H.D,
VERTELLING
Het buitenlandsche boek van deze maand.
ZATERDAG 9 NOVEMBER '1933
H A A R E E M'S DAGBLAD
8
De groote kunst
door
WILLY VAN DER TAK.
Het regende. De vette modder van den weg
jag klef en klonterig te glimmen in het licht
van den mistigen dag. de diepe karresporen
stonden vol met geelbruin water en de plas
sen waren hier en daar zoo groot, dat ze de
heele wegbreedte besloegen en men er dwars
doorheen moest waden om verder te kun
nen gaan. Onder de boomen, die langs den
weg stonden, vielen de druppels al even hard
en even dik als er naast, het gras was klets
nat en de grond er onder zoo drassig alsof
het moerasbodem was.
Eén van de twee havelooze, verregende
landloopers, die onder de boomen stonden,
keek bijna dreigend naar zijn maat en trok
toer. met een zucht één van zijn voeten uit
de modder omhoog. Het kostte moeite, de
grond zoog mee met zijn schoen, maar moest
het tenslotte toch opgeven en zeeg toen met
een lange, piepende zucht weer terug. ,Heb
je ooit zulk weerzei hij duister. „En
me schoenen lekken as mandjes. Maar ik zal
jou intusschen es effe wat zegge, kameraad,
en dat is, dat het zoo niet langer gaat. Ik
haal nou al dagen den kost voor ons tweeje
op, en jij klungelt maar zoo'n beetje mee.
zonder dat je ooit een ordentelijk stuk werk
doet. Dat moet nou maar es uit wezen. Mee
verdiene of den anderen kant uit. Ik doen
het niet meer". En hij wierp den ander een
tweeden, dreigenden blik toe.
Die was een klein, mager mannetje met
een lang. geel gezicht: hij had fletsblauwe
oogen en daarmee keek hij den grooten ke
rel naast hem doodelijk verschrikt aan, ter
wijl zijn onderlip wat onderuit ging steken.
„Ja maarzei hij jammerlijk, en over één
van zijn wangen biggelde een groote regen
druppel, die er uit zag als een traan.
Het ontroerde den ander bepaald, maar
hij wilde niet ontroerd worden en daarom
keek hij den anderen kant uit en zei barsch:
„Niks ja maar! Ben ik redelijk of niet? Draai
ik nu a! vier weken voor je op of niet? Hep-
pik me a! dien tijd uitgesloofd om je het
vak by te brengen of niet? Ken je d'r iets
van, ja of nee? Nou dan!"
De ander zei niets. De druppel biggelde
verder over zijn gele gezicht en hij staarde
mistroostig in den regen. Of de groote wilde
of niet, die biggelende druppel werd hem te
machtig. Hij schraapte zijn keel en zei ver
ontschuldigend:
..Nou. misschien ligt het ook aan het weer.
Je bent een verdraaide niksnut. maar je hebt
iets over j'e. waarmee je mijn aan het lijntje
houdt. Ik zal je nog een kans geven. Ik snap
ook niet, dat je het niet ken. kerel! D'r is
niks an. zelfs miin lukt het en jou. met dat
huilgezïcht en die sloome oogen, geven ze
niks! Ik snap niet. hoe dat in mekaar zit.
Maar het moet stommiteit van jouw kant
zijn. Ik heb het je honderd maal gezegd: het
is een vak. even goed als een ander. Je moet
er op studeeren, je moet de menschen door
hebben en weten, hoe je ze aan moet pak
ken: als ze voor je neus staan, moet je op
eens voelen: o. nou moet ik zoo'n gezicht
trekken, en nou moet ik dat zeggen. Ik zeg
je. het is meer dan een vak. het is een kunst.
Waarom kom ik altijd met wat terug? Als
her- geen boterham is dan is het een stuiver,
en als het geen stuiver is, dan is het een
ouwe broek. Vooruit. Ik zal het nog een keer
met je probeeren, bij het eerste huis het
beste kriig je de kans. En as je met niks te
rug komt ja, dan ken ik het ook niet meer
hellepen: dan gaan jij zóo en ik zóo!"
En terwijl hij zijn voeten weer één voor
één uit de modder omhoog zoog. wees hij met
zijn duimen twee precies tegenovergestelde
richtingen aan: toen stapte hii den weg op.
en de ander kwam gedwee en stil achter hem
aan.
Bij het eerste huis. dat ze passeerden,
stond de groote stil en monsterde ontevre
den zyn maat, die een eind achter hem aan
kwam ploeteren door de modder. Er biggel
den nu tientallen regendruppels op zijn ge
zicht; de groote constateerde het met vol
doening, het deed nu in het minst niet meer
aan tranen denken. En t-oen de kleine in de
richting van het huis verdween, zette hij
zich met een zucht van bijna opluchting op
een kei. die vlak bij het hek lag. Het zou
hem niet lukken, den kleine. Het was hem in
al die vier weken, nog geen enkelen keer ge
lukt. Hij moest marr eer. ander vak zoeken.
Dit. zoo eenvoudig als het was, leerde hij
nooit. Uittentreure had hij het hem uitge
legd. hem voorgekauwd had hij het; zon
der resultaat. Altijd was hij met leege han
den terug gekomen, er zou nooit een goed
bedelaar uit hem worden. Niets had hij op
gestoken in al dien tijd. en een leerling, die
niets van je leert en ook nog op je zak
leeft
Toen de kleine eindelijk het hekje uit
kwam zag hij het al aan zijn loop. die nog
een bejte sloffer was dan anders. ..Niets!"
zei hii melancholiek en stak zijn leege han
den uit.
„Tja!" zei de groote berustend. „Ik heb je
gewaarschuwd, jongen. Wees nou eerlijk, zoo
ging het niet langer. Dus jij gaat zoo enne
ik ga zoo. En weet je gebeente als ie me ooit
weer onder mijn oogen komt. Ik heb een te
goed hart. zie je en ik schijn de eenige te
zijn, die niet tegen dat huilgezicht van je
ken. Zoo'n leerling heb ik ten minste nog
nooit aehad. Ik zou zeggen: zoek een ander
vak. Ajuus".
Hij stapte weg en van het oogenblik af.
waarop hij den kleine den rug toegedraaid
had. ging het hem uitstekend. Hy haalde
veel op. Hij was dan ook een kunstenaar in
zijn vak Als hij aan een voordeur belde en
iemand deed hem open, dan wist hij bij den
eersten blik al. hoe hij te werk moest gaan,
of een opgewekte martelaarsallure het snelst
succes zou hebben, of een klagerige, zeurige
jeremiade. Hij faalde zoo goed als nooit
en in drie dagen was hij alweer heelemaal
boven Jan, nu hij niet voor den kleine te zor
gen had. 's Avonds had hij geld over voor een
borrel en een ordentelijk logies: en na nog
drie dagen was hij alweer zoo ver. dat hy.
net als vroeger, wat over kon leggen. Hij
kreeg een keer een oud pak. dat hem bij een
lompenkoopman vier kwartjes opbracht: en
hij had aanmerkelijk meer plezier in zijn
leven, dan toen de kleine nog bij hem was,
behalve als hij aan hem dacht, want dan
stak hem zoowel het idee. dat die misschien
ergens zonder een cent op zak langs den weg
zwierf, als de herinnering aan het feit. dat
hij hem geen greintje, geen sikkepit van
het toch zoo kostelijke vak had kunnen bij
brengen.
Den zevenden dag voerde het lot plotseling
den kleine weer op zijn weg; haveloos en
vermagerd, nog miezeriger, nog zieliger dan
vroeger. Hij werd er naar van in zijn bin
nenste en dat maakte de ontmoeting harte
lijker dan hij eigenlijk bedoeld had. want
hij kon niet zeggen, dat hij bijzonder blij was
hem te zien. Maar hij nam hem mee naar
de eerste de beste kroeg, waar hij hem te
eten en te drinken gaf en hij betaalde zijn
logies voor dien nacht. Den volgenden dag
zei hij hem kort. dat hij weer mee kon gaan,
op voorwaarde, dat hij zich nu eens een
beetje meer zou inspannen om het vak te
leeren, want dat hij hem anders vroeg of
laat toch weer zou moeten laten schieten.
Zoo moeilijk was het toch bovendien niet;
zelfs een idioot zou het kunnen.
En de kleine ging mee en hij probeerde
het werkelijk. Hij kwam met zijn lang, geel.
mistroostig gezicht aan de voordeuren, en hij
jeremieerde. tot het dienstmeisje, dat hem
opengedaan had, de deur voor zijn neus
dicht gooide, rillend wegliep en .Engerd" zei.
Als dan vijf minuten later de groote ver
scheen, een keer tegen haar lachte, en twee
grapjes maakte, holde ze naar de keuken en
maakte hartelijk een dik pak boterhammen
voor hem klaar, dat hij later humeurig met
den kleine deelde. Als de kleine aan een deux
kwam. en mevrouw deed open, dan debiteer
de hij een paar misplaatste grappigheden,
en ze dreigde de politie op te zullen bellen;
aan den groote, die kort daarna een tweede
poging waagde, vertrouwde ze toe. dat het
zonde en jammer was. dat niet alle bede
laars zulke nette manieren hadden als hij
en zette haar compliment kracht bij met een
kwartje. Dat liet hij later dan onder een
stortvloed van verwijten zien. tot het jam
merlijke gezicht van den kleine hem een
beetje bedaarde en hy met een laatste zwak
gemopper weg liep.
Maar na eenige dagen moest hij zich toch
weer bekenen, dat het niet lukte. De kleine
kon het nu eenmaal niet; hij had nog nooit
zoo'n hardieerschen leerling gehad, vond hij.
Hij legde hem de knepen van het vak nog
een keer haarfijn uit: dat hij zijn menschen
er op aan moest kijken, dat. je dan meteen
moest doorhebben wat voor slag ze waren en
onmiddellijk weten wat voor verhaal je ze
moest vertellen om op hun medelijden te
werken en iets van ze los te krijgen.
In het eene geval twaalf kinderen, waar
van drie ziek, in het andere een gemeene
baas, die je onrechtvaardig behandeld had.
zoodat je nu zonder werk zat. Een derden
keer je beste vriend, die je al je spaarduit
jes ontstolen had, een volgenden de treurige
mededeeling. dat je al drie nachten onder
den blooten hemel geslapen had. Het deed er
niet toe wat. als het maar het gewenschte
effect had: dat ze in hun zak tastten, of je
een paar boterhammen gaven, of naar den
zolder klommen voor dat paar oude schoe
nen, dat er nog stond. De wereld wil bedro
gen worden en het doel heiligt de middelen.
En hij gaf den kleine een tweede, laatste
kans.
Toen ook die op niets uitliep, namen ze
weer afscheid. De kleine ging den eenen
kant uit, en de groote den anderen iets min
der ongewekt dan den eersten keer. Zoo'n
hulpelooze stommerd ook! Het troostte hem
eenigszins. dat hij in den loop van de twee
weken, die volgden, het deficit in zyn spaar
pot weer aan kon vullen, zoodat hij aan het
eind van de tweede bijna het geld voor een
tweedehandsch overjas bij elkaar had iets
waar hij al lang op vlaste.
Maar toen ontmoette hij den kleine voor
de derde maal. Hij zat als een beeld van mis
troostigheid in het gras aan den kant van
den weg, waar de groote langs kwam flanee-
ren en bet kostte den groote weer bijna al
zijn spaargeld, benevens tien dagen zijn goed
humeur en een groot aantal herhalingen van
de lessen, die hij den kleine nu al langza
merhand driemaal had gegeven. Hij vertel
de uitgebreid en vol vuur van de groote kun
stenaars in het vak. die zelfs in staat wa
ren zich dingen door de menschen te laten
geven, die ze eigenlijk heelemaal niet van
plan waren geweest te geven, maar dat
merkten ze dan achteraf pas. als de bedelaar
al lang was was
Zoo plausibel wisten die een verhaal voor
te dragen, zoo meesterlijk konden die ge-
een goede gelegenheid. Maar ook ditmaal
hielp het allemaal niets; en na bijna twee
weken zag hij zich gedwongen den kleine
weer zijn congé te geven. „Jij dien kant uit
en ik dezen en pas op. dat je nou je heele
leven lang uit miin buurt blijft" -
Maar ditmaal kon hij de gedachte aan den
zieligen stumper bijna niet meer van zich
afzetten. Het duurde ruim een maand voor
hij hem weer zag en in die maand had hij
zijn scha van de vorige veertien dagen weer
ruimschoots kunnen inhalen. lederen dag 'n
paar borrels, een warme maaltijd en keurig
logies. Een puike overjas, bij een uitdrager
iia een achterbuurt op den kop getikt voor
een paar gulden, een overjas, die zijn trots
en zijn glorie was, waarin hij zich een prins
voelde, en die alleen het bezwaar had. dat
je hem voor je een hek inging, altijd eerst
ergens moest verstoppen want met zoo'n
overjas kon je niet aan de deuren gaan be
delen. De jas deed hem den kleine van tijd
tot tijd vergeten, en maakte, dat hij een en
kelen keer werkelijk het oogenblik prees,
waarop hij hem voor den derden keer aan
kant had gezet.
Toch niet zoo, of hij was werkelijk blij,
toen hij op een avond in een dorpskroegje
achter zijn derden borrel zat en de deur ging
open en de kleine kwam miezerig en met
zoo'n mager gezicht, dat je er naar van werd,
naar binnen gescharreld. Hij liet hem en
zichzelf nog twee borrels inschenken; hij
werd van alles bij elkaar vroolijk en luid
ruchtig, hij toonde den kleine de nieuwe jas
en besefte te laat. dat hij den stumper, die
ternauwernood kleeren aan het lijf had,
daarmee vermoedelijk geen al te groot ge
noegen deed. Om het weer goed te maken,
zei hij hem in het logement je om den hoek
ook nog een bed voor zichzelf te gaan be
stellen. Het idee, dat hij hem den volgenden
dag weer voor een paar dagen mee zou kun
nen nemen op zijn zwerftochten, gaf hem
werkelijk een gevoel van tevredenheid.
Toen de kleine de deur open deed bleef hij
huiverend op den drempel staan, keek vol
ellende neer langs zijn dun pak, dat vol met
gaten zat, en wierp een hunkerenden blik op
de overjas, die aan den kapstok hing. Het
bleek buiten te sneeuwen en er veegde een
koude, scherpe wind naar 'binnen.
„Neem effe mijn jas!" zei de groote gul.
De kleine trok haar aan en verdween.
Hij kwam niet meer terug. Toen de groote
een uur later achterdochtig begon te worden
bleek hij nergens in het dorp meer te .in
den te zijn. De jas ook niet; en de groote
zag geen van beiden ooit meer terug.
De~ wijze lessen waren eindelijk ingeslagen.
Hoogvliegende sprinkhanen.
Op 2850 meter hoogte heeft een aviateur
boven Billings in den Amerikaanschen staat
Montana een zwerm sprinkhanen waarge
nomen.
6000 aardbevingen in 87
jaar tijds.
Sedert 1848 heeft men op Nieuw-Zeeland een
aardbevingsstation, dat sedert tientallen jaren
geregeld berichten laat verschijnen betref
fende karakter, plaats en veelvuldigheid dei-
aardbevingen. Uit het laatste bericht valt op
te maken, dat op dit eiland in den Grooten
Oceaan sedert 1848 6000 aardbevingen werden
geregistreerd.
Borzoi" door Igor Schwezoff. Hodder 1 lende bracht, was hij dus een jongen van tien.
and Stoughton, Ltd. London.
Het boek van Igor Schwezoff, dat in den zo
mer van dit jaar den duizend-pondprijs van
Hodder and Stoughton in een prijsvraag voor
autobiografieën kreeg, is een levensbeschrij
ving, waarvan het warme, levensechte, wer
kelijk doorleefde aan alle kanten afstraalt.
Vele Hollanders, en vooral zij die zich voor de
danskunst interesseeren, zullen den schrijver
op de planken kennen: ook in Haarlem trad
hij met zijn Hollandsc'ne balletgroep verschei
dene malen op, met de prima ballerina Nina
Kirsanova tot partner. De speling van het lot
vereenigt soms in één mensch de merkwaar
digste talenten, en de combinatie schilder- of
teekenaar-schrijver is daarvan wel de meest
algemeene; heeft men echter ooit van te vo
ren gehoord van die van danser-schrijver? En
hoewel Igor Schwezoff ongetwijfeld als danser
niet tot de geringsten behoort zij die hein
gezien hebben zullen weten dat jammer ge
noeg slechts een al te groot en athletisch ge
bouwd lichaam hem zal beletten ooit een
groot danser te worden in den waren zin van
dat woord mag hij als schrijver zeker ook
niet onderschat worden. Als schrijftaal Dezigt
hij Engelsch als kind van zeer gegoede
Russische ouders heeft hij een uitstekende op
voeding genoten, terwijl zijn danspartner Da
vid Grey hem over nog voorkomende moeilijk
heden heen heeft geholpen en het resul
taat is een uiterst boeiend en tintelend ge
schreven boek, dat op bijzonder pakkende
manier verhaalt van dit dansersleven, met zijn
onbezorgde jeugd, zijn ongelooflijk moeilijke
jeugdjaren tijdens den oorlog en de revolutie
in Rusland, het begin van zijn danserscarriere,
en tenslotte de vlucht uit Rusland via Mand-
sjoerije en het vertrek uit Shanghai naar
Europa.
Gezeten Hollanders, die hun heele leven een
beschermend dak boven hun hoofd hadden,
wier maaltijden, min of meer verzorgd, altijd
op tijd voor hen stonden, die altijd een be
hoorlijk bed om in te slapen en een zekere
mate van comfort tot hun beschikking had
den, behooren vooral dit boek te lezen want
het doet ieder mensch van tijd tot tijd goed
te weten dat er medemenschen zijn, die het
oneindig veel moeilijker hebben dan zij. Hier
is deze Igor Schwezoff, die een fijnvoelend en
in den waren zin des woords aristocratisch
mensch was uit een Russische generaalsfami-
lie, die zich een zeer comfortabel bestaan ver
oorloven kon, en waarin dan ook de kinderen
onder zeer aangename condities werden groot
gebracht. Hij werd in 1904 geboren en toen de
wereldoorlog uitbrak, die langzaam maar ze
ker het gezin tot de grootste armoede en el-
CONTRASTEN. De beroemde muren van de Engelsche havenstad Southampton,
welke uit de dertiende eeuw dateeren, zijn ingericht voor autostalling!
Het verstand komt met de jarenzegt
men en dat stemt hoopvol, omdat je dan al
tijd denken kunt: 't kan nog komen! Maar
soms valt dat wachten op het verstand lang,
als jaar na jaar voorbijgaat zonder die smar
telijk verbeide substantie te hebben aange-
In een volle bioscoop zat ik te wachten op
de afleiding die het witte doek zou biengen.
Een knap, maar griezelig sinister teeken
filmpje hadden we al gehad. Het is gek, dat we
weer achteruit schijnen te gaan, de menschen
willen blijkbaar weer koude rillingen hebben,
het spookachtige viert hoogtij en men grypt
zich van amechtig lachen vast aan de stoel
leuningen als menschen en dieren op ijselijke
manier tot vormlooze massa's te pletter vallen.
Dat die filmpjes vaak een bijtende satyre zyn
juist op hen, die daar het hardst schateren,
dringt tot „men" niet door, waardoor in plaats
van de opvoedkundige waarde, die films zou
den kunnen hebben, de gevaarlijke factor
ontstaat, dat de massa weer gevoerd wordt
tot het genieten in gruwel en griezel en ver
heerlijking van mallotige krachtprestaties. Ze
zijn lang niet allen zoo, maar den laatsten tyd
helt de tendenz toch bedenkelijk naar dien
kant- i
Enfin, dat filmpje hadden we dan overleefd
en het journaal volgde, 's Werelds nieuwe, de
daverende dingen dezer dagen. Een pracht
bouwwerk, waaraan duizenden arbeiders vijf
jaren lang hebben gewerkt, een machtige
stuwdam, is gereed gekomen als een monu
ment van 's menschen kunnen, wanneer een
drachtig wordt samengewerkt aan opbouw.
Geen seconde pauze, rang, zitten we in Abes-
synië en aanschouwen de eerste reportages
van den verwoeden strijd om Adoea. Dichte
troepen trekken op, aan de uniformen kun je
het zien, dit zijn de Italianen. Dan komen
onafzienbare stoeten Inlanders, Abessyniërs
dus, neen, het zijn de donkerhuidige Italban-
sche bondgenooten. Maar dezen hier dan, ja
hoor, dat zijn de Abessyniërs. Een machinege
weer in volle actie, het knettert en buldert
door de zaal en je voelt de spanning hangen,
er wordt geestelijk in de handen gespuwd, ze
gaan eens recht zitten, nou gaat het komen
jongens, daar heb je nu een slachtveld in volle
actie J
Als mieren krioelen ze van een berghelling
naar beneden in vollen ren. Italianen? Abessy
niërs? Zoo in de verte kun je dat niet onder
scheiden, het zijn immers allemaal menschen
en een kilometer afstand doezelt 't verschil in
uniformen uit. Lustig hoor je het machinege
weer ratelen en het klinkt moorddadig ge
noeg. „Midden in den slag zeg!" wordt links
gefluisterd en rechts zegt: „echte oorlogs
opnemingen, zie je dat?" En het valt niemand
op. dat dit „Mache" is, er hangt geen kruit-
wolk, de grond wordt niet opgeworpen bij het
kanongebulder en de menschen die daar naar
beneden rennen schijnen kogelvast té zijn,
niet één valt er, niet één wordt er gewond!
Een sprekend voorbeeld van misleidende oor
logsreportage. Het ziet er zoo genoegelijk en
sportief uit, heelemaal niet het beeld van
zoo'n afgrijslijk en bloederig slachtveld, dat
die overdreven pacifisten steeds probeeren te
schilderen! Natuurlijk bulderen de kanonnen
en tikken de machinegeweren, maar je ziet
het immers zelf, dat er niet zooveel gebeurt,
wie zie je nu heelemaal vallen? En da.n die
grappige tanks? Je moet wel lachen, als je ziet
hoe ze over die terreinen daar rollen! Zullen
die zwartjes even schrikken, als ze die leelijke
monsters op zich af zien kruipen! En in Italië
staat een groote man met een geweldig hoofd
op een bordes en laat zich toejuichen door
duizenden en duizenden. Zijn gezicht blijft
onbewogen bij die hulde: alles went. Adoea is
gewroken en wanhopige verwanten zie je ner
gens; wie weet het ook, of vader, broer of
zoon nog leeft? Weet iemand er iets van hoe
veel dooden er gevallen zijn? En wat doet dat
er ook toe? Adoea is gewroken.
Het journaal rolt alweer verder. Duitschland
komt aan de beurt. U weet wel, dat Duitsch
land, dat zoo vredelievend is, dat zoo'n vre
despolitiek voert. Er is een huldiging in Neu
renberg, een millioen boeren is samenge
stroomd om Hitier te -eeren. Het is een mach
tig schouwspel, al die menschen bijeen om één
man te verheerlijken. Ook Hitier blijft er on
bewogen onder en kauwt op het een of ander,
terwijl hij naar verschillende demonstraties
kijkt. Zou er niet één oogenblik van angst
voor de verantwoordelijkheid in zoo'n hart op
komen, bij het gezicht van al die menschen?
Blijkbaar niet.
Vliegmachines cirkelen in het rond, de lucht
ziet er zwart van en beneden op het veld rij
den auto's in troepen. Auto's? Tanks, bedoelt
U zeker! Wat tanks met een boerendag te ma
ken hebben, lijkt niet erg duidelijk, maar wél
duidelijk is het, dat die dingen niet zonder
bedoeling worden gedemonstreerd! En dat
voert me een paar maanden terug, naar een
gesprek dat ik in Düsseldorf met een kennis
had. We zaten aan een tafeltje in een groot
café als schipbreukelingen op een onbewoond
eiland. Niemand in de buurt en de eenige
kellner zat in een hoekje te lezen.
„Zeg", vroeg ik, „hoe is het hier nu tegen
woordig?"
M'n kennis keek om zich heen. toen nog
eens achter zich en fluisterde: „Bij alles wat
we zeggen kijken we eerst om ons heen en
als er dan in geen tien meter omtrek iemand
te zien is, dan zwijgen we! Zóó is het in
Duitschland! Maar ik zal u een grap ver tal
len, die duidelijk genoeg is voor wie het be
grijpt. Een arbeider werkt op een fabriek van
kinderwagens. Op een dag vraagt hij aan den
voorman: „zeg baas, m'n vrouw krijgt een
kleintje. Wat denk je, zou ik niet een wagen
tje kunnen krijgen?" „Vraag het aan den di
recteur, man", zegt de baas. „ik kan er je
geen geven!" Maar de directie weigert; dan
konden ze wel aan den gang blijven hadden
ze gezegd eri dus ging de man weer naar den
voorbaas en deze dacht even na. „Weet je
wat? Ik weet dat je het niet ruim hebt en ik
heb wel het recht, je een onderdeel te geven.
Nou dan geef ik je een onderdeel van iedere
afdeeling. Snap je?" Natuurlijk snapte de man
het en zwaar beladen ging hij een paar dagen
achter elkaar naar huis, waar hij begon te
draaien en te schroeven, „En?" zei de baas een
poos later, „is de wagen ai klaar?" „Nou baas,
ik moet je zeggen dat ik er niks van snap. Ik
heb het al op alle manieren geprobeerd, maar
hoe ik het ook aan mekaar schroef, d'r komt
steeds een vliegmachine te voorschijn!" Dat
is Duitschland", besloot hij, „en laten we nu
opstappen, want die kellner zit zoo verdacht
te kijken".
Dat gesprek gaf veel te denken, maar ten
slotte halde ik m'n schouders op; de menschen
willen immers bedrogen worden! Stuk voor
stuk weet ieder wat oorlog wil zeggen, stuk
voor stuk deinst ieder voor de gedachte aan
oorlog in eigen land terug en toch steken
slechts enkelen een hand uit om te trachten
dien waanzin te keeren. En intusschen wordt
evenals in 1914 een oorlogsreportage geleverd,
die kant noch wal raaakt. waar de onwaar
heid duimen dik op ligt en niemand schijnt
sinds 1914 te hebben geleerd. Inderdaad: het
verstand komt met de jaren, maar dat aantal
jaren is wel erg groot!
HELEN DE BALBIAN VERSTER
Dienzelfden Igor Schwezoff kennen nu velen
van ons als een in Holland zeer bekend bal
letdanser, van wiens dansen een zeldzame
energie en levensvreugde uitgaat, die in den
Haag een te goeder naam en faam bekend
staande balletschool bezit en die dus in zeke
ren zin weer is gaan behooren tot die klasse
van gezeten burgers, waar hij vroeger deel van
uitmaakte. Hij is dus nu 31 jaar oud en
tusschen het leven, dat hij nu leeft en dat,
wat hij leefde als generaalszoontje in Rusland
dat toen toch "ook al zekere aspiraties in
de richting van de danskunst had bestaat
misschien niet eens zoo heel veel verschil.
Maar de ongekende moeilijkheden, de armoe
de, de ellende, de eindelooze verdrietelijkhe
den, die diezelfde man te doorworstelen heeft
gehad voor hij van het welverzorgde gene
raalszoontje de danser en leider van een bal
letgroep in Neddrland werd, dien wij kennen,
geven ons op zeer gezonde wijze een inzicht
in wat voor anderen menschen zooals wij,
betere menschen dan wij zelfs het leven aan
bijna onoverkomelijke hardheden op allerlei
gebied met zich mee kan brengen.
Want dat is een charme te meer van dit
boek: de figuur, de mensch Igor Schwezoff
zelf, die uit iedere bladzij op hoogst be
scheiden wijze en ongetwijfeld zonder dat hij
zichzelf er bewust van is naar voren komt.
Igor Schwezoff praalt niet met zichzelf als
mensch maar het ware toch te wenschen
dat er meer van dat soort op de wereld waren!
Zijn warmte en rechtschapenheid spreken uit
elke bladzij van dit „Borzoi": iemand, die zijn
normen hoog stelt, meer gevoelsmensch dan
verstandsmensch is. al houdt dat allerminst
in dat hij de bezitter was van een minder
waardig stel hersens: een mensch, .die warm
kon liefhebben en die in groote mate dat
merkwaardige gevoel van algemeene men-
schenliefde bezit, dat den bezitter ervan in
ieder willekeurig mensch, dat hij ontmoet, on
middellijk den „medemensch" doet zien en
voelen, bok een mensch met gevoel voor hu
mor en met die alleraangenaamste eigenschap
van ook zichzelf met een zekere ironie te kun
nen bezien getuige de meer dan komische
wijze, waarop hij vertelt van den spotnaam
„Borzoi", die zijn al te lange en tengere ge
stalte hem in zijn twintiger jaren bijbracht,
en die hem sindsdien overal, waar hij kwam,
vergezelde tot op de titelpagina van zijn
eigen levensbeschrijving!
Het door en door leeren kennen van een
mensch is altijd een boeiende ervaring. Hoe
meer de mensch waard is, des te meer is de
ervaring waard. Daarbij komt bovendien dat
men op den duur uit ondervinding komt te
weten, dat men op dit gebied altijd voor de
meest verbijsterende verrassingen kan ko
men te staan, omdat een groote categorie van
menschen, en dikwijls juist de meest gevoelige,
hun sensitiviteit en daarmee het meest waar
devolle van zichzelf, plegen te verschansen
achter een wal van oogenschijnlijke nuchter
heid, koelheid, agressiviteit of nog erger. En
wie, alvorens aan „Borzoi" te beginnen, op de
paar foto's, waarmee het verlucht is, het koe
le, strakke, oogenschijnlijk zeer verstandige
gelaat van Igor Schwezoff beziet, zal niet ver
moeden dat achter dit volkomen beheerschte
masker zich een uiterst gevoelige, warme en
menschelijke persoonlijkheid verbergt.
En die persoonlijkheid is het, die ons door
het rijk geschakeerde avontuurlijke, innerlijk
zeer gevarieerde bestaan van den danser „Bor
zoi" leidt. Door de jolige kinderjaren, gesle
ten onder de hoede van een liefhebbende moe
der; door de steeds grooter wordende ellende
der oorlogsjaren, eindigende met de revolutie
en de confiskeering van alle goederen der fa
milie; door de moeilijke jaren met het één jaar
jongere zusje Irina op een armzalig kamertje
zonder behoorlijke bedden, met zelden be
hoorlijk voedsel en het begin van de dan
sersloopbaan; door de moeilijke tijden waarin
hij zich langzamerhand als balletdanser en
choreograaf aan verschillende Russische bal
letten omhoog werkte; en ten sotte door de
wederwaardigheden van die avontuurlijke
vlucht uit het communistische Rusland, waar
Schwezoff, die zich kunstenaar voelde, het
niet meer kon uithouden, via Mandsioerije en
Shanghai, naar het gebied van belofte, Euro
pa, waar de kunst nog niet geregeerd werd
door de politiek.
Dat hij ten slotte in Holland belanden zou,
en er met den costuumontwerper en danser
David Grey zijn werk voortzetten heeft Schwe
zoff toen zelf natuurlijk niet voorzien over
zijn Europeesche avonturen zwijgt „Borzoi".
Het valt niet te betwijfelen of ook dat zijn er
vele en belangwekkende geweest een ener
giek iemand als Schwezoff pleegt „Borzoi"
bewijst het het leven niet aan zich voorbij
te laten gaan. En dat deze kunstenaar in den
dubbelen zin des woords, ook aan dit deel
van zijn leven nog eens een even rijk en le
vend boek zal wijden als „Borzoi" zal zeker
ieder lezer van dezen eersteling hopen.
WILLY VAN DER TAK
Waarom eet men in sommige landen op 11
November de Sint-Maartensgans. Maartexi
werd in 't jaar 316 in Hongarije geboren, als
zoon van een heiden. Groot geworden nam
hij dienst als soldaat en werd eerst toen
Christen en dus gedoopt. Later werd hij
monnik en ging toen naar Frankrijk waar hij
in de nabijheid van de stad Tours een kloos
ter stichtte, het klooster Marmontiers. In 375
werd hij benoemd tot bisschop van Tours,
doch hij vond zich onwaardig deze hooge be
trekking te bekleeden en verstopte zich na
zijn benoeming bij de ganizen in den stal.
Deze begonnen echter luid te snateren en zoo
doende ontdekten de vrienden al gauw de
schuilplaats van den nieuwen bisschop. Zijn
sterfdag is 11 November; na zijn dood werd
hij al spoedig heilig verklaard en uit dank
voor hun verraad worden op zijn sterfdag de
gaiizen gegeten.
Sint Maartensfeesten in Duitschland.
Vooral in de Rijnsteden o.a. Keulen, Bonn, Ko-
bienz, Düsseldorf is de jeugd zoo tegen eind
October en begin November druk in de weer
met het maken van versierde stokken voor
lampions en fakkels, want op Sint Maarten
dag. 11 November, worden er 's avonds als het
reeds donker geworden is, groote kinder
optochten gehouden. Alle huizen zijn dan
met kleurige lampions verlicht. Groote kin
deroptochten trekken door de stad. Aan het
hoofd van den optocht trekt Sint Maarten,
gezeten op een paard en getooid met witten
mijter en staf. Hij heeft als Sinterklaas een
grooten witten baard.
Dc grootste fabrieksklok. Op een fabrieks
toren in New-Yersey heeft men een klok aan
gebracht waarvan de wijzers een lengte heb
ben van bijna 8 en 6 meter.
Eigenaardig noodgeld. In den Amerikaan
schen burgeroorlog gebruikte men ingelijste
postzegels als noodgeld.
Rooken. In de Chineesche stad Nanking
is het voor personen beneden 20 jaar verbo
den te rooken.