VRIJDAG 8 NOVEMBER' 1935 ■H A' AR V. E M'S DAGBEAD AAN ALLEN! DE GESCHIEDENIS VAN HET BETOOVERDE KASTEEL Heb je al Sint Maarten-liedjes langs de deur hooren zingen? De volgende week 11 No vember is de feestdag van Sint Martinus. Wie in Utrecht hebben gelogeerd, zijn natuurlijk wel eens in de Domkerk geweest en waar schijnlijk hebben ze ook wel een kijkje ge nomen in de kloostergang. In de boogvensters van deze gang zijn in beeldhouwwerk 19 ta- fereelen weergegeven uit het leven van Mar tinus, bisschop van Tours, die in de 4de eeuw leefde en aan wien de Utrechtsche Domkerk is gewijd. Boven op den Domtoren zie Je den bisschop te paard als windvaan dienst doen. Op een der tafereelen zie je hem ook te paard in den kouden winter van het jaar 332 in de stad Amiens. Een half naakte bedelaar staats nevens hem. Met zijn zwaard snijdt de bisschop 'n stuk van zijn mantel af en geeft dit aan den bedelaar. Zóó prijkt hij ook in het wapen van Sint Maarten en Sint-Maar tensdijk. Waarschijnlijk gedachtig aan deze daad noemen de Franschen de herfstdraden St. Maartensdraden. In verschillende streken wordt St. Maarten weer verschillend gevierd. Maar de St. Maartensvuren behooren er in de eerste plaats bij. Venlo heeft ook boven den ingang van de St. Martinuskerk de afbeelding van St. Maarten te paard, waar hij met zijn zwaard zijn man tel in tweeën snijdt. 11 November is voor Venlo een Zondag, 's Avonds wordt er alom feest gevierd. De lieve jeugd heeft al dagen van tevoren blikjes en bussen verzameld, In den bodem worden gaten geslagen en even onder den bovenrand worden twee openingen gemaakt om er ijzerdraad aan te kunnen bevestigen. Dat is de wierookpot. Een laagje turf op den bodem, een paar gloeiende kooltjes daar boven op, wat droge blaren, hooi en stroo en de zaak is in orde. Hoe meer rook en smook, hoe beter. Men zwaait nu maar flink met de bus, zoo dat ten slotte het vuur naar buiten komt. Dit „Sintermerte-spelletje" is natuurlijk niet ge heel zonder gevaar. De politie verbiedt tegen woordig telkens de wierookpotten. Maar toch is 't gebruik nog niet verdwenen. Langs de Maasoevers wordt er nog veel gewierookt. Voor de Maartensvuren is al, wat branden kan, bijeenverzameld, Afval van land- en tiiin- bouwgewassen, stroo, takken, manden, kisten worden naar het veïd gesleept. Ieder doet moeite om te zorgen dat zijn „Sintermertes houp" de hoogste is. Ieder Venloosch kind zingt: Sinter Mertes veugelke Het ein rooëd keugelke Het ein blauw stertje Hoepsa Sintermerte Dat vogeltje of veugelke is de bonte specht en het roode kogeltje is kopje. In de huizen doet men zich vooral te goed aan appelen, peren, noten en kastanjes. En moeder bakt van boekweitmeel „bookeskook". Als de buikjes gevuld zijn, zingen ze: Sinte Meerte! Bok ges kouk en melk is gête. (Boek- weitenkoek en melk is gegeten). Het feest is dan nog niet afgeloopen. De kinderen mogen nog met lampions door de winkelstraten gaan. Muziekkorpsen gaan meestal voorop. In een prachtige gala-koets is Sint-Maarten met zijn knecht gezeten. In Groningen heerscht dit gebruik ook nog maar in plaats van lampioen holt men op 't platteland een roode mangelwortel uit en hun liedje luidt: Sint Martinus bisschop Roem van onze landen, Dat wij hier met lichtjes loopen Is voor ons geen schande. Hier woont een rijke man Die ons wel wat geven kan Veel zal hij geven, Lang zal hij leven, Zalig zal hij sterven, Den hemel zal hij erven, God zal hem loonen. Met honderdduizend kronen, Met honderdduizend lichtjes aan, Daar komt Sinte Martinus aan. In Ootmarsum komen de jongens met stok ken gewapend op de Markt en trekken dan de plaats door, slaande op de deuren, terwijl ze zingen Sinte Maarten is zoo koud, Geef een turfje of een hout, Om hem wat te warmen Met zijn bloote armen- Het laatste regeltje houdt natuurlijk ver band met het weggeven van een stuk van zijn mantel. In sommige streken van Friesland bestaat nog de gewoonte, dat als de kinderen een lichtstoet vormen, er een paar met een bus langs de huizen om geld gaan vragen. Na af loop gaan ze naar den koekebakker, die hun bussen ledigt en hen dan tracteert In Zaandam loopen de kinderen met een rommelpot en zingen: Sinter Maarten had een koe. Die moest naar den slager toe. Wat hij vet of was hij mager. Evengoed moest ze naar den slager Er zijn plaatsen in Vlaanderen, waar Sint- Maartensavond gevierd wordt in plaats van Sint-Nicolaasavond. De kinderen zetten op den avond van 10 November hun schoentjes onder den schoorsteen met hooi en wortelen. Sint Maarten komt dan ook als de goede bis schop in de huiskamer en strooit allerlei lek kers. In Gelderland worden aan de zoldering papleren zakken met rozijnen, kastanjes en ander lekkers gevuld, opgehangen. Aan eiken zak hangt een slinger van in elkaar gedraaid papier. Die slingers worden in brand gestoken, de zakken vatten vlam en de inhoud valt naar beneden. Je snapt wel, dat er dan naar har telust wordt gegrabbeld. Als je eens in ons Frans Halsmuseum komt. vraag dan vooral of je den prachtigen beker J van het Sint Maartensgeld eens mag zien. Daarop zie je ook den bisschop afgebeeld, zijn mantel deelend met den bedelaar. W. B.Z. Er was eens in een land, hier ver van daan, een groot kasteel, dat dicht bij zee lag. 't Stak hoog uit boven de heele omgeving. Drie grachten omringden het slot. Daarin zat opgesloten de dochter van den slotheer, het mooiste meisje van de heele streek. De toovenaar Merlin had graag met het mooie prinsesje willen trouwen; maar haar vader, de heer van het land, had het niet goed gevonden. Om zich te wreken, had de toovenaar toen het geheele kasteel in de zee laten verdwijnen. Vanaf dat oogenblik kon men bij eb een trap zien, of liever de eerste treden van een trap. Dat waren de hoogst^, treden van den betooverden slottoren, en ze werden bewaakt door uilen, die voortdurend krassend boven het zand vlogen. Op zekeren dag liet een van de uilen een rol popier vallen. Het was een rol papier van den toovenaar Merlin. De omroeper van het dorp riep den inhoud af: „Wij, Heer Merlin, laten weten aan ieder een, dat de wateren van de baai. waarin het betooverde kasteel verdwenen is, zich zullen openen en dat het kasteel dan te voorschijn zal komen. Hij die den moed heeft er binnen te treden tusschen de eerste en de laatste klok- keslag van middernacht, moet 'n tooverring zoeken. Als hij dezen vindt en weet, wat hij er mee doen moet, zal hij lang -en gelukkig leven". En werkelijk, den volgenden nacht zag men een prachtig paleis, dat op de golven scheen te drijven. De weinige menschen, die dit zagen, schrokken verschrikkelijk en vluchtten zoo snel ze konden. Als ze den moed hadden gehad eens te kijken, zouden ze gezien hebben, dat de baai geheel droog was. Na dezen eenen keer gebeurde het meer en langzamerhand raakten de menschen aan dit schouwspel gewóón; ze waren niet meer ver lamd van schrik bij het aanschouwen '/an dit wonderlijke schouwspel. Velen probeerden binnen te dringen in het betooverde kasteel. Maar helaas, ze kwamen niet terug; ze wer den gevangen gezet in de onderaardsche ge welven van het slot. Op een dag dwaalde een dorpsjongen over 't strand. Hij was arm en had geen ouders. Hij moest werken om zijn brood te verdienen en de menschen waren niet erg vriendelijk voor hem. Men bespotte hem en zijn meesters sloe gen hem vaak. Hij kwam bij de trap. Waarom zou hij niet eens probeeren in het kasteel door te dringen Hij had alles te winnen en niets te verliezen. Het leven had hem tot nu toe niet veel vrien delijks geboden. Voor middernacht was hij dien avond op het strand. Bij de eerste klok- kesiag begon het water te zakken en het slot verscheen aan de oppervlakte. Met een sprong was hij bij de poort; deze was open en nadat hij koortsachtig verschillende zalen door ge- loopen was, zag hij eindelijk in een zaal den tooverring' op den grond liggen. Vlug greep hij dezen en stak hem aan zijn vinger. Óp dat oogenblik werd de twaalfde klokkeslag gehoord. Het was te laat voor de jongen om terug te keeren. Het slot verdween weer in zee. Dank zij zijn ring werd de jongen niet opgesloten: hij wist de booze geesten te ver jagen en redde de arme gevangenen Toen zocht hij den slotheer op, die hem zijn dochter ten huwelijk gaf en ze leefden lang en gelukkig met hun drieën. Het bewijs daarvoor is, dat de uilen gevlucht zijn. Het kasteel verdwijnt niet meer in zee, maar staat stevig op aarde. Misschien in 't verhaal, zooals ik hêt nu ver teld heb, niet heelemaal goed. Zoo vertellen de oude visschers het elkaar echter, als ze 's avonds een pijpje zitten te rooken aan het strand en zij hebben het van hun grootvaders gehoord, die het ook weer van hun groot vaders gehoord hebben. De Vliegende Hollander. ONZE HOND. Wij hebben een hond thuis en hoe hij er uit ziet, kun je op het plaatje hierboven zien. Mijn broer Gerard heeft een foto van hem gemaakt; maar dat ging niet zoo gemakkelijk, hoor! Want Fox, zoo heet onze hond, had heelemaal geen zin in stil zitten en telkens als Gerard af wilde knippen, spjrong hij onder vroolijk geblaf op Gerard toe en tikte speels met zijn pooten tegen het toestel. Dat vond hij een prachtig spelletje en hij herhaalde het telkens weer. „Op die manier krijg ik nooit een foto van hem", zei Gerard. „We moeten hem er met list opkrijgen". Dat was een groote vraag; Fox is een heel schrandere hond (kijk maar naar zijn kop) en hij laat zich niet zoo gauw vangen. Ein delijk meenden we er iets op gevonden te hebben. Ik zou Fox roepen en dan naar iets wijzen. Dan is het Fox gewonote om even met gespitsten kop te luisteren en er dan op af te springen, "van dat oogenblikje gespitst luisteren moest Gerard gebruik maken. Hij verborg het toestel achter zijn rug, toen riep ik Foxen zooais we gedacht hadden, ge beurde het. Gerard „knipte" Fox net op het oogenblik, dat hij gespannen zal te luisteren, zijn ooren overeind. Het resultaat is nog al aardig niet waar? Maar ik vind, dat dat ook wel mag, na de moeite, die we hadden om Fox op een piaatje te krijgen Nu ik toch bezig ben over Fox, wil ik ook nog eens vertellen, wat hij onlangs gedaan heeft. Het was een kouden avond. Gerard had Fox uitgelaten. We houden hem dan nooit aan een lijn; maar laten hem los loopen. Dan rent en vliegt hij uitgelaten door de 's avonds stille straat. Dien avond was 't weer hetzelfde geweest. Fox draafde, dat het een lust was. Na een tijdje floot Gerard hem, om weer naar huis te gaan, maar daar scheen de hond nog geen zin in te hebben. Het begon Gerard te vervelen, zoolang in de kou te staan en bij zichzelf denkend, dat Fox wel voor de deur zou blaffen, als hij weer binnen wilde komen, ging hij naar huis Dat duurde langer dan wij dachtenEn toen eindelijk Fox' stem voor de deur weer klonk, was dat op zoo'n eigenaardige manier, dat we dadelijk vermoedden, dat er iets bij zonders was. Ik sprong naar de deur en wat ik toen zag, deed me een oogenblik stilstaan van verbazing. Fox stond voor de deur en tusschen zijn voorpooten stond een klein klagelijk miauwend katje. „Woef, woef", zei Fox. „Heb jij dat katje meegebracht, Fox?" vroeg ik. „Woef, woef", zei Fox weer. En toen gaf hij het bibberende beestje een duw met zijn noot naar binnen. Ik riep de andere familie leden. „Wat grappig", zei moeder. „Hij had zeker medelijden met 't arme klenie ding en daar om bracht hij het mee naar huisl" „Het mag toch blijven, hè mam?" bedelde ik meteen. Moeder lachte eens. „Ik denk, dat we Fox daar een groot ple zier mee doen", zei ze toen en ze wees naar de hond, die bezig was het bibberende katte- beestje te likken. Een gejubel van Gerard en mij was het antwoord op deze lieve woorden van mam. Maar het is een schat, zie je! En zoo hebben we het katje gehouden; het is nu al een flinke kat zelfs geworden en dat moet gezegd worden: ze is niet eens altijd zoo lief tegen Fox, als men eigenlijk verwachten mocht van een poes tegen haar levensredder.. RITA VAN B. DE DOCEERCLUB. (Wij kijken uit en denken na) door W. LASSCHUIT. I. De microfoon gaat weer „open" op de Haarlemsche Kermis. ,.Ik weet zeker, dat Truus Booms tranen met tuiten gehuild heeft, toen bekend werd, dat U wegging," zei Kees Valkenstein. aan voerder van de voor den winter tijdelijk ont bonden fietsclub „De Schakel". „Kom, kom, Kees. zoo erg zal het wel niet geweest zijn," lachte meneer Sla. oud-leeraar van de M. U. L. O., om gezondheidsredenen vroeger gepensioneerd, dan hem zelf wel aan genaam was. Onze hond Fox. DE BEURT IS AAN KLEINE TEEKENAARS. Ditmaal zullen we eens verschillende soor ten van huizen en tenten gaan teekenen, die we noodig hebben bij verschillende soorten van teekeningen Zoo zie je bijv. op de eerste afbeelding van de bijgaande illustratie een gewone kampeer- tent. Je ziet hoe gemakkelijk die weer t-e geven is; slechts enkele lijnen en toch zie je duide lijk, wat er voorgesteld wordt. No. II: blokhut. Deze soort huizen, die in de Canadeesche en Russische wouden ge bruikt worden, zijn geheel van boomstammen vervaardigd. Ook al niet moeilijk te teekenen, hè? „Nee", zei Louki, „dat hoeft niet wantik heb ze al klaar!" en triomfontelijk haalde ze uit haar tasch een paar alleraardigste blauwe poppenpantoffeltjes. „Wat zegt u daarvan?" „Allerliefst", prees ik. „en vertel me nu maar, hoe je ze gemaakt hebt dan zal ik een beschrijving met een teekening maken voor de Kinderrubriek." Dat liet Louki zich geen twee maal zeg gen. „Eerst heb ik op een stukje papier den omtrek van Tony's voetje getrokken; dat heb ik uitgeknipt en het op vilt, van een oude hoed gelegd en den vorm een .beetje groo- ter uitgeknipt. Van flanel heb ik toen twee bovenstukjes geknipt, kijk van dezen vorm, en ook nog twee randjes, die als overslag dienst moeten doen. We hadden toevallig nog blauw flanel, dat kon ik goed gebruiken. De twee bovenstuk jes stikte ik aan den voor- en achterkant tegen elkaar. Het blauwe zijde van 'n iets donkerder kleur heb ik vervolgens de zooltjes aan de bovenstukken gefestonneerd; evenzoo de omslagjes. De sluiting van het pantoffeltje bestaat uit een paar gaatjes op den voorkant, met een lint gesloten. Op het omslagje heb ik met kleurige wol nog een paar aardige motiefjes geborduurd. Dat was alles. Het was gauw klaa'- cn ze staan zoo leuk als ik ze Tony aandoe!" „Het is werkelijk een goed idee van je, Louki en ik zal het zoo gauw mogelijk in de Kinder rubriek zettenl" TANTE TTNE. Het gesprek werd gevoerd op de kamer van den onderwijzer. Hij was niet getrouwd en woonde nu al meer dan tien jaar op kamers in een der mooie huizen, die aan de Wilhelmi- nastraat stonden. „En we hadden U juist zoo'n fijn plan voor willen leggen," ging Kees verder, „en nu gaat U weg." „Maar hier blijf ik, reken daar maar op. Mijn privé-lessen behoef ik in ieder geval niet prijs te geven." „Ja. maar het was een plan voor school." „En wat dan wel?" ,,U weet, dat we dezen zomer een fietsclub hadden „Ja, de Schakel heb ik al eens gehoord." „Juist meneer, "s Winters komt er natuurlijk niets van fietstochten en omdat we zoo graag het oude clubje in stand willen houden, had den we gedacht geregeld bij elkaar te komen om verschillende onderwerpen te bespreken ook van dingen, die we dezen zomer gezien hebben." „Buitengewoon interessant en hadden jul lie daar mij voor noodig?" „Ja, Truus bracht het idee naar voren om U te vragen die onderwerpen te mogen be spreken op een van Uw lesuren. Dan "hadden weja, hoe zal ik het zeggentoezicht." „Of je niet stout zou zijn?'' „Nee, ik bedoel over hetgeen we bespraken." „Controle, wil je dus zeggen." „Juist, meneer. Ik kon niet op het woord komen." „Het plan is werkelijk animeerend. Voelen de anderen er ook veel voor?" „Ja, bar veel. U moet rekenen, om het maar eens mooi te zeggen: we hebben op onze toch ten lief en leed gedeeld." „Dat lief zijn zeker alle snoeperijen en dat leed de noodige lekke banden." Ze lachten beiden. „Dat zou wel eens kunnen opgaan, meneer." „En wanneer wilden jullie die bijeenkom sten houden?" „Op school gaat nu niet meer. Uileeh, meneer Uilman, bedoel ik, voelt er vast niets voor." „Hoe noemen jullie hem: Uilskuiken of Uilebril?" „In de wandeling eigenlijk Uilebril." Kees bloosde tot achter z'n ooren ,,'t Is een schande, dat jullie alle leeraren maar zoo'n oneerbiedigen bijnaam geven Uilebril, Varkensblaas, Stoof sla (Wordt vervolgd). No. III: een hol, zooals de mensch in prae- historische tijden bewoonde. Dergelijke holen heeft men in Zuid-Frankrijk en Spanje terug gevonden, vaak versierd met teekeningen. No. IV: negerhutten: Lage ronde hutten met een opening, die zoowel voor deur als voor raam dient. Oefen hier nu maar een poosje op, net. zoo lang tot je ze goed en uit je hoofd kunt tee kenen. TANTE TINE. Louki ging in een stoel tegenover me zitten trok haar gezichtje in een ernstige plooi en begon: „U weet, dat ik voor mijn laatste verjaar dag van moes een paar schoentjes en kousjes heb gekregen voor Tony!" Ik knikte, ja, dat wist ik. „Maar", ging Louki verder, „nu vind ik het niet prettig, dat Tony ook in huis die schoen tjes moet aanhebben. Ze heeft dan altijd zulke koude voetjes. En toen kreeg ik het idee, dat ik best een paar warme pantoffeltjes voor haar zou kunnen maken. Wat zegt u van dat idee?" „Geweldig, Louki, en moet ik je nu helpen met de uitvoering ervan?" WARME PANTOFFELTJES. „Tante Tine" zei mijn nichtje Louki en ze trok een heel voldaan gezicht. „Ik heb iets leuks bedacht, iets erg leuks en dat moet u in de kront zetten voor al uw kleine lezeres sen!" „Je maakt me erg nieuwsgierig, kind, vertel me maar eerjs, wat je idee is!" WAT ZAG VADER? Hier zie je Kees met zijn vader. Vader staat vol bewondering stil. 't Kan echter ook van verbazing zijn. Kees schijnt het nog niet te zien. Ze zijn buiten in 't veld. 't Lijkt wel iets in de lucht te zijn. 't Is in ieder geval in de hoogte. Wat is het? Ieder denkt misschien wat, anders. Schrijven jullie je gedachten eens op papier. Maak er dus een klein opstel letje van dat niet grooter mag zijn dan één zijde van een schriftvelletje. Voor de 6 beste opstellen geef ik een prijs. Wat? Dat is een verrassing, die ook in verband zal staan met jullie leeftijd. 15 November moet ik het werk hebben. Denk om naam en leeftijd. De titel moet dus luiden: WAT ZAG VADER? W. B.—Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13