ift Fit! Het afscheid van Indië. TATER DAG 7 DECEMBER 1935 HAARLEM'S DAGBEAD BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Georges Duhamel in het college der „Onsterfelijken". O Dl Een nacht aan het strand.... en een in de balzaal. En 200 wordt het dan langzamerhand weer tijd om afscheid te nemen van Java. En het begin vr~ het einde was weer mijn dierba- ^uiderstrand. Wij hadden daar in de scha van het oer woud zulke heerlijke dagen aan het strand doorgebracht, dat wij besloten er eens een nacht over te blijven ook. Er stond een af dakje met verhoogden vloer, een paar matten vormden de wanden, een groote doek de deur, veldbedden, petroleumstel waren aan wezig en van muskieten geen last. Wat wilt ge nog meer! Een heerlijke avondwandeling langs het strand, een diner, met niet eens zoo heel veel zand en vroeg onder de klam boe. Maar dat, duurde niet lang. Om twaalf uur 's nachts keek ik door de reten van den wand en zag een blauwe schijn. Ik er uit. In Een mooi opgetuigde stier bij de McUv.r.t^-he stierenrennen op de Jaarmarkt te Batavia. mijn pantoffels vier groote heremietkrabben en al gauw bleek de heele omgeving te leven van die aardige dieren, die hun geroofde schelp haastig voortsleepten over het zand. Honderden en duizenden waren er, met de mooiste zeeschelpen. Overdag zie je er geen een, dan zitten ze onder de dorre bladeren verborgen, maar 's nachts scharrelen ze óver al rond op zoek naar voedsel. Maar we waren opgestaan voor de lichtende zee en dus werd de electrische lamp opgeborgen en gin gen we pootje^ baden, wat al heel gauw in zwemmen overging. Verbazend leuk gezicht, je handen zoo als blauw lichtende pluimen voor je uit te zien schieten, je heele body te zien oplichten door de aanraking met duizen den millioenen diertjes, die door die aanra king even een blauw vonkje afgeven. Zwem men maakt dorstig dus een groote pompel moes opgezocht, een paar stoeltjes midden op het strand, even zien of we ver genoeg van den waterrand waren. Hoesch, wat was dat? Een snel bewegend wit beestje, zoo groot als een hand. En daar en daar! Als ik mijn flash light even langs de aanrollende golven laat spelen blijkt elk golfje een tiental groote witte krabben mee te brengen, die heen en weer rennen over het strand. Het dreunen van onze voetstappen houdt een meter of tien ruimte rondom ons vrij, maar verder rent er op elke vierkante meter één. Hoog op gericht op de 4 achterste pooten, de oogen op steeltjes verticaal omhoog, de scharen voor aanval of verdediging opgeheven. En dan te denken, dat je alleen was! Er schijnt trouwens nog ander bezoek geweest te zijn. Sporen van wilde varkens leidden den volgden morgen tot vlak bij ons tehuis. Die waren op de krabben- jacht geweest. Op Java staan we altijd met de zon op. Een goede gewoonte, dan is het nog lekker- frisch. Een flinke strandwandeling doet ons zien, hoe de witte reigertjes nog boven in de boomen slapen, dat de spreeuwen al wakker zijn en evenals de klapperratten de mooie roode bloemen van de dadap afbijten om den honig machtig te worden. Het zand is zwart hier aan de Zuidkust; allemaal magneet ijzer en de enkele schelpen steken daar prach tig wit en rose tegen af. In de verte een groote drukte aan het strand. Visschers, die hun netten in grooten boog uitbrengen en weer inhalen naar het strand tce. Elke trek brengt een paar pond kleine vischjes aan kleiner dan onze stekeltjes en een dood enkele keer zoo groot als een kleine baars. Eén keer zit er een kanjer van een meter lang in het net, wat tot veel gepraat aan leiding geeft; gejuich had ik eerst geschre ven. maar dat is niet zoo. Zulke dingen gaan bij den Inlander allemaal doodkalm en rustig. Alleen even overleggen hoe deze buit zou moeten worden verdeeld. Wij blijven een paar uur kijken naar het rustige, kalme be drijf, genieten van zon en wind en zee. Zwemmen, eten. doen een dutje en rijden in de avondschemering naar Batavia terug, dat in rooden gloed van verre aan den hemel lokte, want de groote Jaarbeurs, de Pasar Gambir was juist geopend! En dat is een gezellig gebeuren. In vele steden in Indië verrijzen zoo tegen Koninginne-ver jaardag groote gebouwen, zoo keurig en kleurig al- die alleen in de Oost voor weinig geld tr maken zijn. Elk jaar weer weet de architect in Batavia er wat bijzonders van te maken niet alleen naar <rorm en plaatsing, maar vooral door de groote kleurrijkdom van het geheel. En als lichteffecten dan nog mee werken om den indruk te vergrooten, is de zaak compleet of eigenlijk neen. de menigte, die hoort er ook bij. Dan pas is Batavia op zijn mooist als ook de Inlandsche ge meenschap in feestdos uitrukt en de kleuren van baadjes en sarongs wedijveren met die der gebouwen en uitstallingen, als het elec trische licht niet alleen spiegelt in het glan zend zwarte haar, maar ook in de mooie spelden, de halskettingen, de armbanden en al dat moois dat Javanen en Chineezen. Soendaneezen en Madoereezen zoo graag dra gen. Daar vallen onze schoonen bij in het niet. al is hun rug ook heelemaal van alle ontsierende*?) bekleeding ontdaan. Na tuurlijk trekt ons, EEuropeanen vooral ook de Inlandsche kunstnijverheid; koper, hoorn, leer, bamboe, been vlechtwerk. De voort brengselen zijn in Nederland al aardig bekend en toch altijd weer zoo mooi. Maar verder op vindt ge nog heel andere dingen, die in Indië gemaakt worden, van ingemaakte groenten en inkt af tot allerlei rubberartike len en papierwerk toe. Wat verder de boeken- pers in Indië levert, mag de vergelijking met Holland gerust doorstaan. Op al deze Jaar markten, van Brussel tot Soerabaja en waar schijnlijk ook verder, trekt het de aandacht, hoeveel moeite de spoorwegen doen om het aan de luchtvaart verloren terrein te herwin nen, wat in een land met zulke geweldige afstanden als Indië natuurlijk niet best zal gaan! Hier stond een reuze-locomotief rustig te draaien. Even verder vertoonde de Paket, de K.P.M., ook een in het nauwgedrevene keurige Agfasmalfilms van haar reizen. En zoo was er heel wat te zien. En voor later op den avond de draaimolen, de lach spiegels en het groote rad. allemaal net of het echt was en geen dertig graden in de schaduw. Dat is natuurlijk avondwerk als alles in rijen lichtjes glanst. Overdag be wonderen we met den Gouverneur-Generaal het mooie gebouw der Indochineesche en Maaagaskaarsche kunst, de pluimveetentoon stelling (ze hebben hier in Indië blijkbaar ook werkelijke kippen, niet alleen ajams maar houden die in kleine kooitjes voor ten toonstellingen), dan aquaria en te veel orr. op te noemen. Een aardig extratje waren nog de Ma- doereesche stierenparen, die op Zondag hun kunsten zouden vertoornen. Prachtig opge tuigd met veel rood en goud en spiegeltjes, parasolletjes boven, hun lompe koppen, de Nederlandsche vlag op het juk bevestigd, paradeerden ze vast wat de baan over, met trommels en bekkens natuurlijk. Dat kan niet zonder. 's Avonds Oranjebal in de Soos. Ik zit nog liever in het groote rad. En het souper! We hebben tranen gelachen. Ze hadden geloof ik op Passar Gambir al die Madoereesche stieren renners gevangen, in een K.P.M.-bediende- pakje gestoken en zoo op de bezoekers los gelaten. Als je water vroeg kreeg je soep, als je om de wijnkaart riep presenteerden ze asperges, zonder je eerst een bord te geven. Bij het ijs gaven ze mesjes, en bij de appels een lepeltje enz. En dat in de groote militaire sociëteit in Batavia! Daar mogén ze mij nog wel eens een goed verzorgd diner aanbieden met dames, anders vertel ik het verder. Drie uur naar bed. Half zes op. Dat is altijd zoo de laatste dagen in Indië. Zes uur op weg naar de Parade. Er waren naar schat ting 600 soldaten en 600.000 toeschouwers. Een geweldige belanstelling en.een keurige parade. Werkelijk aardig om te zien. zoowel het groot vertoon der grooten als het goede stramme marcheeren der mannetjes. Alleen waren de vijf Curtisjagers in escadrille neer- duikende tot een kleine honderd meter, een beetje veel voor de collega's, die elk over één paardekracht beschikten daar op den grond. Dat vind ik ook altijd het akelige van zoo'n echt paard, dat er geen contactsleutel aan zit om het stop te zetten. Daar verlangden die 200 cavaleristen ook hard naar, dat kon je zoo zien. En een gezellige drukte in de heele stad als wij naar het vliegveld rijden om op tijd te komen voor het vuruwerk in... Medan. Eerst een cirkeltje boven de Passar Gambir, dat de eerste stierenren totaal in de war schopte, een laatste blik op de kleurige gebouwen en dito menigte en dan weer naar een ander kleurenrijk, de Duizend eilanden, met hun prachtige koraaltuinen er om heen. Krakatau ligt helaas in de nevels verscholen, maar in gedachten zit ik weer even op de observatie post op Lang eiland. Dan komt Sumatra's kust in zicht, de geweldige oerwoudvlakten af gebroken door witte wolkenproppen. die een duizend meter beneden ons boven het bosch hangen. En voor je het weet komen de groote rivieren, ligt Palembang onder ons met zijn tallooze vlotwoningen in de Moessirivier en de forsche Europeesche gebouwen rond om het fort. Even dalen, een koele dronk, een slok benzine en maar weer voort op Sin gapore aan. Eerst boven de eilanden van de Linga, dan van den Riouw Archipel. Weer een aardig traject vol afwisseling onder ons van zee en eilanden, visschersdorpen en hun eindelooze netten en vallen. Voor Singapore wordt het een beetje buiig, dan een beetje meer en plots beginnen we te slingeren en te stampen in een dikke mist. terwijl het water van de vleugels druipt. Maar dat duurt meest al maar even met onze enorme snelheid. Net voor in het front van een bui, die we achter- opvliegen schijnen altijd van die rare lucht- stroomingen te zitten en onze piloten weten dat en houden er rekening mee. Dan ligt half Singapore helder onder ons, de tallooze schepen op de reede en de stad langs de baai, terwijl de rest in een regengordel verborgen is. Even zit het vliegveld ook in een dicht gordijn, maar als wij dalen rijden we weer een regenboog tegemoet en blikkert de zon duidelijk in de plassen van het kletsnatte veld. Singapore-lunch. Dat is vreeselijk ver moeiend al dat eten op de K.L.M.-lijn Maal ais ik op mijn klok kijk zijn we alweer vijf uur van Batavia en is het drie uur in den middag. En wij hebben nog 2y2 uur voor den boeg. dus vooruit maar wéér. Even over de rubberbosschen en dan zitten we alweer boven lage wolken. Ook best, een paar af scheidsbrieven aan de vrienden in Indië en als ik pen en papier bij elkaar zie vallen mijn oogen altijd zóó dicht. Als ik weer tot bewustzijn kom ligt Sumatra's kustlijn onder ons. eerst even wat bosch, maar dan al gauw vierkante velden van verschillende kleur. Deli nadert. Hier en daar staan 3. 4, 6 groote schuren schuin op een rij, een assisten tenwoning, wat koeliehuisjes, dan weer meter- hooge plantengroei, alleen maar hier en daar een mooi beplant tabaksveld. Gedeeltelijk zitten wij nog boven rubber en thee en olie- palmen. maar waar de tabak den scepter zwaait is maar het achtste van het land met dit costelick cruyt beplant en de rest braak liggend om van de vermoeienissen der pro ductie te bekomen. Eerst na acht jaar brengt hetzelfde stuk grond weer goede tabak voort. Meer witte huizen, een villas tad, een ten nisbaan. o neen, een voetbalveld, o neen een vliegveldje. Treurig klein, dat zou je in den Oosthoek anders verwachten. Je kunt zien dat Cremer weg is. Natuurlijk komen we toch keurig aan den grond; de wind is meestal in de goede rich ting gelukkig, anders zou menige Douglas hier geen landing wagen. En nauwelijks zijn we van het vliegveld weg of we zitten weer midden in de feestdrukte. Duizenden kinde ren troepen aan met versierde fietsen, waar van vele een boot of vliegtuig voorstellen, met lampions, lantaarns, transparanten, heele kerken zijn er bij. Geweldige bouw werken, van rotsen, bamboe en vloeipapier, waaraan weker, gewerkt is voor den grooten optocht wedstrijd als het straks donker is. Medan is toch prachtig. Ruim van aanleg met schitterend onderhouden grasperken er. tuinen, mooie gebouwen! Maar ook weer iets eigenaardigs! in de hoofdstraat zie je meer Chineesche dan Nederlandsche vlaggen op dezen Koninginnedag. Best bedoeld hoor. mar toch een gek gezicht Bij Hotel de Boer begint de drukte al en als wij den lampiontocht hebben zien voorbij trekken is het bal in vollen gang. Een dameskapel wipt en danst en ratelt en rammelt de eene jazz na de andere, met Rumba en weet ik wat voor andere wiidemansnamaaksels afge wisseld en ik verwonder mij weer, hoe de dames nauwelijks de hoogst noodige be- kieeding dragen en de heeren nog altijd in zwarte pakken met flauw gevallen boordjes moeten rondzwoegen. Wanneer zullen de dames onze knieën en onze halsen nu eens mooi beginnen te vinden, zoodat wij ook in de balzaal in short en shirt het leven zullen mogen genieten? Vóór dien tijd vertik ik 't om te dansen! Als ik om vier uur gewekt wordt speelt de muziek nog. Als we om 5 uur weggaan, hangen twintig heeren en twee dames (het valt moeilijk hier de dames eerst te noemen' over de bar en inviteeren ons een biertje mee te drinken. Onze piloten in uniform worden omringd, maar het loopt goed af. Op het biljart slapen twee heeren'?) in smoking rus tig te midden der woedende geluiden. Neen dat is gelukkig niet de laatste indruk, van Indië. Een zilveren lucht, zilveren och tendnevel. zilveren rivieren. Een nijvere be volking, die ten arbeid spoedt. Er komt weer een mooie dag! SingaporeBangkok is een mooi traject Boven zee hebben we wat zwaar wreer. maar daar trekt een Douglas zich weinig van aan Dan dwars over Malakka met zijn sierlijke rotsheuvels, baaien en rotskusten, helaas te hoog om veel ofifanten te zien. Tot groote sawan's overal onder ons verschijnen, een breede rivier kronkelt, gouden pagodedaken oplichten in de morgenzon en Bangkok, de hoofdstad van Stam, onder ons ligt. DR. VAN DER SLEEN. Een groot vriend van Nederland. Visscherstype van Java's Zuidkust. Onze Parijsche correspondent schrijft: Het was wel te voorzien, dat Georges Duha mel gekozen zou worden tot lid van de Acadé mie Francaise en men kan er zich dan ook zelfs over verwonderen, dat de andere „On sterfelijken" tot viermaal toe moesten stem men, alvorens Duhamel het recht kreeg plaats te nemen in den vacanten zetel van wijlen Lenötre. Duhamel's „nederlaag" in de ver kiezing van het vorig jaar was zóó glorieus '11 stemmen tegen 17 op Léon Bérard'. dat hij zonder de minste schaamte voor een twee de maal zich candidaat kon stellen. Vooral wanneer men de lijst zijner mede-gegadigden ziet, voelt men zich eenigszins verontrust, dat zoo lang werd geaarzeld. Populariteit is geens zins een bewijs van talent, zal men aanvoeren, als we zeggen, dat ieder Duhamel kent en over hem heeft gelezen, maar wie heeft ooit iets onder oogen gehad van J. L. Vaudoyer, van Etienne Bricon, van Fernand Gegh, Pierre Champion, Victor Giraud, Charles Diehl, Ed- mond Jaloux, van Albéric Cahuet? Het zijn uitzonderingen. Men zal zeggen dat Albéric Cahuet héél lezenswaardige historische bijdra gen in de „Ilustration" schrijft, dat Diehl en Giraud en Jaloux bekend staan als beschaafde schrijvers, maar.... is dat voldoende om te worden opgenomen in het illustere college van Onsterfelijken? Enfin, Duhamel is er en de Académie Franqaise heeft nu eindelijk weer eens (Dorgelès niet te na gesproken) een ech ten letterkundige in haar midden, hetgeen de verkiezing van Pierre Benoit compenseert. Te lang reeds is de Académie Francaise van haar eigenlijke bestemming afgedreven door allerlei occulte: leest politieke! krachten, die totaal geweerd hadden moeten wdlrden. Vóór de Revolutie was het gewoonte iemand, die zich bijzonder had onderscheiden, op een of ander gebied in den adelstand te verheffen; de Republiek heeft er niet anders op gevon den door hen, als suprème hulde, lid van de Académie Francaise te maken, vergetend dat het door Richelieu gestichte instituut uit sluitend voor schrijvers en kunstenaars was bedoeld. Maar komen we terug tot de verkiezing van Duhamel. Hoewel hij stipt den ouderlijken raad volgde en behoorlijk zijn dokters-graad (medicijnen) behaalde, voelde Duhamel zich veel meer tot de schoone letteren aangetrok ken en hoewel zijn eerste gedichten, die in tijdschriften verschenen, nu niet bepaald meester-werken waren, voelde men toch dat hier iemand aan het woord was, die iets te vertellen had. En 't kwam plotseling aan den dag toen daar, midden in de oorlogsjaren, die prachtige roman verscheen „La Vie des Mar tyrs", waarin de „poilu" op zulk een aangrij pende wijze het helsche lot in de loopgraven schilderde. Ineens was de aandacht op den schrijver gevestigd en Duhamel een beroemd man. Zóó groot was het succes van „La vie des Martyrs", zóó meesterlijk de schildering van het immense lijden in beide loopgraven, zóó zonder eenigen haat geschreven <of het moest alleen haat zijn tegen dat nutteloos afslach ten) dat, zelfs toen de vijandelijkheden voort duurden, een Duitsche vertaling ervan ver scheen. De vrees, aanvankelijk geuit, dat hier mede. na deze geweldige oplaaiing van een ta lent het vuur wel zou zijn uitgebluscht. werd gelukkig dadelijk weggenomen, toen Duha mel kort daarop zijn „Civilisation" publiceer de, dat den hoogsten litterairen prijs, den Prix Goncourt kreeg. Vèr van alle „clubjes" en „beweginkjes" is Duhamel kalm verder gegaan met zijn litte rairen arbeid. „La Possession du Monde", „Confession de minuit", „Les Hommes aban- donnés", „Les Plaisirs et les Jeux". het zijn alle gave meesterwerken. Maar op nog hooger plan kwam de schrijver te staan met die schitterende psychologische studie „Journal de Salavin". En wie kan ooit die zuivere auto biographic „La Pierre d'Horeb" vergeten, de geschiedenis van zijn studie-jaren? ..La nuit de la Saint-Jean" is héél kort geleden eerst verschenen, als derde deel van een cyclus, de geschiedenis van een Fransch gezin, waarin „Le Notaire du Havre" en „Le Jardin des bêtes sauvages" vooraf gingen. Georges Duhamel is een groot vriend en op recht bewonderaar van Nederland. Herhaal delijk heeft hij in ons land lezingen gehouden en telkens bracht hij van zijn reis de mooi ste herinneringen mede, welke hij trouwens ook op schrift stelde. Op een avond, zoo vertelde hij, zat ik héél alleen op een bankje op den Scheveningsehen strand-boulevard. Vóór me, de onmetelijke zee. Filosofisch rookte ik een sigaretje. Alom rust. Na een oogenblik stond ik opgooide mijn sigaretten-endje weg en ik ging heen. Eén schredetwee.geen drie. Ik had op dat oogenblik het gevoel alsof héél Nederland me verwijtend aankeek, héél Nederland, van Groningen tot Maastricht. Van Den Helder tot Sas-van-Gent. ik keerde op mijn schreden terug, raapte het peukje sigaret op, kneep het uit en stak het in mijn zak. Toen ben ik rustig verder gewandeld Charmante causeur, „homme du monde" in de eenig lofwaardige beteekenis van het woord, heeft Duhamel zich overal vrienden ge maakt Zijn voorkeur gaat echter uit. naar allen, die van hun pen leven en zoo onder vinden die dan ook bij den kortelings gele den benoemden directeur van de Mercure de France in welke functie hij Alfred Valette opvolgde steeds een hartelijke ontvangst „Nederland is mijn zwak", zoo zei hij ons eens, en 't was na hetgeen er aan was voorafge gaan zoo eenvoudig en zonder pathos gezegd, dat we aan de eerlijkheid van die verklaring gaarne gelooven. Moge zijn officieele benoeming tot lid van het College van Onsterfelijken dan ook geen beletsel voor hem zijn om no^ menigmaal de leden van de Alliance Francaise te vergas ten op zijn brillante causerieën HENRY A. TH. LESTURGEON DE VROUW EN DE SPORT Al wordt er den laatsten tijd onophoudelijk propaganda gemaakt voor alle mogelijke tak ken van sport, toch schijnt vooral de gehuwde vrouw er nog niet altijd het groote nut van in te zien. Meestal beweert men „geen tijd" te hebben, wel is er echter tijd over om te gaan „winke len" en na afloop ergens te „teaen". En wanneer er aan sport gedaan wordt, dan is het meestal alleen in den zomer en beperkt zich tot zwemmen en wat men dan noemt „tennissen". Dit tennissen bestaat meestal meer uit „gezellig roddelen" of theedrinken op het tennisveld, dan uit serieus spelen. En toch is één avond of een middag flink speien zooiets heerlijks en gezonds! U zult werkelijk meer voldoenina hebben, wanneer u „goed" hebt gespeeld, dan dat u hebt ge hoord dat die of die gaat scheiden, of mevrouw zus of zoo een nieuwe jurk heeft, die ze uit een voovdeelig couponnetje heeft gemaakt. Er zijn natuurlijk vrouwen, die werkelijk erg weinig tijd hebben, bijvoorbeeld moeders van een groot gezin, maar toch geloof ik dat er altyd wel eén uurtje vrijgemaakt kan worden, wanneer het maar echt gewild wordt. Boven dien kunnen uw kinderen niet vroeg genoeg met sport beginnen, zoodat u ze gerust jong mee kunt nemen. En wat hebben we niet een keur van spor ten, ook des winters! Er kan dan gehockeyd worden. 'Hiervoor moet men natuurlijk wel rekenen op eventuee- lc competitie, daar men in een club moet gaan. Meestal zijn dit clubs, welke competitie spe len Tennissen kan ook overdekt gebeuren, maar is heel wat gezonder in de open lucht. Ping-pong, de sport die zoo kinderachtig lijkt, maar het werkelijk niet is. Schaatsenrijden! Helaas hangt deze sport geheel van het weer af. daar we niet allemaal in de buurt van een kunstijsbaan wonen! Dan de sport voor het geheele jaar: wan delen! En er zijn er nog veel meer. De grootste fout is echter, dat, wanneer men aan sport doet. men deze vaak niet se rieus en sportief genoeg beoefent! (Hoe para doxaal dit ook moge klinken!). Een tennisclub is om te tennissen en een hockeyclub om ie hockeyen, en niet om er een gezellig „babbel onderonsje" van te maken. Dat „sport" de beste lichaamsverzorging Is. hoef ik toch niet meer te vertellen?! Misschien hebt u vorige week bij oefening 144 iets vreemds opgemerkt. De kwestie is. dat door een kleine technische fout het teeke- ningetje bij deze oefening gedraaid in de krant kwam. Het is natuurlijk niet mogelijk onder den sprong het lichaam zóó ver om te bui gen; wél is het mogelijk de beenen zijwaarts op te gooien, waarbij het lichaam nagenoeg recht blijft, dat was de bedoeling van deze oefening. o./- '*4 O,/ «rfi Oefening 145 is een prettig en eenvoudig begin voor deze week. We beginnen zittend met de beenen languit gestrekt, De handen steunen achter op den grond. Nu wordt het lichaam opgetild tot ruglingschen ligsteun. In deze houding tien maal een been buigen en omhoog strekken; even zitten, om de ar men niet al te moe te maken en dan doen we het nog minstens tien maal met het an dere been. Oefening 146 is ook niet moeilijk. Gaat u eens op de knieën, waarbij u op de hielen gaat zitten. Het lichaam wordt wat achter over gehouden en de armen helpen ons om het evenwicht te bewaren. Nu in een vlot tempo afwisselend een knie optillen. Oefening 147 is een aardig oefeningetje, waarvoor we met z'n drieën moeten zijn. De „houten Klaas" staat in het midden met voor en achter hem een helper. De middelste laat zich. volkomen stijf gestrekt naar voren vallen «dit moment staat aangegeven op de teekening' en wordt opgevangen door den voorsten helper. Deze duwt hem zóó krachtig en snel terug, dat het slachtoffer door zijn evenwichtstand heen naar achteren valt. Ook hier wordt hij opgevangen en terug gegooid. Er is inderdaad wat durf voor r.oodig, vooral bij het. achterovervallen maar als u den daar staanden helper volkomen durft te vertrouwen, moet u het maar wagen. De oefening is moeilijker te maken, door den afstand te ver grooten. Een variatie is nog. dat de middel ste bij het naar voren valllen slechts zacht wordt teruggeduwd; hij valt dus weer voor over, om pas de tweede maal zoo'n geweldi gen oplawaai te krijgen, dat hij doorgaat naar achteren. Dus bij deze variatie duwt iedere helper twee maal achter elkaar; eerst zacht, tweede maal hard. Oefening 148 is een evenwichtsoefening. Deze groep hebben we de laatste weken wat verwaarloosd; 't wordt hoog tijd, er weer eens één te nemen. En dar. mar?- direct - -ei- Iijke! Wc- begirren recht,:.' stao' -n hand op den rug, en den anderen m- hoog langs het oor gestrekt. Nu zéér .ang- zaam zijwaarts buigen, steeds verder, totdat u cie horizontale, zijwaartsche zweefstand bereikt hebt. Daarna ook eens op het andere been oefenen. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M. O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1935 | | pagina 13