EEN KWAJONGEN ALS HUWELIJKSMAKELAAR. Drie kleine kleutertjes FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. 18) Terwijl ik het zeide, sloeg ik mijn oogen op en toen ik dat deed, zag ik iets, dat den geheelen stand van zaken wijzigde iets, dat in een oogwenk de tragedie in een co- medie veranderde: een boot kwam langzaam de bocht om. „Lisbeth, kijk op!" Met een zucht en ter wijl haar handen zich nog vaster in de mijne klampten en een angstige uitdrukking in haar ogen te lezen was. deed zij hel. Dan veranderde eensklaps alles: haar bleeke wangen werden vuurrood en zij liet zich uit mijn armen glijden: en daarna merkte ik op, hoe haar blik angstvallg den mijne ver meed. De boot kwam langzaam naderbij: ik riep haar aan en eindelijk wist zij naast ons te komen. „Wat een ongeluk?" vroeg de roeier „Iets dergelijks", stemde ik toe. „Wilt u zoo goed zijn ons even naar den wal te brengen?" „Met alle soorten van genoegen!" grinnik te hij. En nadat hij de lijn vastgebonden had. roeide hij ons naar den kant. Dan grin nikte hij weer, wuifde met zijn hoed en roeide verder. Ik maakte de boot vast en wendde me dan tot Lisbeth. Zij stond naar de waterkeering te staren. „Lisbeth", begon ik. „ik dacht, dat het eind geweest zou zijn", zeide zij met een rilling. „En op zulke oogenblikken", voegde ik er aan toe. „zeg je soms dingen, die je onder gewone omstandigheden niet gezegd zoudt hebben. Lieve, ik begrijp het volkomen volkomen en lk zal probeeren het te ver geten je behoeft niet bang te zijn". „Denk je, dat je het kan?" vroeg zij, ter wijl ze me recht in de oogen keek. „Ik kan het slechts probeeren", antwoordde !k. En terwijl ik dat zeide, meende ik een flauw spoor van het kuiltje bij haar mond te zien. We liepen naast elkaar het rivierpad te rug. meestal zwijgend, maar meer dan eens betrapte ik er haar op. dat zij heimelijk naar mij keek. „En?" vroeg ik eindelijk. „Ik vraag me af waarom je het gedaan hebt, Dick. O, het was laag, wreed gezien! Hoe heb je het kunnen doen?" „Och" en ik haalde mijn schouders op, terwiil ik den Imp innerlijk vervloekte. „Als ik niet gezien had. dat het touw door gesneden was. zou ik gedacht hebben, dat het een ongeluk was". „Natuurliïk". „En hoe ben je in de boot gekomen?" „Ja, ik ben er in gekomen". „En toch kan ik nauwelijks gelooven. dat jij willens en wetens ons beider levens mijn leven In gevaar zoudt brengen". .Een man.dle zoo iets doen zou", riep ik uit. medegesleept door den hartstocht van het oogenblik. „is een een „Ja", zeide Lisbeth vlug. „dat zou hij". En geen vergiffenis waard zijn". ..Neen", zeide Lisbeth, „natuurlijk niet." .En's begon ik weer, maar ik hield, toen ik haar onderzoekenden blik zag, op. ,En je hebt het me vergeven. Lisbeth", eindigde Ik. „Heb ik dat?" vroeg zij met gefronste wenk brauwen. „Heb je het dan niet?" „Niet. dat ik me herinneren kan". „In de boot?" „Ik heb het nooit gezegd". „Niet met woorden misschien, maar je hebt het toch heel duidelijk te kennen gegeven". Lisbeth was wel zoo vriendelijk om te blozen. „Moet ik uit dit alles opmaken, dat je me geen vergiffenis geschonken hebt?" „Niet vóór ik weet waarom je zoo'n dolle, ondoordachte streek uitgehaald hebt", ant woordde zij met die vastberadenheid, welke ik zoo goed van haar kende. Dat ik de verantwoordelijkheid voor de schelmstreken van den Imp op mij zou ne men, was belachelijk, en onrechtvaardig en verkeerd zou het ook zijn, want als ooit een jongen straf verdiend had. dan was het de Imp. En toch, waarschijnlijk, omdat hij de Imp was of om die schooljongenseer, welke „verklikken" verbiedt en die ook ik nog in mij voelde, bleef ik zwijgen. Toen Lisbeth dat begreep, keerde zij zich om en ging weg. Ik bleef staan waar ik stond met gebogen hoofd en in een houding, die aan onschuld, gebroken verwachtingen en berusting deed denken, maar vergeefs: zij keek niet één maal om. Maar al mocht ik dan ook marte laar zijn, de wetenschap, dat ik mij geofferd had op het altaar der vriendschap, vervulde mij met een behaaglijk gevoel van bewuste deugd. Doch hoe dit zij. daar ik slechts een mensch was, ging ik zitten, stopte mijn pijp en begon nogmaals den Imp te vervloeken. „Hist!" Een kleine gestalte sloop van achter een boom vlak bij mij en zie! het voorwerp van mijn „overpeinzingen" stond voor mij. „Imp", zeide ik „kom hier!" Hij gehoor zaamde onmiddellijk. „Toen je dat touw door sneed en Tante Lisbeth weg liet drijven, heb je zeker niet gedacht aan den man, die een maand geleden in de waterkeering ver dronken is?" „Neen", antwoordde hij verbaasd. „Neen, natuurlijk niet", stemde ik toe, „maar dat neemt niet weg. dat het jouw schuld niet is, dat je Tantle Lisbeth niet net als hij verdronken is". „Oh!" riep de Imp uit en zijn geliefde boog viel uit zijn krachtelooze handen. „Imp", ging ik voort, „het was heel slecht van je om dat touw door te snijden, een ge- meene, lage streek. Vind je ook niet?" „Ik geloof het wel. Oom Dick". „Vind je niet, dat je gestraft moet wor den?" Hij knikte. „Prachtig! Ik zal je zelf straffen. Ga een mooi, recht takje voor mij snijden!" En ik gaf hem mijn open mes. Met van verbazing groote oogen deed de Imp wat hem gezegd was en weldra hoorde ik een kraken en afbreken van takken. Vrij gauw kwam hij er met drie terug. Het lemmet van mijn mes was afgebroken, waarvoor hij zich wel twintigmaal excuseerde ,Nu", zeide ik, terwijl ik b*t voor het doel meest geschikte wapen uitkoos, „ga lk je met dezen stok slaan dat wil zeggen, als je vindt, dat je het verdient". „Is Tantie Lisbeth heusch bijna verdron ken?" vroeg hij. „Het heeft maar heel weinig gescheeld en zij is slechts door een toeval gered". „Sla me dan maar. Oom Dick", zeide hij. De stok zwiepte en viel één tweemaal. Ik zag zijn gezicht vuurrood worden en de tranen in zijn oogen springen, maar hij gaf geen kik. „Heeft het je erg pijn gedaan. Imp?" vroeg ik, terwijl ik den stok weggooide. Hij knikte, want hij durfde niets zeggen, terwijl ik mij omkeerde om mijn pijp aan te steken, waarvoor ik drie lucifers noodig had. „Oom Dick", barstte hij eindelijk uit. dap per tegen zy'n snikken worstelend, „het het spijt me vreeselijk". „O. het Ls nou weer in orde, Imp. Geef me een hand!" Blijde drukten zijn kleine, vuile vingers in de mijne en ik geloof, dat op dat oogenblik een nieuwe vriendschap tusschen ons geboren werd. „Wat, Imp, lieveling, huil je?" riep een. stem en Lisbeth lag op haar knieën voor hem. „Ja, ik huil omdat het me zoo vreeselijk spijt en Oom Dick mij geslagen heeft en ik zoo blii ben". „Je geslagen?" riep Lisbeth, terwijl zij hem dichter tegen zich aan drukte en mij aan staarde. „Je geslagen? Hoe heeft hij het ge durfd? Waarom?" „Omdat ik het touw doorgesneden heb en de boot met u heb laten wegdrijven en u hadt kunnen verdrinken in ae waterkeering. En ik ben heel blij, dat Oom Dick mij ge slagen heeft!" „O-o-o-h!" riep Lisbeth uit en het was in derdaad een langgerekt „oh!" „Ik weet niet hoe ik er toe gekomen ben", ging de Imp voort. ,Jk vermoed, dat het mijn nieuwe mes was het was z55 mooi en scherp, zie je?" „Maar he* :s nou ir. oxO*. Imp", zeide ik, terwijl ik op een bijzonder onhandige manier «en lucifer zocht. „Als je het mij vraagt, aan geloof ik, dat we allemaal betere vrien den zijn dan ooit of moesten zijn. Als ik jeu was, dan zou ik nog meer van je Tantie Lisbeth gaan houden dan vroeger en goed voor haar zorgen. En nou ga nou met haar thee drinken, Imp, en let er op dat zij goed eet". Ik nam mijn hoed af en ging weg. Maar vóór ik een yard verder was. was Lis beth naast mij en lag haar hand op mijn arm. „We gaan op hetzelfde oude plekje thee drinken onder de boomen. Als jij soms wil je?" „Hé ja, Oom Dick!" riep de Imp. „Ik zal aan Jane gaan zeggen dat ze voor jou ook een stoel neerzet". En weg was hij. „Ik heb hem niet heel hard geslagen", zei de ik, om een eenigszins pijnlijke stilte te verbreken, „maar er zijn sommige dingen, die een gentleman niet doen kan. Ik geloof wel, dat hij het nu begrijpt". (Wordt vervolgd). Door den grooten regenval der laatste dagen is de trambaan nabij Doorn Een snapshot genomen tijdens de biljartkampioenschappen cadre 71/2 PiS l4 °Pden. tweeden dag van de steeple chase te «edeeltelijk overstroomd. d= ^eveljkheid van in- an happen die Vrijdagavond te Amsterdam begonnen zijn Newburï (EnLl:ne«nd0driaaU.rhind9arn":s0nnen- De opening der Fransche Kamer was Donderdag belangrijker dan anders in verband met de vertrouwenskwestie, welke door de regeering gesteld werd en waarbij Laval in de meerderheid is gebleven. Een overzicht van de openingszitting De Braziliaansche puma in de Londensche diergaarde ge bruikt zijn middagmaal en wenscht daarbij niet gestoord te worden Door het springen van een band reed Vrijdag een luxe auto van den Kanaal- weg te Overschie en kwam in het lager liggende polderland terecht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 18