Historische Vrouwenfiguren. H.D. VERTELLING Kleurrijke pauzes! ZATERDAG-18 JANUARI 1936 HAAILE M'S DAGBCAD 7 Marie Bashkirtseff. Maria Constatinowna Bashkirtseff heette zij voluit een plechtige en bombastische naam, die totaal niet paste bij iemand als zij, die één en al levendigheid, bewegelijkheid en vitali teit was. „Moessia" werd zij door haar huisge- nooten en vrienden genoemd, en dat hoorde meer bij haar. „Moessia" het klinkt lief- koozend en innig: niet alleen verafgoodden haar moeder, tante en grootvader haar. alsof ze een wezen van hooger orde was, maar nie mand die haar leerde kennen kon zich ont trekken aan de charme, die van haar uitging. En zij hebben wel goed gezien, al schijnt het dat de beschermende muur van hun teederheid toch nog niet hecht genoeg is geweest want Moessia was nog maar drie en twintig jaar oud, toen zij stierf. Moessia stierf op den leeeftijd, waarop de meesten zoo ongeveer beginnen te leven maar zij had dan ook haar ongelooflijk rijk en innerlijk zoowel als uiterlijk onmetelijk bewo gen leven al aangevangen op haar twaalfde jaar, als andere kinderen zich nog maar ter nauwernood bewust zijn geworden van het leven. En in de twaalf jaar. die haar daarna nog geschonken waren heeft zij intenser ge leefd, pijnlijker geleden en dieper genoten dan de meesten het in een heel leven doen. Haar beroemd geworden dagboek (wie het begint te lezen kan zich met geen mogelijkheid inden ken, dat die eerste brillante. van een intens levensinzicht en een zeer diep gevoel getui gende pagina's geschreven zijn door een kind van twaalf!) spreekt van de eerste tot de laatste bladzij van de hartstochtelijke over gave, waarmee dit kleine Russische meisje, dat men wel eens de grootste „amoureuse de la vie" heeft genoemd, zich stortte in de eindelooze mogelijkheden, die het leven haar bood. Was het niet de groote Gladstone, die van haar „Journal" heeft gezegd: „Dit is een boek. dat zijn gelijke niet heeft?" Heeft Maurice Barrès niet zijn heele leven gedroomd van haar, die hem de meest ideale vrouw toescheen, die ooit geleefd heeft? Liet niet Guy de Maupassant zich door de brieven, die zij hem schreef, ver leiden tot de later beroemd geworden corres pondentie met de totaal onbekende, die Marie Bashkirtseff voor hem was? En nog kan, naar psychiaters getuigen, bijna geen man Moessia's dagboek lezen, zonder het wonderlijke wezen lief te krijgen, dat daarin van dag tot dag haar droomen en verlangens, haar meeningen en critieken, haar bespiege lingen en uitspraken over alle mogelijke din gen des. levens neerschreef. Want met al haar levensliefde en. haar levensdrift is Marie Bas- kirtsèff oen rebelsche geest, met een scherp en zuiver oordeel over de werkelijke waarde der dingen geweest en al op haar twaalfde en dertiende jaar kwam ze in opstand tegen de tallooze standaardopvattingen en conventies, waarmee de burgerlijke maatschappij haar leden in het gareel tracht te houden. Hoor haar ageeren tegen de in die dagen nog alles behalve benijdenswaardige positie van^ de vrouw, voornamelijk in haar omgang met het andere geslacht: „Wat zijn de vrouwen te be klagen! Het is de man, die het eerste kijkt, de man, die zich laat voorstellen, de man, die ten dans vraagt, de man. die het hof maakt, de man, die ten huwelijk vraagt. De vrouw is als een stuk papier, een stuk papier, waarop men neerschrijft wat men wil." En even verder trekt 8e nog hartstochtelijker te velde tegen die op vattingen, die de vrouw reduceeren tot een marionet, die op zijn hoogst dansen mag als de man aan de touwtjes trekt, en aan wie het vrijwel verboden is er een eigen persoonlijk heid, een eigen opinie, een eigen wil op na te houden: „O vrouwen, vrouwen, zullen jullie dan altijd hetzelfde blijven! Leer je toch te gedragen, infame sekse! Zie hoe hij daar doet wat hij wil, zonder eenig zelfverwijt, onver schillig of hij u kwetst of niet hij behan delt u schandelijk, en ge laat het toe en buigt u diep. O, mannen, die dit leegt, weet dat het ■vrij eindeloos spijt u een zoo groote belang rijkheid te moeten toekennen, maar het zou getuigen van een slechten smaak en een slechte tactiek als ik aan uw waarde tekort deed", de Waarde van onze vijanden vermeerdert de iïize. Wat is het waard een ding van geen beteekenis te overwinnen? Gij, die pantalons draagt, weet dat ge in mij een tegenstandster vindt!" En het is een kind van vijftien, dat dat schrijft een kind, dat minstens vijftig jaar vroeg geboren was. Tot wat voor dingen zou zij misschien geko men zijn in den tegenwoordigen tijd. waarin, al heeft gelukkig de wonderlijke utopie van ge lijkheid voor man en vrouw alweer zoo goed als afgedaan, de vrouw toch als „ebenbuertige" naast den man staat, en waarin de expansie mogelijkheden voor een vrouw van een intel ligentie en vitaliteit als Marie Bashkirtseff vrijwel onbeperkt zouden zijn geweest. Men stelle zich intusschen niet voor dat Moessia, al was zij dan ook in 1861 geboren, zich terneer liet slaan door een stuk of wat dwaze conventies, die haar in den weg stonden. Moessia veegde ze terzijde, met een majes tueus gebaar van haar kleine hand ze waagde zich in gebieden, die vóór haar nog' maar ternauwernood door vrouwen betreden waren, en zij achtte het niet, of beter: ze wist het niet eens, dat een verbaasde en iet of wat onthutst publiek de ongehoorde evoluties aan gaapte. die daar door een jong meisje van uit stekende familie werden verricht op de tal looze slappe koorden, waarmee het leven een jonge en onvermoeide mensch tot de lang niet makkelijke kunst van het geestelijk koord dansen lokt. Want Moessia was inderdaad van zeer goede Russische familie. Nadat het huwelijk van haar ouders in een voor beide partijen onhoud- baren toestand ontaard was, vestigde haar moeder, met haar zuster, barones Romanoff, en haar vader, den grondbezitter Babanin zich in de villa Aqua-Viva aan den Boulevard des Anglais in Nice, speciaal met het oog op Moessia's gezondheid, die niet al te sterk was, al leek zij uiterlijk op één van die lachende rozen, die het heele jaar door in den tuin van de villa Aqua-Viva bloeiden, dat het een lust was. Want Moessia was mooi; onder het prach tige blonde haar lachten een paar helder blauwe oogen, ze had een teint als van de vee! misbruikte perziken, en haar tenger figuurtje moet van een onbeschrijfelijke elegance zijn geweest. Kip. Op artistiek gebied was zij al even rijk be deeld. Zij had een prachtige stem, die hoewel ongeschoold en volkomen natuurlijk, zoo'n charme had, dat zij eens op de markt in Nice alle koopvrouwtjes vrijwel in tranen bracht, door plotseling het oude Provengaalsche „Lou rossignou che vola" te gaan zingen. Ze ont wierp haar eigen japonnen en ze had de roep van het bestgekleede jonge meisje van Nice te zijn.,Op haar vijftiende jaar schrijft zij heel rustig, zonder eenige arrogantie, maar eenvoudig in een soort van bewustzijn harer eigen waarde: „Mijn dagboek komt in de ver drukking. want ik ben begonnen met een ro man, en hij zal goed worden. Goddank kan ik alles wat ik wil. In twee dagen twee hoofdstuk ken. dat is een behoorlijk tempo." Op een ge geven oogenblik krijgt zij het in haar hoofd om te willen gaan schilderen. Zij krijgt een plaats in het atelier van den schilder Julian. Zij is nog maar zeventien, krijgt als laatst-aange- komene de slechtste plaats en maakt een schets van het model. Bij wie hebt u les ge had?" vraagt Julian. „Bij niemand. Ik begin vandaag voor het eerst!" Groote verbazing bij Julian de teekening is fabelachtig gedurfd en knap zoo iets heeft hij nog nooit beleefd! Maar Moessia weet dan ook wat werken is. Overal in haar dagboek roept zij uit. dat zij het toch zoo vreeselijk zou vinden, als zij na haar dood niets achter liet om de wereld aan haar te herinneren. „Ik heb nog nooit zoo'n jacht om te leven gezien!" zegt een Russische prinses al op haar dertiende jaar van haar. Zij is alzijdig; zij getuigt het van zichzelf: „Op de schietbaan ben ik man; in het water visch; te paard jockey; in het rijtuig jong meisje; op het bal danseuse; op de soirées „femme char mante"; op het concert nachtegaal met extra lage en extra hooge tonen in de keel". Zij kent haar waarde maar zij weet ook. dat zij als zij werkelijk wat bereiken wil. zal moeten werken. En al op heel jongen leeftijd werkt zij als een koelie: twaalf, veertien uur per dag. Zij vraagt aan haar moeder en tante leeraren op elk gebied: ze speelt piano, harp en mandoline; ze neemt Latijnsche lessen en als zij uit haar humeur is leest zij Plutarchus om er weer in te komen; tegelijkertijd neemt zij bovendien nog het leven van uitgaand jong meisje in Nice waar. Ze is om haar toiletten, haar snedige antwoorden, haar rake opmer kingen overal bekend en gezien. Zij kan in één minuut een gezelschap doen sterven van het lachen en de tranen van ont roering naar de oogen drijven. En aanbidders heeft zij natuurlijk te over. Hoe staat ze zelf tegenover hen? Allerminst met de onderwor pen zelf onderschatting, die toentertijd nog door velen als de ideale geesteshouding van de vrouw tegenover clen man werd beschouwd, integendeel! Vol zelfbewustheid schrijft zij, dertien jaar oud: „Ik ben een zeldzaamheid. Ik zal zeer veel weten als God mij wil laten leven en mij zegent. Ik heb een uitstekend figuur, lang geen onknap gezicht, een prach tige stem, geest, en daarmee zal ik vrouw zijn. Gelukkig de man, die mij krijgen zal! Hem wacht het aardsche paradijs! Als hij me ten minste weet te apprecieeren." Navrante woor den overigens in al hun schijnbare arrogantie. Geeft het laatste zinnetje al niet aan, dat zij eraan twijfelt of zij ooit den man zal ontmoe ten. die haar waardig is en haar gelukkig zal maken? Over den man, dien zij eenmaal tot de hare zal kiezen, filosofeert zij ook al: hij moet. in één woord volmaakt zijn, hoogge plaatst als een koning, schoon als Adonis, ge niaal als Michel Angelo maar als hij dat alles was, en hij zou bijvoorbeeld een klein, ontsierend likdoorntje op zijn teen hebben, dan zou zoo iets in staat zijn om haar al haar interesse in hem te doen verliezen! Maar Moessia zou Moessia. de levenskunste nares. niet geweest zijn, als zij op een gegeven oogenblik al deze overmoedige redeneeringen en haar heele nog niet aan de praktijk getoet ste hang naar volmaaktheid niet met een slag- uit haar geest en hart weggevaagd zou heb ben, toen zij den man ontmoette, aan wien zij alle liefde en teedere gedachten van haar laatste levensjaren wijdde. En Jules Bastien- Lepage, de Lotharingsche schilder, voor wiens werk Moessia een grenzenlooze bewondering heeft, heeft in allen gevalle uiterlijk niets met den held harer droomen gemeen. Hij is twee en dertig jaar oud, tien jaar ouder dan zij, klein, blond, en heeft een gezicht, dat niet tegenstaande het snorretje duidelijk zijn boe renafkomst verraadt. En hij is ziek, ernstig ziek, evenals zij. Want Moessia's gezondheid heeft langzaam maar zeker den strijd opgegeven tegen de ziekte, die haar sinds lang besloop. Het begon met een keelaandoening, in Nice al. die haar eerst beroofde van haar stem en vervolgens van haar gehoor iets waarvoor zij zich onzeg baar geneerde. En het eindigde met longtuber- culose. Bij Bastien-Lepage waren het de nie ren en roerend is het te ervaren hoe die twee ten doode opgeschreven menschen trachtten elkander te sparen door elk zijn ver schrikkelijk geheim angstvallig te bewaren. Na Moessia's "laatste succes, haar schilderij „Meeting" op de Parijsche voorjaarstentoon stelling, is zij degene, die het eerst den strijd moet opgeven. Ook Sebastien's gezondheid gaat stelselmatig achteruit, beide worden zij bedlegerig en hun ontmoetingen worden schaarscher. Op den 31en October 1884 sterft Moessia, den lOden December Lepage en mogelijk, dat zij in een beter oord de idylle hebben kunnen voltooien, die zij op aarde be gonnen waren, maar die zoo teer was. dat de harde werkelijkheid er toch niet veel van heel gelaten zou hebben. Maar Moessia's streven om na haar dood niet vergeten te worden, is niet voor niets geweest. Nu, vijftig jaar er na wordt Marie Bashkirt- seff's dagboek nog steeds als één van de roe- rendste en mooiste kunstwerken van de ne gentiende eeuw beschouwd, en voor haar schilderijen, die g'rootendeels in particuliere collecties zijn opgenomen, maar waarvan enkele zich in musea in Nice en Parijs bevin den. staat men stil vol van een onmetelijke eerbied, terwijl men zich tracht te realiseeren dat zij nog geen vier en twintig was, toen zij stierf WILLY VAN DER TAK. (..Marie Bashkirtseff. racontée par elle meme'.' i©ditians de Ia Madeleine. Paris.) Ofschoon zij geparenteerd was aan ver scheidene zeer aanzienlijke families haar moeder was een witte leghorn met een ver rei- kenden stamboom en zonder één balk in haar wapenschild' bezat zij een uitgesproken Zi- geunematuur. Reeds als pulletje had zij biijk gegeven van eigenmachtige opvattingen en asociale neigingen. Haar moeder had zich toen getroost met de gedachte dat zij als Kip deze kippekuren wel zou verliezen, maar deze hoop was ijidiel gebleken. Zelden zag men haar aan de kraboefeningen meedoen, waarin haar broertjes en zusjes uitblonken. Liever stond zij voor het kippengaas en droomde van verre tuinen, van boomgaarden met wurmen zoo dik als haar poot, van welige korenvelden, waai de rijpe aren zich zouden buigen tot bek- hoogte. Sprak haar in zulke oogenblikken iemand aan, dan keek zij zco vreemd, zoo ver wezen, dat het je hart samenkneep. Je hebt best kans, dat het op het snot uitloopt, zei een oude kip die nog slechts spo radisch een ei kwijtraakte, maar van wie de mare ging dat zij zich in haar goeden tijd meer malen een dubbeldooier had laten ontvallen en tegen wie dus hoog werd opgezien. Maar daar tegen had de moeder geprotesteerd. Snot, zei ze, is een plebejische ziekte. En daarmee was de zaak voor haar afgedaan. De oude kip ha'd den kop met de door de jaren flets en slap geworden lel geschud en was weggedrenteld, maar ze had de snotgedachte niet laten varen en maakte er nu zijdelings toespelingen op bij een haan, aan wien zij voor jaren eens haar hart had geschenken. Maar de haan, wien de herinnering aan deze relatie wat pijnlijk was mannen zijn zoo had de oude dame slechts met één oog ver achtelijk aangekeken, terwijl hij voortging met het andere lonkjes toe te werpen aan een aardig hennetje met een elegant figuurtje dat jolige gevoelens in hem wakker riep. Toen kwam de grooten dag, waarop 't jonge broedsel een ruimer arbeidsveld toegewezen kreeg. Uit het enge rasterwerk losgelaten dar telde het, opgetogen en vol jong élan, den tuin in en begon de groote wereld te ontdekken. Een der oroertjes vergat zich in zijn kinder lijke vreugde zoover, dat hij een kraai uitstiet, waarvoor zijn moeder hem ernstig berispte. Het past je niet, zei ze. Je hebt er den leef tijd niet voor. Later kan je kraaien, als je op eigen bee.'ian staat en zelf een gezin sticht. Laat ik het niet weer hooren. Tijdens dit vermaan had Kip kans gezien haar greotsten wensch van het oogenblik te verwezenlijken. In schijn naar een tor prik kend bleef ze wat achter en verhief zich toen plotseling fier op de vleugels. In een sukkel drafje vloog ze naar de hooge haag, waar ze achter haar adem, hijgeiid, bleef hangen tus- schen de hooge takken. Maar aan moeder, schoon door de jaren wat kippig, was de vlucht niet ongemerkt voorbijgegaan. Zij repte de pooten wat zij kon en stond in een oogwenk onder de heg, waar de appel harer oogen in een vrij ongemakkelijke houding tusschen het gebladerde zweefde. Wil je hier komen? begon ze op ongemak- kelijiken toon. Wat doe je in Godsnaam op die heg? Ik ga de wereld in. zei Kip. En meteen nam ze een nieuwe fladder en verdween zon der verder afscheid uit het moederlijk ocg. De eerste uren van haar tocht voelde zij zich kiplekker. Ze slenterde op haar dooie ge mak tusschen de heesters van een fraai aan gelegd park. pikte hier en daar met een nuf- tig gezicht een versch blaadje van den tak en liet 't dan weer onverschillig uit den bek val len. Een poosje stond ze in gedachten verzon ken te staren naar een oude, door de moeilijk heden van het leven vergrijsde regenworm, die zich bij haar nadering ijlings uit de voeten trachtte te maken, maar van zenuwen zijn huisgat niet kon vinden. Toen beet ze hem met een verveeld gezicht in tweeën en liet de ein den huns weegs gaan. Uit de struiken betrad zij een breed voet pad dat langs een keurig gazon naar een uit voerige villa leidde met een keur van kan- teelen en openslaande vensters en terrasssen vol parasols. Maar terwijl zij zich neg vol ver bazing afvroeg, welk rariteit daar voor haar oog verrees, zag ze zich plotseling omringd door een schare juichende kinderen, die met wilde armzwaaien en ophitsende kreten haar veiligheid' bedreigden. Zij liet een angstig ge kakel, dat blijkbaar vreeswekkend op de kin deren wekte, want er trad een pauze in hun krijgsoperaties in en daarvan maakte Kip gebruik. Ze zag een uitweg tusschen twee kin- derbeenen door en was er als de kippen bij van deze gelegenheid te profiteeren. Onder hernieuwd krijgsgekakel stoof ze vooruit, ont snapte uit den kring, verhief zich van den grond, beschreef eenige ronden en daalde daarna in vol plané op een kipkar, die beladen met tuinafval aan den grooten weg stond. Ik heb er kippenvel van. zei ze. terwijl ze haar vedertooi ordende en haar lel lecht- zette; wat zijn kinderen ontzettende wezens. Ik heb nooit zooiets beleefd. Kipling had er een verhaal van kunnen schrijven. Naast haar streek een musch neer, die ijverig begon te scharrelen in de afval. Wat doe je hier? zei Kip uit de hoogte. Zie je niet dat dit mijn kar is? Ik verzoek je dringend heen te gaan. Je redeneert als een kip zonder kop, zei de musch brutaal. Je hoort in een hok thuis en niet in de vrije wereld. Je bent gedegene- reeds. Ik heb je daarnet zien vliegen, het was eenvoudig belachelijk. Dat je je niet schaamt zulke dingen in het openbaar te doen. Onder vier oogen zou nog kunnen, maar aan den grooten weg! Toen draaide hij Kip den rug toe en zette zijn bezigheden onverdroten voort. Zij sprak niet. Ze begreep dat ze zich ge- encanailleerd had en schaamde zich. Laat je niet in met dieren wier eieren oneetbaar zijn. had moeder haar geleerd en ze besefte nu de diepe waarheid dier woorden. Ze liet slechts, vol verachtig, iets vallen en wipte teen op het handvat van de kar en vandaar op den grond, de musch meester latende van het terrein. Toen brak het droevigste oogenblik in Kips leven aan. het oogenblik waarin zij, met een slag al haar vertrouwen in de maatschappij verloor. Er kwam een man langs den weg, een man met een doodonschuldig uiterlijk cn een kip penborst, die hem erg dwars zat. Hij schonk schijnbaar geen aandacht aan Kip. maar toen hij vlakbij was, deed hij op t onverwachtst met verkeerde bedoelingen een greep naar haar. Kip kakelde schel en sloeg alles uit wat zij aan zich had. Even was er een wilde warre ling van veeren en pooten; toen liet de man los en ging op zijn vinger zuigen, terwijl hij Kip liederlijke woorden nariep. Zij maakte pooten wat ze kon. miste op een haar een automobiel die om een hoek van den weg >cp de loer lag en rustte niet voor zij amechtig het voorvaderlijk kippenhok bereik te, waar zij zich als de Verloren Dochter haar moeder te voet wierp. Kip. ik heb je, zei de oude dame onbe wogen. Nu zie je hoe zulke streken uitvallen. Zoo moet je maar doorgaan, dan kijkt over een poosje geen fatsoenlijke haan meer naar je om. Dat me zooiets nog moest overkomen op mijn leeftijd. Ik denk dat je die malle kuren van je vader hebt, maar probeer ze te onderdrukken. Morgen zal ik je de grondbe ginselen van het eierènleggen uiteenzetten; misschien dat dat je gedachten in ernstiger richting leidt. Toen gingen ze met de kippen op stok. MAC PETER. De bioscopen gaan zich den laatsten tijd zeer voor kleuren interesseeren. Nie' alleen dat vele programma's geregeld gekleurde tee kenfilms hebben opgenomen, ook de .groote film schijnt langzamerhand kleurrijke aspi raties te krijgen. Alsof dit nog niet genoeg is, ook de pauze's moeten nu gekleurd worden ennet staat wat aardig in veel opzichten. Een nieuwtje heeft sinds korten tijd het Frans Halstheater dat met deze nieuwe vinding een der eerste in den lande is. Een klein en vernuftig uitgedacht apparaat maakt het mogelijk, telkens wanneer de ope rateur dat wil, kleurenmengelingen op het doek te tooveren, die voortdurend afwisselen en allerlei grillige vormen kunnen aannemen. Zoo noodig kan tegelijk de film worden ver toond, of zooals meestal gebeurt, de titels wor den geprojecteerd. Het apparaat bestaat uit een draaibare schijf, die verdeeld is in acht of meer vakken, alle verschillend van kleur en eventueel ook van grootte. Deze schijf laat het licht door van de twee brandende koolspitsen, die de projectie vormen, zooals bij alle filmprojectie apparaten het geval is. Tusschen de lichtbron en deze draaiende ge. kleurde schijf, worden twee glaasjes geplaatst. Het eene heeft ribbels, waardoor het licht als 't ware op geregelde afstanden wordt op geslorpt en daartusschen vervaagt. Staan de ribbels rechtop, dan komen er natuurlijk ook rechtopstaande ribbels op het doek. met scha duwen ertusschen. Wordt het glaasje dwars geplaatst, dan komen de licht- en schaduw- streepen ook dwars te staan. Dit glaasje staat onbeweegelijk tusschen de gekleurde roteeren- de schijf en de lichtbron. Bovendien is nog een tweede glasplaat tus schen de schijf en de koolspitsen geplaatst. Deze glasplaat draait eveneens en heeft aan de oppervlakte allerlei grillige vormen. Ook kan zij verwisseld worden zoodat er een an dere plaat kan worden ingezet, die weer an ders is geblazen. Zoo kan men zich indenken dat den eenen avond een plaat wordt geno men, waarin onregelmatige sterren zijn ge blazen, den anderen avond één waarin cir kels of vierkanten voorkomen. Door licht, vaststaande glasplaat, draaien de glasplaat en draaiende gekleurde schijf worden nu allerlei figuren op het doek gewor pen, die voortdurend bewegen, steeds van kleur verwisselen en nimmer is te raden welke figuren in welke kleuren er zullen komen. ~De uitvinding is erg eenvoudig en het resul taat is. zooals het met zooveel eenvoudige dingen gaat, bijzonder treffend, omdat het zeker nooit gaat vervelen, vooral niet wan neer er een bescheiden gebruik van wordt gemaakt. Elisabeth Bergner in een werk van Shakespeare. De Duitsche actrice. Elisabeth Bergner, die zich thans in Engeland heeft gevestigd, maakt op het oogenblik een nieuwe film. „Escape me never", was haar eerste succes in Engeland. Thans speelt zij de rol van Rosa- linde, in de film die naar Shakespeare's „As you like it" wordt vervaardigd. Ze heeft Ro salind van haar zeventiende jaar gespeeld: „in het Duitsch natuurlijk"en die paar woorden moeten droevig hebben geklonken. Het zelfde costuum, dat zij honderden ma len in die Duitsche opvoeringen heeft gedra gen, zal opnieuw in deze film worden ge bruikt. „Bergner", zooals het Londensche film en theaterpubliek haar met een speciaal ooort liefkozing noemt, werkt met overgave aan de ze nieuwe rol en met een tikje angst ook, omdat alle zelfgenoegzaamheid haar vreemd is en zij zich afvraagt, of het Londensche pu bliek, waarvan zij veel is gaan houden, haar in haar eerste Engelsche Shakespeare- vertolking zal bewonderen. Oef Oef Oef Men moet geen last van dui zeligheid hebben als men mee moet bouwen aan deze langste en hoogste hang brug ter wereld, de Golden Gate Brug bij San Fran cisco. Oef y«. Oefening 169. Een krachtige beenoefening is 't begin van deze week. We beginnen in diepe beenenbuiging en strekken daarna een been zoo vér we kunnen naar achteren. Het lichaam zal dan allicht wat naar voren hangen, terwijl de armen ons helpen, het evenwicht te be waren. Vervolgens datzelfde been naar voren strekken. Dat kan op twee manieren. Ten eerste door het been te buigen, dus langs den kori sten weg; ten tweede met gestrekt been door zijwaarts. Dit laatste is iets moeilijker. Tien maal herhalen met beurtelings linker cn rech ter been. en steeds probeeren er een ietsje, al is het maar een paar milimeter verder mee te komen. Het scheelt zoo ontzettend veel. of u de oefeningen tot het uiterste doorvoert; dan pas hebt u er wat aan! Oefening 170 is er weer een. die we speciaal willen aanbevelen. Zittend met gespreide beenen, beide beenen gestrekt hoog opgooien, zoodat de voeten elkaar raken, en weer terug en zacht neerleggen. Niet laten ploTfen; niet alleen vanwege de anti-lawaaicampagne, maar vooral om de oefening beter te doen verloopen. Eerst zult u wel den steun van uw armen, achter het lichaam op den grond ge plaatst. noodig hebben, maar al gauw moet u het eens zonder dien steun probeeren. En toch even hoog! Oefening 171 is een tamelijk zware oefening voor twee personen. Een van beide gaat voor over liggen met de handen naast de schouders. De ander tilt hem bij de enkels op. totdat de voeten op zijn schouders rusten. In dezen stand probeert het „slachtoffer" met kleine pasjes op de handen naar voren te gaan. «De helper moet dit heelemaal aan den ander over laten, dus niet duwen!) U wisselt ook nog wel even om? Oefening 172. Tenslotte een lenigheids oefening. Uit rugligging een been optillen, met beide handen bij de enkels beetpakken, en dan zoo dicht mogelijk naar het hoofd trek ken. Maar, denkt u er aan, de knie blijft recht! Het andere been kunt u gestrekt neer leggen. of gebogen neerzetten. Nadat u door veerend trekken met de armen het linker been diep naar beneden hebt getrokken, wordt het rechterbeen onder handen genomen. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13