EEN KWAJONGEN ALS
HUWELIJKSMAKELAAR.
De ketel van de suikerfabriek .Statendam" te Geertruidenberg is verkocht
aan de asphaltfabriek te Olst. Donderdagmorgen is het gevaarte in de Donge
te water gelaten, om verder naar de plaats van bestemming te worden
gesleept
Twee belangrijke figuren. - Koning George van Griekenland me. generaal Staande op het balcon van het paleis te Athene be-
Kond,lis bij den terugkeer van den vors. op vaderlandschen bodem antwoordt Kon.ng George de toejuichingen der menigte
Mr. de Visser, advocaat-generaal bij
het Gerechtshot te den Haag, is be
noemd tot procureur-generaal bij het
gerechtshof te Arnhem
De keeper van het Ajax-elftal G. Kei
zer is Donderdag te Amsterdam in
het huwelijk getreden met mej. J. P.
^isser de Bloeme. Het bruidspaar
verlaat het stadhuis
Burgemeester A. J van ^errevmn ie
geest. die 25 jaar geleden tot burgemeester
van Oldemarkt werd benoemd, werd Donder
dag te Oegstgeest door jong en oud gehuldigd
Een Italiaansch officier inspecteert een vooruitge
schoven Askari-post aan het Noordelijk front in
Abessynië
Een drogisterij aan den Am-
steldijk te Amsterdam werd
Donderdag door brand ver
woest. - Het blusschingswerk
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
JEFFERY F AR NOL.
17)
„Hist!" herhaalde hij met een langaange-
houden gesis en dan vóór ik zijn bedoeling
zelfs gissen kon ^et vlugge geschitter van
een mes. een plons van de doorgesneden lijn
en de oude boot dreef mede met het getij.
De Imp stond met groote oogen naar zijn
werk te kijken en toen ik opsprong, scheen
iets in mijn blik hem bang te maken, want
zonder een woord te zeggen, keerde hij zich
om en zette het op een loopen.
Maar al mijn aandacht was geconcentreerd
op de boot, die met Lisbeth nog steeds sla
pende. langzaam naar het midden van de
rivier dreef. En terwijl ik er naar keek, dacht
ik met een plotselinge koude rilling aan de
waterkeering, die slechts een kleine halve
mijl verder schuimde en bruiste. Als de boot
daar eens ingetrokken werd
Nu ben ik mij volkomen bewust, dat on
der deze omstandigheden het eenige voor
mij geweest was mijn jas en mijn schoenen
uit te trekken en ..den schuimenden vloed
tegemoet te gaan". Maar ik deed geen
van beide om de eenvoudige reden, dat
ik, eenmaal in voornoemden ..schuimenden
vloed", maar weinig kans zou hebben er weer
uit te komen, want laat ik het feit met
een blos van schaamte erkennen ik ben
geen geoefend zwemmer.
Maar toch bleef ik niet werkeloos, integen
deel. Nadat ik den afstand tusschen de drij
vende boot en den oever beoordeeld had, be
gon ik hard te loopen, zoekend naar wat ik
noodig had. En dan vond ik het vrij gauw
een grooten knoteik, die op den rand van het
water groeide, denzelfden boom met de uit
stekende takken, die reeds in dit verhaal
voorgekomen is.
Na er in gesprongen te zijn. ging ik schrij
lings op den laagsten tak, die over het water
hing. zitten. Ik zag de boot op 'n goede hon
derd yards afstand en terwijl ik daar zat. zag
ik, de eene minuut vol hoop, de andere in
ellendige onzekerheid, haar naar mij toe
drijven.
Mijn bedoeling was op den tak verder te
kruipen tot deze zich onder mijn gewicht bui
gen zou. en mij dan in de boot te laten val
len. Zij was nu dichtbij, zóó dicht, dat ik den
glans van Lisbeth's haar en de punt van
haar bruin schoentje zien kon. Met mijn oog
daarop gericht, wrikte ik mij langs den tak.
die. hoe dichter ik bij het einde kwam. meer
en meer door boog. Daar hing ik nu op een
zeer onaangename manier op en neer en
heen en weer te slingeren in afwachting van
het kritieke oogenblik.
Nooit heeft op deze geheele ronde aarde
iets zoo gekropen als deze boot. Er was een
majestueuze kalmte in haar voortdrijven, die
mij positief zenuwachtig maakte.
Maar aan alle dingen komt een eind en
zoo kwam, langzaam maar zeker, de stompe
boeg in de schaduw van mijn boom. Ik greep
den tak en liet mij op armslengte slingeren;
en toen bemerkte ik. dat ik minstens een
voet te dicht bij den oever was. Ik liet mij
dus nog verder langs den tak glijden, waar
door het mij gelukte boven de boot te komen.
Dan liet ik mij vallen en kwam ik op han
den en voeten in de boot terecht.
Mij oprichten was het werk van een oogen
blik; maar nauwelijks had ik dat gedaan of
Lisbeth sloeg haar oogen op. ging rechtop
zitten en staarde om zich heen
„Waar ben ik?" riep zij uit.
„Op de rivier", antwoordde ik vroolijk. „Een
prachtige middag, niet Lisbeth?"
„Hoe ter wereld ben jij hier gekomen?"
vroeg zij.
„O", antwoordde ik, ,ik zou kunnen zeggen,
dat ik me hierin heb laten vallen".
Lisbeth streek haar haar van haar slapen
en wendde zich met een gebiedend gebaar
tot mij.
„Breng me als het je blieft onmiddellijk
terug", zeide zij.
„Dat zou ik met genoegen doen. maar je
hebt vergeten riemen mee te brengen".
„Maar dan drijven we los rond!" zeide zij,
terwijl zij met angstige oogen naar mij keek
en haar handen zenuwachtig in elkander
sloeg.
..Dat is zoo", knikte ik. ..maar het is heer
lijk weer voor een boottocht, Lisbeth!" En ik
begor. te kijken naar iets. dat als riem dienst
zou kunnen doen. Maar de spoorstokken wa
ren reeds lang weg de oude boot was niet
heel veel meer dan een romp. Een poging om
een plank uit den bodem te trekken, had
slechts een gebroken spijker en bloedende
vingers ten gevolge; ik gaf derhalve mijn
poging op, stroopte mijn mouwen in de hoog
te en probeerde met mijn handen te roeien.
Doch ook dit lukte niet, waarop ik mijn jas
weer aantrok en mijn pijp te voorschijn
haalde.
„O, Dick, kan je niets doen?" vroeg zij met
een dappere poging om de trilling in haar
stem onhoorbaar te maken.
„Met je verlof, Lisbeth, zal ik rooken".
.Maar de waterkeering:" riep zij. „Heb je
de waterkeering vergeten?"
„Neen", antwoordde ik. terwijl ik mijn
hoofd schudde, „die heeft een manier om
zich aan je op te dringen
„O, het klinkt vreeselijk afschuwelijk!"
zeide zij rillend.
.Precies een krachtige wind tusschen hoo
rnen!" stemde ik toe. terwijl ik mijn pijp
stopte. We naderden dat gedeelte der rivier,
waar zij een scherpe bocht naar rechts
maakt: en ik wist heel goed wat aan gene
zijde daarvan lag de rij wit geverfde palen
met het schuim van het ziedende water 1
daaronder. We zouden die bocht binnen tien
minuten om zijn, dacht ik; lang vóór dien
tijd zouden we een boot kunnen zien; zoo
niet welnu, als het ergste gebeurde, kon ik
slechts mijn best doen. Inmiddels zou ik
een pijp rooken; maar ik wil eerlijk beken
nen, dat mijn vingers beefden, toen ik een
lucifer aanstak.
„Het klinkt vreeselijk dicht bij!" zeide Lis
beth.
„Geluid is zeer bedriegelijk", antwoordde
ik.
„De vorige maand Is er nog een boot om
geslagen en een man verdronken", zeide
Lisbeth.
.Arme kerel!" zeide ik. „Natuurlijk is het
*s avonds anders het is dan vreeselijk stil
op de rivier en
„Maar het is midden op den dag gebeurd!"
zeide Lisbeth bijna fluisterend. Zij zat half
van mij afgekeerd en staarde strak naar de
bocht in de rivier, terwijl haar vingers de
afgesneden lijn gevonden hadden en daar
mede begonnen te spelen.
Zoo dreven wij voort, kijkend naar de
voorbijglijdende oevers, terwijl ieder oogen
blik het gebruis der waterkeering luider en
dreigender klonk.
„Dick", zeide zij plotseling, „we kunnen
zonder riemen nooit langs die vreeselijke
plek komen" En zij begon met vingers, die
jammerlijk beefden, knoopen in het touw
te maken.
„O. dat weet ik niet", antwoordde ik met
een onverschilligheid, die mij totaal vreemd
was, „maar we zullen zeker een boot of zoo
iets tegenkomen
.Maar als dat niet zoo is".
„O, maar we zijn er nog niet enhum
laten we nu over visch praten".
..O. Dick". riep zij uit. hoe kan je de zaak
zoo luchthartig opvatten, terwijl we dadelijk
misschien in dat afschuwelijke water rond
drijven. We kunnen die vreeselijke plek nooit
zonder riemen voorbij komen, dat weet je
net zoo goed als ik en o, Dick, waarom
heb je het gedaan hoe kon je zoo krank
zinnig zijn?"
„Wat gedaan?" vroeg ik verbaasd.
Met een plotseling gebaar ging zij op haar
knieën zitten en keek zij mij strak aan.
„Dit!" riep zij en zij hield de doorgesneden
lijn in de hoogte „Dit touw is doorgesne
den! O. Dick, Dick, hoe heb je zoo krankzin
nig kunnen zijn?"
„Lisbeth!" riep ik. „Geloof je, dat ik
..Ik weet het!" viel zij mij in de rede. Zij
wendde zich van mij af en verborg haar ge
zicht in haar handen.
We waren nu niet zoo heel ver meer van de
bocht af. Toen ik dat zag. kreeg ik een in
geving, waardoor ik voor goed zou kunnen
opmaken hoe zij over mij dacht. Terwijl zij
daar met afgewend gelaat op haar knieën
voor mij lag, boog ik mij voorover en nam
haar handen in de mijne.
„Lisbeth", zeide ik. „stel, dat ik de boot
losgesneden en voor een roekeloozen gril als
een dwaas jouw leven in gevaar gebracht
hebzou je het me dan kunnen vergeven?"
Een tijd lang antwoordde zij niet. dan hief
zij heel langzaam haar hoofd op.
„O, Dick", was alles wat zij zeide, maar in
haar oogen las lk bet wonder der wonderen.
„Maar Lisbeth", stamelde ik, „zou je me
nog kunnen liefhebben zelfs zelfs als
door mijn dwaasheid het ergste mocht ge
beuren en wij wij
„Ik geloof niet, dat ik zoo erg bang zal
zijn, Dick, als Jij me zoo wilt blijven vast
houden", fluisterde zij.
Het lawaai van de waterkeering was thans
aangezwollen tot een gebulder, maar toch
schonk ik er weinig aandacht aan; voor mij
was alle vrees opgegaan in een groot, niet te
begrijpen geluk.
.Dick", fluisterde zy, ,je moet me stijf
vasthouden, je moet me niet loslaten, wan
neer wanneer
„Nooit", antwoordde ik. „Niets kan me nu
meer van je scheiden".
.(Wordt ?$rvol«d)