DE PANHOEVE De crematie van wijlen mr. B. C. J. Loder, oud-president van het Permanent Hof van Internationale Justitie, had Vrijdag te Westerveld plaats. De stoet bij aankomst aan het crematorium De finales van de studentenroeiwedstrijden te Delft hebben Vrijdag plaats gehad. De deelnemers in actie Het thans niet meer in gebruik zijnde fort .St. Pieter gelegen op den uitersten hoek van den St. Pietersberg te Maastricht, zal als monument ter bezichtiging en als ontspanningsoord worden ingericht Benito Mussolini op het balcon van het Palazzo Venezia te Rome tijdens de feestelijke Een zestig persoons chassis voor een trolley bus trekt op de tentoonstelling van pe haven van Terschelling krijgt een nieuwe herdenking der Italiaansche overwinning in 1918, bij gelegenheid van welke herdenking vrachtauto's, welke thans in Olympia Hall te Londen gehouden wordt, veel deskundige schoeiing. Een kijkje op de werkzaam- hij een redevoering tot de duizendkoppige menigte hield belangstelling heden FEUILLETON door CORA WESTLAXD. 5) „Ja, dat schreef hij mij. Ik denk. dat ik dien notaris zal verzoeken, zich in het ver volg met de administratie van mijn hoeve te belasten." Geurt keek den baron vragend aan. Meende mijnheer dit nu werkelijk, of sprak hij slechts in scherts? Maar mijnheer zei nog meer. En Geurt kon zijn ooren haast niet gelooven. „Beste kerel. Je zoudt dus volgens je eigen zeggen een welgesteld man geweest zijn, zoo je nu nog zeventig gulden per bunder be taalde, zooals in het begin. Welnu, vriend, volgens mijn boeken betaal je dat nog steeds en we zijn beiden dupe geworden van 'n on rechtvaardig rentmeester". .Maar mijnheer de baron, zou dat moge lijk zijn? Maar dan is er nog meer, wat niet in den haak is". En nu vertelde Geurt van de vijfhonderd gulden, die hij als waarborgsom vooruit had moeten betalen, zoo goed als tweehonderd gulden, zeven jaar eerder. „Kerel, kerel, wat spijt het mij. dat je ze ven jaar geleden niet bij mij gekomen bent, dat zou je heel wat zorg bespaard hebben, 't Is waar. ik was toen niet in Holland, maar jammer is het. Iaat mij je nu evenwel, vóór we verder gaan, de toezegging doen. dat je mag inhuren voor zeventig gulden per bun der voor den duur van je geheele verdere leven"„ „Mijnheer!" klonk het van Geurt's lippen als een juichkreet, en toch beefden die lip pen en zijn blik was dof van tranen. „En wat den spaarpot betreft, dien de rentmeester voor je gemaakt heeft, daar spreken we elkaar nader over. Wanneer zou je bij hem terug komen?" „Aanstaanden Maan dage, mijnheer, om tien uur". „Goed, haal mij dan even te voren van den trein, dan gaan we er samen heen". En in zijn spoorboekje kijkend: „Er gaat een trein, die om 9.39 bij jelui aankomt, tref mij dus aan het station". „Graag mijnheer. Maar zou de rentmeester niet erg boos zijn?" ..Laat dat aan mij over". De baron stond op. „Ik heb tot nu toe te veel op anderen vertrouwd en mij te weinig met mijn pachters bemoeid. Dit zal anders worden. Je zult me nu wel eens meer te zien krijgen en ik reken er op. dat zoo je iets te vragen of te klagen hebt, je rechtstreeks tot mij zult komen. Groet vrouw en kinders". En zoowaar. Geurt wist niet wat hem over kwam, daar stak de baron hem de hand toe. die Geurt haast niet durfde aanvatten met zijn groven knuist en die toch ferm en krachtig was in haar greep. Wat viel hem die terugreis lang! Hoe hun kerde hij er naar, alles aan Maaike te kun nen vertellen. Wat zou zij staan te kijken! En toch. dat moest hij erkennen, Maaike had door haar voortvarendheid de ellende van hun huis weten te weren. Naast God en mijnheer den baron had hij het Maaike te danken, dat hij nu gedurende zijn geheele leven niet meer bezorgd behoefde te zijn. eenmaal wellicht de plaats te moeten verlaten, waar hij geboren was en gegroeid, en waar ieder plekje hem dierbaar was. Hoe straalde Maaike, toen haar man haar alles had medegedeeld. Hadden zij voor het jonger zusje en voor de kinderen hunne zorgen zooveel mogelijk verborgen, nu ach terna mochten zij er alles van weten, alles van den angst, dien vader en moeder had den uitgestaan, van het verraad van den rentmeester, van de wonderlijke uitredding. In vaders verhalen werd moeder wel eenigs- zins de heldin, tot wie hij zelf en zijn kinde ren in eerbiedige liefde opzagen. Maar nog waren niet alle wonderen aan het gezin Abbema in vervulling gegaan. Dit zou Geurt ervaren, toen hij den volgenden Maandag naar de stad ging, om den baron van den trein te halen. Dit zouden eenige uren later zijn vrouw en kinderen ervaren. Want de baron ging rechtstreeks met Geurt naar den rentmeester, om dezen ter verantwoording te roepen. Dat was daar niet malsch toegegaan, ver zekerde Geurt later aan zijn Maaike, hij had zélf gebeefd bij alles wat mijnheer de baron gezegd had. Eerst had mijnheer den rent meester zijn gedrag verweten en hem mede gedeeld, dat hij hem zijn zaken onttrok. Maar toen Geurt had gemeend, dat de hemel boven hem zou instorten toen had de baron gezegd: „En nu de afrekening met mijn pachter. Je hebt hem gedurende zeven jaar vijfhonderd en tachtig gulden ontsto len, dat maakt een bedrag van vierduizend en zestig gulden, benevens tweehonderd gul den, welke je hem dezer dagen hebt afgezet. Samen dus vierduizend zeven honderd en zestig gulden. Hierbij is niet berekend de rente, noch de moreele en materieele schade, welke je mijn pachter hebt aangedaan. Een en ander wordt door mij berekend op het dubbele van de som, die je hem hebt ontfut seld. Je hebt dus hier in mijn bijzijn aan Geurt Abbema uit te keeren de som van veertienduizend tweehonderd en tachtig gul den, zoo je wenscht te voorkomen, dat ik mij rechtstreeks van hier begeef naar den officier van justitie, om je onmiddellijke in hechtenisneming te bewerken", Al zou Geurt zoo oud worden als Methusa- lem, nimmer zou hij een woord vergeten van hetgeen de baron gesproken had, nimmer ook zou hij vergeten de wisselende gelaats uitdrukkingen van den rentmeester. Was dat ineengedoken, akelige manneke dezelf de hooghartige heer, tegenover wien hij zich vaak zoo klein had gevoeld? Geurt had gezien, hoe de baron de papie ren van den rentmeester in ontvangst nam, welke betrekking hadden op de administra tie der hoeve, en hoe mijnheer nauwkeurig het geld natelde, dat de rentmeester in ver beten woede uitbetaalde. „Strijk op, Abbema", had mijnheer gezegd, en toen eerst was het tot hem doorgedron gen, dat al dat geld voor hem was. „Maar mijnheer!" „Strijk op. 't Is je rechtmatig eigendom. En deze man mag je nog wel heel dankbaar zijn, zoo je aan de zaak geen ruchtbaarheid zult geven". Geurt heeft dit zelf nimmer gedaan, maar iets moet er toch naar buiten zijn uitgelekt, want meer en meer begonnen sinds dien tijd de zaken van den onrechtvaardigen rent meester te verloopen en slechts weinige ja ren nadat het bovenbeschrevene plaats had, maakte hij door zelfmoord een einde aan zijn leven. In het geslacht Abbema neemt de geheele geschiedenis langzamerhand de gedaante aan van een mooi sprookje of een legende, waarover steeds weer sprake is wanneer het gezin op winteravonden zoo gezellig rond de tafel vereenigd is. En wanneer vader met Kerstmis vertelt van de wonderen in den Kerstnacht, dan komen ook altijd weder de wonderen aan eigen huis en hart geschied, ter sprake De jongsten, die destijds niet be grepen wat er rondom hen voorviel, luiste ren toe niet stil ontzag en de. ouderen her inneren zich nog zoo goed van dit en van dat en dat vaak vertelde vertellen zijn tel kens weer, zonder dat het ooit verveelt, en de eenvraagt: Weet u nog, vader? en de ander dringt aan: Toe, vertel nog eens, moe der! en altijd en immer is er weer belang stelling voor het slot der geschiedenis, dat vader zoo smakelijk kan verhalen hoe hij dien middag thuis kwam met den baron en met hun opa-echten vriend, den notaris, aan wien de baron onmiddellijk de administratie papieren van de hoeve had willen brengen en hoe moeder Maaike geschrokken was, toen mijnheer de baron tot naar had gezegd: „Vrouw Abbema, nu kom ik toch eens even kennis maken met de vrouw van mijn pach ter. En daar het juist etenstijd is, vind u het zeker wel goed. dat mijn nieuwe rentmeester en ik de beenen onder uw tafel steken?" „Maar mijnheer de baron", had Maaike gestameld met een kop als een boei, „we hebben niets dan hutspot met klapstuk". „Wat zullen we dan smullen", had mijn heer uitgeroepen, „wilt u wel gelooven, vrouw Abbema. dat ik rammel van honger?" En toen mijnheer de baron na het nutti gen van het eenvoudig maal zelf het dank gebed had uitgesproken, had hij hun allen de hand ten afscheid gedrukt en tot moeder gezegd: „Vrouw Abbema. ik geef er u mijn woord van eer op. dat ik in geen tien Jaar zoo lekker gegeten heb als vandaag!" Wanneer vader dat vertelt, kiiken de kin deren lachend naar moeder en dan straalt uit moeders oogen datzelfde lachje van triomf, waarmede zij destijds vader verslag deed van haar bezoek bij den notaris. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 16