mm ZATERDAG 30 NOVEMBER 1935 H A" A R E E M'S D A G B E A D IJ! AAN ALLEN! Waar kan ik nu eigenlijk anders over schrij ven dan over Sinterklaas? Daarom lieb ik dit heele nummer van Onze Jeugd aan den goeden bisschop gewijd. Het Sint-Nicolaas- feest is voor ons, Rubriekertjes van Haarlem's Dagblad een heel bizonder feest, omdat we nu eens niet alleen willen denken aan eigen ple zier, aan wat wij wel allemaal zullen krijgen, •maar ook aan anderen, die iets missen, wat wij bezitten. Als 't 5 December is, dan zullen we ons zeker heel even in stilte verkneuteren, omdat we denken aan een ziek kind in een onzer ziekenhuizen, of aan zoo'n arm kleu tertje in de kinderbewaarplaatsen, of aan zoo'n arm zwervertje van de Lichthoeve. Gie nu dien avond allemaal plezier kunnen hebben, omdat wij wat voor ze hebben ge maakt of iets voor hen hebben afgestaan. Wij zijn dan allemaal Sint-Nicolaasjes geweest. Misschien heeft de goede Sint zelf nooit wat gekregen, maar zijn gezicht straalt toch altijd van blijdschap, omdat geven zijn lust en zijn leven was. Laten wij altijd Sint-Nicolaas blijven vieren. Het is het feest voor ons allen. In alle landen kent men hem, al viert men dan ook op ver schillende wijzen feest. In België viert men feest als bij ons. De kleintjes zetten ook daar op den 5en December hun schoentjes bij den schoorsteen met hooi en brood voor het paard. In de Ardennen en in Henegouwen zet men een mandje klaar. In 't Zuiden van België worden groote papieren zakken met handvat ten klaar gezet. Een Vlaamsch Sinterklaas liedje luidt: Sin te N'klaes capoentjen, Bringde wat in mijn schoentjen, Een appelken of een citroentjen, Zoo het alles daarin niet kan, Bind het met e koordeken daaran. De stoute bengels ontvangen ook daar de roe. In Belgisch Brabant zetten de dienst meisjes in de keuken hun schoenen klaar. In Engeland en Duitschland wordt lang niet zooveel aan St. Nicolaas gedaan. Er wordt wel veel lekkers gegeten, maar de cadeautjes worden voor Kerstmis bewaard. Het vorige jaar reed Sint Nicolaas met Pieter baas en gevolgd door een stoet Spaanscne edelen door de straten van Amsterdam: De stoet werd geopend en gesloten door muziek korpsen, die de bekende Sint Nicolaaslledjes speelden. Voor het paleis werd den goeden bisschop een oorkonde aangeboden en toen ging het naar het huis van den burgemeester. Je snapt wel, hoe veel plezier de Amsterdam- sche jeugd toen heeft gehad. Er is altijd een band geweest tusschen St. Nicolaas en Amsterdam. De Oude Kerk is aan hem gewijd en jarenlang heeft er in die kerk een groot zilveren beeld van St. Nicolaas ge staan. De St. Nicolaaskerk staat thans aan de Prins Hendrikkade tegenover het Centraal station. Van binnen is ze versierd met aller lei tafereelen, betrekking hebbende op den goeden Heilige. Er is ook een St. Nicolaasstraat. Op een hoek van den Dam is nog een oude gevelsteen, waarop St. Nicolaas wordt voorgesteld.. Vroe ger werd daar de Sinterklaasmarkt gehouden. Een echt oud Amsterdamsch Sinterklaasversje luidt: Sint Niklaas goed heilig man, Trek je besten tabberd an. Rijd er mee naar Amsterdam, Van Amsterdam naar Spanje, enz. In de R.K. kerk te Denekamp in Overijsel is 'een heel mooi beeld van St. Nicolaas te paard. Zooals je weet, is in België een heele stad naar hem genoemd. Honderd kerken dragen daar zijn naam. Op de Waddeneilanden viert men heel rumoerig feest, 't Feest wordt inge zet met oorverdoovend getoeter op koehoorns, 's Middags zie je overal ..Sunderklaasjes", ook wel met zwarte Pieten. Hier en daar wor den ze getracteerd. Ten slotte komen ne „Straatvegers". Deze zijn in grauwe zakken gehuld en voorzien van rammelende kettingen en een bezem. Ze vegen de Sunderklaasjes van de straat. Is 't kleine goed weg, dan komen ae groote Sunderklazen. Die zijn allergrappigst gekleed. De een is behangen met kippenveeren. een ander met hei, een derde met schelpen Ze rinkelen met bellen en toeteren op koehoorns. Tenslotte loopt het ook op een tractatie uit. Zoo nadert'5 December. De dagen van voor pret zijn ook al plezierig. Ik hoop, dat de goede Sint menig schoentje zal vullen en straks heel wat pakjes zal brengen Van ganscher harte wensch ik jullie een heer lijken Sint toe. W. B.Z. VERRASSING. 44 45 ALs je bovenstaande cijfertjes, van 1 naar 2, dan naar 3 enz. met een potlood- of inkt- lijntje verbindt, krijg je een mooie vogel. Pro beer maar eens! TANTE TINE. BIJVOEGSEL VERHALEN VAN DE ZEE. BERICHTJE. De jeugdbibliotheek is op Zaterdag 7 De cember a.s gesloten. Vraagt vo* bijzonder heden de circulaire. DE DOCEERCLUB door W. Lasschuit. De geschiedenis van Trip, het ranke hert. Met 'n rood blosje op de wangen, natuurlijk van ingehouden zenuwachtigheid een fi guur te slaan, stond Annie achter den imitatie katheder. Voor haar, haar ..gehoor de doceer- club met „Stoofsla", hun oud-leeraar in 't midden. Tegen niemand had Annie iets uit gelaten, wat ze van haar causerie of lezing, zooals je 't noemen wilt, zou maken en dus waren ze allemaal dol nieuwsgierig, wat ze van een onderwerp: „Herten'' maken zou. „Mijn causerie wil ik noemen: de geschie denis van Trip, het ranke hert." Nog spannender werd de aandacht. „De namiddagzon wierp zijn gouden stralen door het vrijwel ontbladerde bosch. De zomer had afgedaan en de herfst had met zijn wil den storm en regen het woud gestriemd. Kreu nend hadden de takken gebogen voor die ster ke macht. Soms was een boom bezweken. Niets verstoorde de rust. die nu in het bosch, heerschte en Trip. het ranke hert, dacht den omtrek heelemaal veilig 'om op voedsel uit te gaan. en rustig grazend liep zij weldra van de eene plek naar de andere. Rustig, jawel: oogenschijnlijk. maar het hertenhart klopte niet zoo rustig. Immers, Trip wist het: er werd op haar geloerd. Haar aartsvijand de mensch had haar op het oog. Zij herinnerde zich nog van verleden jaar, hoe toen haar moeder was neergeschoten door dien ruwen mensch. Zij wist het: een ronde koker hadden ze bij zich en daarin zat iets, dat je doodelijk kon treffen. En in het herten brein dwarrelden de gedachten doorheen, hoe toch dat wezen, de mensch zoo wreed kon zijn Trip's groot? ooren hadden zich tot luisteren gespitst, soms snel draaiend en bewegend nas alle richtingen heen. De groote neus tipte op en neer. snel ruikend elk voorbij waaiend geur tje, de groote, wijde, bijna droefgeestige oogen gereed om op te zien, als iets verdachts werd bemerkt. En dan ziet ze het: gevaar! Daar achter in het bosch links stond de gevreesde, klaar om te schieten. En voor, dat Trip tijd heeft zich snel uit de voeten te maken: pats! Daar ratelt het schot, een gesuis vlak langs haar heen, een sprong opzij: Trip is gered! In één ren het bosch in tot de plaats, waar een heele kudde bijeen is: de veilige plaats, omdat het voor den mensch vrijwel onmogelijk is daar te ko men. Een ander beeld. Ze staat tegenover Edelhart, den grooten bok. Het gewei verheft zich als een edel sie raad op den kop. Een strijd op leven en dood staat te beginnen, een hertengewoonte, een hertenoorlog van ieder jaar. Gewei wordt te gen gewei gezet, de pooten schrap op den vrij weeken grond. Soms, geketend aan elkaar door de sterk vertakte geweien, gaan ze te zamen den dood in. Maar meestal wordt één de overwinnaar en die wordt de aanvoerder van de kudde hin den. Hij is dan de onvermoeide en onversaagde minnaar van de wijfjes en luid weerklinkt zijn roep door het woud. Maar dan komt zijn her- ten-jalouzie boven en gaat hij zich opmaken Trip. het ranke hert. het volgende jaar nog krachtiger, met een nog sterker vertakt gewei naar voren te komen. In November of December werpt hij zijn kop- versiersel af. Het voorjaar brengt nieuw leven, niet alleen in de bosschen maar ook bij het mannetjes hert. de bok. Met de versche voedingsstoffen die het dier tot zich neemt, rustig herkauwend, begint de nieuwe groei, de uitbotting van het nieuwe gewei. Onder het gespannen vel is dan een nog grooter en krachtiger gewei, dan ooit te voren aan het worden. Dit is een zware tijd voor het Edelhert. Hij moet uiterst voorzich tig zijn, want in het struikgewas is het ge spannen vel o, zoo gauw beschadigd en dat zou hem danige pijnen bezorgen. Als dikwijls de warme zonnestralen in het bosch een nieuwe getij inluiden, wordt het kind kalf geboren, soms een tweeling. Het meest ontoegankelijke plekje in het oosch heeft het hert ervoor uitgezocht haar jong „op te voedenmet al de moedertrots, die in haar is." Het moederhert, fier uit den strijd getre den. ongedeerd door het wreede menschen- schot. Het vaderhert, trotsch als een koning, is de overwinnaar in den grooten, jaariijkschen hertenstrijd. Dat is een hertenleven Het blijft een oogenblik stil. Dan zegt me neer Sla: „Uitstekend, Annie, dat had ik niet verwacht en al heb je ons nu eens geen dierkunde les gegeven, we hebben toch iets geleerd: name lijk het veelbewogen leven, met al zijn lief en leed, van. 't hert. Met welk 'n trots kun nen we nu onze hertenkampen bezien." Een kopje thee bracht een gezellige stem ming erin, maar volgens Kees Valkenstein werd deze geheel verknoeid, toen meneer Sla 'ot hem zei: Zeg. Kees. jij wilt ons de volgende week Jwel eens vertellen, hoe een bosch in papier veranderd wordt." Kees zei geen gangbaar woord! Luitenant Krusenstein. een der beroemdste ontdekkingsreizigers van de 19e eeuw. organi seerde in de maand Augustus van het jaar 1862 een expeditie met het doel de monding van de rivier de Jenlssei, die in de Kansche zee uitkomt te bestudeeren. Hijzelf voerde het commando over een schoener, de Ermak, die een stoomboot, de Embrlo, op sleeptouw had. Na eenige dagen varen kwamen ze bij een klein eilandje. Twee oplossingen stonden de zeelui open: het Waaigat doorvaren, een nauwe doorgang, die gemakkelijk door het ijs versperd kon worden die echter zeer kort was; of naar het Noorden varen en door de Kari- sche doorgang varen, die breeder was, maar welke weg ook langer duurde. Krusenstein was toen nog jong en over moedig; en hij besloot den kortsten weg te kiezen. De Ermak en de Embrio vaarden reeds in de nauwe geul. toen ze de weinige bewoners van de oevers, die aan den kant kwamen, ge baren zagen maken, dat. ze terug moesten keeren voor onvermijdelijke gevaren. daar scheen het dier niet het minst door geïntimideerd; integendeel, hij deed mijn be wegingen precies na Dat bracht me op een idee; ik herinnerde me plotseling, dat apen, en speciaal gorilla's, gaarne de menschen na doen en daar besloot ik mijn voordeel mee te doen. Ik wuifde dus vriendelijk met mijn hand en zie.de gorilla deed hetzelfde. Ik schudde mijn vuist tegen het monster en kreeg hetzelfde gebaar ten antwoord. Was de situatie niet zoo gevaarlijk geweest, had ik beslist moeten lachen. Zon der ophouden maakte ik het eene gebaar na het andere en alles deed het reusachtige dier me gewillig na. Toen besloot ik een grap ui: te halen. Ik stak mijn tong uit, zoover mogelijk en de goriila imiteerde mijn gebaar. Zijn tong geleek op een reusachtige biefstuk. Dit een maal gedaan hebbende, besloot ik mijn slot stuk te volvoeren. Ik wees eerst dringend achter mij en wachtte tot de gorilla 't zelfde ge daan had; toen keerde ik mij om, zoodat we elkaar den rug toedraaiden en liep vervolgens weg. Een blik achterom deed mij zien, dat de gorilla hetzelfde gedaan had en dus den an deren kant uitliep. Buiten adem kwam ik in het kamp aan, waar ik mijn avontuur ver telde. Het was in ieder geval een goede les voor me, om nooit meer zonder geweer een wandelingetje te gaan maken in de wildernis. En misschien loopt de gorilla nog!" Oom Ed zweeg. „En is dat nu allemaal heusch waar oom?" vroeg blond Tineke. Oom Ed lachte jolig: „Kleine meisjes mogen niet zooveel vragen; maar je mag het geloovenof niet!" RITA VAN B. Maar luitenant Krusenstein wilde niet op geven en hij liet alle zeilen bijzetten. De ma noeuvre was gewaagd, maar slaagde boven alle verwachting. Zonder ongelukken kwamen ze door de nauwe doorgang. Ze waren nu in de Karische zee; de be manning was al blij, dat ze veilig hun doel bereikt hadden, toen plotseling een reusach tige ijsbank voor de schepen opdoemde. Te vergeefs zochten ze een doorgang. Luitenant Krusenstein a al op het punt om te keeren, toen hij zag, dat de ijsblokken zich ln de door gang opgestapeld hadden, zoodat ook deze weg versperd was. De ongelukkigen begrepen dadelijk de ernst van hun toestand. Stukken ijs vielen met donderend geraas van den ijsberg naar be neden; weldra zouden de schepen bekneld zitten. Toen begon een hardnekkige strijd tus schen de menschen en het ijs. De bemanning bewapende zich met alles, wat ze maar konden vinden en hakten op de blokken ijs in, die zich om de schepen opstapelden. Door een reusachtig ijsblok werden de Ermak en de Em brio van elkaar gescheiden. Deze laatste werd door den stroom- meegesleept. De nacht viel. zoodat ze niets meer kon den zien. Maar den volgenden ochtend zag Krusenstein. dat de Embrio de doorgang had bereikt, zoodat dit schip betrekkelijk veilig was. De Ermak werd vastgemaakt aan een stuk ijs. om een kleine averij te repareeren. Plotseling raakt het ijs los. gleed naar zee en trok den schoener mee. Het vasteland was weldra uit het gezicht verevenen. Drie dagen en drie nachten streden de ongelukkigen tegen den dood. Aan het einde van den derden dag stak de wind op en begon het te sneeuwen. Een geweldige windstoot verpletterde het schip tegen een ijsblok E de arme zeelui moes ten het wrak veriaten. In haast maakten ze de sloepen los; de sleden, de kaarten, de in strumenten en proviand werden van boord ge haald. Ze wilden probeeren over de uitge strekte ijsvelden het vaste land weer te be reiken. Het wordt een moeilijke tocht: vier dagen lang trekken ze. Op den vijfden dag is de wanhoop algemeen en reeds strekken ver schillenden zich uit op de sneeuw om te ster ven. als de nevel optrekt en ze het vaste land vlak voor zich zien. „Moed. kameraden; nu zijn we er gauw! Krusenstein spoort zijn mannen aan; maar vlak bij de kust, houdt liet ijs op en strekt de zee zich voor hen uit. Niets kan hen echter meer tegenhouden; ze storten zich in het ijs koude water en bereiken zwemmend den oever. Ze zijn gered. Ze vinden de bemanning van de En: Vlo weer terug, die hen reeds als verloren be ouwd had. Groot was de vreug de, to ende bemanning van de beide schepen weer bij elkaar was. De vliegende Hollende», Van Sinterklaas en Pieterbaas. „Pieter, klim eens door den schoorsteen Van dat kleine witte huis. Vader, moeder en de kleine kinderen zijn vanavond Zeker thuis". „Dat 's niet noodig". zei toen Pieter, ,.U heeft aan één knecht genoeg", Maar Sint-Niklaas zei toen lachend: „Ik wist niet, dat 'k jou wat vroeg". „Kom we gaan maar naar dat huis toe, Neem voor ieder maar wat mee, 'k Breng de schatten zelf naar binnen Kom, we gaan dan Met zijn twee". Vader kreeg tabak In een pak heel groot en dik, Kleine zusje kreeg een popje. O, wat was die In haar schik! JAGERSLATIJN. Een verbaal van Oom Ed. Pieter doet. wat Sint hem vraagt nu, Met zijn bezem en zijn zak Klautert hij dan langs de dakgoot en komt heelhuids Op het dak. Later, thuis brengt hij verslag uit: In een schoen lag naast het brood. Éen papier met heel veel wenschen. een verlanglijst O zoo grootJ „Lees eens op", zegt Sinterklaasje, „Hebben wij het meegebracht? Lees maar gauw, want ik wil weten waarom Pieter Jij zoo lacht". Zoo kwam Sint het huisje binnen, Zusje liep hem tegemoet, Met haar mondje heel wijd open, heeft ze Sint toen Blij begroet. Ze riep vader, moeder, broertje, Iedereen keek o zoo blij En toen Pieter uit ging deelen, stonden ze allen Op een rij. Broer Wim kreeg een mooie auto, Die ging, rrrt zoo reuzefijn. Moeder kreeg een mooie jurk hoor, juist van pas en Niet te klein. Toen Sint-Nicolaas weer heen ging, Heeft hij zacht tot Wim gezegd: „Als mijn Pieterbaas te groot wordt, neem ik jou vast Tot mijn knecht". „Sint, nu moet u toch eens hooien. Wat hierop geschreven staat. ,,'k Wil een auto, die 'k kan sturen en die rijden Kan op straat. ,,'k Vraag een jurk voor mijn moeder En voor vader wat tabak. En voor zus een heel mooi popje. Komt u strooien. Uit een zak? Dan, o beste Sint-Niklaasje Komt u soms een knecht te kort. Kunt u mij dan ook gebruiken? U zult. zien. dat Het wat wordt". „Ik zal jullie nu vertellen, hoe ik me eens uit een moeilijke situatie gered heb", zei Oom Ed. en hij knipoogde oolijk tegen zijn neefjes en nichtjes. „Hè ja, oom", riepen die verrukt. Oom Ed liet zich niet lang bidden; maar begon direct. „Nu dan, het was op een van mijn reizen in Afrika. Ik ging op een ochtend een wande lingetje maken, in de buurt van de plaats, waar wij ons kamp hadden. Dom genoeg, had ik geen wapens meegenomen en jullie kunt begrijpen, dat ik dan ook geweldig schrok toen ik plotseling tegenover een reusachtige gorilla stond. Het dier. dat minstens twee maal zoo groot was als ik, naderde-me lang zaam. Wat moest ik beginnen, zonder wapens? Schreeuwen zou me niet heipen; daarvoor was ik te ver van het kamp afgedwaald. Om het dier te verschrikken stak ik mijn hand in mijn zak en haalde er een oude pijp uit. die ik als een revolver voor me uitstak. Maar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 19