ijft Fit!
Een nachtelijke tocht
naar den Cedeh-top
„Bandoeng Vooruit/'
H.D. VERTELLING
ZATERDAG 30 NOVEMBER 1933
HSARLE M'S D A G B E 'A D
13
In koude en wolken door het tropische oerbosch.
Zoo langzamerhand begin ik weer een beetje
bij te komen van al de emoties na mijn veer-
tiendaagsch uitstapje naar de bergen, waarvan
ik intens heb genoten. Veertien volle dagen
heb ik geleefd in en met de natuur, temidden
van vriendelijke, opgewekte menschen en er is
al dien tijd geen sombere gedachte over mij
gekomen en van dit alles blijft nu de herinne
ring, die dankbaar stemt.
Men vraagt zich in Holland dikwijls af, hoe
1de bergen in Indië er nu eigenlijk uitzien. Het
is natuurlijk moeilijk om daar een antwoord
op te geven, omdat vergelijkingen met bergen
in Europa niet opgaan. Toch hoop ik u een
klein idee ervan te kunnen geven door een
en ander te vertellen van den tocht, dien ik
maakte naar den top van de Gedeh.
Zoo half en half had ik me reeds bij het
opmaken van mijn vacantieplannen voorge
steld dezen tocht te maken, alleen was
de moeilijkheid het vinden van een geschikten
tochtgenoot. Ik had dezen echter in Wonosari
spoedig gevonden. Er logeerde in het hotel een
familie met twee kinderen. Het was niet
moeilijk den man voor het plan van het ma
ken van een tocht naar de Gedeh te winnen.
De hotelhouder zorgde voor een gids en een
koelie om het een en ander voor ons te dra
gen en zoo togen we 's avonds om half elf op
pad. Voorop de inlandsche gids, die in het
dagelijksch leven kleermaker is, achter ons
de koelie met onze zaken op een stok over zijn
schouder. De gids zag er uit alsof hij voor
deze gelegenheid zijn Zondagsche pakje had
aangedaan; een keurig zwarte broek, die tot
halverwege zijn dijen hing. een helder wit
baadje, een kleurige hoofddoek en op bloote
voeten.
Het eerste uur liepen we nog door theetui
nen. het was volle maan en de temperatuur
was heerlijk voor een wandeltocht, maar toen
kwam het oerbosch en werd de tocht moei
lijker. Om ons heen was alles dicht begroeid,
boven ons hingen slechts bladeren en takken
en we gingen langs een paadje, dat net breed
genoeg was voor onze voeten en steil omhoog
ging.
De gids stak een fakkel aan en lichtte ons
bij en met behulp van onze bergstokken he
gleden we uit en op handen en voeten moes-
gleden we uit en op hmanden en voeten moes
ten we voortkruipen. Onze gidsen bleven hun
flegmatieken, gelijkmatigen gang volhouden.
Hun voeten waren als die van apen en met
hun teenen klemden zij zich vast aan boom
wortels. Wij rustten, praatten wat met de
inlanders en zetten onzen tocht weer voort.
Wij kwamen in een wolk terecht, waardoor
alles vochtig was en we een akeligen smaak
in d.-n mond kregen. Mijn tochtgenoot had een
flesch cognac meegenomen voor alle eventua
liteiten.
Nadat hij een slokje genomen had vervolg
den we ons wandeltocht. De weg bleef steil
en het bosch ondoordringbaar; er zijn
oogenblikken, dat we tegen den bergwand
geklemd tusschen hemel en aarde hingen.
Na een poosje kwamen we boven de hin
derlijke wolk en langzamberhand begonnen
we last van de kou te krijgen. Daarom trok
ken we de warme kleeren. die we meegeno
men hadden, er bij aan en kropen we ver
der om warm te worden. Langzaam, heel
langzaam stegen we hooger en hooger. Als
we rustten kregen onze gidsen gauw
last van de kou, hun handen en voeten voel
den aan als klompen ijs. Ik zelf moest vech
ten tegen de slaap.
We hadden geen notie hoe ver we waren.
Om ons heen waren boomen en struiken, bo
ven ons takken en bladeren, achter en voor
ons een smal, smal paadje, steil, erg steil. We
klommen en we rustten, we hadden het koud.
Mijn tochtgenoot nam nog een slokje cognac.
Onze gidsen zeiden, dat we er nu spoedig
zouden zijn. Hoe lang nog? Een uur, twee
uur? Wat weet een inlander van tijd? Gauw
is een rekbaar begrip van twee minuten tot
twee uur. Erg optimistisch was ik niet, maar
ik had ongelijk, want werkelijk zag ik na drie
minuten vóór me een lichte schemering en
even daarna stonden we op een bergweide en
daar lag nu duidelijk zichtbaar in den glans
van het maanlicht de top van de Gedeh.
Het moeilijkste hadden we achter den rug.
Een wonderlijke emotie, na een tocht van
urenlang moeizaam klimmen daar opeens
dat machtige schouwspel voor je te zien. Was
het werkelijkheid wat het maanlicht ons daar
voor de oogen tooverde? We stonden beiden
stil voor hetgeen we aanschouwden. Het was
maar een oogenblik, maar in dat korte oogen-
blik ging ex ontzettend veel door mijn ge
dachten.
Op de bergweide was door een bergsportver-
eeniging een hut gebouwd, waar leden konden
overnachten en mijn tochtgenoot richtte zijn
schreden naax deze hut en rammelde aan de
deur om binnen te dringen. Als een stem uit
een andere wereld hoorden we ineens: „Ja, ik
kom". Daar hadden we niet op gerekend. Een
levend wezen daar boven op den berg! Spoe
dig ging de deur open. Erg slaperig, in pyjama,
stond daar voor ons een jonge man. die ons
vriendelijk tot binnenkomen noodigde We
gingen binnen en maakten kennis met de
vrouw des huizes. Het jonge echtpaar had
voor tien dagen zijn intrek in de berghut ge
nomen. boven de wereld. Warme koffie deed
ons goed. We praatten wat en vertelden wat
er in de wereld beneden was gebeurd en dan
stapten we weer op, want het werd de tijd van
den zonsopgang. Half zes.
De zonsopgang werd echter een teleurstel
ling, want onder ons hingen de wolken, die
ieder uitzicht belemmerden.
We liepen verder over de bergweide. Het gras
was bedekt met rijp, het vroor dus. Het was
dan ook bar koud. De inlanders rilden en bib
berden, Intusschen brak de dag aan en zagen
n we aan alle kanten een dicht wolkendek Bo
ven ons was een egaal blauwe lucht. Weer
klimmen, maar het werd nu een genot, omdat
we hierdoor weer heerlijk op temperatuur
kwamen en omdat de weg niet moeilijk was.
We gingen door laag struikgewas en bereik
ten om ongeveer zeven uur den top.
We waren nu op een hoogte van circa 3200
meter boven den zeespiegel. We bevonden ons
thans ook aan den rand van den krater, maar
deze was opgevuld met een dichte wolk, zoo
dat er niets was te zien.
Voor ons, achter ons, links en rechts wol
ken en nog eens wolken.
We rustten een uur uit, aten wat en aan
vaardden toen den terugtocht, die het mooiste
gedeelte van den heelen tocht moest uitma
ken. Eerst een eind langs den krater dan
weer langs struikgewas naar beneden en na
een uur waren we weer in het oerbosch.
Spoedig bereikten we de grens van het na
tuurmonument Tjibodas. Dit is een gouver
nementsreservaat, waar de natuur door men-
schelijke hulp minder chaotisch is gemaakt.
We zagen typische boomsoorten. Overtollige
takken en bladeren waren weggekapt, de pa
den waren gemakkelijker te bewandelen, ook
veel minder steil. Het loopen was een genot,
het'ademen een bevrijding.
Toen we rustten deden onze gidsen een
tukje. Op den heenweg waren zij ons de baas.
nu legden ze het leelijk af.
We passeerden op den verderen daaltocht
warm-water-bronnen. Uit den bergwand liep
kokend water naar beneden. Ik brandde er
mijn vingertoppen aan.
We liepen in een rustig tempo, volop ge
nietend van alles wat er om ons heen te zien
is. Even nog kwamen we door de wolk, maar
dat duurde gelukkig niet lang. Van tijd tot
tijd zochten we een mooi plaatsje uit om te
rusten en zoo bereikten we tenslotte tegen
half drie het einddoel van onzen tocht, het
hotel Sindag laja. Ruim zestien uur waren we
onderweg geweest.
In het hotel dronken we een kopje koffie
en maakten een praatje met den beheerder,
die ons vast voor halve idioten versleet. Wij
gaven hem echter geen kamp en toonden hem
dat hij het met zijn dikke buik niet zou na
doen.
Hij zorgde er desniettegenstaande voor, dat
we aan een auto kwamen, die ons naar huis,
dat wil zeggen naar Wonosari moest terug
brengen. Om kwart over vijf waren we weer
terug op ons punt van uitgang. Na een heerlijk
warm bad zaten we voor tafeltijd nog wat op
te snijden.
Maar aan tafel werden we wel stiller. Eerst
zaten we te knipoogen, toen werd het knik
kebollen en tusschen dessert en vruchten ver
dwenen we naar bed
T. R.
Een mooi stuk werk, in moeilijke tijden volbracht.
Bandoeng staat allang bekend om zijn
prachtige omgeving, maar dat is vooral te dan
ken aan het feit. dat een net van uitstekende
autowegen gelegenheid geeft de mooie punten
in de omgeving snel te bereiken en rustig te
genieten. Vroeger waren het in hoofdzaak de
groote wegen naar Soekaboemi. Cheribon. Ma
labar en Garoet, met tal van zijwegen, die tot
uitstapjes nooden. Daarbij kwam als verleng
stuk van den weg naar Lembang, die naar den
kraterrand van den Tangkoeban Prahoe, de
eerste weg, die in staat stelde een vulkaan
krater met werkende zwavelbronnen per auto
te naderen; een weg door lachende rijstvel
den, door weelderige plantages en door de
pracht van het oerwoud. Een weg, die velen
in moeilijke dagen nader tot de natuur moest
brengen, rust en vrede geven door het reine
genot van bijna ongestoorde natuur. En die
het verlangen moest wekken meer dergelijke
uren te genieten, panorama's te zien openen,
die het hart sneller doen kloppen van vreugde
over zooveel schoonheid, ófhet even stil
doen staan bij het plots aanschouwen van dat
adembeklemmende, grootsche en ontzagwek
kende doode gat in het hart van den berg.
Die kale wanden, die volkomen levenloosheid
te midden van de weelde van het oerbosch.
de stilte slechts verstoord door een licht bor
relen. een suizen, de werking der doodaan-
brengende solfatoren daar beneden.
Duizenden, wien de klim vroeger te zwaar,
te vermoeiend, onmogelijk was, hebben thans
aan den rand van den krater gestaan. Met
zeer verschillende gevoelens. Jubelend van
vreugd over den schoonen vacantiedag, dron
ken van zon en licht deden ze de kale wanden
den lach der jeugd weerkaatsen. Anderen vol
ontzag, eerbiedig rondziend over dat groot
sche werk der natuur, over die zoo nabije
dreiging, zoo meesterlijk in het oerwoud ver
borgen. En hoofdschuddend zijn ze terugge
gaan, dankbaar, dat de vulkaan reeds zóó lang
rust, zóó zelden slachtoffers maakt. En de
jeugd is voortgestormd langs den kraterrand,
heeft het pad gevonden door het bosch om
laag, gespeeld met de dampstralen van de
Kawah Domas en toch ook veel van de intieme
schoonheid van het bosch genoten. De Drahoe
was het mooiste en geweldigste, dat van Ban
doeng uit voor iedereen bereikbaar was. Maar
dit zal niet lang meer zoo zijn. Bandoeng wil
vooruit, op een manier deze stad waardig. En
vaardige handen maakten het plan, voort
varend werd de uitvoering onderhanden geno
men en nog dit jaar zal de Papandajanweg een
feit geworden zijn. Enkele bevoorrrechten ne
men al vast een kijkje. En genieten!
Die weg over Tjiparaj, waar de rijstvelden
spiegelend afdalen in het dal moest toch ook
voor wie Indië kent, altijd weer mooi zijn.
Ongemerkt stijgen wij hooger en hooger. tot
we in de thee komen met af en toe een stukje
zwaar bosch, dat den naam van oerwoud nog
verdient. Maar de thee krijgt steeds meer de
overhand en aan die thee. en wel speciaal de
samenwerking met de onderneming Sedep is
het te danken, dat men thans in korten tijd
zooveel heeft kunnen vorderen. Iedereen weet
hoe ondernemingswegen vaak heele landstre
ken geopend en voor den pleizierganger toe
gankelijk gemaakt hebben, zij het natuurlijk
met de noodzakelijke restricties; tot het Gou
vernement ze overnam tot heil van de heele
streek. En zoo zal het ook bier wel gaan.
De onderneming Sedep bevat een stel zeer
goede autowegen, die kilometers ver in de
goede richting gingen. Hier moest natuurlijk
hier en daar wat aan verhard en verbreed wor
den, maar het groote voordeel was, dat het
nieuw aan te leggen en dus kostbaarste ge
deelte zeer kon worden bekort. En daarbij
kwam het niet te onderschatten tweede voor
deel, dat op de plantage vooral in dezen dro
gen tijd werkvolk te over was en dus met goed-
koope en reeds ter plaatse aanwezige krachten,
meteen met volle vaart kon worden begonnen.
Die vaart is vooral te danken aan den Hoofd
administrateur van „Sedep", den heer Bert-
ling, die met het bestuur van ..Bandoeng Voor
uit" gerust de schepper van dezen weg mag
worden genoemd.
Nog vóór we de thee verlaten kruist de weg
een ravijn, waarin hij met een langen slinger
afdaait. Dadelijk dringt zich de prachtige
wilde plantengroei van deze streken op den
voorgrond, waaronder de boomvaren wel een
eerste plaats inneemt. Een buitengewoon
mooie plant toch, die mij telkens weer bewon
dering afdwingt. Ondertusschen beginnen we
aardig te stijgen en als het open theeveld weer
vóór ons ligt, zien we het begrensd door een
oerwoudrand, die zich voortzet in de beboschte
hoogten van de berggroep voor ons. Eén daar
van moet de Papandajan zijn, maar zijn kra
ter opent zich meer naar het Oosten en dus
van hier onzichtbaar. Hier eindigt de onder
nemingsweg en neemt het bosch ons voorgoed
in zich op.
Als over een paar jaar de plantengroei zich
wat hersteld heeft van dat ruw ingrijpen van
den mensch zal het een groot genot zijn, door
dit hoogopgaande bosch te rijden. Maar ook
dat duurt niet lang. De weg begint sterker te
stijgen en een vaardige hand moet hier de
piketpaaltjes hebben uitgezet. Elke bocht
opent nu nieuwe vergezichten. De planten
groei wordt lager, neemt meer den struikvorm
aan om eindelijk in eigenaardige lage Vacci-
nium-boschjes, de typische begroeiing van
eiken vulkaantop, over te gaan.
Maar voor het zoo ver is treft nog weer iets
aardigs ons oog, iets wat vooral den vreemde
ling, den totok zal interesseeren. n.l. de be
huizingen der koelies, die aan den weg wer
ken, steenslag maken enz. Zoo primitief en
tegelijk zoo practisch en gezellig, zoo volkomen
voldoende voor eenvoudige en tevreden men
schen. Om die tevredenheid zou je den Inlan
der kunnen benijden. Midden in de struikvege
tatie eindigt de weg nog plotseling, al schiet
hij eiken dag meters ver op. Wij moeten verder
loopen. Mogen loopen moet je eigenlijk zeg
gen, want het is een genot in die heerlijke
frissche berglucht. Onder het kreupelbosch
staan allerlei aardige varentjes, sommige ook
typisch voor vulkaanbergen. Op de open plek
ken staat de Javaansche Edelweisz en overal
de adelaarsvaren. Onze oude Hollandsche
vriend, die in' den schuindoorgesneden wortel
den Duitschen adelaar vertoont. Ook de tropen-
varen Gleichenia hangt vaak over ons pad met
De groote schoorsteen van.den Papandajan werkt steeds door.
Op den voorgrond een heete modderbron.
zijn lange kruipende stengel, wolfsklauwen
trekken de aandacht en verscheidene mooie
bloeiende planten. Dat is zeker ook een groote
aantrekkelijkheid van den Papandajan. die
graspiekjes met hun aardigen plantengroei,
zoo uitermate geschikt voor een picnic, een
zonnebad, een middagslaapje of een stoei
partijtje, net naar dat het in den zin komt.
Zoo wordt ongemerkt het hoogste punt be
reikt en zien wij plotseling neer in het breede
ravijn, waarin een 100 jaar geleden het ongeluk
plaats had.
Geheel onverwacht zonder eenige waarschu
wing werd een geweldig stuk van den berg
wand opgeblazen en stortte neer op een paar
Inlandsche dorpen, waarvan bijna niemand
de uitbarsting overleefde.
Thans gaapt het gat in den bergwand en dat
daar beneden Vulkanus nog flink aan het
smeden is (Papandajan be teekent smidse) dat
getuigen de rookwolken, stoom en zwaveldam
pen eigenlijk, die met sissend, meer brullend
geluid uit den bodem ontsnappen. Een hek
senketel hoor, die Papandajan! Uitkijken
daar! De bodem is verraderlijk ondermijnd
door modderbronnen en solfatorenwerking. En
als de wind even om den grooten schoorsteen
draait, aan is het vaak te laat om de beenen
te nemen, omdat de stoomwolken het uitzicht
beletten en de zwaveldampen de oogen doen
tranen. Voorzichtig zijn is de boodschap. Dit
prachtig stuk werk, deze nieuwe weg. moet
geen slachtoffers gaan eischen. En denk er om
dat bij den krater de weg ophoudt, maar dat de
natuur nog verder gaat. En dat is weer een
van de mooie dingen van den nieuwen weg,
dat ze de wandelaars en bergsportmenschen
plotseling in het hart van hun terrein brengt
en zij van daaruit nieuwe tochten en explo
raties kunnen beginnen.
De terugtocht is minstens even mooi als de
heenweg. Gaat de blik eerst omhoog, vol ver
langen naar de blauwe bergen in de verte, op
den terugtocht zweeft hij tientallen kilometers
voor ons uit, in oneindige panorama's telkens
nieuwe schoonheden ontdekkend. Ook hierin
zal de nieuwe Papandajanweg dien naar den
Prahoekrater verre overtreffen. Dus, ..Ban
doeng Vooruit", gelukgewenscht met dit prach
tig stuk werk en.... een goede afloop, ook
financieek van het aangevangen reuzenwerk,
moge uw^eel zijn.
Terug gaat het weer over Sedep. maar dan
zwaaien wij links af, om over het prachtige
Pangalengan weer naar Bandoeng te rijden.
Maar wie dezen tocht vol genieten wil, die
knoope er nog een zijsprongetje aan vast. Een
lunch of een kop thee in heldere maannachten
een souper op Tjileuntja, aan het aardige meer,
waar stapelwolken torenen boven grazige wei
landen met Hollandsche koeien, dat is het
eenige waardige slot voor een Papandajan-
tocht. Probeer het eerstdaags eens, de weg is
reeds heel ver berijdbaar en een kwartier
loopen geeft u al het gezicht op den krater.
En uw conclusie zal zijn: Hij heeft al weer
gelijk!
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN.
Ik ga weer tennissen.
„Ja luister eens hier lieve kind, dat opge-
schep van jou moet nu maar eens uit zijn. Hier
heb je een racket van het vorig jaar. Het is nog
best. j ij zult er nog goed mee kunnen spelen",
zei m'n vriendin en haar nadruk op j ij was
beïeedigend. Ik keek zuur en ze ging door „je
hoeft niet zoo de gekrenkte majesteit uit te
hangen! Je denkt toch zeker niet dat je kunt
gaan singelen met Timmer als je in tien jaar
geen racket hebt vastgehouden? Je praat nu
zeker al drie jaar lang over wat je zult gaan
doen; je zult van den zomer gaan roeien, je
zult gaan zwemmen, je zult gaan tenissen, je
zult vroeg opstaan en bij de radio gymnastic-
keren, je zult dagelijks gaan wandelen voor de
lijn en het eenige wat je doet is breien en
dichtgroeien!"
„Je bent niet wijs! Dichtgroeien! Maat 42!
Honderd en dertig pond!"
„Ben je zeker, dat het geen kilo's zijn?"
„Je bent klassiek kind, met je opmerkingen!
Al in de vroege oudheid waren vriendinnen ve
nijnig en jaloersch."
„Dat houdt leven in de brouwerij. Maar in
ieder geval kun je nu geen smoesjes meer ma
ken over de duurte van een goed racket, want
een racket héb je dus. Tennisschoenen ga je
onmiddellijk koopen en een trainer bel ik op
ditzelfde moment op".
„Een trainer? Zeg, is het jou bekend dat er
zooiets als malaise heerscht?"
„Juist daarom moet je zoo'n jongeman wat
laten verdienen, daar doe je maatschappelijk
werk mee."
„Oh."
Ik vraag U,. wat kun je daar meer op zeggen
dan „Oh." Kórt en domweg „Oh"?
Ik voor mij vond niet dat er een trainer noo-
dig was, als ik even een paar balletjes sloeg
was ik er zoo weer in. Maar tenslotte zou ik
een paar lessen kunnen nemen, dat kon nooit
kwaad.
In compleet tennisgewaad stapte ik naar de
baan, waar een jong mannetje vroeg of ik wel
eens eerder een racket had vastgehouden. Ik
gaf niet veel antwoord in m'n gekrenkte trots
en lachte veelbeteekenend. Eens kijken of dat
kereltje over een uur niet wat meer respect
zou hebben! Hij dacht zeker dat ik een ouwe
bok was, omdat ik nu toevallig die paar
jaartjes ouder was! „Spelen we een geregeld
partijtje?"
„Nu mevrouw, ik had gedacht eerst een paar
balletjes aan te gooien, dan kunt U even in
slaan".
„Best. Forehand? Backhand? Hoe moet ik
ze teruggeven?"
„Eerst maar forehand, mevrouw. Dan kan ik
uw slag even contro'.eeren."
Wat een zacht balletje! Dat zou ik eens even
terugmeppen! Rang! De lucht kreeg een
striem, maar de bal vioog door! Gewoonweg er
naast geslagen! Ook een figuur! Weer zoo'n
zachte bal! Die zou me niet ontgaan! Met een
sprong vloog ik hem tegemoet, kon m'n racket
niet meer uithalen en miste weer.
Ik spiedde naar het jonge mannetje, maar
zijn gezicht bleef ernstig. Toch wel een nette
vent!
„Niet zoo heen en weer loopen mevrouw' Ik
gooi ze U wel toe! Als U zoo uitloopt komt U te
dicht op den bal!"
„Juist ja. 't Moet nog even wennen."
„Natuurlijk mevrouw".
Weer een bal. Als een stationschef stak ik
m'n racket uit en ei ziet, 't was raak en de bal
Oefening 141. In een film-
blaadje zagen we dezer dagen
een aardige oefening, die wij
ook maar eens moesten pro-
beeren. 't Is een mooie ge
legenheid om eens te onder
zoeken. hoe het nu met uw
lenigheid staat! We strooien
een doosje lucifers rondom
onze voeten leeg, en zetten
het doosje ook dicht bij ons op den grond. NU
het doosje weer vullen, door diep voorover te
buigen. Maar de beenen blijven recht: geen
moment de knieën buigen, want daar gaat het
nu juist om. 't Is moeilijker te maken, door de
lucifers in een wat grooteren kring te strooien.
Oefening 142 is
weer een heel een
voudig, maar uiterst
nuttig oefeningetje.
Knielend op één
knie met het andere
been naar voren, la
ten we het boven
lichaam langzaam
achterover gaan.
Met gestrekten arm
een tikje op den
grond, waarbij de
andere arm in de
hoogte wordt gehouden. Daarna wisselen en
vijftien maal herhalen. Probeert U nu ook nog
eens wat verder weg den grond te raken.
Oefening 143 is een prachtige rugspieroefe-
ning. Een van beiden gaat op de knieën lig
gen. waarbij de andere hem steunt door rie
hielen vast te houden. Nummer één strekt de
armen omhoog en laat zich langzaam zakken
tot het lichaam en armen horizontaal gekomen
zijn. Maar nü begint de eigenlijke krachttoer
pas. want als nummer één zoo ver is. probeert
hij nog wat verder naar voren te reiken. Zoo
prachtig als het op de teekening staat, zal het
wel niet lukken. Ziet u maar eens. hoe ver u
komt. En natuurlijk ook wisselen van functie,
want er is nog heel wat kracht voor noodig
om die voeten naar beneden gedrukt te hou
den.
De teekening bij nummer
144 is wel héél optimistisch.
't Is wat overdreven voor
gesteld om de bedoeling van
den sprong goed duidelijk te
maken. Maar als u half zoo
ver komt als de teekening
aangeeft, mogen we al heel
tevreden zijn! We springen
hoog op. en terwijl we in de
lucht zweven, worden de
beenen zijwaarts getrokken.
De knieën moeten natuurlijk
recht blijven, zoodat de buiging tot het lenden
gedeelte beperkt blijft.
Doet u het ook een paar maal naar den an
deren kant?
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O.
kaatste terug. Triomfantelijk keek ik naar den
trainer.
„Goed zoo mevrouw. Maar nu moet U den
volgenden bal eens slaan."
Slaan! Was de bal over het net of niet? Dat
was toch zeker de hoofdzaak!
„U moet draaien in uw heup mevrouw. Kijk
zoo!"
Een slag als een kanonschot. Aha, zoo! Klei
nigheid!
„Neen, U draalt op het rechterbeen! U moet
op het linker draaien! U steunt op den linker
voet en de rechterheup zwaait met den slag
mee!"
Draaien en steunen op een voet en dan nog
een bal raken! Hoe heb ik vroeger ooit ge
tennist?
„Uw racket hoog in den slag brengen me
vrouw! Kijk U legt het als het ware aan! Naast
den schouaeT en aan met een zwaai rond!"
„Dat leer ik nooit! Vroeger heb ik het toch
ook nooit zoo geleerd?"
,Ja mevrouw, toen lette men daar niet zoo
op maar als U nu toch weer gaat tennissen,
kunt U het beter meteen goed doen. U moet
niet zoo aaien, U moet slaan, nijdig slaan!
Doet U maar net of U kwaad bent en een ve
nijnige mep wilt geven."
„Vooruit dan maar. gooit U maar op"
Ik behoefde niet te doen alsof, want ik was
kwaad, gewoonweg razend was ik! Sloeg ik
me daar een figuur!
Wacht daar kwam dat eigenwijze Kleine
ronde balletje. Kom jij maar epns hier. dan
zal ik je een mep geven! Het balletje kwam en
ik mepte. Een hooge noot van trillende snaren,
een suizing door de lucht en een hemelreis be
gon. Over het hek ging het, dwars door de
straat regelrecht op een winkelruit aan. De
ruit werd doorboord en een kunstige pyramide
van blikjes perziken en abrikozen verloor het
evenwicht.
Onschuldig en wit lag het balletje in de
hand van den kruidenier die boos leek te zijn
en die harde woorden riep over schadevergoe
ding. Ik probeerde uit te leggen dat de trainer
gezegd had dat ik hard moest slaan en dat. ik
dit bevel had opgevolgd, maar het kon zijn
hart niet vermurwen en hij bleef boos en ru
moerig.
Om hulp zoekend keek ik den trainer aan
en deze sprak „ja mevrouw, U sloeg te hard
en Uw racket was open en U draaide niet in
Uw heup en wat U draaide was nog op den
verkeerden voet. bovendien hebt U Uw racket
niet snel genoeg in slag gebracht, zoodat U den
ba! niet vóór U. maar opzij raakte".
Tien minuten later heb ik m'n vriendin op
gebeld en haar beleefd en heel vriendelijk ver
zocht de restanten van wat eens een racket
was. bij me weg te halen, aangezien zelfs de
versplinterde overblijfselen me doomen in het
oog waren.
M'n dochter heeft de schoenen geërfd voor
gymnastiek en het woord tennis" is in mijn
huis verboden. Ik ga nu „blijft fit" beoefenen
voor de lijn, het lijkt me minder gevaarlijk en
er is geen mannetje bij, dat je uitlacht, terwijl
je den kruidenier kunt laten bellen.
HELEN,