DE BETOOVERDE HARP.
VRIJDAG 22 NOVEMBER 1935
HAARLEM'S DAGBLAD
BIJVOEGSEL
AAN ALLEN!
„Is ivoor nu geen tandbeen van den olifant?",
vraagt Winnetou me. Een andere roodhuid
had hem namelijk verteld, dat ivoor van nijl
paarden-tanden kwam. Nu kom ik maar eens
in een praatje „Aan Allen" vertellen, dat beide
roodhuiden gelijk hebben. Ivoor komt van de
tanden van olifanten, nijlpaarden, walrus
sen en narwals. De jongste dieren geven de
grootste.^ioeveelheden. Ivoor van Afrikaansche
olifanten is het beste ivoor. Daarvan worden
b.v. biljartballen gemaakt. Uit één olifants
tand maakt men 5 ballen. Elke tand weegt 50
a 100 pond. Karavanen vervoeren het ivoor
naar de kust. Op de ruggen van inlanders
wordt het vrachtje vastgebonden. Het is een
moeilijk werkje, want er zijn altijd kapers
op de kust en 't is een lange weg, die moet
afgelegd worden .Voor het snijden van biljart
ballen kan men maar een klein deel van de
tand gebruiken, omdat een bepaalde nerf ver-
elscht wordt. Ivoor ontstaat uit de afschei
ding en de stolling van een gelei-achtige stof,
die men dentine noemt. Deze dentine bevindt
zich in het holle gedeelte van den tand. Aan
de tandoppervlakte wordt dentine hard. Er
ontstaat een korst op het ivoor, die verwijderd
moet worden, voor ze in den handel komt. Bij
oude olifanten wordt de tandholte kleiner. Nu
snap je ook waarom die minder ivoor leveren.
Bij de andere ivoor-leverende dieren is dit
net zoo. In vele boeken kun je lezen van
avonturiers,die onder de bekoring van Afiika
zijn geraakt en die in ivoor willen gaan han
delen. Je moet door een oersterk mensch voor
zijn en niet gauw terneergeslagen worden
door teleurstellingen, want die zijn er vele.
Het klimaat is ook vaak moordend.
Toch zijn er van die oud-gedienden, die
menigmaal den dood in 't aangezicht hebben
gezien en niettegenstaande allerlei tegen
spoeden ivoor-handelaar blijven hun leven
lang.
Uit het gebied van den evenaar komt het
glansrijkste ivoor. De olifanten zijn daar heel
klein, maar hun tanden zijn langer. Dit ivoor
is zeer licht en doorschijnend. Hoe verder van
den evenaar af, hoe brozer het ivoor wordt,
zoodat het door de behandeling spoedig woidt
beschadigd. Aan de Oost-kust is het ivoor
witter dan aan de West-kust. Het mooist is
zonder korrel of weefsel. Indisch ivoor is
het, wanneer het pas is gesneden. Dan is het
lang niet zoo glanzend. Ivoor van Ceylon 'is
parelgrijs van kleur. Uit Siam komt ook zeer
gewild ivoor.
De ivoren slagtanden van een olifant zijn
van zeer elastische substantie. Jullie -weten
misschien wel, dat ivoren biljartbaliep een
grootere elasticiteit bij het weerkaatsen be
zitten dan de allerbeste rubberballen. Door
met hun slagtanden in den grond te graven,
houden ze zelf den groei van hun slagtanden
tegen. Anders zouden ze ook te groot worden.
Olifanten eten geen vleesch. Het zijn plan-
ten-etende dieren, herbivoren genoemd. Wie
van jullie Fransch leert, weet wel. dat de
l'herbe gras beteekent. Nu begrijpen jullie
dezen naam wel.
Zoölogen zeggen, dat volwassen olifanten
ongeveer een halve ton hooi per dag verorbe
ren. Hebben ze dorst dan kunnen ze wel zon
der onderbreking 200 Liter water drinken. En
nu even een raadseltje er tusschen door:
Welk dier praat altijd door zijn neus? Ant
woord: een olifant. Het verschil tusschen Afri
kaansche en Aziatische olifanten zit in de
teenen. Afrikaansche hebben 4 teenen aan
hun voorpooten en 3 aan hun achterpooten.
Aziatische hebben 5 teenen aan de voorpooetn
en 4 aan de achterpooten. Als je naar Artis
bent geweest, schrijf je me maar eens, waar
die oliefanten vandaan kwamen Het grootste
deel van de olifanten heeft ivoor-kleurige
slagtanden, maar in de binnenlanden van
Afrika leven duizenden exemplaren, die bruine
zwarte of rose slagtanden hebben.
Wist je wel, dat er in een olifantenslurf geen
enkel beentje zit? Maar dan 30 duizend spie
ren zorgen voor de beweging. De slurf is zoo
sterk, dat een zware boom er door ontworteld
kan worden en toch is het gevoel, dat aan het
uiteinde zetelt zoo fijn ontwikkeld, dat de
olifant er een speld mee kan oprapen
De snelste olifant loopt niet sneller dan
25 K.M. per uur. Heel eigenaardig is het, dat
er nog nooit een geraamte gevonden is van
een wilden olifant.
f W. B—Z
VERRASSING.
Oplossing.
Hier is de oplossing van de verrassing. Wat
een leelijke oude tooverheks krijg je, hè. als
je de cijfers in volgorde met elkaar verbonden
hebt. Gelukkig maar, dat jelui weten, dat too-
verheksen niet bestaan, dat ze alleen maar in
sprookjes voorkomen: want anders zou je er
bijna bang van worden!
TANTE TINE
NIEUWE WEDSTRIJD: HET GEBROKEN
BORD.
In een klein dorpje, dat midden in een groot
woud lag, woonde een houthakker met zijn
vrouw en zijn zogn Frederik, die achttien jaar
oud was. De houthakker had altijd gehoopt,
dat zijn kind hetzelfde ambacht zou kiezen
als hij zelf; maar toen Frederik grooter
werd, zag de houthakker, dat hij deze hoop
moest laten varen. Want Frederik was teer en
zwak en zijn handen waren zoo fijn,
dat ze van van een prins hadden kunnen
zijn. Wat móest er van hem worden? De am
bachten, die in het dorp gebruikelijk waren,
zouden hem zeker ongelukkig maken. Het was
het' begin van den winter. De boomen waren
kaal en soms viel er zelfs al sneeuw.
Eindelijk was zijn wensch verhoord en
hij zou de wereld zien. Toch vervulde de ge
dachte aan zijn ouders hem met een zekere
droefheid: maar toen hij door het dorp was
en een geheel nieuw gezichtsveld zich voor
hem opende, vergat hij zijn droefheid en
dacht hij alleen aan de toekomst.
Zoo trok hij verder, 's Nachts sliep hij
meestal onder den blooten hemel, ofschoon
het reeds zeêr koud begon te worden. Op een
avond besloot hij in een herberg onderdak te
zoeken. Hij koesterde zich bij het warme
vuur, deed zich te goed aan een kop dam
pende soep en was juist op het punt zich
ter ruste te begeven, toen de deur openging en
een nieuwe bezoeker binnentrad.
Hij was groot en op zijn schouder droeg hij
eén voorwerp, dat heel zwaar scheen te zijn.
De onbekende ging tegenover Frederik zitten
en bestelde ook soep. Toen hij die opgedronken
had, bekeek hij Frederik.
„Jij bent een nieuweling op den weg, dat
voel ik". En toen Frederik'geen antwoord gaf,
ging hij veïder:
„Je hebt waarschijnlijk wat geld; maar ik
wed, dat je er nooit aan gedacht hebt, je
brood onderweg te verdienen. Kijk naar mij.
Ik trek al vele jaren en verdien mijn brood
met harp spelen. Het is een mooi instrument"
En zonder Frederik tijd te laten om iets te
zeggen, haalde hij uit het pak, dat hij op
zijn schouder droeg, een oude, smerige harp
te voorschijn. De onbekende ging zitten en
ontlokte aan het instrument eenige harde
klanken.
„Mooie muziek", zei hij toen met overtui
ging. En hij gaf een teeken van verstandhou
ding aan den herbergier, die stiekum lachte.
„Dat is wat je noodig hebt, jonge man!"
Frederik naderde nieuwsgierig. En terwijl
de onbekende zwerver klaaglijke tonèn aan
het instrument ont'okte. hoorde hij duidelijk
een stem, die zei: „Koop me, koop me vlug!"
Frederik schrok, dacht dat hij verkeerd ge
hoord had; maar daar klonk, heel zacht, nog
maals de stem. Toen aarzelde hij niet langer;
hij haalde een goudstuk uit zijn beurs en zei:
„Ik koop dat instrument". Toen was het de
beurt van de onbekende zich te verwonderen
over het feit, dat hij zoo vlug getriomfeerd
had. Zoo snel hij kon verliet hij de herberg,
bang dat zijn slachtoffer zich nog zou be
denken. De herbiergier lachte luid. Boos boog
Frederik zich over de harp. Zou hij nu toch
beet genomen zijn? Maar daar hoorde hij de
fluisterstem weer, die zei: „Dank!"
Nadenkend streek hij over de snaren en o
wonder, plotseling weerklonk een melodie, zoo
mooi, als Frederik nog nooit gehoord had. De
tranen, die hij niet kon weerhouden, beletten
hem den herbergier te zien, die stond
te luisteren naar de melodie, die in de oude
gelagkamer weerklonk.
Den volgenden morgen begaf Frederik zich
vroeg op weg. Spoedig kwam hij in een groote
stad, waar vele prinsen en prinsessen woon
den. op het marktplein ging hij zitten en be
gon harp te spelen. Het eene wijsje na het
andere.
De menschen bleven stilstaan om te luiste
ren en het eene goudstuk na het andere viel
voor zijn voeten neer. Frederik begreep, dat
zijn harp betooverd was.
Een oude heer, die veel belang in den jon
gen stelde, zei tegen hem:
„Jongeman, jij weet zeker niet. dat de
dochter van den koning ziek is en dat alleen
wonderbaarlijke muziek haar kan redden.
Heel veel kunstenaars hebben het al gepro
beerd: maar zonder succes. Maar jij zult zeker
slagen. Je zult rijkelijk beloond worden. Veel
geluk!"
Dat liet Frederik zich geen twee keer zeg
gen en hij ging dadelijk naar het groote pa
leis. Een soldaat wilde hem beletten binnen te
komen: maar toen hij vertelde, waarvoor hij
kwam, liet men hem gaan. De koning zelf ont
ving hem.
DE DOCEERCLUB.
(Wij kijken uit en denken na)
door W. LASSCHUIT.
Meneer Sla zag wel, hoe hij zijn vroegeren
pupil in verlegenheid bracht. Hij wist heel
goed, dat hij gewoonlijk Stoofsla heette, een
uitvinding van een van de meisjes, die uit
goeden bron had vernomen, dat meneer Sla
vroeger. Stofte werd genoemd, als afkorting
van zijn werkelijken voornaam: Stefanus.
Ziedaar het ontstaan van: Stoofsla
„Kees," ging meneer Sla ineens verder, na
dat het een oogenblik stil in de kamer was
geweest, „late'n we afspreken, dat jullie met
je clubje iederen Maandagavond hier komen
en we noemen haar dan de Doceerclub."
Het is onnoodig te zeggen met hoeveel en
thousiasme dit voorstel den volgenden mor
gen op het schoolplein werd ontvangen.
„Zalig gewoon! Iedere week bij dien schat
van een Stoofsla!" riep Nettie de Vries uit, die
„toegelaten" was als lid van de fiets- nu do
ceerclub.
Er ging bovendien nog een juich op, toen
Kees vertelde, dat hij op de eerste bijeenkomst
zou spreken over de Haarlemsche Kermis.
En het werd gezellig!
Kees achter een imitatie-katheder, meneer
Sla temidden van het kringetje oud-leerlingen.
„Laat ik eerst even zeggen, waaraan wij den
naam doceerclub ontleenen," begon meneer
Sla te openen. „Wij gaan elkaar hier iets ver
tellen, iets wat jullie dezen zomer op je toch
ten hebt gezien, iets, wat zoo in het dage
lij ksche leven je aandacht vraagt, kortom iets
dat belangwekkend is. Jullie weten, dat do-
ceeren eigenlijk onderwijzen beteekent, maar
vergeet niet, dat ik nu eens geen onderwijzer
ben, maar, om bij de woorden van jullie vriend
Kees te blijven, een controleur. Ik ben wer
kelijk getroffen, dat jullie je wilt inlaten met
zoon gewonen leeraar, die in normale om
standigheden strafregel
Meneer Sla kon niet doorspreken, zoo brak
er een gejuich los.
Kees voelde zich werkelijk genoodzaakt te
vertellen, dat ze het allemaal heerlijk vonden
hier iederen Maandag bij elkaar te komen
„en", voegde hij er aan toe: „U bent geen
gewone, maar een buitengewone leeraar".
Het was er uit, voor hij het wist en gaf een
uitbundig gelach.
„Begin nu maar!" lachte meneer Sla mee.
MIES EN TOM
door W. B.—Z.
Al zijn het ook twee dieren,
't Zijn trouwe vriendjes hoor,
Als Tom wat gaat marcheeren
Gaat Mies er ook van door.
Zit Miesje wat te dutten
Dan strekt ook Tom zich uit.
En doet of hij gaat slapen
Die Tom is toch zoo'n guit.
Nu v-s er in de kamer
Een kleine, grijze muis.
Mies dacht die kleine knabbel
Die hoort hier toch niet thuis.
Mies kijkt nu naar de deur toe
En Tom kfjkt naar het raam.
Het muisje kan niet vluchten.
Zij loeren nu te saam.
Maar 't slimme kleine muisje
Was slimmer dan die twee,
Het vluchtte langs den schoorsteen
En nam een worstvel mee.
„Ik had werkelijk een kijkje op de kermis.
Verleden jaar had ik er vijftig cent aan ver
speeld en al had ik nu f 1.50 in m'n zak. ik
voelde er niet veel voor die te „verdraaien" of
te „vertrekken of wat ook. Maar ja, de heele
club ging, dus ik ook. Nu is zoo'n kermis maar
één dag, maar toevallig hoorde ik verleden
week van een ouden, wafelbakker, dat vroeger
zoo'n kermis wel een week duurde. Dan stond'
de Groote Markt vol, de Turfmarkt, Ged.
Oude Gracht, Verwulft, Botermarkt, zelfs in
de Kruisstraat. Je had dan een wafelkraam,
een beignetskraam, een fotografietent, een
Cake-walk, de noodige draaimolens en stoom-
carroussels enzoovoort. enzoovoort.
En waarom is eigenlijk zoo'n beweging noo
dig? Heeft men daar behoefte aan? Ik heb het
me afgevraagd, vóór ik. er itaar toe ging en
toen wist ik er geen'antwoordop, maar nu
weet ik 't. Als je een heel jaar'geblokt hebt
op Wiskunde, plantkunde, dierkunde, aard
rijkskunde. geschiedenis, etcetera, etcetera, en.
er komt dan zoo'n dag, dat er plechtig op het
bord staat geschreven: Ter gelegenheid van
dit er. dat morgen geen school en je weet, dat
daar op de Nassaulaan en op de Voldersgracht
een kermis komt, zooals Haarlem er sinds ja
ren geen gezien heeft, dan is dat een oase in
de woestijn, waarbij die „woestijn" ditmaal al
die geleerdheid is
Het is werkelijk jammer van m'n één gulden
vijftig, maar ik moet zeggen: hij is schoon op!
Ik heb, om precies te zijn. vier en dertig maal
gedraaid, daarbij de „rondjes letterlijker
kan het al niet! van de clubgenooten mee
gerekend en eveneens inbegrepen de lucht-
schommel en dé race-baan, waar ik zoo wat
uitgevallen ben.
In mijn maag en in die mijner clubgenooten
verdwenen negen zuurstokken. Verder trok
ik zeker dertig maal aan een touw, won een
pop. die al meteen uit elkaar viel en „zaagsel
bloedde!" Vijf doozen bonbons met tien cho-
colaadjes per stuk, die natuurlijk niet eens
thuis kwamen, trouwens de pop ook niet. Die
zwom even later in de Nieuwe Gracht. Wat we
verder voor geks hebben'gedaan, weet ik niet
precies meer. maar ik moet eerlijk zeggen:
Het was een dag, die ik niet licht zal vergeten.
Gelukkig, dat er maar één of twee in een jaar
zoo zijn.
Kees zweeg. Een donderend applaus
barstte los en toen het weer stil werd, zei me
neer Sla:
„Kees, ik wou, dat ik met jullie meegegaan
was. Ik had ook nog wat meer dan f 1.50 op
zak. Maar zeg," en hij wendde zich ineens tot
Annie Vermeer, die vlak naast hem zat: ..Jij
was gisterenmiddag de herten aan 't voeren.
Volgende week hooren we van jou natuurlijk
ook iets over die viervoeters
„Lieve grutten!" mompelde Annie.
Iederen avond zal de kleine familie om
het haardvuur en dan ontvouwde Frederik
met zachte stem zijn plannen.
„Lieve ouders", zei hij vaak, „er zijn zoo
veel mooie dingen in de wereld, die ik graag
zou wlilen zien. Laat me gaan. Ik zou zoo ge
lukkig zijn en wie weet, kom ik rijk terug.
Dan zou u niet meer hoeven te werken, vader
en we zouden geen zorgen meer kennen.
Waarom wilt u me niet laten gaan? Ik weet
zeker, dat ik iets bereiken zal". De ouders
bogen het hoofd. Ze wilden hem niet laten
gaan en ze durften hem niet 'terughouden.
Zoó gingen de dagen langzaam voorbij, zon
der dat er iets veranderde. Frederik werd
stiller en stiller.
„Vader", zei hij op een keer, „zeg iets! Wei
ger mij uw toestemming te geven, of laat me
gaan. Zoo houd ik het niet langer uit".
De houthakker zuchtte en terwijl zijn vrouw
haar tranen 'droogde, sprak hij ernstig: „Ga,
mijn zoon en 't geluk zij met je. Ik heb niet
het recht je terug te houden, hoe gaarne ik dat
zou willen".
Toen werden de voorbereidselen gemaakt:
hij kreeg van zijn vader een paar stevige
schoenen en zijn moeder knoopte zijn verdere
bezittingen in een rooden zakdoek. De hout
hakker omhelsde zijn zoon hartelijk bij het
afscheid en gaf hem nog eenige goudstukken.
„Die zul je waarschijnlijk wel noodig heb
ben. mijn zoon", sprak hij ontroerd.
Na een teeder afscheid van zijn moeder,
begaf Frederik zich op weg.
„Als het je gelukt", zei hij, „krijg je de
helft van mijn koninkrijk en mij dochter tot
vrouw. Slaag je niet, dan laat ik je kastijden.
Ben je het daarmee eens?"
„Ja", zei de harp, voor Frederik zijn mond
had kunnen opendoen.
„Ga dan maar mee", zei de koning.
Meer dood dan levend sleepte de jongen
achter hem aan. In welk hachelijk avontuur
had de harp hem gestort? Ze liepen door
lange gangen, tot ze tenslotte bij een deur
kwamen, waarvoor twee pages stonden.
„Hier is mijn dochter", zei de koning.
„Speel maar, dan zal ze wel hooren".
Bevend van angst begon Frederik. Maar
nog nooit, nooit had er uit zijn harp zulke
mooie muziek geklonken. Frederik vergat alles
en als in een droom zag hij de deur opengaan
en een mooie prinses verschijnen. Ze glim
lachte, ze was genezen.
„Jij hebt je belofte gehouden, jonge man!"
riep de koning. „Nu zal ik de mijne houden".
En hij beval, dat er toebereidselen gemaakt
moesten worden voor groote feesten. Frederik
verwisselde zijn armelijke kleeren tegen een
rijk gewaad en hij begreep, dat hij het geluk
gevonden had. En dat alles had hij te danken
aan zijn oude harp. En 's avonds voor het
geheele verzamelde hof liet Frederik zijn
harp zuchten en weenen en niemand had
nog ooit zoo iets moois gehoord.
Het huwelijk van Frederik en de prinses
werd vastgesteld op drie weken later. Toen
was het, dat in de mooie kamers, die Frederik
tot zijn beschikking had gekregen, de harp
een vreemde ongerustheid ten toon spreidde.
Frederik zag het instrument bewegen en
hoorde zelfs eenige klanken.
„Je hebt je ouders nog niet gewaarschuwd
zei de harp, toen Frederik nieuwsgierig, nader
bij trad. „Doe het vlug: want het zou heel
leelijk zijn hen zoo te vergeten".
Frederik stuurde dadelijk een boodschapper
naar het kleine dorp, om zijn ouders op de
hoogte te stellen; maar in zijn hart hoopte
hij, dat ze niet zouden komen; want hij
schaamde zich om te zeggen, wie zijn ouders
waren. Het geluk en de rijkdom hadden hem
een weinig het hoofd op hol gebracht en hij
verbeeldde zich, dat het zijn eigen verdienste
was, dat hij zooveel geluk gevonden had en
hij vergat, dat het eigenlijk de betooverde
harp was, die alles voor hem in orde had ge
bracht.
De dag van het huwelijk brak aan. Frederik
stapte met de mooie prinses in de gouden
koets die hen door de stad zou rijden. En daar
zag hij plotseling onder de toeschouwers zijn
vader en moeder, die hem. met tranen in
de oogen ,de armen toestaken,
„Wie zijn die arme lieden?" vroeg de prinses
verteederd.
Frederik draaide zich om en deed of hij
niets gezien had, haalde de schouders op en
zei:
„Och, arme menschen van het platteland,
denk ik".
Weer teruggekeerd in het paleis, vroeg de
koning hem eenige liederen op zijn harp te
spelen. Maar vreemd, er kwam geen toon uit
het instrument.
Ongerust boog Frederik zich over de harp
heen.
„Zul je spelen als gewoonlijk?" fluisterde hit.
„Nee", zei de harp. „want je bent nog
slechter dan de man, die mij aan jou verkocht
heeft".
Woedend streek Frederik ruw over de
snaren entoen rolde het wonderbaar
lijk instrument in stof uiteen. En tegelijkertijd
zag Frederik, dat zijn gewaad weer veranderde
in de armelijke vodden, die hij eerst aan had
gehad.
„Dat is een bedrieger! Jaag hem weg!"
Lakeien stortten zich op hem en joegen
hem het paleis uit. Terwijl hij weenend door
door de straten liep, zag hij plotseling voor
zich zijn ouders, die diep wanhopig over de
ondankbaarheid van hun zoon naar hun
dorpje terugkeerden. De jongen wierp zich
aan hun voeten en smeekte:
„Vergeef me, vergeef me; maar laat me
niet in den steek; want als ik u kwijt raak,
heb ik niemand meer".
Zoo trokken ze gedrieën naar het kleine
dorpje terug en Frederik kon er lang over na
denken. wat hij te wijten had aan zijn eigen
ondankbaarheid,
LAM.
Het mooie, oude familiebord is in gruzele
menten gevalen. Wie wil het lijmen? knip de
stukjes netjes uit en plak ze dan op een
stukje papier, maar zoo, dat alles aan elkaar
past.
W,
1 December moeten de inzendingen in mijn
bezit zijn. Onder de goede oplossers verloot ik
6 prijzen. Denk aan naam en leeftijd!