DE ZWALUW. VR IT DAG 1 NOVEMBER 1935 HA AR!'EM'S DAGBEAD 7, BIJVOECSEL AAN ALLEN! Een goed geheugen komt je altijd van pas. Je kunt er op school een mooi cijfer mee verdienen bij je Aardrijkskunde- en Geschie denisles. 't Is typisch, maar toch een feit, dat wat je in jeugd goed hebt geleerd, in je ge heugen blijft hangen, ook al is dat geheugen niet meer zoo best. Een hond schijnt nog beter geheugen te hebben dan een mensch. Dezer dagen hoorde ik van een familie, die naar een andere stad was verhuisd. De hond was meegegaan. Ze gingen al spoedig de omgeving eens verkennen, liepen tusschen weilanden en langs vaartjes en wisten tenslotte niet meer, hoe ze naar huis terug moesten keeren. Ze waren bij een kruispunt van wegen gekomen op een eenzame vlakte. Wat nu? Opeens dachten ze: Zou Tom my, de hond het weten? En ze zeiden: „Tommy we moeten naar huis, wijs jij ons den weg". Tommy kwispelde met zijn staart en sloeg vastberaden den weg links in. Af en toe keek hij om of de baas en zijn vrouw hem wel volgden. Heel spoedig bleek het, dat Tommy werkelijk den goeden weg had genomen. Spoe dig stond hij voor 't huis. De meeste zoog dieren schijnen een uitstekend geheugen te hebben. Zelfs bij de lagere dieren kan men groote geheugen-prestaties waarnemen. Ben je wel eens in een vlooien-theater geweest? Heb je daar de kleine bruine springertjes zien dansen, trekken, schommelen? Geleerden beweren, dat geiten al een bi zonder goed geheugen hebben. Je herinnert je misschien zelf wel, hoe je feitje, dat je aan je buren gaf of aan een ander verkocht, plot seling weer voor je stond. De groote geleerde Darwin, heeft het her inneringsvermogen van de regenworm bestu deerd. Hij gebruikte daarbij een T-vormige pijp en bouwde in den eenen arm een elec- trische installatie. Kropen de regenwormen daarin, dan kregen ze een schok. Na eenige proeven kropen alle wormen in den anderen arm. Ook is aangetoond, dat de allerlaagste die ren, die b.v. een duizendste millimeter groot zijn, gevoelig zijn voor licht. Menigeen heeft zich afgevraagd: Hebben dieren verstand? Telkens komt men voor nieuwe verrassingen te staan. Vroeger dacht men b.v. dat visschen niet konden hooren. Een Duitsch geleerde is er in 1904 in geslaagd om visschen door een bepaalde fluittoon op de vlucht te jagen. In 1924 slaagde weer een Duitsch geleerde erin om visschen op het sig naal van een fluit bijeen te brengen voor het voederen. Bakkerstorren zijn zeer muzikaal. Water wantsen moeten daarentegen niets hebben van muziek. Men gelooft ook, dat dieren praten op hun manier. En wie er huisdieren op nahoudt, heeft dat ook wel ondervonden. Men gelooft b.v. dat de taal der mieren een voelhorenstaai is. Verschillende bewegingen beteekenen verschillende woorden. De mieren- taal is natuurlijk zeer primitief, maar de ver schillende soorten van mieren kunnen elkaar heel goed begrijpen. De bijentaai moet ook heel interessant zijn. De bijen spreken door bepaalde geuren voort te brengen en door te dansen. Met behulp van blaasjes kunnen ze bepaalde geuren doen ontstaan en elkaar op deze wijze mededeelin- gen doen. Er is een woordenboek van de paardentaal uitgegeven. In hun hinniken drukken ze vreugde en verlangen, pijn en verdriet uit. Door hoog, lang en hard te hinniken roept het eene paard het andere. Diep zacht en kort hinniken beteekent ongeduld. Snuiven is boos-zijn, of angstig-zijn. Een paard kan ook kreunen van pijn. Prof. Garner vertelt, dat apen 30 verschil lende geluiden kunnen maken. Wie in Artis deze dieren heeft gadegeslagen, heeft ook wel gehoord, hoe verontwaardigd ze „schelden" kunnen als een der andere de apenootjes voor zijn neus wegkaapt. Als dieren slapen, brengen ze ook evenals veel menschen snurkende geluiden voort. Het nijlpaard slaapt in het water en urenlang kun je het dan hooren snurken. Olifanten kunnen snurken, dat de grond ervan dreunt. Soms staan ze rechtop te slapen, soms wiegen zij zich al deinende in slaap. Vele dikhuiden liggen ook op den grond te slapen, maar snurken doen ze allemaal. W. B.—Z. Gezonde eters. Dat waren in de middel eeuwen onze voorouders die zich bij 't ontbijt al te goed deden aan een warm maal van •b.v. grutten, ham, visch en gezouten vleesch. WIE ZOEKT ER MEE? „Ik wou. dat ik mijn baas maar vond. Het is niets gezellig om zoo in den regen te loopen. Als ik hem nu zag. konden we naar huis gaan. Het is me een raadsel, waar hij zoo gauw gebleven is!" TANTE TINE. Een verhaal van de zee Alle zeilen bij, stak het schip van wal. Het vertrok voor een heel, heel lange reis en de bemanning, die aan boord was, was met zorg uitgezocht, want ze moesten flink zijn en op alle gebeurtenissen voorbereid. Het weer was stralend en de zee was kalm. Op de brug stond de kapitein, een verre kijker in de hand, een glimlach om de lip pen; want het begin van de reis was voor spoedig. De geheele bemanning trouwens voelde zich tevreden gestemd over dit vertrek naar on bekende oorden. Onbeweeglijk stond de roerganger; hij keek recht voor zich uit naar de verre horizon. Hij was bekend om zijn kundigheid: zijn naam was Matteo. Elf keer had hij reeds schipbreuk geleden; maar dank zij hem. was de beman ning telkens gered. Hij had een zwijgzamen aard en sprak slechts zelden; maar de kapi tein wist, dat hij een goed zeeman was en hij was blij hem op zijn schip te hebben. Het schip voer naar het Zuiden, een schui mend kielzog achter zich latend. Een weinig overhellend door den wind, kliefde het een weg door de blauwe golven van de kalme on eindigheid, in de juiste richting gehouden door een ijzeren hand. Op de voorplecht stonden eenige matrozen bij elkaar en maakten plannen, als ze weer thuis zouden zijn. Plotseling' viel iets grijs hun voeten neer; iets grijs, dat spartelde en scherpe kreten slaakte. „Oh," zei een matroos, „maar dat is een zwaluw." En heel voorzichtig nam hij het kleine ge wonde vogeltje tusschen zijn eeltige vingers. Door welk vreemd toeval was het kleine vo geltje op dit schip in volle zee gevallen? Nie mand kon het gissen. Het had een verscheurd en gebroken vleugeltje en zonder twijfel had het alle krachten ingespannen om het snel varende schip te bereiken, daar het anders in zee gevallen zou zijn. Zooals men wel zal begrijpen was het een onverwachte afleiding voor de bemanning en ieder haastte zich dan ook het gewonde vo geltje zoo goed mogelijk te verzorgen en te verplegen De zwaluw sloeg niet meer met haar vleugeltjes, maai- lag stil en keek met ronde verschrikte oogjes om zich heen, ter wijl de matrozen grinnikten en elkaar, als groote kinderen met de elleboogjes duwtjes gaven. Men haalde wat lapjes, wat strooi en maakte daar een nestje van, waar men de zwaluw voorzichtig inlegde. Vervolgens zette men een schoteltje water ernaast en in een lucifersdoosje een paar kor reltjes rijst en wat broodkruimpjes. Na ver loop van eenige dagen scheen de vogel weer op krachten te komen en durfde hij het wagen eenige stapjes te loopen op den grond, terwijl de matrozen verteederd en geamuseerd toe keken. Een week later kon men het zonder ling schouwspel zien, aai een vogel door het touwwerk van het zeilschip vloog. Het schip was veel te ver van de kust verwijderd, dat de zwaluw terug kon vliegen. Allen hielden van het aardige beestje. Alleen de roerganger Matteo was onverschillig en de matrozen be stempelden hem als harteloos en ruw. Op een ochtend echter, probeerde het vogeltje zich op zijn schouder te zetten, Matteo trok terug en maakte een dreigend gebaar. Maar de zwaluw begreep dat niet en vloog nader. Toen gebeurde iets verschrikke lijks. Met zijn pet sloeg Matteo naar het vo geltje, dat in zee viel De schuimende golven sloten zich over het grijze lichaampje. De matrozen, die toeval lig dit tafereeltje gezien hadden slaakten kreten van verontwaardiging en woede. De kapitein zelf was ook ontdaan over zooveel wreedheid en beval Matteo in de boeien te sluiten. Heel kalm gaf Matteo het roer aan een ander over. Maar degene, die hem verving kon het roer niet houden en geen van de anderen, evenmin als de kapitein. Tegen wil en dank bevrijdde hij dus Matteo en gaf hem het roer weer over. Maar bijna op datzelfde oogenblik veran derde het weer en de wind groeide aan tot een orkaan. Men moest de zeilen reven en probee- ren zoo snel mogelijk uit dezen storm weg te komen, die van minuut tot minuut in kracht toenam. Reusachtige golven met witte schuim koppen verhieven zich rondom het schip, en sloegen over het dek. Wel een verschil met de kalme blauwe golfjes.- van eenige uren ge leden. Doodelijk beangst verweten de matrozen Matteo dat het zijn schuld was, dat deze storm losgebroken was. Ook de kapitein was zijn angst niet meer meester. Vijftien dagen duur de deze storm; het schip werd heen en weer geslingerd en luisterde niet meer naar het roer, En nog steeds duurde de storm, steeds hef' tiger en verschikkelijker. Soms scheen het, dat de golven tot den loodkleurigen hemel reik ten. Twintig keer scheelde het bijna niets of het schip werd er geheel onder bedolven. En gedurende deze verschikkelijke beproeving was Matteo op zijn post. Allen begrepen op het laatst, dat dit geen gewone storm was. „Dat is de zwaluw, die zich wreekt", zeiden de ongelukkigen en de kapitein begreep dat muiterij dreigde, omdat hij Matteo ge handhaafd had op zijn post. Dien nacht sloe gen er twee van de drie masten weg en de ruimen liepen zoo vol water, dat de toestand onhoudbaar werd. Met uitzondering van Mat teo liet de kapitein de heele bemanning voor zich treden. „Kapitein", schreeuwden de ongelukkigen, „roep de zwaluw te hulp". Begrijpend, dat dit het eenige middel was, om hen te kalmeeren, riep de kapitein: „Kleine zwaluw, onschuldig slachtoffer van wreedheid.; als jij 't bent. die dezen storm over ons laat razen, vergeef ons dan en kom ons te hulp". Dadelijk-o-wonder. verscheen de zwaluw en zette zich op den schouder van den kapitein. „J", zei het diertje, „ik ben het, die dezen storm verwekt hebt. Maar gij zijt brave lie den en ik wil jullie niet meestraffen, omdat ik Matteo straf. Bovendien ben ik van meening veranderd: Matteo zal niet sterven. Maar iede- ren keer, als hij een schip bestuurt, zal het schipbreuk lijden en hij zal de eenige over levende zijn!" Dit gezegd hebbende verdween de zwaluw en als bij tooverslag bedaarde de storm. De kapitein gaf onmiddellijk order om terug t? keeren. De thuisreis verliep zonder ongeval len; maar zoodra ze de haven binnengeloopen waren, werd Matteo weggejaagd. En nu is in die haven een zeeman met een witte baard, die wanhopig probeert, of hij als roerganger aangenomen kan worden. Maar geen enkele kapitein durft het aan; want er gaat een vreemde geschiedenis om hem en als hij in een klein café'tje een glas bier gaat drinken, bedient de waard hem met tegenzin en om hem heen wordt het leeg. Hij zegt niets en zijn gezicht is hard en wreed. Maar als hij een zwaluw ziet, wordt hij razend; want dan wordt hij weer herinnerd aan het roer, dat hij in handen heeft gehad, iets dan nooit meer het geval zal zijn.... LAM. EEN PAPEGAAI VOOR HET GERECHT. Mevrouw Rosa Gallo. een Italiaansche, die te New York woonde, bezat een papegaai, die ze Cicille genoemd had en waarvan ze veel hield. Maar plotseling praatte Cicille niet meer en hij werd somber. Den geheelen dag zat hij in elkaar gedoken in zijn kooi en de lekkerste dingen, die zijn meesteres hem voor zette raakte hij niet aan. Mevrouw Rosa piekerde en piekerde wat toch wel de reden van Cicille's zwaarmoedig heid kon zijn en eindelijk dacht ze het te we ten. Cicille verveelde zich. Men moest hem een kameraadje geven. Zoo gedacht, zoo ge daan. Zijn meesteres kocht een nieuwe pape gaai. Cicille was en bleef treurig en ontstemd: als de nieuwe vogel in zijn nabijheid kwam. werd hij woedend en krijschte zoo erg, dat zijn meesteres haar ooren dicht moest stoppen. En op een goeden dag was Cicille verdwenen. Trots alle nasporingen van zijn meesteres was en bleef Cicille weg Een jaar later ontdekte mevrouw Gallo haar papegaai toevallig in de etalage van een die renhandel. Ze eischte van den bezitter, dat hij haar haar papegaai terug zou geven, maar deze weigerde beslist en verklaarde, dat hij Cicille van een familie gekocht had, die de papegaai al sinds jaren in het bezit had. Me vrouw Gallo was er echter van overtuigd, dat ze haar papegaai teruggevonden had en ze was vast besloten haar lieveling terug te krij gen. Ze klaagde den dierenhandelaar aan bij het gerecht. De rechter vond de zaak zeer ingewikkeld; nadat hij met het grootst mogelijk geduld me vrouw Callo en haar tegenstander aangehoord had. kreeg hij een goed idee. „De papegaai moet hier gebracht worden, beval de rechter. „Hij moet zelf beslissen van wie hij hoort." „Cicillo, Cicillo, povere piccolo mio!" (Ci cille. mijn arme kleine) riep mevrouw Gallo op zachte lokkende toon. De papegaai bekeek haar een oogenblik met zijn ronde kraaloogen. Toen schreeuwde hij zoo hard hij kon: „Rosa, Rosa! Bella DonnaiCara mia!" (Rosa, Rosa. mooie vrouw, lievelingAllen lachten en klanten in de handen en de rechter verborg met moeite een glimlach. Mevrouw Rosa ech ter triomfeerde. „Nu ziet U het. Edelachtbare, de papegaal is van mij. Hij heeft me meteen herkend." „Wat heeft hij gezegd?" vroeg de rechter. De tolk vertaalde ijverig, wat de papegaai in het Italiaansche geroepen had. ..De pape gaai is van U," zei de rechter, zich plechtig tot mevrouw Gallo wendend. Maar zijn mondhoe ken trilden verraderlijk, bijna was hij in lachen uitgebarsten. Van vreugde stralend nam mevrouw Gallo de kooi met de papegaai in ontvangst en ver liet fier de rechtzaal. Toen de deur achter hen dichtsloeg hoorde men de papegaai roepen: „Rosa, Rosa! Bella Donna! Rosa mia!" R. G. DE ONVERMOEIBARE ZAGERS. Om deze zagertjes te maken, beste meisjes en jongens, heb je een klein beetje meer han digheid en geduld noodig, dan gewoonlijk noo- dig is, om de onder deze rubriek besproken speelgoederen te maken. Maar dat zullen jul lie wel niet erg vinden; want je zult zoo lang zamerhand wel weten, dat moeilijkheden er zijn om overwonnen te worden en dat je veel meer plezier hebt, van iets waar je een beetje moeite voor gedaan hebt, dan voor iets dat zon der moeite gemaakt wordt. Op een plankje hout van eenige millimeters dikte teeken je de beide poppetjes, zooals je bij A ziet staan. Deze zaag je vervolgens uit met een figuurzaag. Uit een plankje hout. dat iets dikker is, zaag je vervolgens het voorwerp, dat je als B op de teekening ziet Tusschen de uitsnijding wordt een rond stuk hout ge legd. dal een boomstam voor moet stellen. C. In deze boomstam maak je een inkeping, zoo als je bij D. ziet. In deze inkeping, gaat de zaag E. die van heel dun ijzer is, heen en weer. Nu boor je in de beide mannetjes, die zullen gaan zagen een paar gaatjes. F en G. die moe ten correspondeeren met twee andere gaatjes in het blok hout en de zaag. Je moet ervoor zorgen, dat de afstand tus schen de beide gaten in de zaag dezelfde is. als die tusschen de beide gaatjes in het blok hout. Hoe je het geheel in elkaar moet zetten kun je duidelijk op de teekening zien. Je moet er echter voor zorgen, dat de plaats, waar je de zaag aan de beide „mannetjes" vastmaakt, beweeglijk blijft, hetzelfde geldt voor de plaats waar deze „mannetjes" aan het steun- blok bevestigd worden. Men kan dit met een ijzerdraad doen; dan blijft er altijd voldoende speling. Vervolgens maak je aan een der mannetjes een klein hefboompje, zooals je bij H. ziet. Als je dit van links naar rechts beweegt, zullen de beide aan elkaar vei'bonden mannetjes in beweging komen en het zal net lijken of ze verwoed aan het zagen zijn. Dat je alles aardig moet kleuren, spreekt vanzelf; ook dat alles netjes en nauwkeurig afgewerkt mopt worden. OOM KEES. MOEDER VERTELT...: Shéhérazade. door W. LASSCHUIT. Jullie begrijpen, dat minister Ghobiarian in zijn nopjes met dit middel was. Wie weet. of dit middel nu eens niet zou helpen. Maar hoe zat de goede man met de handen in het haar toen ruim vijftig duizend Arabische vrou wen en meisjes zich hadden aangemeld om den Sultan sprookjes te vertellen. Doch ziet, weer liet onderdaan Phetiabiletium zich niet onbetuigd en schreef aan den minister: „Ge zult alle vrouwen tot een bezoek moe ten uitnoodigen en degene, die zegt: „de sul tan zal slapen," die moet ge nemen." Zoo gebeurde het. Vijftig dagen lang duur de het, voordat de vrouw, een meisje nog, kwam. die de woorden: „de sultan zal slapen" zei. Ruim veertig duizend menschen hadden hun bezoek afgestoken en jullie begrijpt, dat minister Ghobiarian. al was hij niet onthoofd, toch figuurlijk zijn hoofd verloren moest hebben. Zoo kwam den volgenden nacht het meisje bij den sultan, die eerst moest weten, hoe ze heette: „Shéhérazade, Groote Heer." „Zoo, en jij wil beweren, dat je mij na dui zend en één nacht in slaap verteld zult heb ben?" „Zeker. Groote Heer. De Sultan van ons rijk zal na 1001 nacht slapen." Eén, twee. tien. honderd, vijfhonderd, dui zend nachten verliepen en nog steeds had de sultan geen oog dicht gedaan, maar den dui zend en eersten nacht „GggggggggggggggHet verhaal be sloeg niet meer dan vijftig woorden: toen was de lang verbeide slaap gekomen en sindsdien sliep de sultan als ieder andere onderdaan enwerd de belasting eindelijk verlaagd. Een Russisch componist, die ook een heel grooten naam heeft; Rimsky Korsakow, maak te op enkele van deze sprookjes mooie muziek en die hebben jullie nu van den zomer op het concert hooren spelen," Hiermee is mijn verhaal uit. Alleen dit nog: En Shéhérazade kreeg den hoogen titel van Sultane, dat wil zeggen, dat ze met Sultan Shabriar ging trouwen. Ping-ping-ping.de klok sloeg tien! Geen kwartier later sliepen de twee kinderen als rozen en droomden van deduizend-en- één-nacht sprookjes. (Slot Waf ik op één dag zag. 6 uur op, dat is niet laat hè? Of soms wel? Nou, maar we moesten ook naar Epe. Epe ligt op de Veluwe, dicht bij Nunspeet. 7 uur waren we klaar. We zouden met de bus gaan. Maar plotseling zei mijn vader: een speciale bus staat voor. We keken naar buiten, en wat zagen we....? Een auto. Fijn hè? Toen gingen we met den trein van Haar lem naar Amsterdam .Van daar moesten we met de boot. Het was op het Centraal-station erg druk. Op de boot nog niet, maar het zou erg. heel erg druk worden. Kasteel Staverden. zoo heette de boot, stoomde naar Harderwijk. Onderweg zagen we heel wat vliegtuigen. Eerst de 2-motorigen PH-AED, in de loods van het watervliegkamp Schellingwoude. het kata pult-vliegtuig van de kruiser „Michiel Adri- aansz. De Ruyter", met het cijfer en de letter W. 1. Daarna de PH-AEZ, Zwaluw, waarvan ik. al zeg ik het zelf, het eerst de letters las. Ook zagen we in de verte boven 't IJselmeer twee Junkers. In de haven van Harderwijk zagen we twee militaire watervliegtuigen, de L 3 en de L 4. Ook zagen wij ze opstijgen. Toen we eindelijk in de bus zaten, kregen we een prachtige tocht van Harderwijk naar Epe. 's Middags hebben we de omgeving van ons pension eens opgenomen. We bemerkten dat Epe op de luchtlijn Amsterdam (Schiphol) Berlijn (Tempelhoff) lag. Na 's avonds gegeten te hebben gingen we naar bed en sliepen als rozen. V.I.D.D., oud 11 jaar. BLINDEMANNETJE. Blindeman, blindeman. Zeg, wie komt daar nu weer an? Is het Loes, of is het Piet? Blindemannetje weet het niet. Blindeman, blindeman, roept: „Piet komt er nu heusch an." Maar 't was Loes. Piet was het niet. Zooals je op het plaatje ziet. Blindeman, blindeman, Zeg, wie komt er nu weer an? Nu is 't Loes, of is het Piet? Blindemannetje weet het niet. Blindeman, blindeman, Ja, nu ging toch Loes er an, Daarna kwam ook onze Piet Verder ging het spelletje niet. Dieren op wier hoofd een prijs gesteld is. De regeering in Canada betaalt 3 pond sterling voor eiken gedooden wolf, die van Australië keert voor eiken gedooden dingo 1 pond ster ling uit, terwijl die van Patagonië en Ar gentinië 10 dollar betalen voor eiken gedooden wilden hond. Een veeltalig man. Dat is Dr. Schutz te Frankfort a. d. Main, die, de dialecten mee gerekend, 200 talen spreekt. De smaken verschillen. In de 14de eeuw gold als lekkernij robbespek en walvischtong en het vleesch van reigers en pauwen. Eigenaardige gewoonte. Om den dorst op te wekken en dus veel te moeten drinken ver mengde men in de Middeleeuwen de wijn, die aan tafel gedronken werd, met pekel. Waar blijven de halve centen? Van af 1850 tot heden zijn voor Inaië ongeveer 670 millioen halve centen in omloop gebracht en toch ziet men ze zoo goed als nooit Napoleon en de eau de cologne. Napoleon was een zeer groot liefhebber van eau de cologne. Gewoonlijk gebruikte hij 50 a 60 flesschen per maand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13