1 Naspel van belangrijke Volkenbondsdagen. MAANDAG 11 NOVEMBER 1933 HAARLE M'S DAGBLAD 13 LETTEREN EN KUNST MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. Hei- Zondagmiddagconcert van 10 Nov. gaf aan een jonge altzangeres Mej. Guus Max, gelegenheid om voor een vrij talrijk audito rium de bewijzen van haar talent te doen hooien. Dat talent is zeker aanwezig; de stem stond gisteren weliswaar nog lang niet vast, misschien tengevolge van eenige bevan genheid, maar zij zit goed en heeft in alle liggingen een warm en welluidend timbre en voldoend volume en op de zuiverheid der intonaties valt niets aan te merken. De zan geres heeft in de Italiaansche taal er ons kennis van gegeven dat Erudice nog altijd zoek is en later op den middag het beroemde „Mon coeur s'ouvre a ta voix" uit Samson et Dalila" van Saint-Saëns voorgedragen, en. naar het applaus te oordeelen, kregen we den indruk dat de harten der hoorders voor haar zang al een heel eind opengegaan waren; zij zullen waarschijnlijk nog verder opengaan, wanneer haar voordracht meer van binnen uit blijkt te komen en niet meer vergezeld wordt door een voor het oog eenigszins hin derlijk metrisch bewegen, dat nog te veel aan de les herinnert. Het orkest was, behoudens eenige weifeling in de stemming bij het begin, goed op dreef. Schuurman's kennis der partituren toont zich steeds overtuigender. Een weloverwogen en dramatisch levendige vertolking der „Eg- monf'-ouverture opende het concert, een uiterst fijne van Mozart's „Kleine Nacht- musik" sloot de eerste helft af. Schuurman liet deze laatste door een gereduceerd strijk orkest nl. vier eerste en vier tweede violen, twee alten, twee celli en één contrabas spe len Een dergelijke bezetting is veel meer in overeenstemming met het karakter dezer serenade-muziek dan b.v. die van het volle dige Concertgebouworkest, dat haar in een vorig seizoen hier eens uitvoerde, en we kun nen dus Schuurman's handelwijze als van smaak getuigend prijzen. Hoe delicaat klon ken nu het Andante en het Menuetto! Ook na de pauze vormden bekende en gaarne gehoorde werken het aandeel van het orkest: de eerste „Arlésienne"-suite en de ouverture „Le Carnaval romain". Van de Suite was 't Adagietto een juweeltje van ver tolking; in het Carillon zou een wederzijdsche toenadering van de twee tempi ons meer in overeenstemming met de voorschriften van den componist geschenen hebben. Berlioz' Ouverture werd met zuidelijk vuur voorgedra gen en ontnlooide dus haar schitterende wer king ten volle. KAREL DE JONG. HET TOONEEL. VREDESRAAD HAARLEM „1915 VERDUN 1935....?" Haarlem neemt een vooraanstaande plaats in de vredesbeweging in en het is daarom niet te verwonderen, dat de première van „1915 Verdun 1935welk vredesspel door jonge lieden uit Amsterdam, Den Haag en Haarlem onder leiding van den heer Joh. C. Frevel was ingestudeerd, Zaterdag in onzen Stadsschouw burg werd gegeven. Namens den vredesraad, die deze voorstelling onder zijn auspiciën had genomen, heette de heer C. J. E. Dinaux de talrijke aanwezigen welkom. De heer Dinaux stelde de beteekenis van dit vredesspel, dat opgevoerd werd ter herdenking van den wapenstilstandsdag, in het licht en herdacht met enkele gevoelvolle woorden den man, die zooveel voor de vredes beweging had gedaan, den pas gestorven Arthur Henderson. En daarna ging het doek op ter vertooning van het stuk, dat de schrij ver, Hans Chlumberg, „Wunder um Verdun" heeft genoemd. Het is wel een zeer fantastisch, ja zelfs grootsch gegeven, waarop Chlumberg zijn vredesspel heeft gebouwd. Chlumberg Is niet de eerste, die de dooden der slagvelden uit hun graven doet verrijzen, maar nog niemand is als hij zoo ver gegaan deze dooden al is het dan in een visioen in de maatschappij onder demenschen te doen terugkeeren. De Heer heeft de gebeden om de herrijzenis en de opstanding der gesneuvelden, die uit zoo vele kerken en huizen tot Hem zijn opgegaan, ver hoord en brengt de dooden uit een massa graf in de Argonnen daarom weder tot leven. Men zou de opmerking kunnen maken, dat de aardsche herrijzenis niet de opstanding is, waarom wordt gebeden, maar Chlumberg had dit noodig, omdat hij in zijn stuk de dooden tegenover de levenden wilde plaatsen om daar door te bewijzen, dat zij voor niets gevallen zijn en de eeuwige vrede nog heel ver is. De dooden koeren terug in den kring, waarin zij geleefd hebben en bitter is hun ontgooche ling, wanneer zij zien, dat zij door anderen zijn vervangen en er voor hen geen plaats •meer op deze aarde is. Tot de pauze heeft de schrijver er ons niet Van overtuigd, dat de schuld van deze ont goocheling de oorlog was. Zouden niet alle, dooden, die na 20 jaar op de aarde terugkee ren, tot dezelfde ontdekking komen? Het leven blijft Immers niet stilstaan en wij zouden het God's wijs bestel kunnen noemen, dat de ge storvenen niet terugkeeren. Dit wonder zou voor de dooden en levenden de grootste ramp beteekenen, omdat het een chaos op aarde zou worden. Tot de pauze maakte dit vredes spel op mij dan ook een min of meer verwar den indruk, voornamelijk doordat de opzet een vergissing van den schrijver was. Pas in de groote scène der conferentie, wan neer de dooden tegenover de machthebbers der aarde komen te staan, wordt dit spel een felle aanklacht en krijgt het daardoor diepere beteekenis. Als de dooden aan da macht hebbers vragen, wat dezen van den vrede hebben gemaakt en zij zien, hoe er tusschen de hoofden der regeeringen nog altijd dezelfde afgunst, haat en wrok heerschen als in 1914 en de vrede verder verwijderd is dan ooit, bomt iets van de grootsche gedachte, die Chlumberg blijkbaar bij het schrijven van zijn stuk voor oogen heeft gezweefd, tot ons. In dit tooneel steeg de schrijver een oogenbiik tot j de hoogte van zijn gegeven en bereikte ook de opvoering haar climax. Wij konden toen zelfs de inleiding van dit tooneel, waarin de gedele geerden het wonder van ae opstanding op theologische, politieken, wetenschappelijke gronden verwierpen, vergeven. Dat debat was op zich zelf niet oninteressant al was het veel te lang en te weinig tooneel maar het verzwakte den totaal indruk, omdat de schrij ver hiermee op zijpaden ging en dit debat niet in verband met de eigenlijke bedoeling van het stuk stond. Maar met de verschijning der dooden kreeg het tooneel visionaire kracht en in deze „af rekening" kwam ook de strekking van het stuk volkomen tot haar recht. „Dit werk is geen tendensstuk" lazen wij in het programma. Is dit wel geheel juist? Was heel deze scène der conferentie niet louter ten dens en wees ook de eenzijdige, nu en dan helaas! ook wat grove behandeling van het onderwerp er op, dat de schrijver wel degelijk tendentieuse bedoelingen had? Ook in de wij ze, waarop hij het exploiteeren van de dooden en hun kerkhoven door de reisondernemingen in het eerste en laatste tafereel heeft gehe keld. Voor een satirieke, sarcastische behan deling was zeker aanleiding, maar Chlumberg heeft hierin geen maat weten te houden en maakte er een wat grove charge van. Hoe veel meer zou hij bereikt hebben, wanneer hij hier met fijner middelen had gewerkt. Dramatisch maakte dit vredesspel op mij een zeer ongelijken en ook min of meer verwar den indruk. Er waren ongetwijfeld voortref felijke tooneelen in zooals de opstanding der dooden op het kerkhof met die lugubere opmarsch van deze oorlogswrakken en de door mij reeds genoemde scène der afrekening op de conferentie, maar daarnaast stond ook vee! in een te los en verwijderd verband met de bedoelingen van den schrijver, waaruit dui delijk bleek, dat het wel zeer zware gegeven boven de macht van Chlumberg ging. Toch prijzen wij gaarne Joh. Frevel, dat hij met zijn spelers dit stuk in ons land heeft geïntrodu ceerd. Want al beschouwen wij het in zijn ge heel als een onvoldragen werk, het is toch vol van hooge bedoelingen en het is reeds veel, wanneer een auteur ons in een groot aangrij pend tooneel de diepere waarde van dit visioen zóó doet geVoelen als Chlumberg het deed in deze schrijnende aanklacht. De heer Frevel stond als artistiek leider met de opvoering van dit zoo irreëele spel voor een wel zeer moeilijke taak. Het is opmerkelijk, dat hij het best geslaagd is in de tooneelen, welke het meest van de fantasie der spelenden ver langden. De verrijzenis der gesneuvelden was een knap stuk regie en in den opmarsch der opgestane dooden was werkelijk het visio naire. dat de schrijver heeft bedoeld. En de groote scène der conferentie slaagde merk waardig goed. De verschillende types waren dank zij ook den heer Miehels, die als tooneelkapper hier'prachtig werk had gele verd allen uiterlijk uitstekend getroffen en het individueele spel van enkelen, zooals van den opperrabbijn hij vooral muntte uit den kardinaal, den socialist hoewel nu en dan wat te hevig den professor allergeestigst type en den voorzitter kon men onvoorwaarlijk roemen. En zeer groot was de indruk van de verschijning der opgestane dooden, een groep, die in haar on wezenlijkheid een sterk, fascineerend con trast vormde met die der levenden. Mooi was hierin ook de groepeering en het strekt den heer Frevel tot eer. dat juist dit zware too neel ook in de- opvoering het hoogtepunt werd. De meer reëele tooneelen, waarin gewoon spel verlangd werd, slaagden minder goed. De kerkhofscène in I was te rommelig en hierin werd ook veel bedorven door de slechte rol- kennis van Vernier, die ooi-zaak werd. dat het tooneel nog al eens „stond". De toonee len bij Vadinet, den Fransohen schoenma ker, en Web er, den Duitschen caféhouder leden aan een te kort aan uitbeelding en gebrek aan beheersching van sommige spe lers, waardoor de eenheid te veel verbroken werd. Maar is het niet reeds veel, dat juist de twee groote tooneelen dank zij ook de zeer suggestieve decors van mej. E. Erven Dorens en Joh. Frevel zoo uitstekend slaagden? En aan alle spelenden komt de lof toe. dat zij zich met volledige overgave en groote liefde aan dit wenk van Chlumberg hebben gegeven. De indruk, welken dit Vredesspel op de daarvoor zoo ontvankelijke volle zaal heeft gemaakt, was dan ook zeer groot. De abso lute stilte na elx tooneel en aan het slot was wel de mooiste hulde, die men Frievel en zijn medewerkers kon brengen Wel klonk na de stilte aan het eind nog even zwak ap plaus op, maar het. meerendeel der toeschou wers sloot zich daar niet bij aan. De opvoe ring van Wunder um Verdun was voor hen blijkbaar, wat voor zoovelen een kerkdienst is: een opstijgen tot hoogere regionen, waar bij geen luidruchtig applaus past J. B. SCHUIL. Amsterdamsche Tooneel- vereeniging. De Beul. De Beul, het stuk van Par Lagerkwist, waarom te Oslo bij de eerste opvoeringen zoo veel te doen is geweest en dat blijkbaar is geschreven onder den indruk der gebeurtenis sen in Duitschland van de laatste jaren, is gisteravond in den Stadsschouwburg te Am sterdam voor het eerst door de Amsterdam sche Tooneelvereeniging gespeeld. Het stuk kon hier worden opgevoerd in een volmaakt rustige sfeer, zonder dat tijdens de voorstelling uitgezonderd een open doekje aan Max Croiset voor zijn „soldaat" tëekenen van goed- af afkeuring door het publiek werden gegeven. De zeer geestdriftige, minuten-lange ovatie aan het slot, was waarschijnlijk door velen bedoeld als een huldebetuiging voor de durf om een stuk als De Bul, dat dezen tijd van oorlogszucht, rassenhaat, dans en ijdel- heid op fascineerende en beklemmende fel- geladen in beeld brengt, op het repertoire te nemen maar ook als uiting van groote be wondering voor de phenomenale regie van Van Dalsum, waardoor deze opvoering een tooneelgebeurtenis van den eersten rang is geworden. Wij komen morgen uitvoeriger op deze be langrijke première terug. J. B. SCHUIL. De Provinciale Begrooting. Het algemeen verslag der afdeelingen van de Staten. Aan het algemeen verslag der afdeelingen van Prov. Staten van Noord-Holland om trent de begrooting der provinciale inkom sten en uitgaven voor het dienstjaar 1936, is het volgende ontleend. Verscheidene leden spraken hun tevreden heid uit over het voorzichtig beleid van Ged, Staten. Ondanks de nog steeds moeilijke tijds omstandigheden ver toon en de provinciale financiën nog een vrij bevredigend beeld. Gaarne zou men gespecificeerd zien, van welken invloed de salarisverlaging geweest is. zoowel op de provinciale begrooting als zoo danig, als op die van elk der provinciale ge stichten en bedrijven afzonderlijk. Door sommige leden werd, onder verwijzing naar het aanzienlijke batig saldo van den dienst 1933, gevraagd, of Ged. Staten niet den tijd gekomen achten om tot belasting verlaging over te gaan. Deze gedachte werd anderzijds bestreden op grond van de over weging, dat bij vermindering der provin ciale inkomsten, de Provincie niet meer in staat zal zijn op sociaal terrein op te treden zooals zij thans doet. Op krachtige bestrijding der toenemende werkloosbe.d werd aangedrongen, met name werd hierbij gedacht aan uitbreiding van den wegenaanleg in de duinen, uitbreiding der bebossching en van het waterleidingnet. Voor al jeugdige arbeidskrachten zullen onder be hoorlijke voorwaarden tewerk moeten worden gesteld. Sommige leden drongen aan op verlaging van de opcenten der inkomstenbelasting, bij voorbeeld tot 16, al moesten zij tot hun leed wezen daarbij de verlaging der opcenten op de vermogensbelasting op den koop toe nemen. Ten aanzien van de werkverruiming waren deze leden in het bijzonder van oordeel, dat veel meer kon worden gedaan en dat Ged. Staten met concrete voorstellen moesten ko men, bij voorbeeld tot verbetering der ter tiaire wegen en verdediging van de Noord- hollandsche kust tegen de zee. Zijn hiervoor geen middelen beschikbaar, dan moet er ge leend, of ruimer uit de reserve worden ge put. Eenige leden drongen aan op bestrijding van het fascisme; anderen waren van oordeel dat bedwingen alleen mogelijk zou zijn,, in dien de landspolitiek geheel van karakter ging veranderen; „eenheidsfronten" zouden niets geven, indien de wanhoopsstemming niet kan worden bestreden. Deze leden vroegen ook een tariefsverlaging bij de bedrijven. Anderen oordeelden dat zulk een vlotte leeningspolitiek als was aangeprezen door eenige leden, niet tot verlichting maar tot verzwaring van lasten zou leiden. Enkele leden misten bij Ged. Staten het streven om tot verlaging van bepaalde uitgaven te komen. In dit verband werd o.a. gewezen op de bedragen aan jaarwedden van de amb tenaren en bedienden bij de provinciale .riffie, waar de raming voor 1935 en 1936 f 290.000 bedraagt. Tal van posten werden voor 1936 op het zelfde bedrag als voor 1935 geraamd terwijl sommige posten hooger werden uitgetrok ken. Het uitvoerig verslag met betrekking tot de werkverschaffing, door Ged. Staten uitgebracht en bij destukken overgelegd, had de aandacht van vele leden getrokken, allereerst wel met be trekking tot hetgeen over het tijdvak van 1 Januari 1934 tot 1 October 1935 is verricht door de N.V. Ontginning-Maatschappij „Noord holland". Men betreurde het, dat er geen balans en exploitatie-rekening van bedoelde maatschap pij waren overgelegd, terwijl, nu alleen wat betreft den aanleg van een wandelweg en de bebossching van de duin terreinen te Heems kerk is vermeld, hoe, door wie en naar welke verhouding de kosten hiervan zouden worden jedragen, men ook ten aanzien van de overige werken gaarne zou vernemen, hoe groot het aandeel der Provincie in de daarvoor gemaak te of geraamde kosten is geweest. Uit het verslag blijkt niet of ae daarbij ge specificeerde 37 werkobjecten. die door de Rijks-commissie voor advies van werkverschaf fing in ons Gewest zijn behandeld en waarbij de verlooning op meer dan f 1.000.000 is ge raamd. reeds alle in uitvoering zijn, of althans, dat deze uitvoering verzekerd is. Men wenschte hieromtrent nader te worden ingelicht. Het voorstel, f 250.000 aan het Reservefonds te onttrekken, tot reserveering van batige saldi, vond geen bestrijding. Intusschen werd bewondering uitgesproken over het feit, dat ook reeds overleg met de Regeering gepleegd was over de verdere liquidatie van bedoeld Fonds in de volgende 3 jaren. Men zag hierin een noodeloos vooruitioopen op de behoeften, die zich in de toekomst zouden voordoen. Hel voorstel tot aankoop van een complex gronden, groot rond 243 H.A., gelegen ten Zuiden van den Rijksstraatweg Amsterdam- Haarlem, teneinde, door droogmaking en ont ginning daarvan, een belangrijke gelegenheid tot werkverruiming in het leven te roepen, vond algemeene instemming. Den prijs van f 900 per H.A. voor aankoop van de terreinen bij Halfweg van de Veenderij- Mij. „De Eendracht" achtten enkele leden veel te hoog. Eenige leden -stelden de vraag, of ook aan de nooden van land- en tuinbouw voldoende aandacht geschonken werd. Men vroeg, of het niet op den weg der Pro vincie zou liggen, in overeenstemming met het rapport-Minderhoud, de exportmogelijkheid van tuinbouwproducten naar de Scandinavi sche landen en Finland te versterken en te vens om bij de Regeering aan te dringen, dat bij de clearingregelingen ten volle met de tuinbouwbelangen rekening worde gehouden. De sanctiebesprekingen na de zitting der Coördinatie commissie. De handelsbetrekkingen tusschen de staten, die wèl en die niet aan de sancties deelnemen. Strijd tegen de O.W.'ers aangekondigd. (Van onzen Geneefschen correspondent). De heer Johs. J. van Schuylenburg neemt den eersten steen op van de te bouwer kleuterschool aan de' Rijksstraatweg. Met het vertrek van Laval. Hoare en de andere ministers van buitenlandsche zaken aan het einde van de vorige week uit Genève was het hier natuurlijk op en om de Conferentie der Volkenbondsstaten voor de toepassing der sanctiebepalingen tegen Italië weder heel wat stiller geworden. Toch ontbrak het in de Com missie van Achttien, die onder voorzitterschap van de Vasconcellos haar zitting voortzette, niet aan interessante kwesties, die nog te be spreken waren en die dan ook tot niet minder interessante discussies nog hebben aanleiding gegeven. De overtuiging bestaat hier, dat de over eengekomen sanctiemaatregelen, indien wer kelijk de ruim 50 Volkenbondsstaten ze zoo stipt zullen toepassen, als zij beloofd hebben te doen, op den duur het beoogde succes zullen verkrijgen en Mussolini tot toegeven zullen noodzaken. Doch de afgesproken sanctie maatregelen zullen slechts „op den duur", na een jaar bij voorbeeld, hun volle uitwerking verkrijgen. Het is dus begrijpelijk, dat de Vol kenbondsstaten de afgeloopen week de moge lijkheid nogmaals besproken hebben, of zij niet door verscherping der reeds overeengeko men sancties, zonder daardoor het terrein der „vreedzame" dwangmaatregelen te verlaten, een sneller resultaat kunnen bereiken en in veel belangrijker mate tot verkorting van den oorlog kunnen bijdragen. De Volkenbondsstaten, voor zooverre zij in de Commissie van Achttien vertegenwoordigd zijn. hebben zich bereid verklaard, nog voor dat de reeds afgesproken sanctiemaatregeien alle in werking zijn getreden, reeds tot een ver scherping en uitbreiding ervan te besluiten. Zij zijn bereid ook den uitvoer naar Italië van die grondstoffen te verbieden, zonder welke een voortzetting der oorlogvoering niet lang moge lijk zal zijn: ijzer en staal, petroleum, steen kolen en de daarvan afgeleide artikelen. Waarom men niet reeds terstond deze grondstoffen op de lijst der uitvoerverboden geplaatst heeft, zal men vragen. Het ant woord luidt, dat helaas juist deze voor de voortzetting van den oorlog zoo belangrijke grondstoffen in groote hoeveelheden in de niet-Volkenbondsstaten worden voortge bracht. Een stopzetten van den uitvoer dezer grondstoffen dooi- alle Volkembondsstaten zou dus zonder groote uitwerking blijven, in dien de niet-Volkenbondsstaten willige leve ranciers aan Italië zouden blijven. Het was om deze reden, dat de Coördinatiecommissie de vorige maand op de eerste lijst van uit voerverboden alleen die grondstoffen en pro ducten plaatste, die hoofdzakelijk uit de Vol- kenbondsstaten naar Italië gaan. De Commissie van Achttien heeft beslo ten nog een nieuwe poging te doen, in het bijzonder bij de Vereenigde Staten van Ame rika en bij Duitschland, om van deze regee ringen zoodanige geruststellende toezeggin gen te ontvangen, dat de in beginsel reeds door de Commissie van Achttien aangeno men uitbreiding van de lijst der uitvoerver boden een feit zal kunnen worden. Het zal daarvoor niet noodzakelijk zijn, dat deze staten zich verbinden zullen allen uitvoer van ijzer en staal, steenkolen en petroleum naar Italië (of naar de oorlogvoerende par tijen, zooals het in de niet-Volkenbondssta ten wel heeten zou. daar deze officieel zich neutraal hebben verklaard) te verbieden. De Voikenbondsstaten, die tot dusverre deze grondstoffen in groote hoeveelheden aan Italië geleverd hebben, zouden reeds bereid zijn aan dezen handel een einde te maken, indien zij de toezegging der niet-Volken bondsstaten zouden verkrijgen, dat deze hun uitvoeren niet boven het tegenwoordige peil zullen verhoogen. zoodat zij de tekorten niet zullen aanvullen, die voor Italië uit het stopzetten der uitvoeren uit de Volkenbonds staten zullen voortvloeien.* De vraag werd in dit verband besproken, of de Volkenbondsstaten, indien de niet- leden van den Volkenbond aan dezen rede lijken wensch naar niet-vermeerdering van hun uitvoeren geen gevolg zouden willen geven, dan niet het handelsverkeer in deze grondstoffen tusschen ae niet-Volkenbonds staten en Italië zouden kunnen beletten. De Amerikaansche regeering heeft eigenlijk reeds van het begin van den oorlog af een soort uitnoodiging hiertoe tot de Volkenbonds staten, en in het bijzonder tot Engeland, ge richt. President Roosevelt maakte toch ter stond bekend, dat Amerikaansche burgers, die nog handel met de oorlogvoerenden zouden drijven, dit op eigen risico zouden doen, zoo dat de Amerikaansche staat hun geen be scherming zou verleenen. indien zij in moei lijkheden zouden geraken. Indien de -Vol kenbond dus zou besluiten tot een blokkade van de Italiaansche kusten, om te zorgen dat geen grondstoffen, waarvan de invoer in Italië verboden zou worden, dit land per schip zouden bereiken, en indien Engeland dan in opdracht van den Volkenbond Amerikaan sche schepen met voor Italië verboden grond stoffen zou aanhouden en den inhoud in beslag nemen, zou de Amerikaansche regeering dit Volkenbondsoptreden dulden en geen pro- test bij Engeland indienen wegens dit belem- meren van den handel van het onzijdige Amerika met de oorlogvoerenden. De Vol kenbond zou, indien hij dit wilde, dus dee levering van petroleum, steenkolen, ijzer en staal door Amerika aan Italië geheel en al kunnen verbieden Met het oog op het gevaar dat een blokkade der Italiaansche kusten door Italië echter met oorlogsdaden tegen de Euro- peesche staten zou worden beantwoord, heeft de Volkenbond voorloopig van derge lijke drastische handelsbelemmeringen nog niet willen weten. Dit maakt het echter bijzonder moeilijk bij het wèl aan de sancties deelnemende Zwit serland erop aan te dringen, dat deze het Duitsch-Italiaansche handelsverkeer via den Gotthard zou verhinderen, voor zooverre dit de bovenbedoelde grondstoffen betreft. Bij een stopzetten van het Gotthard-verkeer zouden steenkolen enz. eenvoudig per Duitsch schip van Hamburg naar Italiaanschen haven ver- I voerd worden. Zoolang de Volkenbond weigert i -ot de kustenblokkade over te gaan, zou dit Duitsch-Italiaansche scheepsverkeer evenmin ris het Amerikaansch-Italiaansche kunnen verhinderd worden. Bovendien zouden de Duibschers de grondstoffen ook nog via den *3renner aan Italië kunnen doen toekomen, .•aarvoor niet de medewerking van Zwitser- Nnd, doch van het niet aan de sancties deel- •mende Oostenrijk noodig zou zijn. Op het oogenbiik doen de Volkenbonds- aten dus nog slechts een beroep op den oeden wil van de niet-Volkenbondsstaten, m door een houding, die met hun onzijdlg- ?id jegens de oorlogvoerende partijen niet strijd kan worden geacht handhaving, niet .breiding van de vroegere handelsbetrek- ingen met Italië), de verscherping der Vol- kenbordssancties en daardoor een verkorting van den oorlogsduur mogelijk te maken. Intusschen had de Commissie van Achttien nog in ander opzicht zich met de staten, die niet aan de sancties deelnemen, bezig te hou den. Het gevaar bestaat toch. dat een nieuwe groep van O. W.-ers ontstaan zal die trachten zullen grondstoffen en producten, die thans reeds op de lijst van uitvoerverboden staan, in de Volkenbondsstaten aan te koopen. naar Duitschland, Oostenrijk of Hongarije te ver voeren en vandaar dan aan Italië te leve ren. Met het oog op dit nieuwe O. W.'ers-ge- vaar zijn de handelsbetrekkingen tusschen de staten, die wèl en de staten, die niet aan sancties deelnemen, grondig besproken. De Franschen stelden voor, dat de sancties-toe passende staten zich zouden verbinden geen grootere hoeveelheden artikelen, waarvan de uitvoer naar Italië verboden is, naar staten uit te voeren, die zich buiten de sancties hou den. dan in het afgeloopen jaar het geval was. Tot zulk een algemeen voorschrift is het echter nog niet gekomen. Doch de Commissie van 18 heeft tot de wèl aan de sancties deel nemende staten de dringende aansporing ge richt nauwkeurig toe te zien, hoeveel grond stoffen en producten, wier uitvoer naar Ita lië verboden is. naar andere landen worden uitgevoerd. Indien de uitvoer naar de landen, die niet aan de sancties deelnemen, bijzonder groot zou worden, zullen de regeeringen on middellijk maatregelen moeten treffen, om dit verder tegen te gaan. Zoo is in de afgeloopen week hier een be gin gemaakt met de organisatie van den strijd tegen de nieuwe O. W.'ers. Gelijktijdig deed de Duitsche consul-generaal aan Avenol de bemoedigende mededeeling. dat ook ae Duitsche regeering den strijd tegen de O.W.'ers zal opnemen en niet za! toelaten, dat Duitschland een centrum van sluikhandel in goederen waarvan de uitvoer naar Italië ver boden is. za'. worden. De Duitsche regeering zal ook maatregelen tegen hen treffen, die :n Duitschland zelf grondstoffen, waaraan Italië (en Abessynië) behoefte hebben, op- koooen. om ze dan met groote winst aan Ita lië te verkoopen. Het is niet uitgesloten, dat de Duitsche regeering onder den vorm van „strijd tegen O.W.'ers en speculanten" maat regelen zal treffen. die der. Volkenbonds staten de verscherping der sanctiemaatrege len mogelijk zullen maken! EEN TEHUIS VOOR VRIJGEZELLEN TE HAARLEM? Naar wij vernemen heeft de afd. Haarlem van den R.K. Volksbond, in samenwerking met het Comité K. S. A. (Kaht. Sociale Actie) het voornemen, alhier een Tehuis voor Vrijgezellen te stichten, (dat aan 68 gasten plaats zou bie den), naar een ontwerp van den architect Jacques van Velsen. Iets naders van deze plannen is intusschen nog niet te zeggen. Zij zijn nog slechts in voorbereiding en het zal nog wel geruimen tijd duren eer ze kunnen worden uitgevoerd. VERKOOPPRIJS VAN MELK VOORLOOPIG DEZELFDE. DEN HAAG, 11 November (A. N. P.) Naar aanleiding van de mededeeling van den mi nister van visscherlj en landbouw, Zaterdag avond nog aan de pers verstrekt, dat de ver hooging van den inkoopsprijs van melk met driekwart cent slechts voor één week zal ge schieden. is de verkoopsprijs voorloopig de zelfde gebleven. De lasten, die op de bedrijven gelegd worden, zijn echter zoo hoog gewor den, dat elke verhooging van den inkoops prijs in dezen tijd een prljsverhooging noodig maakt, nadat de vorige Inkoopsprijsverhooging reeds geheel door den melkhandel voor zijn rekening is genomen. Veertigjarig jubileum op de Maandagmarkt. De heer Toff verricht een jubileum transactie. Heden was het voor den 76-jarigen markt koopman J. Toff een dubbel feest. Niet alleen dat hij nu al gedurende 39 jaar eiken Maan dag uit Amsterdam naar Haarlem trekt, om zijn standplaats op de Maandagmarkt in te nemen, op de Oude Gracht, tegenover de Zui derstraat, maar hij Is ook in de bruidsdagen: Woensdag a.s. zal hij n.l. den dag herdenken, waarop hij vóór 40 jaar in het huwelijk trad. Zijn marktgenooten hadden heden zijn tent kwistig versierd en den geheelen dag had hij natuurlijk gelukwenschen in ontvangst te nemen. Ook werd hij hedenmorgen toegesproken door zijn medemarktkoopman. den heer Van Kollum, die hem, nadat hij den jubilaris op rijm een gelukwensch had aangeboden, na mens alle marktkooplieden een envelop met inhoud aanbood. Wij maakten nog een praatje met dezen oudsten marktkraamhouder. „Het is jammer, dat de tijd zoo slecht is," zei hij. „Vroeger, zoo'n vijf en dertig jaar geleden, toen was ik hier alleen met het artikel. Toen gingen de zaken goed en we stonden soms met z'n veer tienen op de Botermarkt. Nou haal je er de onkosten bijna niet meer uit. Maar ik heb hier op de markt, we komen hier a!?ijd 's Maandags, op Zaterdag zijn we altijd in Utrecht, altijd medewerking ondervonden." Dat dit waar Is en dat men den ouden man graag mag, is vandaag wel gebleken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 3