H Minister de Graeff verdedigt zijn beleid. Suriname's waschlijst. Juni 's~®ra" DONDERDAG 20 FEBRUARI 1936 HAAR EM'S DA GE HAD EERSTE KAMER. Voor de Macht van het Recht. Voor den Volkenbond v. Lanschot (R.-K.) DEN HAAG Woensdag. De heer v. Lanschot (R.K.) geenszins cham pagne-enthousiasteling voor den Volkenbond, kwam tegen de kritiek op en geringschatting der goede zijde van den Bond, door Mrs. Briet en Pollema geuit. De beteekenis der economi sche sancties dient men niet te laag aan te slaan. Streng door gevoerd kunnen die maatregelen sterker werken dan het sterk ste leger. Zeker, mo menteel verkeeren de sancties nog in een stadium van proef- stoomen. Niettemin zal de grootste anti- Volkenbondsman niet kunnen ontkeiinen, dat er met de sancties niet te spotten valt. Aan Mr. v. Vessem stelde spr, de ondeugende waag of deze ook zoo a'fkeerig van sancties ware geweest, als de rollen eens omgekeerd zouden zijn geweest, n.l. Abessynië de aanvaller! De sancties vormen 'n onderdeel van de col lectieve veiligheid. Deze kregen we in de plaats; van ons oude zelfstandigheidssysteem. En nu is de Volkenbond met dat collectieve veilig heidssysteem evenzeer een peiler voor onze on afhankelijkheid als het leger. Beiden moet men versterken. Even gevaarlijk als wantrou wen in de weermacht is, acht Mr. v. Lanschot het Volkenbondsdefaitisme a la Briet Pollema. Verkeerd is Mr. Pollema's tegenover elkaar stellen van collectieve veiligheid eenerzij ds, zelfstandigheidspolitiek anderzijds. Hier. is in werkelijkheid geen tegenstelling. Al dient er kend, dat er in dezen groote voorzichtigheid noodig is, niet alleen van den kant der Regee ring, maar ook van de zijde der critici. Deze kunnen door hun ongegronde bewering over 's Ministers onvoorzichtigheid, tenslotte hi den vreemde den indruk post doen vatten dat er toch iets mis is met wat de Nederland- sche Regeering in 't schild voert. En nu het plan LavalHoare, waarmee eèn premie op agressie waren gegeven. Het liep in dezen over een kwestie, die elk lid van den Volkenbond als zoodanig aanging. Want het betrof hier een poging den oorlog te beëindi gen. Vandaar, dat de aan onzen agent bij den Bond gegeven opdracht om Eden behoorlijk op de hoogte te brengen van onze houding t.a.v. het bewuste plan, niets anders was dan kwestie van fatsoen. Trouwens Mr. Pollema wil immers juist niet, dat de kleine naties ach ter de groote mogendheden aanloopen. Nu, in dit geval hebben wij dan toch zeker gedaan, wat onze plicht was. Wat de koloniale en grondstoffen-kwestie betreft is het inderdaad gewenscht, dat de Minister de gelegenheid aangrijpe met kracht stelling te nemen tegen den door Lloyd George in 't Engelsche Lagerhuis gevestigden indruk alsof, het Nederlandsoh koloniaal ge bied eventueel wel bij 'n herverdeeling in het spel zou kunnen komen. Platonische liefdesverklaringen aan het adres van Genève, die Mr. Pollema na gansch een rede van kritiek liet hooren, hebben geen waarde. De eenige logische conclusie van wat Mr. Briet en Mr. Pollema betoogden, ware eigenlijk geweest: laten wij het Volkenbonds- verdrag opzeggen. Doch wat ware het alternatief, als men uit den Bond liep? Terugkeer naar een toestand van voor 1914? Dan zou men dezelfde fout begaan als de Bourbons die na de restauratie toonden niets te hebben vergeten noch ge leerd. Neen, wij moeten het niet meer gaan zoe ken in het Recht- van de Macht, doch in de Macht van het Recht. Mr. Droogleever Fortuyn (lib.) kon het be toog van de heeren Briet en Pollema geens zins onderschrijven. Ook als we geen deel zou den uitmaken van den Volkenbond zou Neder land bij de huidige situatie geen zelfstandig heids-politiek meer kunnen voeren in een West-Europeesch conflict. Onze veiligheid is grooter in en door den Bond. De Volkenbond kan wel verbeterd, maar niet gemist worden. Nadat de liberale woordvoerder zich bij 's heeren de Jong's pleidooi i.z. de urgentie van verbetering van onzen economischen voorlich tingsdienst had aangesloten, kwam Prof. Ane- ma (a.r.) een hartig woordje meespreken. Wat onze eerste ge delegeerde te Genève met betrekking tot de kwestie van de grond- stoffenverdeeling er van 't koloniale vraag stuk had beweerd, was door de critici in de Eerste Kamer met een microscoop bekeken. Hoe zij er echter uit konden halen, dat Jhr. de Graeff op even- tueele bereidheid van Nederland om een stukje koloniaal gebied af te staan, had ge zinspeeld, was den heer Anema een raadsel. Overigens zette hij uiteen, waarom het ..vier kante onzin" was te meenen of te beweren, dat met behulp van toewijzing van koloniën de oplossing van het grondstoffen- en het immi gratieprobleem bereikbaar zou zijn. Ook deze afgevaardigde voelt met Struycken voor zelfstandigheidspolitiek, maar daaruit mag men nooit of te nimmer afleiden, dat wij ons onverschillig mogen houden tegenover een internationale rechtsbreuk. De heeren, die den mond zoo vol hebben van die zalige dagen van weleer van ons neutraliteitsbeleid, staan eigen lijk op het door Amerika ingenomen stand punt, dat het buiten allerlei internationale bindingen wil blijven. Dat kan het machtige Amerika zich misschien veroorloven, ons land echter niet. En wat dien goeden ouden tijd betreft, daarvan heeft men een veel te idyllisch beeld willen geven. Voor 1914, d.w.z. toen er staten-anarchie bestond, in de dagen van den internationalen chaos, kon men eiken dag een briefje thuis krijgen, dat ze morgen op bezoek zouden komen om den boel kort en klein te slaan! De Volkenbond, ten wiens opzichte Mr. Briet, Mr. Pollema en Mr. v. Vessem afkeu renswaardige destructieve politiek hebben gevoerd, heeft bovenal te lijden gehad van te groote vriendschap van illusionisten, welke nl. veel te schoone verwachtingen op wekken. Daartegen waarschuwde Struycken en nu was het wel tragisch te hooren, hoe Mr. Pollema in zijn strijd tegen den Bond- citaten aanhaalde van wijlen Struycken. die voor den Volkenbond was opgekomen! Prof. Anema critiseerde tenslotte Mr. van Vessem en de voorstanders van „Dietsch- land". Later, bij de replieken verklaarde de Anema (A.-R.) nat. soc. spreker, tegen de aan „Dietsch- land" ten grondslag liggende gedachte te zijn. Hij wil geen vereeniging van Nederland met Vlaanderen en evenmin een daarna aanleunen tegen het Duitsche Rijk! Prof. v. Embden (v.-d.) hield zich speciaal met het neutraliteits-vraagstuk bezig en gispte, evenals anderen reeds gedaan had den, den opzet van het plan Laval-Hoare. Terecht had Nederland dan ook aan Eden laten weten, dat wij daartegen waren. Hierin moet men allerminst zien aldus de Minister in zijn zeer geslaagde rede een streven van ons land om zich in Genève op den voorgrond te plaatsen. Het ging hier echter om een zaak. die ons als Volkenbonds lid aanging en nu was het inderdaad een kwestie van fatsoen Engeland tijdig ook ons standpunt te doen kennen. De Volkenbond is nog verre van volmaakt Maar nu hij eindelijk een eerste begin heeft gemaakt met zich ter wille van het Recht, in den vorm van collectief optreden (de sanc ties) te laten gelden, is het minder dan ooit het oogenblik hem den rug toe te keeren om terug te vallen in de internationale anar chie. Aldus de Minister, die er nog op wees, dat de sancties toch meer beteekenis heb ben (hoe onvolledig ze ook mogen zijn) dan sommigen wel willen erkennen. Noemde Jhr. de Graeff de bewering van onze opdringerigheid te Genève een legende, hetzelfde kan gezegd van de stelling, dat wij ontrouw zouden zijn geworden aan onze zelfstandigheidspolitiek. Ook het huidige ka binet houdt hieraan onwrikbaar vast. Maar meer dan een criticus had de fout begaan met zelfstandigheidspolitiek, afzijdig- heïdspolitiek gelijk te stellen: tot een der gelijk beleid nu heeft Nederland, juist uit hoofde van z'n Bondslidmaatschap en -ver plichtingen geen recht meer. Onjuist noemde de Minister voorts de door Mr Pollema geconstrueerde tegenstelling tus- sclien nationale politiek en Volkenbondspo- litiek. Om der wille van ons eisen belang is het zaak goede Volkenbondsnolitiek te voe ren. Aldus het standpunt van Minister de Graeff. Vrijwel aan het slot zijner rede. sprak hij de met klem verzochte verklaring i.z. het koloniale vraagstuk uit. „Nooit en te nimmer zal Nederland vrijwillig ook maar een vierk. Meter gebied afstaan, ook al moet dat die nen om tegemoet te komen aan ex pansiebehoeften van andere landen". Hadden de senatoren, welke om zulk een uiteenzetting hadden gesmeekt de Geneef- sche methode van interpretatie van redevoe ringen toegepast, dan ware deze verklaring niet noodig geweest. Want in Genève heeft niemand achter 's Ministers op 12 September gesproken woorden gezocht, wat thans de heer Pollema en anderen er in legden. Z.h.st, ging de begrooting van Buitenland- sche Zaken er door evenals die van Finan ciën. In het no tulen-boek is opgeteekend, dat de beide nationaal-socialisten in alle twee de gevallen geacht wenschten te worden tegen gestemd te hebben. TWEEDE KAMER Toen we zoo het klachten- en verlanglijstje van de heeren v. Kempen (lib.), Mr. Joekes (v.-d.), mevrouw de Vries-Bruins (s.-d.), den heer v. Dijk (a.-r.), Mr. Westerman (wild- nationaal), Ir. Cramer (s.-d.) enz. hadden gehoord, vonden we Minister Colijn's op merking wel heel juist, dat het er veel van had, alsof wij de beraadslagingen van den gemeenteraad van een klein dorp hadden meegemaakt. En toch was in werkelijkheid het algemeen Regeeringsbeleid t.a.v. een kolonie in een ver verwijderd werelddeel aan de orde. Hoofdmotieven van de uiteenzettingen van den Minister van Koloniën waren: men moet Suriname niet met Nederland vergelijken, en voorts, men slaat den plank volkomen mis als men meent, dat het mogelijk is veeren te plukken van den helaas kalen Surinaam- schen kikker. Het debat was overigens zoo onbelangwekkend, dat wij het hierbij mee nen te mogen laten. E. v. R. DOODELIJK VERKEERSONGEVAL. De 65-jarige weduwe Knigge uit Nieuw- Buinen, is te Stadskanaal door een auto aan gereden. Zij werd naar het Academisch Zie kenhuis te Groningen overgebracht, waar zij is overleden Boordwerktuigkundigen blijven op Indië-route mee vliegen. Andere oplossing gevonden. Onlangs zijn verschillende berichten gepu bliceerd over het niet meer laten meevliegen van de boordwerktuigkundigen op de Indië- route. die dan op enkele vaste punten, zooals te Cairo en Bandoeng zouden worden gesta- tionneerd. Men wilde hierdoor aan boord een last van totaal 100 K G. uitsparen, welken men in verband met het overvloedige goederen- en passagiersverkeer, waarbij men geregeld la ding moet weigeren, nuttig zou kunnen ge bruiken. Om administratieve redenen heeft men, volgens de Tel. gemeend, voorloopig van deze plannen te moeten afzien, verneemt het blad. Niet om veiligheidsredenen, want naar het deskundige oordeel van K. L. M.-zijde zou door het nieuwe systeem de veiligheid niet het minste in gedrang komen. In Amerika bij voorbeeld wordt zelfs op de uitgestrektste tra jecten geen mecanicien aan boord meegeno men en alles van den grond af geregeld zooals ook trouwens op de meeste Europeesche lucht lijnen het geval is. De K. L. M. heeft vermoe delijk een andere oplossing gevonden, waar door men een zekeren last zal kunnen uit sparen. LANGS DE STRAAT. Waarom er op het Verwulft verkeerslichten kwamen. Ei' was eens in Haarlem op het Verwulft een verkeersagent. Breed en machtig troonde hij daar om ons, roekelooze fietsers of automo bilisten, in toom te houden. Vol ontzag staarde alles naar zijn hand. Een klein jongetje, dat al een kwartier met groote bewondering naar de machtige hand had staan kijken, veranderde resoluut zijn toekomstideaal van piloot in verkeersagent. Piloot, och, wat was dat nu eigenlijk!! Dan ben je alleen maar baas over een klein vlieg tuigje, een paar menschen en wat post. Nee, dan verkeersagent; iedereen liet je maar stoppen als je daar zin in had. En dan liet hij later lekker alle kleine jongetjes voorgaan dan groote menschen en dan pas kleine meis jes. Want kleine meisjesnu, hij mocht geen leelijke woorden zeggen van zijn moe der, maar anders Vele fietsers en auto's staan achter de streep. Geen enkele die het waagt er ook maar een halve meter over heen te gaan. Ja toch, één is zoo vermetel; een klein ordinair' straathondje stoort zich aan geen strepen. Langzaam besnuffelt hij de straat. Hij na dert den agent-, die zich van geen gevaar be wust is. Nog is hij machtig en hebben wij ontzag voor hem. Maar dan gaat het honde staartje kwispelen, steeds harder, hij draait nog een paar maal om den agent, en dan licht hij statig zijn achterpootje tegen den pantalon van den agent op. Weg is alle ontzag, iedereen schatert, stoort zich niet meer aan den agent en de streep en rijdt door. Het kleine jongetje wordt weer pi loot. De eerbied voor de opgeheven hand is weg. Daarom kwamen er verkeerslichten. Luchtlijn op Praag wordt doorgetrokken. Naar Boedapest. Met ingang van 19 April. De K.L.M. lijnen zullen met ingang van 19 April een belangrijke uitbreiding onder gaan. Dan zal namelijk de dienst op Praag doorgetrokken worden tot Weenen en Boe dapest. Ter versnelling van den dienst zullen de Duitsche tusschenstations Essen en Halle- Leipzig, waar men vroeger landde, komen te vervallen. De lijn Amsterdam-PraagWeenenBoe dapest zal gemeenschappelijk door de K.L.M. en de Cechische luchtvaartmaatschappij ge vlogen worden met Douglasmachines, waar van -de Cechen zich nu ook twee toestellen hebben aangeschaft. In Boedapest wordt aansluiting verkregen met de luchtlijnen op Belgrado en Sofia naar Istanboel en Athene. Door aansluitende diensten van Londen op Amsterdam zal het van 19 April af mogelijk worden op een dag van de Engelsche hoofd- ha-d via Amsterdam en Praag, Konstantino- pel en Athene te bereiken. Uitgezonderd des Zondags zal deze dienst dagelijks worden onderhouden. Doordat de Duit e tusschenstations ver vallen, zal het traject Praag—Amsterdam in ongeveer drie uur kunnen worden .afgelegd, zoodat de passagiers dan nog direct aanslui ting naar Londen kunnen krijgen. Engelsche industrie ontevreden] over ons land. r Een halve eeuw geleden Contingenteeringspolitiek de oorzaak. Uit Haarlem's Dagblad van 1886. Toepassing van clearing gevraagd. Prof. v. d. Bergh v. Eysinga gewoon hoogleeraar. Aan de Amsterdamsclie Universiteit. Reuter meldde Woensdagavond uit Londen Met betrekking tot den Engelschen handel naar Nederland en Denemarken, is een groote ontevredenheid tot uiting gekomen in den boezem van de tarief-commissie van de fede ratie van Britsche industrieën, aangaande de kwestie van de invoervergunningen. Wat de betrekkingen tot Nederland betreft, wijst deze commissie met leedwezen op den volkomen onwil van de Nederlandsche regee ring, om aan de wenschen van Groot-Brit- tan je tegemoet te komen, dat een voorname en in beteekenis toenemende klant van Neder land is. Ook ten aanzien van Denemarken is de toe stand onbevredigend en in de betrekkingen tot dit land behoort de geheele positie van Enge land te zijnen gunste te worden geregeld, De federatie dringt er bij den Board of Trade op aan, dat tegenover Nederland en Dene marken de clearing in werking zal worden ge steld, zoo een bevredigende overeenkomst in zake de handelsbetrekkingen onmogelijk mocht blijken. Ernstig ongeluk bij Hoofddorp. Een 4-jarig jongetje door een auto overreden. Woensdagavond half zes liep het 4-jarig zoontje van den arbeider F. Braaksma, wo nende aan den Kruisweg nabij den spoorover- gang bij Hoofddorp, de ouderlijke woning uit, om naar de overzijde van het voor 't groote rij verkeer bestemd gedeelte van den Kruis weg te gaan. Dit onbedachtzaam oversteken bleef niet zonder ernstig gevolg, want de jongen, die vermoedelijk geen erg had in een naderende bestelauto, bestuurd door den heer A. uit Haarlemmer-meer, werd door- deze auto aangereden en een eind meegesleurd. De schok was zoo hevig, dat een der lantaarns geheel aan stukken werd geslagen. Ernstig aan het hoofd en op andere plaatsen verwond, werd het kind onder de auto vandaan gehaald en met de hulp van een dokter, die tijdens het ongeluk juist op zijn motorrijwiel passeerde, de ouderlijke woning binnen gebracht, alwaar de hulp werd ingeroepen van Dr. B. uit Hoofd dorp, die een voorloopig verband legde. Het jongetje, dat bovendien een heupbreuk en beenbreuk bleek bekomen te hebben, werd met de ziekenauto naar de ziekeninrichtint De Deo in Haarlem overgebracht, alwaar ge constateerd werd dat z'n toestand, hoewel ernstig, niet direct levensgevaarlijk is. Uit het onderzoek der politie viel de con clusie te trekken, dat de autobestuurder aan het ongeluk geen schuld heeft. De gemeenteraad van Amsterdam be noemde Woensdag tot gewoon hoogleeraar in de uitlegging van het Nieuwe Testament, de oud-Christelijke Letterkunde, de Alge- meene Godsdienstgeschiedenis en de Ge schiedenis van den Israëlietischen Gods dienst, prof. dr. G. A. van den Bergh van Eysinga te Santpoort, thans buitengewoon hoogleeraar in de Godsdienstgeschiedenis aan de Gemeentelijke Universiteit te Amster dam. Gu-staaf Adolf van •den Bergh van Eysinga, werd o-p 27 venhage geboren. Hij genoot zijn oplei- SMftS- ding aan het gy-m- 1—8nasium te Sneek, werd in 1893 student in de theologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar hij in 1901 promoveer de. In hetzelfde jaar werd hij be- .noemd tot predikant .der Nederduitsch Hervormde Kerk te Oss. In 1904 aan vaardde hij het pri vaat-docentschap Profdr. G. A. v. d.Bergh aan de Rijks Uni- van Eysinga. versiteit te Utrecht in de wordingsge schiedenis van het Christendom. In 1911 werd Dr. van den Bergh van Eysinga benoemd tot predikant te Helmond en in 1915 te Sant poort. Sinds 1924 is hij bijzonder hoog leeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, van wege het Haagsch Genootschap in de Wordingsgeschiedenis van het Christendom. Hij is voorts eindredacteur van het Nieuw Theologisch Tijdschrift. Zijn voornaamste werken zijn: Persoons vergelijking van Gregorinus den Groote en Bernhard van Clairvaux (met goud bekroon de prijsvraag, 1897), Indische invloeden op oud-Christelijke Verhalen (dissertatie), 1901 Duitsche vertalingen Göttingen 1904; Onder zoek naar de echtheid van den eersten brief van Clemens aan de Corinthiërs., 1908; Hol- landische radicale Kritik des Neuen Testa ments, 1912; Radical Views about the New Testament, 1912; Vóór-Christelijk Christen dom, 1918; La Littérature Chrétienne primi tive, 1926; Christologie en Triniteit. 1926; In leiding tot de Oud-Christelijke Letterkunde 1927; De wereld van het Nieuwe Testament 1928; Leeft Jezus of heeft Hij alleen maar geleefd?, 1930; Hegel, 1931. In 1935 benoemde de Amsterdamsclie ge meenteraad hem buiten de voordracht om tot buitengewoon hoogleeraar. Hij aanvaardde dit ambt in Juni j.l. met een rede over de ge schiedenis der godsdiensten en het oudste christendom. Op het congres voor geschiede nis en Godsdiensten in September 1935 te Brussel gehouden, was prof. Van den Bergh van Eysinga vertegenwoordiger van den se naat der Amsterdamsche Universiteit. Door deze benoeming zal prof. van den Bergh van Eysinga zijn predikantschap te Santpoort moeten opgeven. Verlichting van hooge crisis- lasten gevraagd. De besturen van de volgende organisaties; Vereeniging van Nederlandsche Cacao en Chocolade-fabrikanten, Vereeniging van Bis cuitfabrikanten in Nederland, Eerste Neder landsche Vereeniging van Banket-, Biscuit- en Wafelfabrikanten, Nederlandsche Vereeniging van Suikerwerk- en Chocoladefabrikanten, Ne derlandsche Vereeniging van Fruitwerkers, Vereeniging van Beschuitfabrikanten en Or ganisatie van Nederlandsche Koekfabrikanten hebben den Minister van Landbouw en Vis- scherij de uitkomst medegedeeld van een en- quete, betrekking hebbende op de lasten, welke over de periode van 1 Juli 1934 tot en met 30 Juni 1935 door een aantal fabrikanten, leden van genoemde vereenigingen, zijn opgebracht in den vorm van crisisheffingen en accijnzen over een bepaald aantal grondstoffen. Het rapport omvat de opgaven van slechts 103 bedrijven, waarvan de gegevens bij de sa menstelling aanwezig waren en geeft een beeld van de ontzaglijk zware lasten, die bovenge noemde takken van industrie jaarlijks hebben op te brengen. Het totale cijfer over de ruim honderd be drijven slechts een klein deel der fabrikan ten overschrijdt de tien millioen gulden, waarbij bovendien in aanmerking genomen moet wordendat slechts de voornaamste grondstoffen in de enquete zijn opgenomen, Een der voornaamste grieven der fabrikanten tegen de crisis wetgeving is, dat de lasten voortdurend op een deel der Nederlandsche industrie zijn gelegd, terwijl andere takken hiervan verschoond zijn gebleven. De besturen, die ten volle beseffen, dat on middellijke afschaffing der heffingen niet mo gelijk is, doen een dringend beroep op den mi nister om de crisisheffingen geleidelijk te ver minderen. Moordaanslag op zijn meisje gepleegd. Twee en een half jaar geëischt. Op 29 October j.l. pleegde een 40-jarige oven bouwer een moordaanslag op zijn verloofde, een Duitsch dienstmeisje, dat in betrekking was in de Minervalaan te Amsterdam; met een scheermes bracht hij haar een snede over den slaap toe. Hü was haar dien dag komen opzoeken om haar te overreden de verloving niet af te ma ken; tijdens een ruzie op haar kamer greep de man haar bij den keel, zij rukte zich los en liep de straat op, om de assistentie van de politie in te roepen. Toen de agent verscheen en den man aanmaande weg te gaan verzocht deze het meisje nog even onder vier oogen te mo gen spreken. Van deze gelegenheid maakte hij gebruik om haar een bloedende snijwonde toe te brengen. De man, een recidivist, die reeds vele straffen achter den rug heeft, werd ge arresteerd en Woensdag stond hij voor de vierde kamer der arrondissementsrechtbank te Amsterdam terecht, verdacht van poging tot moord, subs, poging tot doodslag, Hij zeide geen oogenblik de bedoeling te hebben gehad het meisje, waarvan hij veel hield, te doodefl. Op zeker oogenblik had hij zich door drift mee laten sleepen en pas toen hij weer buiten de kamer kwam, was tot hem doorgedrongen, wat hij gedaan had. De Officier van Justitie requireerde een ge vangenisstraf van twee en een half jaar. 20 Februari: Ter gelegenheid van 'sKonings ver jaardag werd gisteren te 's-Gravenhage o.a. een galadiner ten Paleize gegeven. H.H. M.M. de Koning en de Koningin kwamen tc 6 uur aan de feesttafel, waar voorts nog 51 gasten genoodigd waren. De muziek van de Koninklijke Militaire Kapel luisterde achter een bloemenwand verborgen den galamaaltijd op met een concert. Aan het diner werd door H. M. de Koningin een feestdronk ingesteld op haren gemaal. Z. M. de Koning beant woordde dien dronk met enkele woor den. Daarna kwam ook Prinses Wil- helmina aan den disch. Het vuurwerk in de Maliebaan had een groote menigte in en om die plek saamgebracht. Te 2 uur bracht een hof- rijtuig het Kroonprinsesje, begeleid door een hofdame, naar de woning van den opperceremoniemeester, baron Du Tour van Bellinchave, aan de Prinsessegracht. In diens zalen nam de Prinses voor het venster plaats, om het vuurwerk te zien afsteken. De volkomen windstilte was oorzaak dat vele stukken van het vuurwerk niet geheel slaagden, daar de rook te veel bleef hangen. Het slotnummer een hulde aan den Koning werd vooral zeer toegejuicht. Na afloop van het vuurwerk werd het Prinsesje, bij het verlaten van de wo ning van den heer Du Tour, hartelijk begroet. Er heerschte onder het publiek een opgewekte stemming. OE IK GROEIDE VAN NUL TOT ACTEUR Engagement. Ofschoon de ontvangst bij den tooneel- directeur tot dusverre niet hoopvol was. ver loor ik den moed niet. Er was iets in zijn wijze van optreden, dat mij er toe aanzette den strijd maar niet dadelijk gewonnen te geven. Mag ik u misschien iets voordragen? vroeg ik zoo stoutmoedig alsof hij mij al voor driekwart geëngageerd had. Hij keek mij even aan, grabbelde toen in zijn tasch, haalde er een lijvig manuscript uit vol vlekken en ezelsooren, stak een groo te sigaar op en zette zich tot rustige lectuur. Nog bleef ik wachten. Na een oogenblik keek hij op, zag mij nog eens doorborend aan en zei: Nou, waar blijf je? Meteen dook hij weer achter zijn hand schrift weg. Waarom het was weet ik niet, maar ik be gon met het derde bedrijf van Joseph in Do than: „Mijn broeders, zijt gegroet van mijn heer Vaders wegen". Achteraf heb ik wel eens be dacht in wat voor onmogelijke situatie wij ons bevonden. De schrijfmachine tikte lustig, de jonge man in de gele kantoorjas was plotseling door werklust bezeten en draafde her- en derwaarts met stapels papier, de directeur rookte en las om het zeerst en ik stond midden in de kamer en deed Vondels verzen rollen dat het daverde. Ik beeldde alle broeders uit, den een nog laaghartiger en geniepiger dan den ander; ik balde de vuisten, hief bezwerend de armen omhoog, stampvoette en rolde met mijn oogen. Maar ondanks het lawaai dat ik produceerde lette niemand op mij. In trage regelmaat werden de blaadjes van het manuscript omgeslagen, de papieren versjouwd, de brieven getikt. Zonderlinger publiek heb ik nooit tegenover mij gehad, maar ik hield vol. Eindelijk was het bedrijf ten einde. Ik zweeg en wischte mij het voorhoofd af. Nog was de menigte niet onder den indruk. Al leen de gele kantoorjas keek mij meewarig aan. De directeur had slechts oog voor zijn stuk. Ik zag slechts één uitweg. Alsof mij een daverend applaus was ten deel gevallen, boog ik zwierig naar alle kanten en zei: Aangemoedigd door het groote succes van mijn voordracht En wonderlijk genoeg: die opmerking sloeg in. meer dan een half uur Vondel had ge daan, De schrijfmachine stopte abrupt, de gele jas liet zijn onderkaak za-kken, de di recteur zijn lectuur varen. Schei uit kerel, in 's hemelsnaam. Is 't nog niet genoeg geweest? Dit stond niet aan mij ter beoordeeling; dus zweeg ik. Wat jou bezielt om Vondel te gaan doen, dat is me een raadsel. Er deugt geen laars van. jonge man. Niets. Je hebt geen gevoel voor verzen; je uitspraak is slecht; je kunt de r niet zeggen: je houding is meer dan belachelijk: je tempo is veel te snel: je mimiek volslagen onvoldoende en je gebaar is heelemaal geen gebaar. Zwaaien met z'n armen kan iedereen. En schreeuwen is hee lemaal geen kunst. Deze critiek was niet van een zekere scherpte vrij te pleiten, maar desondanks liet ik nog niet alle hoop varen. Ik had toch al heel wat bereikt: ik had toestemming van mijn vader, ik was doorgedrongen in het hol van den leeuw, ik had voorgedra gen. Het mocht eenvoudig niet mis gaan. Als ik nu geen kamp gaf, me niet liet ontmoe digen door de harde waarheden die ik te slikken had gekregen, met ongebroken ener gie opnieuw den strijd ging aanbinden nóg was Polen niet verloren. Wat ik toen allemaal gezegd heb, hoe ik heb gepleit, ik weet het niet meer. De oude heer Brugman moet bij mij vergeleken een stamelende baby zijn geweest. Want het lukte. Dat de directeur net uitkeek naar een goedkoopen beginneling voor een paar figu rantenrolletjes en me alleen zoo had afge maakt om me nóg goedkooper te krijgen, wist ik toen niet. Het eenige wat ik onthouden heb en altijd onthouden zal, was zijn laat ste woord: Schiet op, je maakt me dol. Ik zal het met je probeeren, maar verdwijn! Hij zei ook nog iets van: voor drie maan den en geen dag langer, van f 25 per maand, van volslagen gebrek aan eenig talent. Maar dat hinderde allemaal niet. Ik was den ko ning te rijk. Ik huppelde lanas de gracht. Ik telegrafeerde mijn ouders. Ik meende alles gewonnen te hebben. Dat de strijd nog bei ginnen moest, daar had ik geen idee van. |l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 5