ift Fit!
Het afscheid van Indië.
TATER DAG 7 DECEMBER 1935
HAARLEM'S DAGBEAD
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Georges Duhamel in het college
der „Onsterfelijken".
O
Dl
Een nacht aan het strand.... en een in de balzaal.
En 200 wordt het dan langzamerhand
weer tijd om afscheid te nemen van
Java. En het begin vr~ het einde was
weer mijn dierba- ^uiderstrand.
Wij hadden daar in de scha van het oer
woud zulke heerlijke dagen aan het strand
doorgebracht, dat wij besloten er eens een
nacht over te blijven ook. Er stond een af
dakje met verhoogden vloer, een paar matten
vormden de wanden, een groote doek de
deur, veldbedden, petroleumstel waren aan
wezig en van muskieten geen last. Wat wilt
ge nog meer! Een heerlijke avondwandeling
langs het strand, een diner, met niet eens
zoo heel veel zand en vroeg onder de klam
boe. Maar dat, duurde niet lang. Om twaalf
uur 's nachts keek ik door de reten van den
wand en zag een blauwe schijn. Ik er uit. In
Een mooi opgetuigde stier bij de McUv.r.t^-he
stierenrennen op de Jaarmarkt te Batavia.
mijn pantoffels vier groote heremietkrabben
en al gauw bleek de heele omgeving te leven
van die aardige dieren, die hun geroofde
schelp haastig voortsleepten over het zand.
Honderden en duizenden waren er, met de
mooiste zeeschelpen. Overdag zie je er geen
een, dan zitten ze onder de dorre bladeren
verborgen, maar 's nachts scharrelen ze óver
al rond op zoek naar voedsel. Maar we
waren opgestaan voor de lichtende zee en dus
werd de electrische lamp opgeborgen en gin
gen we pootje^ baden, wat al heel gauw in
zwemmen overging. Verbazend leuk gezicht,
je handen zoo als blauw lichtende pluimen
voor je uit te zien schieten, je heele body te
zien oplichten door de aanraking met duizen
den millioenen diertjes, die door die aanra
king even een blauw vonkje afgeven. Zwem
men maakt dorstig dus een groote pompel
moes opgezocht, een paar stoeltjes midden op
het strand, even zien of we ver genoeg van
den waterrand waren. Hoesch, wat was dat?
Een snel bewegend wit beestje, zoo groot als
een hand. En daar en daar! Als ik mijn flash
light even langs de aanrollende golven laat
spelen blijkt elk golfje een tiental groote
witte krabben mee te brengen, die heen en
weer rennen over het strand. Het dreunen
van onze voetstappen houdt een meter of
tien ruimte rondom ons vrij, maar verder
rent er op elke vierkante meter één. Hoog op
gericht op de 4 achterste pooten, de oogen op
steeltjes verticaal omhoog, de scharen voor
aanval of verdediging opgeheven. En dan te
denken, dat je alleen was! Er schijnt trouwens
nog ander bezoek geweest te zijn. Sporen van
wilde varkens leidden den volgden morgen tot
vlak bij ons tehuis. Die waren op de krabben-
jacht geweest.
Op Java staan we altijd met de zon op.
Een goede gewoonte, dan is het nog lekker-
frisch. Een flinke strandwandeling doet ons
zien, hoe de witte reigertjes nog boven in de
boomen slapen, dat de spreeuwen al wakker
zijn en evenals de klapperratten de mooie
roode bloemen van de dadap afbijten om den
honig machtig te worden. Het zand is zwart
hier aan de Zuidkust; allemaal magneet
ijzer en de enkele schelpen steken daar prach
tig wit en rose tegen af. In de verte een
groote drukte aan het strand. Visschers, die
hun netten in grooten boog uitbrengen en
weer inhalen naar het strand tce. Elke trek
brengt een paar pond kleine vischjes aan
kleiner dan onze stekeltjes en een dood
enkele keer zoo groot als een kleine baars.
Eén keer zit er een kanjer van een meter
lang in het net, wat tot veel gepraat aan
leiding geeft; gejuich had ik eerst geschre
ven. maar dat is niet zoo. Zulke dingen gaan
bij den Inlander allemaal doodkalm en rustig.
Alleen even overleggen hoe deze buit zou
moeten worden verdeeld. Wij blijven een
paar uur kijken naar het rustige, kalme be
drijf, genieten van zon en wind en zee.
Zwemmen, eten. doen een dutje en rijden in
de avondschemering naar Batavia terug, dat
in rooden gloed van verre aan den hemel
lokte, want de groote Jaarbeurs, de Pasar
Gambir was juist geopend! En dat is een
gezellig gebeuren. In vele steden in Indië
verrijzen zoo tegen Koninginne-ver jaardag
groote gebouwen, zoo keurig en kleurig al-
die alleen in de Oost voor weinig geld tr
maken zijn. Elk jaar weer weet de architect
in Batavia er wat bijzonders van te maken
niet alleen naar <rorm en plaatsing, maar
vooral door de groote kleurrijkdom van het
geheel. En als lichteffecten dan nog mee
werken om den indruk te vergrooten, is de
zaak compleet of eigenlijk neen. de menigte,
die hoort er ook bij. Dan pas is Batavia
op zijn mooist als ook de Inlandsche ge
meenschap in feestdos uitrukt en de kleuren
van baadjes en sarongs wedijveren met die
der gebouwen en uitstallingen, als het elec
trische licht niet alleen spiegelt in het glan
zend zwarte haar, maar ook in de mooie
spelden, de halskettingen, de armbanden en
al dat moois dat Javanen en Chineezen.
Soendaneezen en Madoereezen zoo graag dra
gen. Daar vallen onze schoonen bij in het
niet. al is hun rug ook heelemaal van
alle ontsierende*?) bekleeding ontdaan. Na
tuurlijk trekt ons, EEuropeanen vooral ook
de Inlandsche kunstnijverheid; koper, hoorn,
leer, bamboe, been vlechtwerk. De voort
brengselen zijn in Nederland al aardig bekend
en toch altijd weer zoo mooi. Maar verder op
vindt ge nog heel andere dingen, die in
Indië gemaakt worden, van ingemaakte
groenten en inkt af tot allerlei rubberartike
len en papierwerk toe. Wat verder de boeken-
pers in Indië levert, mag de vergelijking met
Holland gerust doorstaan. Op al deze Jaar
markten, van Brussel tot Soerabaja en waar
schijnlijk ook verder, trekt het de aandacht,
hoeveel moeite de spoorwegen doen om het
aan de luchtvaart verloren terrein te herwin
nen, wat in een land met zulke geweldige
afstanden als Indië natuurlijk niet best zal
gaan! Hier stond een reuze-locomotief rustig
te draaien. Even verder vertoonde de Paket,
de K.P.M., ook een in het nauwgedrevene
keurige Agfasmalfilms van haar reizen.
En zoo was er heel wat te zien. En voor
later op den avond de draaimolen, de lach
spiegels en het groote rad. allemaal net of
het echt was en geen dertig graden in de
schaduw. Dat is natuurlijk avondwerk als
alles in rijen lichtjes glanst. Overdag be
wonderen we met den Gouverneur-Generaal
het mooie gebouw der Indochineesche en
Maaagaskaarsche kunst, de pluimveetentoon
stelling (ze hebben hier in Indië blijkbaar
ook werkelijke kippen, niet alleen ajams
maar houden die in kleine kooitjes voor ten
toonstellingen), dan aquaria en te veel orr.
op te noemen.
Een aardig extratje waren nog de Ma-
doereesche stierenparen, die op Zondag hun
kunsten zouden vertoornen. Prachtig opge
tuigd met veel rood en goud en spiegeltjes,
parasolletjes boven, hun lompe koppen, de
Nederlandsche vlag op het juk bevestigd,
paradeerden ze vast wat de baan over, met
trommels en bekkens natuurlijk. Dat kan
niet zonder.
's Avonds Oranjebal in de Soos. Ik zit nog
liever in het groote rad. En het souper! We
hebben tranen gelachen. Ze hadden geloof ik
op Passar Gambir al die Madoereesche stieren
renners gevangen, in een K.P.M.-bediende-
pakje gestoken en zoo op de bezoekers los
gelaten. Als je water vroeg kreeg je soep,
als je om de wijnkaart riep presenteerden
ze asperges, zonder je eerst een bord te
geven. Bij het ijs gaven ze mesjes, en bij
de appels een lepeltje enz. En dat in de groote
militaire sociëteit in Batavia! Daar mogén
ze mij nog wel eens een goed verzorgd diner
aanbieden met dames, anders vertel ik het
verder.
Drie uur naar bed. Half zes op. Dat is
altijd zoo de laatste dagen in Indië. Zes uur op
weg naar de Parade. Er waren naar schat
ting 600 soldaten en 600.000 toeschouwers. Een
geweldige belanstelling en.een keurige
parade. Werkelijk aardig om te zien. zoowel
het groot vertoon der grooten als het goede
stramme marcheeren der mannetjes. Alleen
waren de vijf Curtisjagers in escadrille neer-
duikende tot een kleine honderd meter, een
beetje veel voor de collega's, die elk over één
paardekracht beschikten daar op den grond.
Dat vind ik ook altijd het akelige van zoo'n
echt paard, dat er geen contactsleutel aan zit
om het stop te zetten. Daar verlangden die
200 cavaleristen ook hard naar, dat kon je
zoo zien.
En een gezellige drukte in de heele stad als
wij naar het vliegveld rijden om op tijd te
komen voor het vuruwerk in... Medan. Eerst
een cirkeltje boven de Passar Gambir, dat
de eerste stierenren totaal in de war schopte,
een laatste blik op de kleurige gebouwen en
dito menigte en dan weer naar een ander
kleurenrijk, de Duizend eilanden, met hun
prachtige koraaltuinen er om heen. Krakatau
ligt helaas in de nevels verscholen, maar in
gedachten zit ik weer even op de observatie
post op Lang eiland. Dan komt Sumatra's
kust in zicht, de geweldige oerwoudvlakten af
gebroken door witte wolkenproppen. die een
duizend meter beneden ons boven het bosch
hangen. En voor je het weet komen de groote
rivieren, ligt Palembang onder ons met zijn
tallooze vlotwoningen in de Moessirivier en
de forsche Europeesche gebouwen rond om
het fort. Even dalen, een koele dronk, een
slok benzine en maar weer voort op Sin
gapore aan. Eerst boven de eilanden van de
Linga, dan van den Riouw Archipel. Weer een
aardig traject vol afwisseling onder ons van
zee en eilanden, visschersdorpen en hun
eindelooze netten en vallen. Voor Singapore
wordt het een beetje buiig, dan een beetje
meer en plots beginnen we te slingeren en te
stampen in een dikke mist. terwijl het water
van de vleugels druipt. Maar dat duurt meest
al maar even met onze enorme snelheid. Net
voor in het front van een bui, die we achter-
opvliegen schijnen altijd van die rare lucht-
stroomingen te zitten en onze piloten weten
dat en houden er rekening mee. Dan ligt
half Singapore helder onder ons, de tallooze
schepen op de reede en de stad langs de baai,
terwijl de rest in een regengordel verborgen
is. Even zit het vliegveld ook in een dicht
gordijn, maar als wij dalen rijden we weer
een regenboog tegemoet en blikkert de zon
duidelijk in de plassen van het kletsnatte
veld.
Singapore-lunch. Dat is vreeselijk ver
moeiend al dat eten op de K.L.M.-lijn Maal
ais ik op mijn klok kijk zijn we alweer vijf
uur van Batavia en is het drie uur in den
middag. En wij hebben nog 2y2 uur voor
den boeg. dus vooruit maar wéér. Even over
de rubberbosschen en dan zitten we alweer
boven lage wolken. Ook best, een paar af
scheidsbrieven aan de vrienden in Indië en
als ik pen en papier bij elkaar zie
vallen mijn oogen altijd zóó dicht. Als ik weer
tot bewustzijn kom ligt Sumatra's kustlijn
onder ons. eerst even wat bosch, maar dan al
gauw vierkante velden van verschillende
kleur. Deli nadert. Hier en daar staan 3. 4, 6
groote schuren schuin op een rij, een assisten
tenwoning, wat koeliehuisjes, dan weer meter-
hooge plantengroei, alleen maar hier en daar
een mooi beplant tabaksveld. Gedeeltelijk
zitten wij nog boven rubber en thee en olie-
palmen. maar waar de tabak den scepter
zwaait is maar het achtste van het land met
dit costelick cruyt beplant en de rest braak
liggend om van de vermoeienissen der pro
ductie te bekomen. Eerst na acht jaar brengt
hetzelfde stuk grond weer goede tabak voort.
Meer witte huizen, een villas tad, een ten
nisbaan. o neen, een voetbalveld, o neen een
vliegveldje. Treurig klein, dat zou je in den
Oosthoek anders verwachten. Je kunt zien
dat Cremer weg is.
Natuurlijk komen we toch keurig aan den
grond; de wind is meestal in de goede rich
ting gelukkig, anders zou menige Douglas hier
geen landing wagen. En nauwelijks zijn we
van het vliegveld weg of we zitten weer
midden in de feestdrukte. Duizenden kinde
ren troepen aan met versierde fietsen, waar
van vele een boot of vliegtuig voorstellen,
met lampions, lantaarns, transparanten,
heele kerken zijn er bij. Geweldige bouw
werken, van rotsen, bamboe en vloeipapier,
waaraan weker, gewerkt is voor den grooten
optocht wedstrijd als het straks donker is.
Medan is toch prachtig. Ruim van aanleg
met schitterend onderhouden grasperken er.
tuinen, mooie gebouwen! Maar ook weer iets
eigenaardigs! in de hoofdstraat zie je meer
Chineesche dan Nederlandsche vlaggen op
dezen Koninginnedag. Best bedoeld hoor.
mar toch een gek gezicht Bij Hotel de
Boer begint de drukte al en als wij den
lampiontocht hebben zien voorbij trekken
is het bal in vollen gang. Een dameskapel
wipt en danst en ratelt en rammelt de eene
jazz na de andere, met Rumba en weet ik
wat voor andere wiidemansnamaaksels afge
wisseld en ik verwonder mij weer, hoe de
dames nauwelijks de hoogst noodige be-
kieeding dragen en de heeren nog altijd in
zwarte pakken met flauw gevallen boordjes
moeten rondzwoegen. Wanneer zullen de
dames onze knieën en onze halsen nu eens
mooi beginnen te vinden, zoodat wij ook in de
balzaal in short en shirt het leven zullen
mogen genieten? Vóór dien tijd vertik ik 't om
te dansen!
Als ik om vier uur gewekt wordt speelt
de muziek nog. Als we om 5 uur weggaan,
hangen twintig heeren en twee dames (het
valt moeilijk hier de dames eerst te noemen'
over de bar en inviteeren ons een biertje mee
te drinken. Onze piloten in uniform worden
omringd, maar het loopt goed af. Op het
biljart slapen twee heeren'?) in smoking rus
tig te midden der woedende geluiden.
Neen dat is gelukkig niet de laatste indruk,
van Indië. Een zilveren lucht, zilveren och
tendnevel. zilveren rivieren. Een nijvere be
volking, die ten arbeid spoedt. Er komt weer
een mooie dag!
SingaporeBangkok is een mooi traject
Boven zee hebben we wat zwaar wreer. maar
daar trekt een Douglas zich weinig van aan
Dan dwars over Malakka met zijn sierlijke
rotsheuvels, baaien en rotskusten, helaas te
hoog om veel ofifanten te zien. Tot groote
sawan's overal onder ons verschijnen, een
breede rivier kronkelt, gouden pagodedaken
oplichten in de morgenzon en Bangkok, de
hoofdstad van Stam, onder ons ligt.
DR. VAN DER SLEEN.
Een groot vriend van Nederland.
Visscherstype van Java's Zuidkust.
Onze Parijsche correspondent schrijft:
Het was wel te voorzien, dat Georges Duha
mel gekozen zou worden tot lid van de Acadé
mie Francaise en men kan er zich dan ook
zelfs over verwonderen, dat de andere „On
sterfelijken" tot viermaal toe moesten stem
men, alvorens Duhamel het recht kreeg plaats
te nemen in den vacanten zetel van wijlen
Lenötre. Duhamel's „nederlaag" in de ver
kiezing van het vorig jaar was zóó glorieus
'11 stemmen tegen 17 op Léon Bérard'. dat
hij zonder de minste schaamte voor een twee
de maal zich candidaat kon stellen. Vooral
wanneer men de lijst zijner mede-gegadigden
ziet, voelt men zich eenigszins verontrust, dat
zoo lang werd geaarzeld. Populariteit is geens
zins een bewijs van talent, zal men aanvoeren,
als we zeggen, dat ieder Duhamel kent en over
hem heeft gelezen, maar wie heeft ooit iets
onder oogen gehad van J. L. Vaudoyer, van
Etienne Bricon, van Fernand Gegh, Pierre
Champion, Victor Giraud, Charles Diehl, Ed-
mond Jaloux, van Albéric Cahuet? Het zijn
uitzonderingen. Men zal zeggen dat Albéric
Cahuet héél lezenswaardige historische bijdra
gen in de „Ilustration" schrijft, dat Diehl en
Giraud en Jaloux bekend staan als beschaafde
schrijvers, maar.... is dat voldoende om te
worden opgenomen in het illustere college van
Onsterfelijken? Enfin, Duhamel is er en de
Académie Franqaise heeft nu eindelijk weer
eens (Dorgelès niet te na gesproken) een ech
ten letterkundige in haar midden, hetgeen de
verkiezing van Pierre Benoit compenseert.
Te lang reeds is de Académie Francaise van
haar eigenlijke bestemming afgedreven door
allerlei occulte: leest politieke! krachten, die
totaal geweerd hadden moeten wdlrden. Vóór
de Revolutie was het gewoonte iemand, die
zich bijzonder had onderscheiden, op een of
ander gebied in den adelstand te verheffen;
de Republiek heeft er niet anders op gevon
den door hen, als suprème hulde, lid van de
Académie Francaise te maken, vergetend dat
het door Richelieu gestichte instituut uit
sluitend voor schrijvers en kunstenaars was
bedoeld.
Maar komen we terug tot de verkiezing van
Duhamel. Hoewel hij stipt den ouderlijken
raad volgde en behoorlijk zijn dokters-graad
(medicijnen) behaalde, voelde Duhamel zich
veel meer tot de schoone letteren aangetrok
ken en hoewel zijn eerste gedichten, die in
tijdschriften verschenen, nu niet bepaald
meester-werken waren, voelde men toch dat
hier iemand aan het woord was, die iets te
vertellen had. En 't kwam plotseling aan den
dag toen daar, midden in de oorlogsjaren, die
prachtige roman verscheen „La Vie des Mar
tyrs", waarin de „poilu" op zulk een aangrij
pende wijze het helsche lot in de loopgraven
schilderde. Ineens was de aandacht op den
schrijver gevestigd en Duhamel een beroemd
man. Zóó groot was het succes van „La vie des
Martyrs", zóó meesterlijk de schildering van
het immense lijden in beide loopgraven, zóó
zonder eenigen haat geschreven <of het moest
alleen haat zijn tegen dat nutteloos afslach
ten) dat, zelfs toen de vijandelijkheden voort
duurden, een Duitsche vertaling ervan ver
scheen. De vrees, aanvankelijk geuit, dat hier
mede. na deze geweldige oplaaiing van een ta
lent het vuur wel zou zijn uitgebluscht. werd
gelukkig dadelijk weggenomen, toen Duha
mel kort daarop zijn „Civilisation" publiceer
de, dat den hoogsten litterairen prijs, den
Prix Goncourt kreeg.
Vèr van alle „clubjes" en „beweginkjes" is
Duhamel kalm verder gegaan met zijn litte
rairen arbeid. „La Possession du Monde",
„Confession de minuit", „Les Hommes aban-
donnés", „Les Plaisirs et les Jeux". het zijn
alle gave meesterwerken. Maar op nog hooger
plan kwam de schrijver te staan met die
schitterende psychologische studie „Journal
de Salavin". En wie kan ooit die zuivere auto
biographic „La Pierre d'Horeb" vergeten, de
geschiedenis van zijn studie-jaren? ..La nuit
de la Saint-Jean" is héél kort geleden eerst
verschenen, als derde deel van een cyclus, de
geschiedenis van een Fransch gezin, waarin
„Le Notaire du Havre" en „Le Jardin des
bêtes sauvages" vooraf gingen.
Georges Duhamel is een groot vriend en op
recht bewonderaar van Nederland. Herhaal
delijk heeft hij in ons land lezingen gehouden
en telkens bracht hij van zijn reis de mooi
ste herinneringen mede, welke hij trouwens
ook op schrift stelde.
Op een avond, zoo vertelde hij, zat ik héél
alleen op een bankje op den Scheveningsehen
strand-boulevard. Vóór me, de onmetelijke
zee. Filosofisch rookte ik een sigaretje. Alom
rust. Na een oogenblik stond ik opgooide
mijn sigaretten-endje weg en ik ging heen.
Eén schredetwee.geen drie. Ik had op
dat oogenblik het gevoel alsof héél Nederland
me verwijtend aankeek, héél Nederland, van
Groningen tot Maastricht. Van Den Helder tot
Sas-van-Gent. ik keerde op mijn schreden
terug, raapte het peukje sigaret op, kneep het
uit en stak het in mijn zak. Toen ben ik rustig
verder gewandeld
Charmante causeur, „homme du monde"
in de eenig lofwaardige beteekenis van het
woord, heeft Duhamel zich overal vrienden ge
maakt Zijn voorkeur gaat echter uit. naar
allen, die van hun pen leven en zoo onder
vinden die dan ook bij den kortelings gele
den benoemden directeur van de Mercure de
France in welke functie hij Alfred Valette
opvolgde steeds een hartelijke ontvangst
„Nederland is mijn zwak", zoo zei hij ons eens,
en 't was na hetgeen er aan was voorafge
gaan zoo eenvoudig en zonder pathos gezegd,
dat we aan de eerlijkheid van die verklaring
gaarne gelooven.
Moge zijn officieele benoeming tot lid van
het College van Onsterfelijken dan ook geen
beletsel voor hem zijn om no^ menigmaal
de leden van de Alliance Francaise te vergas
ten op zijn brillante causerieën
HENRY A. TH. LESTURGEON
DE VROUW EN DE SPORT
Al wordt er den laatsten tijd onophoudelijk
propaganda gemaakt voor alle mogelijke tak
ken van sport, toch schijnt vooral de gehuwde
vrouw er nog niet altijd het groote nut van
in te zien.
Meestal beweert men „geen tijd" te hebben,
wel is er echter tijd over om te gaan „winke
len" en na afloop ergens te „teaen".
En wanneer er aan sport gedaan wordt, dan
is het meestal alleen in den zomer en beperkt
zich tot zwemmen en wat men dan noemt
„tennissen". Dit tennissen bestaat meestal
meer uit „gezellig roddelen" of theedrinken op
het tennisveld, dan uit serieus spelen.
En toch is één avond of een middag flink
speien zooiets heerlijks en gezonds! U zult
werkelijk meer voldoenina hebben, wanneer
u „goed" hebt gespeeld, dan dat u hebt ge
hoord dat die of die gaat scheiden, of mevrouw
zus of zoo een nieuwe jurk heeft, die ze uit
een voovdeelig couponnetje heeft gemaakt.
Er zijn natuurlijk vrouwen, die werkelijk erg
weinig tijd hebben, bijvoorbeeld moeders van
een groot gezin, maar toch geloof ik dat er
altyd wel eén uurtje vrijgemaakt kan worden,
wanneer het maar echt gewild wordt. Boven
dien kunnen uw kinderen niet vroeg genoeg
met sport beginnen, zoodat u ze gerust jong
mee kunt nemen.
En wat hebben we niet een keur van spor
ten, ook des winters!
Er kan dan gehockeyd worden. 'Hiervoor
moet men natuurlijk wel rekenen op eventuee-
lc competitie, daar men in een club moet gaan.
Meestal zijn dit clubs, welke competitie spe
len
Tennissen kan ook overdekt gebeuren, maar
is heel wat gezonder in de open lucht.
Ping-pong, de sport die zoo kinderachtig
lijkt, maar het werkelijk niet is.
Schaatsenrijden! Helaas hangt deze sport
geheel van het weer af. daar we niet allemaal
in de buurt van een kunstijsbaan wonen!
Dan de sport voor het geheele jaar: wan
delen! En er zijn er nog veel meer.
De grootste fout is echter, dat, wanneer
men aan sport doet. men deze vaak niet se
rieus en sportief genoeg beoefent! (Hoe para
doxaal dit ook moge klinken!). Een tennisclub
is om te tennissen en een hockeyclub om ie
hockeyen, en niet om er een gezellig „babbel
onderonsje" van te maken.
Dat „sport" de beste lichaamsverzorging Is.
hoef ik toch niet meer te vertellen?!
Misschien hebt u vorige week bij oefening
144 iets vreemds opgemerkt. De kwestie is. dat
door een kleine technische fout het teeke-
ningetje bij deze oefening gedraaid in de krant
kwam. Het is natuurlijk niet mogelijk onder
den sprong het lichaam zóó ver om te bui
gen; wél is het mogelijk de beenen zijwaarts
op te gooien, waarbij het lichaam nagenoeg
recht blijft, dat was de bedoeling van deze
oefening.
o./- '*4
O,/ «rfi
Oefening 145 is een prettig en eenvoudig
begin voor deze week. We beginnen zittend
met de beenen languit gestrekt, De handen
steunen achter op den grond. Nu wordt het
lichaam opgetild tot ruglingschen ligsteun.
In deze houding tien maal een been buigen
en omhoog strekken; even zitten, om de ar
men niet al te moe te maken en dan doen
we het nog minstens tien maal met het an
dere been.
Oefening 146 is ook niet moeilijk. Gaat u
eens op de knieën, waarbij u op de hielen
gaat zitten. Het lichaam wordt wat achter
over gehouden en de armen helpen ons om
het evenwicht te bewaren. Nu in een vlot
tempo afwisselend een knie optillen.
Oefening 147 is een aardig oefeningetje,
waarvoor we met z'n drieën moeten zijn. De
„houten Klaas" staat in het midden met voor
en achter hem een helper. De middelste laat
zich. volkomen stijf gestrekt naar voren
vallen «dit moment staat aangegeven op de
teekening' en wordt opgevangen door den
voorsten helper. Deze duwt hem zóó krachtig
en snel terug, dat het slachtoffer door zijn
evenwichtstand heen naar achteren valt. Ook
hier wordt hij opgevangen en terug gegooid.
Er is inderdaad wat durf voor r.oodig, vooral
bij het. achterovervallen maar als u den daar
staanden helper volkomen durft te vertrouwen,
moet u het maar wagen. De oefening is
moeilijker te maken, door den afstand te ver
grooten. Een variatie is nog. dat de middel
ste bij het naar voren valllen slechts zacht
wordt teruggeduwd; hij valt dus weer voor
over, om pas de tweede maal zoo'n geweldi
gen oplawaai te krijgen, dat hij doorgaat
naar achteren. Dus bij deze variatie duwt
iedere helper twee maal achter elkaar; eerst
zacht, tweede maal hard.
Oefening 148 is een evenwichtsoefening.
Deze groep hebben we de laatste weken wat
verwaarloosd; 't wordt hoog tijd, er weer eens
één te nemen. En dar. mar?- direct - -ei-
Iijke! Wc- begirren recht,:.' stao' -n
hand op den rug, en den anderen m-
hoog langs het oor gestrekt. Nu zéér .ang-
zaam zijwaarts buigen, steeds verder, totdat
u cie horizontale, zijwaartsche zweefstand
bereikt hebt. Daarna ook eens op het andere
been oefenen.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M. O.