Historische Vrouwenfiguren.
H.D. VERTELLING
Kleurrijke pauzes!
ZATERDAG-18 JANUARI 1936
HAAILE M'S DAGBCAD
7
Marie Bashkirtseff.
Maria Constatinowna Bashkirtseff heette zij
voluit een plechtige en bombastische naam,
die totaal niet paste bij iemand als zij, die één
en al levendigheid, bewegelijkheid en vitali
teit was. „Moessia" werd zij door haar huisge-
nooten en vrienden genoemd, en dat hoorde
meer bij haar. „Moessia" het klinkt lief-
koozend en innig: niet alleen verafgoodden
haar moeder, tante en grootvader haar. alsof
ze een wezen van hooger orde was, maar nie
mand die haar leerde kennen kon zich ont
trekken aan de charme, die van haar uitging.
En zij hebben wel goed gezien, al schijnt het
dat de beschermende muur van hun teederheid
toch nog niet hecht genoeg is geweest want
Moessia was nog maar drie en twintig jaar oud,
toen zij stierf.
Moessia stierf op den leeeftijd, waarop de
meesten zoo ongeveer beginnen te leven
maar zij had dan ook haar ongelooflijk rijk en
innerlijk zoowel als uiterlijk onmetelijk bewo
gen leven al aangevangen op haar twaalfde
jaar, als andere kinderen zich nog maar ter
nauwernood bewust zijn geworden van het
leven. En in de twaalf jaar. die haar daarna
nog geschonken waren heeft zij intenser ge
leefd, pijnlijker geleden en dieper genoten dan
de meesten het in een heel leven doen. Haar
beroemd geworden dagboek (wie het begint te
lezen kan zich met geen mogelijkheid inden
ken, dat die eerste brillante. van een intens
levensinzicht en een zeer diep gevoel getui
gende pagina's geschreven zijn door een kind
van twaalf!) spreekt van de eerste tot de
laatste bladzij van de hartstochtelijke over
gave, waarmee dit kleine Russische meisje, dat
men wel eens de grootste „amoureuse de la vie"
heeft genoemd, zich stortte in de eindelooze
mogelijkheden, die het leven haar bood. Was
het niet de groote Gladstone, die van haar
„Journal" heeft gezegd: „Dit is een boek. dat
zijn gelijke niet heeft?" Heeft Maurice Barrès
niet zijn heele leven gedroomd van haar, die
hem de meest ideale vrouw toescheen, die ooit
geleefd heeft? Liet niet Guy de Maupassant
zich door de brieven, die zij hem schreef, ver
leiden tot de later beroemd geworden corres
pondentie met de totaal onbekende, die Marie
Bashkirtseff voor hem was?
En nog kan, naar psychiaters getuigen, bijna
geen man Moessia's dagboek lezen, zonder het
wonderlijke wezen lief te krijgen, dat daarin
van dag tot dag haar droomen en verlangens,
haar meeningen en critieken, haar bespiege
lingen en uitspraken over alle mogelijke din
gen des. levens neerschreef. Want met al haar
levensliefde en. haar levensdrift is Marie Bas-
kirtsèff oen rebelsche geest, met een scherp en
zuiver oordeel over de werkelijke waarde der
dingen geweest en al op haar twaalfde en
dertiende jaar kwam ze in opstand tegen de
tallooze standaardopvattingen en conventies,
waarmee de burgerlijke maatschappij haar
leden in het gareel tracht te houden. Hoor
haar ageeren tegen de in die dagen nog alles
behalve benijdenswaardige positie van^ de
vrouw, voornamelijk in haar omgang met het
andere geslacht: „Wat zijn de vrouwen te be
klagen! Het is de man, die het eerste kijkt, de
man, die zich laat voorstellen, de man, die ten
dans vraagt, de man. die het hof maakt, de
man, die ten huwelijk vraagt. De vrouw is als
een stuk papier, een stuk papier, waarop men
neerschrijft wat men wil." En even verder trekt
8e nog hartstochtelijker te velde tegen die op
vattingen, die de vrouw reduceeren tot een
marionet, die op zijn hoogst dansen mag als
de man aan de touwtjes trekt, en aan wie het
vrijwel verboden is er een eigen persoonlijk
heid, een eigen opinie, een eigen wil op na te
houden: „O vrouwen, vrouwen, zullen jullie
dan altijd hetzelfde blijven! Leer je toch te
gedragen, infame sekse! Zie hoe hij daar doet
wat hij wil, zonder eenig zelfverwijt, onver
schillig of hij u kwetst of niet hij behan
delt u schandelijk, en ge laat het toe en buigt
u diep. O, mannen, die dit leegt, weet dat het
■vrij eindeloos spijt u een zoo groote belang
rijkheid te moeten toekennen, maar het zou
getuigen van een slechten smaak en een slechte
tactiek als ik aan uw waarde tekort deed", de
Waarde van onze vijanden vermeerdert de
iïize. Wat is het waard een ding van geen
beteekenis te overwinnen? Gij, die pantalons
draagt, weet dat ge in mij een tegenstandster
vindt!" En het is een kind van vijftien, dat dat
schrijft een kind, dat minstens vijftig jaar
vroeg geboren was.
Tot wat voor dingen zou zij misschien geko
men zijn in den tegenwoordigen tijd. waarin, al
heeft gelukkig de wonderlijke utopie van ge
lijkheid voor man en vrouw alweer zoo goed
als afgedaan, de vrouw toch als „ebenbuertige"
naast den man staat, en waarin de expansie
mogelijkheden voor een vrouw van een intel
ligentie en vitaliteit als Marie Bashkirtseff
vrijwel onbeperkt zouden zijn geweest.
Men stelle zich intusschen niet voor dat
Moessia, al was zij dan ook in 1861 geboren,
zich terneer liet slaan door een stuk of wat
dwaze conventies, die haar in den weg stonden.
Moessia veegde ze terzijde, met een majes
tueus gebaar van haar kleine hand ze
waagde zich in gebieden, die vóór haar nog'
maar ternauwernood door vrouwen betreden
waren, en zij achtte het niet, of beter: ze wist
het niet eens, dat een verbaasde en iet of wat
onthutst publiek de ongehoorde evoluties aan
gaapte. die daar door een jong meisje van uit
stekende familie werden verricht op de tal
looze slappe koorden, waarmee het leven een
jonge en onvermoeide mensch tot de lang niet
makkelijke kunst van het geestelijk koord
dansen lokt.
Want Moessia was inderdaad van zeer goede
Russische familie. Nadat het huwelijk van
haar ouders in een voor beide partijen onhoud-
baren toestand ontaard was, vestigde haar
moeder, met haar zuster, barones Romanoff,
en haar vader, den grondbezitter Babanin zich
in de villa Aqua-Viva aan den Boulevard des
Anglais in Nice, speciaal met het oog op
Moessia's gezondheid, die niet al te sterk was,
al leek zij uiterlijk op één van die lachende
rozen, die het heele jaar door in den tuin van
de villa Aqua-Viva bloeiden, dat het een lust
was. Want Moessia was mooi; onder het prach
tige blonde haar lachten een paar helder
blauwe oogen, ze had een teint als van de vee!
misbruikte perziken, en haar tenger figuurtje
moet van een onbeschrijfelijke elegance zijn
geweest.
Kip.
Op artistiek gebied was zij al even rijk be
deeld. Zij had een prachtige stem, die hoewel
ongeschoold en volkomen natuurlijk, zoo'n
charme had, dat zij eens op de markt in Nice
alle koopvrouwtjes vrijwel in tranen bracht,
door plotseling het oude Provengaalsche „Lou
rossignou che vola" te gaan zingen. Ze ont
wierp haar eigen japonnen en ze had de
roep van het bestgekleede jonge meisje van
Nice te zijn.,Op haar vijftiende jaar schrijft zij
heel rustig, zonder eenige arrogantie, maar
eenvoudig in een soort van bewustzijn harer
eigen waarde: „Mijn dagboek komt in de ver
drukking. want ik ben begonnen met een ro
man, en hij zal goed worden. Goddank kan ik
alles wat ik wil. In twee dagen twee hoofdstuk
ken. dat is een behoorlijk tempo." Op een ge
geven oogenblik krijgt zij het in haar hoofd om
te willen gaan schilderen. Zij krijgt een plaats
in het atelier van den schilder Julian. Zij is
nog maar zeventien, krijgt als laatst-aange-
komene de slechtste plaats en maakt een
schets van het model. Bij wie hebt u les ge
had?" vraagt Julian. „Bij niemand. Ik begin
vandaag voor het eerst!" Groote verbazing bij
Julian de teekening is fabelachtig gedurfd
en knap zoo iets heeft hij nog nooit beleefd!
Maar Moessia weet dan ook wat werken is.
Overal in haar dagboek roept zij uit. dat zij
het toch zoo vreeselijk zou vinden, als zij na
haar dood niets achter liet om de wereld aan
haar te herinneren. „Ik heb nog nooit zoo'n
jacht om te leven gezien!" zegt een Russische
prinses al op haar dertiende jaar van haar. Zij
is alzijdig; zij getuigt het van zichzelf: „Op de
schietbaan ben ik man; in het water visch; te
paard jockey; in het rijtuig jong meisje; op
het bal danseuse; op de soirées „femme char
mante"; op het concert nachtegaal met extra
lage en extra hooge tonen in de keel".
Zij kent haar waarde maar zij weet ook.
dat zij als zij werkelijk wat bereiken wil. zal
moeten werken. En al op heel jongen leeftijd
werkt zij als een koelie: twaalf, veertien uur
per dag. Zij vraagt aan haar moeder en tante
leeraren op elk gebied: ze speelt piano, harp
en mandoline; ze neemt Latijnsche lessen en
als zij uit haar humeur is leest zij Plutarchus
om er weer in te komen; tegelijkertijd neemt
zij bovendien nog het leven van uitgaand jong
meisje in Nice waar. Ze is om haar toiletten,
haar snedige antwoorden, haar rake opmer
kingen overal bekend en gezien.
Zij kan in één minuut een gezelschap doen
sterven van het lachen en de tranen van ont
roering naar de oogen drijven. En aanbidders
heeft zij natuurlijk te over. Hoe staat ze zelf
tegenover hen? Allerminst met de onderwor
pen zelf onderschatting, die toentertijd nog
door velen als de ideale geesteshouding van
de vrouw tegenover clen man werd beschouwd,
integendeel! Vol zelfbewustheid schrijft zij,
dertien jaar oud: „Ik ben een zeldzaamheid.
Ik zal zeer veel weten als God mij wil laten
leven en mij zegent. Ik heb een uitstekend
figuur, lang geen onknap gezicht, een prach
tige stem, geest, en daarmee zal ik vrouw zijn.
Gelukkig de man, die mij krijgen zal! Hem
wacht het aardsche paradijs! Als hij me ten
minste weet te apprecieeren." Navrante woor
den overigens in al hun schijnbare arrogantie.
Geeft het laatste zinnetje al niet aan, dat zij
eraan twijfelt of zij ooit den man zal ontmoe
ten. die haar waardig is en haar gelukkig zal
maken? Over den man, dien zij eenmaal tot
de hare zal kiezen, filosofeert zij ook al: hij
moet. in één woord volmaakt zijn, hoogge
plaatst als een koning, schoon als Adonis, ge
niaal als Michel Angelo maar als hij dat
alles was, en hij zou bijvoorbeeld een klein,
ontsierend likdoorntje op zijn teen hebben,
dan zou zoo iets in staat zijn om haar al haar
interesse in hem te doen verliezen!
Maar Moessia zou Moessia. de levenskunste
nares. niet geweest zijn, als zij op een gegeven
oogenblik al deze overmoedige redeneeringen
en haar heele nog niet aan de praktijk getoet
ste hang naar volmaaktheid niet met een slag-
uit haar geest en hart weggevaagd zou heb
ben, toen zij den man ontmoette, aan wien zij
alle liefde en teedere gedachten van haar
laatste levensjaren wijdde. En Jules Bastien-
Lepage, de Lotharingsche schilder, voor wiens
werk Moessia een grenzenlooze bewondering
heeft, heeft in allen gevalle uiterlijk niets
met den held harer droomen gemeen. Hij is
twee en dertig jaar oud, tien jaar ouder dan
zij, klein, blond, en heeft een gezicht, dat niet
tegenstaande het snorretje duidelijk zijn boe
renafkomst verraadt.
En hij is ziek, ernstig ziek, evenals zij. Want
Moessia's gezondheid heeft langzaam maar
zeker den strijd opgegeven tegen de ziekte,
die haar sinds lang besloop. Het begon met
een keelaandoening, in Nice al. die haar eerst
beroofde van haar stem en vervolgens van
haar gehoor iets waarvoor zij zich onzeg
baar geneerde. En het eindigde met longtuber-
culose. Bij Bastien-Lepage waren het de nie
ren en roerend is het te ervaren hoe die
twee ten doode opgeschreven menschen
trachtten elkander te sparen door elk zijn ver
schrikkelijk geheim angstvallig te bewaren.
Na Moessia's "laatste succes, haar schilderij
„Meeting" op de Parijsche voorjaarstentoon
stelling, is zij degene, die het eerst den strijd
moet opgeven. Ook Sebastien's gezondheid
gaat stelselmatig achteruit, beide worden zij
bedlegerig en hun ontmoetingen worden
schaarscher. Op den 31en October 1884 sterft
Moessia, den lOden December Lepage en
mogelijk, dat zij in een beter oord de idylle
hebben kunnen voltooien, die zij op aarde be
gonnen waren, maar die zoo teer was. dat de
harde werkelijkheid er toch niet veel van heel
gelaten zou hebben.
Maar Moessia's streven om na haar dood niet
vergeten te worden, is niet voor niets geweest.
Nu, vijftig jaar er na wordt Marie Bashkirt-
seff's dagboek nog steeds als één van de roe-
rendste en mooiste kunstwerken van de ne
gentiende eeuw beschouwd, en voor haar
schilderijen, die g'rootendeels in particuliere
collecties zijn opgenomen, maar waarvan
enkele zich in musea in Nice en Parijs bevin
den. staat men stil vol van een onmetelijke
eerbied, terwijl men zich tracht te realiseeren
dat zij nog geen vier en twintig was, toen zij
stierf
WILLY VAN DER TAK.
(..Marie Bashkirtseff. racontée par elle meme'.'
i©ditians de Ia Madeleine. Paris.)
Ofschoon zij geparenteerd was aan ver
scheidene zeer aanzienlijke families haar
moeder was een witte leghorn met een ver rei-
kenden stamboom en zonder één balk in haar
wapenschild' bezat zij een uitgesproken Zi-
geunematuur. Reeds als pulletje had zij biijk
gegeven van eigenmachtige opvattingen en
asociale neigingen. Haar moeder had zich toen
getroost met de gedachte dat zij als Kip deze
kippekuren wel zou verliezen, maar deze hoop
was ijidiel gebleken. Zelden zag men haar aan
de kraboefeningen meedoen, waarin haar
broertjes en zusjes uitblonken. Liever stond zij
voor het kippengaas en droomde van verre
tuinen, van boomgaarden met wurmen zoo dik
als haar poot, van welige korenvelden, waai
de rijpe aren zich zouden buigen tot bek-
hoogte. Sprak haar in zulke oogenblikken
iemand aan, dan keek zij zco vreemd, zoo ver
wezen, dat het je hart samenkneep.
Je hebt best kans, dat het op het snot
uitloopt, zei een oude kip die nog slechts spo
radisch een ei kwijtraakte, maar van wie de
mare ging dat zij zich in haar goeden tijd meer
malen een dubbeldooier had laten ontvallen en
tegen wie dus hoog werd opgezien. Maar daar
tegen had de moeder geprotesteerd.
Snot, zei ze, is een plebejische ziekte. En
daarmee was de zaak voor haar afgedaan. De
oude kip ha'd den kop met de door de jaren
flets en slap geworden lel geschud en was
weggedrenteld, maar ze had de snotgedachte
niet laten varen en maakte er nu zijdelings
toespelingen op bij een haan, aan wien zij
voor jaren eens haar hart had geschenken.
Maar de haan, wien de herinnering aan deze
relatie wat pijnlijk was mannen zijn zoo
had de oude dame slechts met één oog ver
achtelijk aangekeken, terwijl hij voortging met
het andere lonkjes toe te werpen aan een
aardig hennetje met een elegant figuurtje
dat jolige gevoelens in hem wakker riep.
Toen kwam de grooten dag, waarop 't jonge
broedsel een ruimer arbeidsveld toegewezen
kreeg. Uit het enge rasterwerk losgelaten dar
telde het, opgetogen en vol jong élan, den tuin
in en begon de groote wereld te ontdekken.
Een der oroertjes vergat zich in zijn kinder
lijke vreugde zoover, dat hij een kraai uitstiet,
waarvoor zijn moeder hem ernstig berispte.
Het past je niet, zei ze. Je hebt er den leef
tijd niet voor. Later kan je kraaien, als je op
eigen bee.'ian staat en zelf een gezin sticht.
Laat ik het niet weer hooren.
Tijdens dit vermaan had Kip kans gezien
haar greotsten wensch van het oogenblik te
verwezenlijken. In schijn naar een tor prik
kend bleef ze wat achter en verhief zich toen
plotseling fier op de vleugels. In een sukkel
drafje vloog ze naar de hooge haag, waar ze
achter haar adem, hijgeiid, bleef hangen tus-
schen de hooge takken. Maar aan moeder,
schoon door de jaren wat kippig, was de vlucht
niet ongemerkt voorbijgegaan. Zij repte de
pooten wat zij kon en stond in een oogwenk
onder de heg, waar de appel harer oogen in
een vrij ongemakkelijke houding tusschen het
gebladerde zweefde.
Wil je hier komen? begon ze op ongemak-
kelijiken toon. Wat doe je in Godsnaam op die
heg?
Ik ga de wereld in. zei Kip. En meteen
nam ze een nieuwe fladder en verdween zon
der verder afscheid uit het moederlijk ocg.
De eerste uren van haar tocht voelde zij
zich kiplekker. Ze slenterde op haar dooie ge
mak tusschen de heesters van een fraai aan
gelegd park. pikte hier en daar met een nuf-
tig gezicht een versch blaadje van den tak en
liet 't dan weer onverschillig uit den bek val
len. Een poosje stond ze in gedachten verzon
ken te staren naar een oude, door de moeilijk
heden van het leven vergrijsde regenworm, die
zich bij haar nadering ijlings uit de voeten
trachtte te maken, maar van zenuwen zijn
huisgat niet kon vinden. Toen beet ze hem met
een verveeld gezicht in tweeën en liet de ein
den huns weegs gaan.
Uit de struiken betrad zij een breed voet
pad dat langs een keurig gazon naar een uit
voerige villa leidde met een keur van kan-
teelen en openslaande vensters en terrasssen
vol parasols. Maar terwijl zij zich neg vol ver
bazing afvroeg, welk rariteit daar voor haar
oog verrees, zag ze zich plotseling omringd
door een schare juichende kinderen, die met
wilde armzwaaien en ophitsende kreten haar
veiligheid' bedreigden. Zij liet een angstig ge
kakel, dat blijkbaar vreeswekkend op de kin
deren wekte, want er trad een pauze in hun
krijgsoperaties in en daarvan maakte Kip
gebruik. Ze zag een uitweg tusschen twee kin-
derbeenen door en was er als de kippen bij
van deze gelegenheid te profiteeren. Onder
hernieuwd krijgsgekakel stoof ze vooruit, ont
snapte uit den kring, verhief zich van den
grond, beschreef eenige ronden en daalde
daarna in vol plané op een kipkar, die beladen
met tuinafval aan den grooten weg stond.
Ik heb er kippenvel van. zei ze. terwijl
ze haar vedertooi ordende en haar lel lecht-
zette; wat zijn kinderen ontzettende wezens.
Ik heb nooit zooiets beleefd. Kipling had er
een verhaal van kunnen schrijven.
Naast haar streek een musch neer, die
ijverig begon te scharrelen in de afval.
Wat doe je hier? zei Kip uit de hoogte.
Zie je niet dat dit mijn kar is? Ik verzoek je
dringend heen te gaan.
Je redeneert als een kip zonder kop, zei
de musch brutaal. Je hoort in een hok thuis
en niet in de vrije wereld. Je bent gedegene-
reeds. Ik heb je daarnet zien vliegen, het was
eenvoudig belachelijk. Dat je je niet schaamt
zulke dingen in het openbaar te doen. Onder
vier oogen zou nog kunnen, maar aan den
grooten weg!
Toen draaide hij Kip den rug toe en zette
zijn bezigheden onverdroten voort.
Zij sprak niet. Ze begreep dat ze zich ge-
encanailleerd had en schaamde zich. Laat je
niet in met dieren wier eieren oneetbaar zijn.
had moeder haar geleerd en ze besefte nu de
diepe waarheid dier woorden. Ze liet slechts,
vol verachtig, iets vallen en wipte teen op het
handvat van de kar en vandaar op den grond,
de musch meester latende van het terrein.
Toen brak het droevigste oogenblik in Kips
leven aan. het oogenblik waarin zij, met een
slag al haar vertrouwen in de maatschappij
verloor.
Er kwam een man langs den weg, een man
met een doodonschuldig uiterlijk cn een kip
penborst, die hem erg dwars zat. Hij schonk
schijnbaar geen aandacht aan Kip. maar toen
hij vlakbij was, deed hij op t onverwachtst
met verkeerde bedoelingen een greep naar
haar.
Kip kakelde schel en sloeg alles uit wat zij
aan zich had. Even was er een wilde warre
ling van veeren en pooten; toen liet de man
los en ging op zijn vinger zuigen, terwijl hij
Kip liederlijke woorden nariep.
Zij maakte pooten wat ze kon. miste op een
haar een automobiel die om een hoek van
den weg >cp de loer lag en rustte niet voor zij
amechtig het voorvaderlijk kippenhok bereik
te, waar zij zich als de Verloren Dochter haar
moeder te voet wierp.
Kip. ik heb je, zei de oude dame onbe
wogen. Nu zie je hoe zulke streken uitvallen.
Zoo moet je maar doorgaan, dan kijkt over
een poosje geen fatsoenlijke haan meer naar
je om. Dat me zooiets nog moest overkomen
op mijn leeftijd. Ik denk dat je die malle
kuren van je vader hebt, maar probeer ze te
onderdrukken. Morgen zal ik je de grondbe
ginselen van het eierènleggen uiteenzetten;
misschien dat dat je gedachten in ernstiger
richting leidt.
Toen gingen ze met de kippen op stok.
MAC PETER.
De bioscopen gaan zich den laatsten tijd
zeer voor kleuren interesseeren. Nie' alleen
dat vele programma's geregeld gekleurde tee
kenfilms hebben opgenomen, ook de .groote
film schijnt langzamerhand kleurrijke aspi
raties te krijgen.
Alsof dit nog niet genoeg is, ook de pauze's
moeten nu gekleurd worden ennet staat
wat aardig in veel opzichten. Een nieuwtje
heeft sinds korten tijd het Frans Halstheater
dat met deze nieuwe vinding een der eerste
in den lande is.
Een klein en vernuftig uitgedacht apparaat
maakt het mogelijk, telkens wanneer de ope
rateur dat wil, kleurenmengelingen op het
doek te tooveren, die voortdurend afwisselen
en allerlei grillige vormen kunnen aannemen.
Zoo noodig kan tegelijk de film worden ver
toond, of zooals meestal gebeurt, de titels wor
den geprojecteerd.
Het apparaat bestaat uit een draaibare
schijf, die verdeeld is in acht of meer vakken,
alle verschillend van kleur en eventueel ook
van grootte. Deze schijf laat het licht door
van de twee brandende koolspitsen, die de
projectie vormen, zooals bij alle filmprojectie
apparaten het geval is.
Tusschen de lichtbron en deze draaiende ge.
kleurde schijf, worden twee glaasjes geplaatst.
Het eene heeft ribbels, waardoor het licht
als 't ware op geregelde afstanden wordt op
geslorpt en daartusschen vervaagt. Staan de
ribbels rechtop, dan komen er natuurlijk ook
rechtopstaande ribbels op het doek. met scha
duwen ertusschen. Wordt het glaasje dwars
geplaatst, dan komen de licht- en schaduw-
streepen ook dwars te staan. Dit glaasje staat
onbeweegelijk tusschen de gekleurde roteeren-
de schijf en de lichtbron.
Bovendien is nog een tweede glasplaat tus
schen de schijf en de koolspitsen geplaatst.
Deze glasplaat draait eveneens en heeft aan
de oppervlakte allerlei grillige vormen. Ook
kan zij verwisseld worden zoodat er een an
dere plaat kan worden ingezet, die weer an
ders is geblazen. Zoo kan men zich indenken
dat den eenen avond een plaat wordt geno
men, waarin onregelmatige sterren zijn ge
blazen, den anderen avond één waarin cir
kels of vierkanten voorkomen.
Door licht, vaststaande glasplaat, draaien
de glasplaat en draaiende gekleurde schijf
worden nu allerlei figuren op het doek gewor
pen, die voortdurend bewegen, steeds van
kleur verwisselen en nimmer is te raden welke
figuren in welke kleuren er zullen komen.
~De uitvinding is erg eenvoudig en het resul
taat is. zooals het met zooveel eenvoudige
dingen gaat, bijzonder treffend, omdat het
zeker nooit gaat vervelen, vooral niet wan
neer er een bescheiden gebruik van wordt
gemaakt.
Elisabeth Bergner in een werk
van Shakespeare.
De Duitsche actrice. Elisabeth Bergner, die
zich thans in Engeland heeft gevestigd, maakt
op het oogenblik een nieuwe film.
„Escape me never", was haar eerste succes
in Engeland. Thans speelt zij de rol van Rosa-
linde, in de film die naar Shakespeare's „As
you like it" wordt vervaardigd. Ze heeft Ro
salind van haar zeventiende jaar gespeeld:
„in het Duitsch natuurlijk"en die paar
woorden moeten droevig hebben geklonken.
Het zelfde costuum, dat zij honderden ma
len in die Duitsche opvoeringen heeft gedra
gen, zal opnieuw in deze film worden ge
bruikt. „Bergner", zooals het Londensche film
en theaterpubliek haar met een speciaal ooort
liefkozing noemt, werkt met overgave aan de
ze nieuwe rol en met een tikje angst ook,
omdat alle zelfgenoegzaamheid haar vreemd
is en zij zich afvraagt, of het Londensche pu
bliek, waarvan zij veel is gaan houden, haar
in haar eerste Engelsche Shakespeare-
vertolking zal bewonderen.
Oef
Oef
Oef
Men moet geen last van dui
zeligheid hebben als men
mee moet bouwen aan deze
langste en hoogste hang
brug ter wereld, de Golden
Gate Brug bij San Fran
cisco.
Oef y«.
Oefening 169. Een krachtige beenoefening
is 't begin van deze week. We beginnen in diepe
beenenbuiging en strekken daarna een been
zoo vér we kunnen naar achteren. Het lichaam
zal dan allicht wat naar voren hangen, terwijl
de armen ons helpen, het evenwicht te be
waren. Vervolgens datzelfde been naar voren
strekken. Dat kan op twee manieren. Ten eerste
door het been te buigen, dus langs den kori
sten weg; ten tweede met gestrekt been door
zijwaarts. Dit laatste is iets moeilijker. Tien
maal herhalen met beurtelings linker cn rech
ter been. en steeds probeeren er een ietsje, al
is het maar een paar milimeter verder mee te
komen. Het scheelt zoo ontzettend veel. of
u de oefeningen tot het uiterste doorvoert;
dan pas hebt u er wat aan!
Oefening 170 is er weer een. die we speciaal
willen aanbevelen. Zittend met gespreide
beenen, beide beenen gestrekt hoog opgooien,
zoodat de voeten elkaar raken, en weer terug
en zacht neerleggen. Niet laten ploTfen; niet
alleen vanwege de anti-lawaaicampagne,
maar vooral om de oefening beter te doen
verloopen. Eerst zult u wel den steun van uw
armen, achter het lichaam op den grond ge
plaatst. noodig hebben, maar al gauw moet
u het eens zonder dien steun probeeren. En
toch even hoog!
Oefening 171 is een tamelijk zware oefening
voor twee personen. Een van beide gaat voor
over liggen met de handen naast de schouders.
De ander tilt hem bij de enkels op. totdat de
voeten op zijn schouders rusten. In dezen stand
probeert het „slachtoffer" met kleine pasjes
op de handen naar voren te gaan. «De helper
moet dit heelemaal aan den ander over laten,
dus niet duwen!) U wisselt ook nog wel even
om?
Oefening 172. Tenslotte een lenigheids
oefening. Uit rugligging een been optillen,
met beide handen bij de enkels beetpakken,
en dan zoo dicht mogelijk naar het hoofd trek
ken. Maar, denkt u er aan, de knie blijft
recht! Het andere been kunt u gestrekt neer
leggen. of gebogen neerzetten. Nadat u door
veerend trekken met de armen het linker been
diep naar beneden hebt getrokken, wordt het
rechterbeen onder handen genomen.
JULES KAMMEIJER,
Leeraar Lich. Opv. M.O,