezette zaal, waarin we als eeregasten den Franschen vice-consul en twee Haarlemsche wethouders opmerkten. Het programma was uitsluitend uit Fran sche werken samengesteld en het eenige wat men op de samenstelling zou kunnen aan merken zou zijn. dat het wat lang was. Eén der na de pauze gespeelde werken had men kunnen missen zonder tekortkoming te ge voelen, Van de „hommage a la mémoire de C. Saint-Saëns" daarentegen zouden we niet gaarne iets gemist hebben. Dat was een en al vlotheid en gratie en melodiek en vorm geving. Van het drietal composities van den Fran schen meester hoorden we de Ouverture „La Princesse jaune" te voren meermalen op een H.O.V.-concert. Daarentegen werd het sym- phonisch gedicht „Le Rouet d'Omphale" voor 't eerst in deze omgeving uitgevoerd en we konden terstond waarnemen hoe hoog de ver tolking van Schuurman en ons orkest uitstak boven die welke ik een paar dagen geleden door de radio beluisterde. Hoeveel intensiever klonken nu de klachten van den in dienst van koningin Omphale gestelden en door deze tot vrouwelijken arbeid gedwongen en bovendien nog bespotten held Herakles, hoe fijn werd het in beweging zetten en tot stilstand komen van het spinnewiel weergegeven. Een opmer king betreffende de in het programma voor komende toelichting zij mij hier vergund: vol gens de sage was de held niet door de bekoor lijkheden der Lydische koningin overwonnen, maar was z!jn ondergeschiktheid een boete doening, hem opgelegd, voor den tijd van drie jaren. De clou van den avond was natuurlijk de vertolking van het 3de Vioolconcert door de Fransche violiste Renée Chemet. „interpré- tation pleine de charme, de verve, de sonorité" als ik het zóó maar eens mag uitdrukken in de verwachting, dat de kunstenares dit ver slag onder de oogen zal krijgen. Het was wer kelijk prachtig- spel, wat Renée Chemet te hooren gaf, bekorend door schoonheid van toon en door schittering van techniek, meesleepend door warmte van temperament. En het orkest secondeerde voortreffelijk. Zeer delicaat werd na de pauze Debussy's miraculeus Prélude a l'Après-midi d'un Faune gespeeld. Daarna kon Roussel's „Pour une fête de printemps" moeilijk nog een evenaring, laat staan een stijging brengen. „Ma mère l'oye" van Ravel bracht onze verbeelding in de sprookjessfeer: dat was geen stijging, maar een zwenking naar een nieuw gebied vol won deren. Wat kan men meer wenschen, dat hetgeen we in den aanvang van dit verslag opnoemden, zou men kunnen vragen. Nu ja, te wenschen blijft er nog wel een en ander. Waarom b.v. ontbraken nog zoovelen, die ongetwijfeld een lidmaatschapskaart der H.O.V.-concerten be zitten en even ongetwijfeld het spel van een violiste als Renée Chemet in andere omgeving bewonderd en toegejuicht zouden hebben? De financieele steun, dien het lidmaatschap meebrengt wordt natuurlijk zeer gewaardeerd en is noodig, maar de persoonlijke aanwezig heid geeft een moreelen steun, die zeker even hoog gewaardeerd wordt. En we hopen dat de beide aanwezige wethouders tot de over tuiging gekomen zullen zijn dat de H.O.V. een cultuurinstrument is, dat ook van overheids wege meer steun verdient, dan het tegen woordig krijgt. K. DE JONG. Lectuur voor onze Jeugd. „Loek's Filmcarrière", door Herm. Visser. Een boek door. voor en van jeugd. Onze jonge stadgenoot Herman Visser heeft zijn schrij versdebuut gemaakt met een vroolijk verhaal voor oudere meisjes Deze jeugdige schrijver, die zelf de schooltijd eerst kort achter zich heeft, kent nog goed de gevoelens van de eindexaminandi, in dit geval van het Kenne- mer Lyceum. Na Loeks slagen is er als be looning een reisje naar Parijs, waar zij een Holiandsch journalist ontmoet, die haar den weg naar het tooneel opent. Als volontair bij „De Tonelisten" krijgt Loek al dadelijk kleine rolletjes te vertolken, hetgeen haar goed af gaat. Maar een grootere rol, waarop zij moet invallen, brengt geen succes en Loek vreest al het einde van haar tooneelloopbaan. als zij op het nachtfeest voor de artisten bij Tu- schinsky „ontdekt" wordt door den heer Steenbeek, die haar voor de film, Loek's ideaal engageert. Het harde werken onder de felle lampen valt Loekie niet mee en de filmcarrière duurt maar kort. De kennismaking met den journalist Hans Rattman wordt nl. voortgezet bij zijn eenvoudige Oom Janus en Tante Lena, een kennismaking die van weerszijden in goede aarde valt. Loek aarzelt dan ook niet als Hans haar vraagt hem als zijn vrouw te vergezellen naar New York, waar hij een betrekking heeft aanvaard. Een spoedig, maar vreugdevol slot van Loek's filmcarrière. Het verhaal is uiteraard nog ongecompli ceerd. maar Herman Visser heeft zijn eerste ling vlot en vroolijk geschreven, 't Is een boek geworden waarin niet de problemen zijn, den leeftijd der rijpere jeugd eigen: alles gaat hier van een leien dakje. Maar we hebben al zoo veel boeken met jonge moeilijkheden, dat ik meen dat dit frissche verhaal zich een waar dige plaats in die lange rij zal weten te ver overen. De eenvoud van de goedige Oom Ja nus en Tante Lena uit zich wel wat teveel al leen in hun spraak, maar de vroolijke noot is daarmee bereikt. De teekeningen, niet alle maal even geslaagd wat verhouding betreft, zijn van van Looy. Minder gelukkig is mevr. J. P. Zoomers- Vermeer met „Japie Groen gaat op Avontuur" De leeftijdsgrens voor de lezers is niet aan gegeven, maar het verhaal zal zeker wel voor kleinere jongens bedoeld zijn; voor de ouderen is er te weinig spanning in. Het boek wekt den indruk dat de schrijfster niet leeft in haar verhaal; de stijl is verbrokkeld en niet pret tig leesbaar. Japie Groen is zijn moeders klompje goud, een eenigst kind waarover angstvallig gewaakt wordt. In de stad groeit hij. dank zij allerlei plagerijen en vechtpar tijen toch nog op tot 'n flinken jongen, mede met hulp van zijn vriendje Piet Zwart. Zooals ik al opmerkte biedt dit verhaal voor de oudere jongens te weinig: misschien dat de kleintjes er nog iets van hun gading in vinden. Rie Reinderhoff. ons welbekend door haar vele teekeningen in de nieuwe kinder boeken, verzorgde de illustraties en de titel plaat. Beide boeken zijn uitgaven van van Holke ma Warendorf N.V., Amsterdam. Bij denzelfden uitgever verscheen een boek van Nanda, getiteld: „Wat Pauke bereikte", een aardig verhaal voor meisjes. Pauke is op school een echte woelwater en meermalen zet ze het huis van haar oom en tantes op stelten een oom en tantes waar ze langen tijd logeert als haar vader zonder werk is, en die niet aan zoo'n wildzang gewend zijn. Tante Adèle „krijgt er hoofdpijn van als Pauke zoo druk praat": maar wat Pauke bereikte, dat \yas juist dat diezelfde tante Adèle haar lusteloos leventje verwisselde voor dat van een weldoenster der armen. (Zou een apathische tante zich werke lijk door een klein nichtje zoo gauw tot ac tiviteit laten brengen?) Want al is Pauke een vroolijke Frans, haar hart leeft mee met ieder een die arm en verdrukt is. Daarom sluit ze vriendschap met Rinus, en groot is haar ver driet als blijkt dat hij de kippendief is. en later als hij door het ijs zakt en verdrinkt. Pauke's vader kan weer een betrekking krij gen als hij over wat geld beschikt; tante Adèle die heel wat aan het vroolijke nichtje te dan ken heeft kan hem dat gemakkelijk van haar rijkdom verschaffen en zorgt daarmee voor een gelukkig einde van het boek. De platen zijn van Rie Reinderhoff. „Met Piet Hein naar de West", door G. C. Hoogewerff; illustraties van Rie Reinderhoff. Hoe vaak zouden onze zeehelden al stof heb ben geleverd voor een jongensboek? Gaat te genwoordig de belangstelling geheel uit naai de luchtvaart of is nog steeds „de zee ens element"? In zekeren zin is het van den schrijver wel een waagstuk het aantal zeehel den-boeken weer met één te vermeerderen, omdat de verhalen te veel op elkaar gelijken. Wie er enkele van gelezen heeft, kan de ove A.s. Vrijdag komt in het Frans Hals Theater de May West-film: „Een vrouw van de wereld", een rolprent vol kostelijke ironie en komische situaties. rige in hoofdtrekken wel vermoeden. Maar aan den anderen kant hangt rondom onze vroe gere zeehelden en hun oude, schilderachtige zeilschepen nog een sfeer van romantiek, die boeit. Het aardig geschreven verhaal van een jongmaatje op de vloot van Piet Hein zal dan ook met vreugde worden ontvangen, vooral door de jongens die nog niet te veel van der gelijke boeken gelezen hebben. Het is geen verheffend milieu waarin we Jurrie Jurriaansz aantreffen en waaruit de matroos Sjoerd Sijtsma hem als vlaggejongen brengt aan boord van de „Amsterdam'', het admiraalschip van Piet Hein. Natuurlijk gaat het er op uit om de Zilvervloot te veroveren. Op een onbewoond eiland, waar de beman ning gaat jagen, wordt Jurrie door een spion neerenden schepeling bewusteloos geslagen en blijft alleen achter met een kist levensmidde len, water en wapens. Hij leeft daar van gei ten, visch en schildpadden die hij zelf vangt, tot een Spaansch schip hem oppikt. Ondanks pijniging wil Jurrie niets over de vloot zeggen aan de Spanjaarden, maar in zijn onschuld vertelt hij alles aan de dochter van een Vlaamsch heelmeester, in dienst der „Spek ken". Dan moet Jurrie mee op een Spaansch bootje om de zilverschepen te waarschuwen; dit wordt echter achterhaald door de Hollan ders, Jurrie keert terug aan boord van de „Amsterdam" en kort daarop maken Piet Hein en de zijnen de Zilvervloot buit. Al deze boeken werden uitgegeven bij van Holkema en Warendorf N.V., Amsterdam FRIEDEL DOTZA TREEDT OP MET DE H. O. V. Met zeer veel moeite is het bestuur der Haarlemsche Orkestvereengiing er in geslaagd voor het concert op Vrijdag 8 November a.s. de in ons land zeer bekende Operette-ster Friedel Dotza bereid te vinden, met de H.O.V. op te treden. Zij zal dit doen op de wijze zooals dit bij de operette geschiedt en waarmede zij dezen zomer bij de Arnhemsche Orkestvereeniging een ongekend succes heeft gehad. Tot 2 maal toe was de zaal aldaar uitverkocht. Teneinde iedereen in de gelegenheid té stellen dezen aantrekkelijken avond van lichte kunst bij te wonen, wordt de toegangsprijs niet verhoogd, ondanks de buitengewone kos ten welke aan dit concert zijn verbonden. City-theater te Amsterdam geopend. Openingsrede van Mr. Slingenberg. De opening van het nieuwe City Theater, de groote, moderne bioscoop aan het Kleine Gartmanplantsoen te Amsterdam is een fees telijke gebeurtenis geworden voor het geheele Amsterdamsche stadsgedeelte rondom het Leidscheplein. Tegen half negen Dinsdagavond was de aan ruim 1800 personen plaats biedende zaal ge heel gevuld met een feestelijk gestemd publiek. De directeur van het theater, de heer J. ter Linden, trad voor het witte doek en heette namens den Raad van Commissarissen de autoriteiten en genoodigden welkom, en in het bijzonder den president-commissaris, den man die zijn schouders onder dit werk had gezet, den grijzen heer Bart Wilton, die juist hersteld was van een ziekte, die naar men ge vreesd had zijn aanwezigheid op dezen avond had kunnen verhinderen. Vervolgens kreeg de Minister van Sociale Zaken, Mr. M. Slingenberg het woord, die o.a. zeide, dat het 5 a 10 jaar geleden als zeer vrij postig zou zijn beschouwd, als een deftig Ne- derlandsch minister van het tooneel eener bioscoop het woord tot het publiek had durven richten. Ook thans had de minister even ge aarzeld, toen hem verzocht was, dit bioscoop theater officieel te openen. Hij had zijn aar zeling echter overwonnen en was tenslotte zelfs enthousiast voor het denkbeeld geworden, omdat het werk dat hier tot stand is gekomen van groote beteeken is is, niet alleen artistiek en cultureel, maar vooral ook voor een Mi nister van Sociale Zaken, die zich heeft bezig te houden met het vraagstuk, hoe men werk- looze menschen aan het werk kan zetten. Door dit werk hebben 600 menschen gedurende ver scheidene maanden werk gehad tegen loonen, die op het departement normaal, dus góed worden genoemd, en in de toekomst zal het een vasten staf van ruim 100 menschen blij vend werk verschaffen. De minister bracht vooral hulde aan den heer Bart Wilton, die zich vroeger reeds naam heeft verworven als scheepsbouwer en thans, door het ondernemen van dit werk, een voorbeeld heeft gegeven van moed en ondernemingsgeest, en ook van ge meenschapszin tegenover diegenen die hun ongebruikte kapitalen onproductief in hun brandkast laten liggen. Met den wensch, dat het theater het Nederlandsche publiek tot in lengte van dagen aangename en nuttige uren zou verschaffen en dat het tot vreugde van de ondernemers geëxploiteerd zou worden verklaarde Minister Slingenberg het City Theater voor geopend. Terwijl alle aanwezigen zich van hun zetels verhieven speelde het orgel het Wilhelmus. Vervolgens dankte de heer Ter Linden den minister en sprak een kort woord van hulde voor de architecten, en daarna kon het eigenlijke programma aanvangen. Na afloop van de hoofdfilm werden de ge noodigden nog verrast met een staaltje van kranige filmreportage van Polygoon, door deze onderneming terecht „bliksemreportage" ge noemd, n.l. een filmpje van het feestelijk ver lichte Leidscheplein en de aankomst van de genoodigden voor het theater, dienzelfden avond voor den aanvang van de voorstelling.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 8