H.D, VERTELLING Het buitenlandsche boek van deze maand. ZATERDAG 9 NOVEMBER '1933 H A A R E E M'S DAGBLAD 8 De groote kunst door WILLY VAN DER TAK. Het regende. De vette modder van den weg jag klef en klonterig te glimmen in het licht van den mistigen dag. de diepe karresporen stonden vol met geelbruin water en de plas sen waren hier en daar zoo groot, dat ze de heele wegbreedte besloegen en men er dwars doorheen moest waden om verder te kun nen gaan. Onder de boomen, die langs den weg stonden, vielen de druppels al even hard en even dik als er naast, het gras was klets nat en de grond er onder zoo drassig alsof het moerasbodem was. Eén van de twee havelooze, verregende landloopers, die onder de boomen stonden, keek bijna dreigend naar zijn maat en trok toer. met een zucht één van zijn voeten uit de modder omhoog. Het kostte moeite, de grond zoog mee met zijn schoen, maar moest het tenslotte toch opgeven en zeeg toen met een lange, piepende zucht weer terug. ,Heb je ooit zulk weerzei hij duister. „En me schoenen lekken as mandjes. Maar ik zal jou intusschen es effe wat zegge, kameraad, en dat is, dat het zoo niet langer gaat. Ik haal nou al dagen den kost voor ons tweeje op, en jij klungelt maar zoo'n beetje mee. zonder dat je ooit een ordentelijk stuk werk doet. Dat moet nou maar es uit wezen. Mee verdiene of den anderen kant uit. Ik doen het niet meer". En hij wierp den ander een tweeden, dreigenden blik toe. Die was een klein, mager mannetje met een lang. geel gezicht: hij had fletsblauwe oogen en daarmee keek hij den grooten ke rel naast hem doodelijk verschrikt aan, ter wijl zijn onderlip wat onderuit ging steken. „Ja maarzei hij jammerlijk, en over één van zijn wangen biggelde een groote regen druppel, die er uit zag als een traan. Het ontroerde den ander bepaald, maar hij wilde niet ontroerd worden en daarom keek hij den anderen kant uit en zei barsch: „Niks ja maar! Ben ik redelijk of niet? Draai ik nu a! vier weken voor je op of niet? Hep- pik me a! dien tijd uitgesloofd om je het vak by te brengen of niet? Ken je d'r iets van, ja of nee? Nou dan!" De ander zei niets. De druppel biggelde verder over zijn gele gezicht en hij staarde mistroostig in den regen. Of de groote wilde of niet, die biggelende druppel werd hem te machtig. Hij schraapte zijn keel en zei ver ontschuldigend: ..Nou. misschien ligt het ook aan het weer. Je bent een verdraaide niksnut. maar je hebt iets over j'e. waarmee je mijn aan het lijntje houdt. Ik zal je nog een kans geven. Ik snap ook niet, dat je het niet ken. kerel! D'r is niks an. zelfs miin lukt het en jou. met dat huilgezïcht en die sloome oogen, geven ze niks! Ik snap niet. hoe dat in mekaar zit. Maar het moet stommiteit van jouw kant zijn. Ik heb het je honderd maal gezegd: het is een vak. even goed als een ander. Je moet er op studeeren, je moet de menschen door hebben en weten, hoe je ze aan moet pak ken: als ze voor je neus staan, moet je op eens voelen: o. nou moet ik zoo'n gezicht trekken, en nou moet ik dat zeggen. Ik zeg je. het is meer dan een vak. het is een kunst. Waarom kom ik altijd met wat terug? Als her- geen boterham is dan is het een stuiver, en als het geen stuiver is, dan is het een ouwe broek. Vooruit. Ik zal het nog een keer met je probeeren, bij het eerste huis het beste kriig je de kans. En as je met niks te rug komt ja, dan ken ik het ook niet meer hellepen: dan gaan jij zóo en ik zóo!" En terwijl hij zijn voeten weer één voor één uit de modder omhoog zoog. wees hij met zijn duimen twee precies tegenovergestelde richtingen aan: toen stapte hii den weg op. en de ander kwam gedwee en stil achter hem aan. Bij het eerste huis. dat ze passeerden, stond de groote stil en monsterde ontevre den zyn maat, die een eind achter hem aan kwam ploeteren door de modder. Er biggel den nu tientallen regendruppels op zijn ge zicht; de groote constateerde het met vol doening, het deed nu in het minst niet meer aan tranen denken. En t-oen de kleine in de richting van het huis verdween, zette hij zich met een zucht van bijna opluchting op een kei. die vlak bij het hek lag. Het zou hem niet lukken, den kleine. Het was hem in al die vier weken, nog geen enkelen keer ge lukt. Hij moest marr eer. ander vak zoeken. Dit. zoo eenvoudig als het was, leerde hij nooit. Uittentreure had hij het hem uitge legd. hem voorgekauwd had hij het; zon der resultaat. Altijd was hij met leege han den terug gekomen, er zou nooit een goed bedelaar uit hem worden. Niets had hij op gestoken in al dien tijd. en een leerling, die niets van je leert en ook nog op je zak leeft Toen de kleine eindelijk het hekje uit kwam zag hij het al aan zijn loop. die nog een bejte sloffer was dan anders. ..Niets!" zei hii melancholiek en stak zijn leege han den uit. „Tja!" zei de groote berustend. „Ik heb je gewaarschuwd, jongen. Wees nou eerlijk, zoo ging het niet langer. Dus jij gaat zoo enne ik ga zoo. En weet je gebeente als ie me ooit weer onder mijn oogen komt. Ik heb een te goed hart. zie je en ik schijn de eenige te zijn, die niet tegen dat huilgezicht van je ken. Zoo'n leerling heb ik ten minste nog nooit aehad. Ik zou zeggen: zoek een ander vak. Ajuus". Hij stapte weg en van het oogenblik af. waarop hij den kleine den rug toegedraaid had. ging het hem uitstekend. Hy haalde veel op. Hij was dan ook een kunstenaar in zijn vak Als hij aan een voordeur belde en iemand deed hem open, dan wist hij bij den eersten blik al. hoe hij te werk moest gaan, of een opgewekte martelaarsallure het snelst succes zou hebben, of een klagerige, zeurige jeremiade. Hij faalde zoo goed als nooit en in drie dagen was hij alweer heelemaal boven Jan, nu hij niet voor den kleine te zor gen had. 's Avonds had hij geld over voor een borrel en een ordentelijk logies: en na nog drie dagen was hij alweer zoo ver. dat hy. net als vroeger, wat over kon leggen. Hij kreeg een keer een oud pak. dat hem bij een lompenkoopman vier kwartjes opbracht: en hij had aanmerkelijk meer plezier in zijn leven, dan toen de kleine nog bij hem was, behalve als hij aan hem dacht, want dan stak hem zoowel het idee. dat die misschien ergens zonder een cent op zak langs den weg zwierf, als de herinnering aan het feit. dat hij hem geen greintje, geen sikkepit van het toch zoo kostelijke vak had kunnen bij brengen. Den zevenden dag voerde het lot plotseling den kleine weer op zijn weg; haveloos en vermagerd, nog miezeriger, nog zieliger dan vroeger. Hij werd er naar van in zijn bin nenste en dat maakte de ontmoeting harte lijker dan hij eigenlijk bedoeld had. want hij kon niet zeggen, dat hij bijzonder blij was hem te zien. Maar hij nam hem mee naar de eerste de beste kroeg, waar hij hem te eten en te drinken gaf en hij betaalde zijn logies voor dien nacht. Den volgenden dag zei hij hem kort. dat hij weer mee kon gaan, op voorwaarde, dat hij zich nu eens een beetje meer zou inspannen om het vak te leeren, want dat hij hem anders vroeg of laat toch weer zou moeten laten schieten. Zoo moeilijk was het toch bovendien niet; zelfs een idioot zou het kunnen. En de kleine ging mee en hij probeerde het werkelijk. Hij kwam met zijn lang, geel. mistroostig gezicht aan de voordeuren, en hij jeremieerde. tot het dienstmeisje, dat hem opengedaan had, de deur voor zijn neus dicht gooide, rillend wegliep en .Engerd" zei. Als dan vijf minuten later de groote ver scheen, een keer tegen haar lachte, en twee grapjes maakte, holde ze naar de keuken en maakte hartelijk een dik pak boterhammen voor hem klaar, dat hij later humeurig met den kleine deelde. Als de kleine aan een deux kwam. en mevrouw deed open, dan debiteer de hij een paar misplaatste grappigheden, en ze dreigde de politie op te zullen bellen; aan den groote, die kort daarna een tweede poging waagde, vertrouwde ze toe. dat het zonde en jammer was. dat niet alle bede laars zulke nette manieren hadden als hij en zette haar compliment kracht bij met een kwartje. Dat liet hij later dan onder een stortvloed van verwijten zien. tot het jam merlijke gezicht van den kleine hem een beetje bedaarde en hy met een laatste zwak gemopper weg liep. Maar na eenige dagen moest hij zich toch weer bekenen, dat het niet lukte. De kleine kon het nu eenmaal niet; hij had nog nooit zoo'n hardieerschen leerling gehad, vond hij. Hij legde hem de knepen van het vak nog een keer haarfijn uit: dat hij zijn menschen er op aan moest kijken, dat. je dan meteen moest doorhebben wat voor slag ze waren en onmiddellijk weten wat voor verhaal je ze moest vertellen om op hun medelijden te werken en iets van ze los te krijgen. In het eene geval twaalf kinderen, waar van drie ziek, in het andere een gemeene baas, die je onrechtvaardig behandeld had. zoodat je nu zonder werk zat. Een derden keer je beste vriend, die je al je spaarduit jes ontstolen had, een volgenden de treurige mededeeling. dat je al drie nachten onder den blooten hemel geslapen had. Het deed er niet toe wat. als het maar het gewenschte effect had: dat ze in hun zak tastten, of je een paar boterhammen gaven, of naar den zolder klommen voor dat paar oude schoe nen, dat er nog stond. De wereld wil bedro gen worden en het doel heiligt de middelen. En hij gaf den kleine een tweede, laatste kans. Toen ook die op niets uitliep, namen ze weer afscheid. De kleine ging den eenen kant uit, en de groote den anderen iets min der ongewekt dan den eersten keer. Zoo'n hulpelooze stommerd ook! Het troostte hem eenigszins. dat hij in den loop van de twee weken, die volgden, het deficit in zyn spaar pot weer aan kon vullen, zoodat hij aan het eind van de tweede bijna het geld voor een tweedehandsch overjas bij elkaar had iets waar hij al lang op vlaste. Maar toen ontmoette hij den kleine voor de derde maal. Hij zat als een beeld van mis troostigheid in het gras aan den kant van den weg, waar de groote langs kwam flanee- ren en bet kostte den groote weer bijna al zijn spaargeld, benevens tien dagen zijn goed humeur en een groot aantal herhalingen van de lessen, die hij den kleine nu al langza merhand driemaal had gegeven. Hij vertel de uitgebreid en vol vuur van de groote kun stenaars in het vak. die zelfs in staat wa ren zich dingen door de menschen te laten geven, die ze eigenlijk heelemaal niet van plan waren geweest te geven, maar dat merkten ze dan achteraf pas. als de bedelaar al lang was was Zoo plausibel wisten die een verhaal voor te dragen, zoo meesterlijk konden die ge- een goede gelegenheid. Maar ook ditmaal hielp het allemaal niets; en na bijna twee weken zag hij zich gedwongen den kleine weer zijn congé te geven. „Jij dien kant uit en ik dezen en pas op. dat je nou je heele leven lang uit miin buurt blijft" - Maar ditmaal kon hij de gedachte aan den zieligen stumper bijna niet meer van zich afzetten. Het duurde ruim een maand voor hij hem weer zag en in die maand had hij zijn scha van de vorige veertien dagen weer ruimschoots kunnen inhalen. lederen dag 'n paar borrels, een warme maaltijd en keurig logies. Een puike overjas, bij een uitdrager iia een achterbuurt op den kop getikt voor een paar gulden, een overjas, die zijn trots en zijn glorie was, waarin hij zich een prins voelde, en die alleen het bezwaar had. dat je hem voor je een hek inging, altijd eerst ergens moest verstoppen want met zoo'n overjas kon je niet aan de deuren gaan be delen. De jas deed hem den kleine van tijd tot tijd vergeten, en maakte, dat hij een en kelen keer werkelijk het oogenblik prees, waarop hij hem voor den derden keer aan kant had gezet. Toch niet zoo, of hij was werkelijk blij, toen hij op een avond in een dorpskroegje achter zijn derden borrel zat en de deur ging open en de kleine kwam miezerig en met zoo'n mager gezicht, dat je er naar van werd, naar binnen gescharreld. Hij liet hem en zichzelf nog twee borrels inschenken; hij werd van alles bij elkaar vroolijk en luid ruchtig, hij toonde den kleine de nieuwe jas en besefte te laat. dat hij den stumper, die ternauwernood kleeren aan het lijf had, daarmee vermoedelijk geen al te groot ge noegen deed. Om het weer goed te maken, zei hij hem in het logement je om den hoek ook nog een bed voor zichzelf te gaan be stellen. Het idee, dat hij hem den volgenden dag weer voor een paar dagen mee zou kun nen nemen op zijn zwerftochten, gaf hem werkelijk een gevoel van tevredenheid. Toen de kleine de deur open deed bleef hij huiverend op den drempel staan, keek vol ellende neer langs zijn dun pak, dat vol met gaten zat, en wierp een hunkerenden blik op de overjas, die aan den kapstok hing. Het bleek buiten te sneeuwen en er veegde een koude, scherpe wind naar 'binnen. „Neem effe mijn jas!" zei de groote gul. De kleine trok haar aan en verdween. Hij kwam niet meer terug. Toen de groote een uur later achterdochtig begon te worden bleek hij nergens in het dorp meer te .in den te zijn. De jas ook niet; en de groote zag geen van beiden ooit meer terug. De~ wijze lessen waren eindelijk ingeslagen. Hoogvliegende sprinkhanen. Op 2850 meter hoogte heeft een aviateur boven Billings in den Amerikaanschen staat Montana een zwerm sprinkhanen waarge nomen. 6000 aardbevingen in 87 jaar tijds. Sedert 1848 heeft men op Nieuw-Zeeland een aardbevingsstation, dat sedert tientallen jaren geregeld berichten laat verschijnen betref fende karakter, plaats en veelvuldigheid dei- aardbevingen. Uit het laatste bericht valt op te maken, dat op dit eiland in den Grooten Oceaan sedert 1848 6000 aardbevingen werden geregistreerd. Borzoi" door Igor Schwezoff. Hodder 1 lende bracht, was hij dus een jongen van tien. and Stoughton, Ltd. London. Het boek van Igor Schwezoff, dat in den zo mer van dit jaar den duizend-pondprijs van Hodder and Stoughton in een prijsvraag voor autobiografieën kreeg, is een levensbeschrij ving, waarvan het warme, levensechte, wer kelijk doorleefde aan alle kanten afstraalt. Vele Hollanders, en vooral zij die zich voor de danskunst interesseeren, zullen den schrijver op de planken kennen: ook in Haarlem trad hij met zijn Hollandsc'ne balletgroep verschei dene malen op, met de prima ballerina Nina Kirsanova tot partner. De speling van het lot vereenigt soms in één mensch de merkwaar digste talenten, en de combinatie schilder- of teekenaar-schrijver is daarvan wel de meest algemeene; heeft men echter ooit van te vo ren gehoord van die van danser-schrijver? En hoewel Igor Schwezoff ongetwijfeld als danser niet tot de geringsten behoort zij die hein gezien hebben zullen weten dat jammer ge noeg slechts een al te groot en athletisch ge bouwd lichaam hem zal beletten ooit een groot danser te worden in den waren zin van dat woord mag hij als schrijver zeker ook niet onderschat worden. Als schrijftaal Dezigt hij Engelsch als kind van zeer gegoede Russische ouders heeft hij een uitstekende op voeding genoten, terwijl zijn danspartner Da vid Grey hem over nog voorkomende moeilijk heden heen heeft geholpen en het resul taat is een uiterst boeiend en tintelend ge schreven boek, dat op bijzonder pakkende manier verhaalt van dit dansersleven, met zijn onbezorgde jeugd, zijn ongelooflijk moeilijke jeugdjaren tijdens den oorlog en de revolutie in Rusland, het begin van zijn danserscarriere, en tenslotte de vlucht uit Rusland via Mand- sjoerije en het vertrek uit Shanghai naar Europa. Gezeten Hollanders, die hun heele leven een beschermend dak boven hun hoofd hadden, wier maaltijden, min of meer verzorgd, altijd op tijd voor hen stonden, die altijd een be hoorlijk bed om in te slapen en een zekere mate van comfort tot hun beschikking had den, behooren vooral dit boek te lezen want het doet ieder mensch van tijd tot tijd goed te weten dat er medemenschen zijn, die het oneindig veel moeilijker hebben dan zij. Hier is deze Igor Schwezoff, die een fijnvoelend en in den waren zin des woords aristocratisch mensch was uit een Russische generaalsfami- lie, die zich een zeer comfortabel bestaan ver oorloven kon, en waarin dan ook de kinderen onder zeer aangename condities werden groot gebracht. Hij werd in 1904 geboren en toen de wereldoorlog uitbrak, die langzaam maar ze ker het gezin tot de grootste armoede en el- CONTRASTEN. De beroemde muren van de Engelsche havenstad Southampton, welke uit de dertiende eeuw dateeren, zijn ingericht voor autostalling! Het verstand komt met de jarenzegt men en dat stemt hoopvol, omdat je dan al tijd denken kunt: 't kan nog komen! Maar soms valt dat wachten op het verstand lang, als jaar na jaar voorbijgaat zonder die smar telijk verbeide substantie te hebben aange- In een volle bioscoop zat ik te wachten op de afleiding die het witte doek zou biengen. Een knap, maar griezelig sinister teeken filmpje hadden we al gehad. Het is gek, dat we weer achteruit schijnen te gaan, de menschen willen blijkbaar weer koude rillingen hebben, het spookachtige viert hoogtij en men grypt zich van amechtig lachen vast aan de stoel leuningen als menschen en dieren op ijselijke manier tot vormlooze massa's te pletter vallen. Dat die filmpjes vaak een bijtende satyre zyn juist op hen, die daar het hardst schateren, dringt tot „men" niet door, waardoor in plaats van de opvoedkundige waarde, die films zou den kunnen hebben, de gevaarlijke factor ontstaat, dat de massa weer gevoerd wordt tot het genieten in gruwel en griezel en ver heerlijking van mallotige krachtprestaties. Ze zijn lang niet allen zoo, maar den laatsten tyd helt de tendenz toch bedenkelijk naar dien kant- i Enfin, dat filmpje hadden we dan overleefd en het journaal volgde, 's Werelds nieuwe, de daverende dingen dezer dagen. Een pracht bouwwerk, waaraan duizenden arbeiders vijf jaren lang hebben gewerkt, een machtige stuwdam, is gereed gekomen als een monu ment van 's menschen kunnen, wanneer een drachtig wordt samengewerkt aan opbouw. Geen seconde pauze, rang, zitten we in Abes- synië en aanschouwen de eerste reportages van den verwoeden strijd om Adoea. Dichte troepen trekken op, aan de uniformen kun je het zien, dit zijn de Italianen. Dan komen onafzienbare stoeten Inlanders, Abessyniërs dus, neen, het zijn de donkerhuidige Italban- sche bondgenooten. Maar dezen hier dan, ja hoor, dat zijn de Abessyniërs. Een machinege weer in volle actie, het knettert en buldert door de zaal en je voelt de spanning hangen, er wordt geestelijk in de handen gespuwd, ze gaan eens recht zitten, nou gaat het komen jongens, daar heb je nu een slachtveld in volle actie J Als mieren krioelen ze van een berghelling naar beneden in vollen ren. Italianen? Abessy niërs? Zoo in de verte kun je dat niet onder scheiden, het zijn immers allemaal menschen en een kilometer afstand doezelt 't verschil in uniformen uit. Lustig hoor je het machinege weer ratelen en het klinkt moorddadig ge noeg. „Midden in den slag zeg!" wordt links gefluisterd en rechts zegt: „echte oorlogs opnemingen, zie je dat?" En het valt niemand op. dat dit „Mache" is, er hangt geen kruit- wolk, de grond wordt niet opgeworpen bij het kanongebulder en de menschen die daar naar beneden rennen schijnen kogelvast té zijn, niet één valt er, niet één wordt er gewond! Een sprekend voorbeeld van misleidende oor logsreportage. Het ziet er zoo genoegelijk en sportief uit, heelemaal niet het beeld van zoo'n afgrijslijk en bloederig slachtveld, dat die overdreven pacifisten steeds probeeren te schilderen! Natuurlijk bulderen de kanonnen en tikken de machinegeweren, maar je ziet het immers zelf, dat er niet zooveel gebeurt, wie zie je nu heelemaal vallen? En da.n die grappige tanks? Je moet wel lachen, als je ziet hoe ze over die terreinen daar rollen! Zullen die zwartjes even schrikken, als ze die leelijke monsters op zich af zien kruipen! En in Italië staat een groote man met een geweldig hoofd op een bordes en laat zich toejuichen door duizenden en duizenden. Zijn gezicht blijft onbewogen bij die hulde: alles went. Adoea is gewroken en wanhopige verwanten zie je ner gens; wie weet het ook, of vader, broer of zoon nog leeft? Weet iemand er iets van hoe veel dooden er gevallen zijn? En wat doet dat er ook toe? Adoea is gewroken. Het journaal rolt alweer verder. Duitschland komt aan de beurt. U weet wel, dat Duitsch land, dat zoo vredelievend is, dat zoo'n vre despolitiek voert. Er is een huldiging in Neu renberg, een millioen boeren is samenge stroomd om Hitier te -eeren. Het is een mach tig schouwspel, al die menschen bijeen om één man te verheerlijken. Ook Hitier blijft er on bewogen onder en kauwt op het een of ander, terwijl hij naar verschillende demonstraties kijkt. Zou er niet één oogenblik van angst voor de verantwoordelijkheid in zoo'n hart op komen, bij het gezicht van al die menschen? Blijkbaar niet. Vliegmachines cirkelen in het rond, de lucht ziet er zwart van en beneden op het veld rij den auto's in troepen. Auto's? Tanks, bedoelt U zeker! Wat tanks met een boerendag te ma ken hebben, lijkt niet erg duidelijk, maar wél duidelijk is het, dat die dingen niet zonder bedoeling worden gedemonstreerd! En dat voert me een paar maanden terug, naar een gesprek dat ik in Düsseldorf met een kennis had. We zaten aan een tafeltje in een groot café als schipbreukelingen op een onbewoond eiland. Niemand in de buurt en de eenige kellner zat in een hoekje te lezen. „Zeg", vroeg ik, „hoe is het hier nu tegen woordig?" M'n kennis keek om zich heen. toen nog eens achter zich en fluisterde: „Bij alles wat we zeggen kijken we eerst om ons heen en als er dan in geen tien meter omtrek iemand te zien is, dan zwijgen we! Zóó is het in Duitschland! Maar ik zal u een grap ver tal len, die duidelijk genoeg is voor wie het be grijpt. Een arbeider werkt op een fabriek van kinderwagens. Op een dag vraagt hij aan den voorman: „zeg baas, m'n vrouw krijgt een kleintje. Wat denk je, zou ik niet een wagen tje kunnen krijgen?" „Vraag het aan den di recteur, man", zegt de baas. „ik kan er je geen geven!" Maar de directie weigert; dan konden ze wel aan den gang blijven hadden ze gezegd eri dus ging de man weer naar den voorbaas en deze dacht even na. „Weet je wat? Ik weet dat je het niet ruim hebt en ik heb wel het recht, je een onderdeel te geven. Nou dan geef ik je een onderdeel van iedere afdeeling. Snap je?" Natuurlijk snapte de man het en zwaar beladen ging hij een paar dagen achter elkaar naar huis, waar hij begon te draaien en te schroeven, „En?" zei de baas een poos later, „is de wagen ai klaar?" „Nou baas, ik moet je zeggen dat ik er niks van snap. Ik heb het al op alle manieren geprobeerd, maar hoe ik het ook aan mekaar schroef, d'r komt steeds een vliegmachine te voorschijn!" Dat is Duitschland", besloot hij, „en laten we nu opstappen, want die kellner zit zoo verdacht te kijken". Dat gesprek gaf veel te denken, maar ten slotte halde ik m'n schouders op; de menschen willen immers bedrogen worden! Stuk voor stuk weet ieder wat oorlog wil zeggen, stuk voor stuk deinst ieder voor de gedachte aan oorlog in eigen land terug en toch steken slechts enkelen een hand uit om te trachten dien waanzin te keeren. En intusschen wordt evenals in 1914 een oorlogsreportage geleverd, die kant noch wal raaakt. waar de onwaar heid duimen dik op ligt en niemand schijnt sinds 1914 te hebben geleerd. Inderdaad: het verstand komt met de jaren, maar dat aantal jaren is wel erg groot! HELEN DE BALBIAN VERSTER Dienzelfden Igor Schwezoff kennen nu velen van ons als een in Holland zeer bekend bal letdanser, van wiens dansen een zeldzame energie en levensvreugde uitgaat, die in den Haag een te goeder naam en faam bekend staande balletschool bezit en die dus in zeke ren zin weer is gaan behooren tot die klasse van gezeten burgers, waar hij vroeger deel van uitmaakte. Hij is dus nu 31 jaar oud en tusschen het leven, dat hij nu leeft en dat, wat hij leefde als generaalszoontje in Rusland dat toen toch "ook al zekere aspiraties in de richting van de danskunst had bestaat misschien niet eens zoo heel veel verschil. Maar de ongekende moeilijkheden, de armoe de, de ellende, de eindelooze verdrietelijkhe den, die diezelfde man te doorworstelen heeft gehad voor hij van het welverzorgde gene raalszoontje de danser en leider van een bal letgroep in Neddrland werd, dien wij kennen, geven ons op zeer gezonde wijze een inzicht in wat voor anderen menschen zooals wij, betere menschen dan wij zelfs het leven aan bijna onoverkomelijke hardheden op allerlei gebied met zich mee kan brengen. Want dat is een charme te meer van dit boek: de figuur, de mensch Igor Schwezoff zelf, die uit iedere bladzij op hoogst be scheiden wijze en ongetwijfeld zonder dat hij zichzelf er bewust van is naar voren komt. Igor Schwezoff praalt niet met zichzelf als mensch maar het ware toch te wenschen dat er meer van dat soort op de wereld waren! Zijn warmte en rechtschapenheid spreken uit elke bladzij van dit „Borzoi": iemand, die zijn normen hoog stelt, meer gevoelsmensch dan verstandsmensch is. al houdt dat allerminst in dat hij de bezitter was van een minder waardig stel hersens: een mensch, .die warm kon liefhebben en die in groote mate dat merkwaardige gevoel van algemeene men- schenliefde bezit, dat den bezitter ervan in ieder willekeurig mensch, dat hij ontmoet, on middellijk den „medemensch" doet zien en voelen, bok een mensch met gevoel voor hu mor en met die alleraangenaamste eigenschap van ook zichzelf met een zekere ironie te kun nen bezien getuige de meer dan komische wijze, waarop hij vertelt van den spotnaam „Borzoi", die zijn al te lange en tengere ge stalte hem in zijn twintiger jaren bijbracht, en die hem sindsdien overal, waar hij kwam, vergezelde tot op de titelpagina van zijn eigen levensbeschrijving! Het door en door leeren kennen van een mensch is altijd een boeiende ervaring. Hoe meer de mensch waard is, des te meer is de ervaring waard. Daarbij komt bovendien dat men op den duur uit ondervinding komt te weten, dat men op dit gebied altijd voor de meest verbijsterende verrassingen kan ko men te staan, omdat een groote categorie van menschen, en dikwijls juist de meest gevoelige, hun sensitiviteit en daarmee het meest waar devolle van zichzelf, plegen te verschansen achter een wal van oogenschijnlijke nuchter heid, koelheid, agressiviteit of nog erger. En wie, alvorens aan „Borzoi" te beginnen, op de paar foto's, waarmee het verlucht is, het koe le, strakke, oogenschijnlijk zeer verstandige gelaat van Igor Schwezoff beziet, zal niet ver moeden dat achter dit volkomen beheerschte masker zich een uiterst gevoelige, warme en menschelijke persoonlijkheid verbergt. En die persoonlijkheid is het, die ons door het rijk geschakeerde avontuurlijke, innerlijk zeer gevarieerde bestaan van den danser „Bor zoi" leidt. Door de jolige kinderjaren, gesle ten onder de hoede van een liefhebbende moe der; door de steeds grooter wordende ellende der oorlogsjaren, eindigende met de revolutie en de confiskeering van alle goederen der fa milie; door de moeilijke jaren met het één jaar jongere zusje Irina op een armzalig kamertje zonder behoorlijke bedden, met zelden be hoorlijk voedsel en het begin van de dan sersloopbaan; door de moeilijke tijden waarin hij zich langzamerhand als balletdanser en choreograaf aan verschillende Russische bal letten omhoog werkte; en ten sotte door de wederwaardigheden van die avontuurlijke vlucht uit het communistische Rusland, waar Schwezoff, die zich kunstenaar voelde, het niet meer kon uithouden, via Mandsioerije en Shanghai, naar het gebied van belofte, Euro pa, waar de kunst nog niet geregeerd werd door de politiek. Dat hij ten slotte in Holland belanden zou, en er met den costuumontwerper en danser David Grey zijn werk voortzetten heeft Schwe zoff toen zelf natuurlijk niet voorzien over zijn Europeesche avonturen zwijgt „Borzoi". Het valt niet te betwijfelen of ook dat zijn er vele en belangwekkende geweest een ener giek iemand als Schwezoff pleegt „Borzoi" bewijst het het leven niet aan zich voorbij te laten gaan. En dat deze kunstenaar in den dubbelen zin des woords, ook aan dit deel van zijn leven nog eens een even rijk en le vend boek zal wijden als „Borzoi" zal zeker ieder lezer van dezen eersteling hopen. WILLY VAN DER TAK Waarom eet men in sommige landen op 11 November de Sint-Maartensgans. Maartexi werd in 't jaar 316 in Hongarije geboren, als zoon van een heiden. Groot geworden nam hij dienst als soldaat en werd eerst toen Christen en dus gedoopt. Later werd hij monnik en ging toen naar Frankrijk waar hij in de nabijheid van de stad Tours een kloos ter stichtte, het klooster Marmontiers. In 375 werd hij benoemd tot bisschop van Tours, doch hij vond zich onwaardig deze hooge be trekking te bekleeden en verstopte zich na zijn benoeming bij de ganizen in den stal. Deze begonnen echter luid te snateren en zoo doende ontdekten de vrienden al gauw de schuilplaats van den nieuwen bisschop. Zijn sterfdag is 11 November; na zijn dood werd hij al spoedig heilig verklaard en uit dank voor hun verraad worden op zijn sterfdag de gaiizen gegeten. Sint Maartensfeesten in Duitschland. Vooral in de Rijnsteden o.a. Keulen, Bonn, Ko- bienz, Düsseldorf is de jeugd zoo tegen eind October en begin November druk in de weer met het maken van versierde stokken voor lampions en fakkels, want op Sint Maarten dag. 11 November, worden er 's avonds als het reeds donker geworden is, groote kinder optochten gehouden. Alle huizen zijn dan met kleurige lampions verlicht. Groote kin deroptochten trekken door de stad. Aan het hoofd van den optocht trekt Sint Maarten, gezeten op een paard en getooid met witten mijter en staf. Hij heeft als Sinterklaas een grooten witten baard. Dc grootste fabrieksklok. Op een fabrieks toren in New-Yersey heeft men een klok aan gebracht waarvan de wijzers een lengte heb ben van bijna 8 en 6 meter. Eigenaardig noodgeld. In den Amerikaan schen burgeroorlog gebruikte men ingelijste postzegels als noodgeld. Rooken. In de Chineesche stad Nanking is het voor personen beneden 20 jaar verbo den te rooken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 14