Avonturen in sneeuw en ijs Goederenwagens der spoorwegen door de straten. Dit interessant systeem van transport der goederen van de spoorlijn naar het huis van den cliënt, is te Berlijn in gebruik genomen De .Kerkplein", welke na onderzoek in het dok te Rotterdam ernstige schade bleek te hebben opgeloopen, is Maandag door de Duitsche sleep boot «Fairplay" naar Hamburg ge sleept ter reparatie. Het vertrek In een vergadering van het Comité van Actie voor versch brood, welke Maandag te Amster dam werd gehouden, werd oud-minister dr. F. E. Posthuma geïnstalleerd als voorzitter van het comité De toren der Ned. Herv. Kerk te Zevenhoven, die verzakt, moet dringend ge restaureerd worden De eerste foto van den slag van Amba Aradam, waar de Italianen een belangrijke overwinning op de Abessijnen behaalden Jeugdige hoffelijkheid. Een aardig tafreeltje bij gelegenheid van den kinder carnavalsoptocht welke Maandag te Maastricht werd gehouden In het Poolsche Consulaat te Amster dam is Maandag een tentoonstelling geopend van Poolsche houtproducten. Een hoekje van de expositie Carnavalsvreugde Ie Venlo. Een aardig moment uit den grooten carnavalsoptocht welke Maandag door de straten der stad trok FEUILLETON J. O. CURWOOD. 16) „Terwijl ik huiverend bij het vuur zat, kwam mij eensklaps een geschiedenis in de gedach ten. die ik lang geleden als jongen gelezen had over de zee een geschiedenis van een buitengewone daad en buitengewone helden moed. Even levendig alsof ik het eerst den vo- rigen dag had gelezen, herinnerde ik mij de beschrijving van een woesten en stormachti gen nacht, waarin de heldin van het verhaal een brandende lamp in het venster van haar, aan de zee gelegen, hutje zette om haar ge liefde veilig naar huis te geleiden. „Heeren, het lezen van dat boek in de dagen, toen ik nog een jongen was. was een doodge wone gebeurtenis. Ik had misschien duizend andere boeken gelezen en van die alle was dit boek misschien wel het minst belangrijke, maar de Opperste Rechter had het niet ver geten. „De herinnering aan dat boek deed my op staan en ik plaatste een brandende lamp vlak voor het venster van mijn hut. Een kwartier later hoorde ik een vreemd geluid op de deur en toen ik die open deed, viel er een jonge en mooie vrouw naar binnen en op den grond aan mijn voeten neer. En achter haar aan kwam een man, zich op handen en knieën over den drempel slepend. „Ik sloot de deur nadat de man naar binnen gekropen en voorover met zijn gezicht op den vloer gevallen was en vestigde mijn aandacht toen het eerst op de vrouw. Zij was met sneeuw bedekt. Haar lang. mooi haar was losgegaan en verward en als een sluier om haar heen gewaaid. Haar groote, donkere oogen keken mij smeekend aan en er stond een angst in te lezen, zooals ik nog nooit tevoren in mensche- lijke oogen had waargenomen. Ik boog mij over haar heen met het voornemen om haar naar mijn kooi te dragen, maar in een oogwenk had zij zich op de neergestorte gedaante van den man geworpen, haar armen om zijn hals geslagen en nu ontsnapten aan haar lippen de eerste klanken, die zij tot nog toe geuit had. Zij waren even onduidelijk en evenmin te verstaan al de snikkende klacht der pijn- boomen daar buiten in den nacht, maar zij zeiden mij duidelijk genoeg dat de man, die daar op den grond uitgestrekt lag. haar dier baarder was dan haar leven. „Ik knielde naast hem neer en merkte dat zijn ademhaling vlug en hijgend was en dat zijn wijd opengesperde oogen op de vrouw ge richt waren. Toen zag ik voor het eerst dat zijn gelaat verscheurd en gekneusd was en zijn lippen gezwollen waren. De kraag van zijn jas hing los en ik kon loodkleurige plekken aan zijn hals zien. „Ik voel me nu weer heel goed," fluisterde hij. naar adem hijgend en zijn oogen naar mij wendend. „Wij zouden omgekomen zijn als het nog enkele minuten langer geduurd had wanneer het licht niet in uw venster gestaan had!" „De jonge vrouw boog zich over hem heen en kuste hem en toen eerst stond zij toe, dat ik haar naar mijn kooi hielp. Toen ik den jongen man verzorgd had en hij weer sterk genoeg was om op te staan, was zij reeds in slaap gevallen. De man liep naar haar toe en viel' op zijn knieën naast de kooi neer. Teeder streek hij de zware haarmassa van haar ge laat en schouders weg. Geruim en tijd bleef hij zoo liggen, met zijn gezicht vast tegen het hare gedrukt; vervolgens stond hij op en keek mij aan. De vrouw zijn vrouw wist niets van hetgeen in het volgend half uur tusschen ons beiden voorviel. In dat half uur, heeren, hoorde ik mijn eerste biecht. De jonge man was van mijn geloof. Hij was mijn eerste biechtkind." Het werd steeds kouder in de coupé en Vader Charles hield een oogenblik met zijn i verhaal op, om zijn dunne, zwarte jas dichter om zich heen te trekken. Forsythe stak zijn sigaar voor de derde maal aan. Een der rei zigers maakte een plotselinge beweging van schrik toen een windstoot tegen het venster sloeg, alsof het een dreigende hand was. „Een ruw bankje was mijn biechtstoel, hee ren," vervolgde Vader Charles. „Hij vertelde mij de geschiedenis, geknield aan mijn voe ten liggend een geschiedenis, die mij bij zal blijven zoolang ik leef, mij altijd zal helpen herinneren, dat de kleinste dingen des levens dikwijls de grootste dingen zijn; dat door het zenden van een storm, die een trein ophoudt, de Opperste Rechter de geschiedenis der we reld kan veranderen. Het is geen lange ge schiedenis. „Hij was ongeveer een jaar geleden in het Noordland gekomen en had voor zich en zijn stouw een klein tehuis gebouwd op een vrien delijk plekje aan de rivier, tien mijlen van mijn hut verwijderd. Zij hadden elkander lief met een liefde, zooals men zelden ontmoet en zij waren even gelukkig als de vogels, die rond om hen in de wildernis leefden. „Zij hadden een hout-claim. Nog slechts enkele maanden en een nieuw, jong leven zou zijn intrek nemen in hun huisje en dit bewustzijn deed het jonge vrouwtje, nog bijna een meisje, veranderen in een engel van schoonheid en blijdschap. Hun naaste buur was een andere man, verscheidene mijlen van hen verwijderd wonend. De beide mannen werden vrienden en de andere man kwam hen geregeld bezoeken. Het was de oude, oude geschiedenis. De burman werd verliefd op de vrouw van den jongen kolonist. „Zooals gij zien zult, was deze andere man een ploert, een beest. Op den dag, die aan dezen vreeselijken stormnacht voorafging, vertrok de echtgenoot der vrouw naar de ne derzetting om levensmiddelen te halen. Nau welijks was hij vertrokken of het beest kwam naar de hut. Hij zag dat hij alleen was met de vrouw. „Op een mijl afstand van zijn h komen, hield de echtgenoot halt om zij. ran te steken. Nu moet ge opletten, hueion, hoe de Opperste Rechter zijn kaarten uitspeelde. De man deed een poging om de steel der pijp los te schroeven en de steel brak. In de wildernis moet men rooken, daar kan men niet buiten. De pijp is je eenige gezelschap. Zij spreekt met je en is je makker. Er waren andere pij pen te krijgen op de nederzetting, op tien mijlen afstand gelegen, maar er was ook een andere pijp in de hut, op slechts één mijl af stand. Dus keerde de man zich om en ging terug om zijn pijp te halen. Hij kwam kalm bij de deur, denkend zijn vrouw te zullen ver rassen. Hij hoorde stemmen een mannen stem en kreten eener vrouw. Hij opende de deur en in de opwinding van hetgeen daar binnen gebeurde, hoorden en zagen noch de man, noch de vrouw hem binnenkomen. Zij worstelden. De wouw lag in de armen van den man en haar ademhaling ging vergezeld van gedempte, verschrikte kreten. Zij verweerde zich uit alle macht, maar juist terwijl de man daar een onderdeel van een seconde stilstond en het ontzettende tooneel in zich opnam, drukte de andere man het gezicht der vrouw tegen zich aan en kuste haar. En toen ge beurde het. „Woest vloog hij op den anderen man af. Het was een verschrikkelijk gevecht en toen het afgeloopen was, lag de indringer bloedend en dood op den vloer. Heeren, de Opperste Rechter brak een pijpesteel en zond den echt genoot juist op tijd naar huis." Niemand sprak een woord, toen Vader Charles zijn jas nog dichter om zich heen trok. Boven het geloei van den storm uit, klonk een ander geluid hen tegen de verwijderde, doordringende gil van een stoomfluit. „De echtgenoot groef een graf in de sneeuw en de bevroren aarde," besloot Vader Charles zijn verhaal, ,.en laat in den namiddag maak ten zij een bundeltje van eenige reisbenoodigd- heden en gingen samen op weg naar de neder zetting. De storm overviel hen. Zij waren voor de laatste maal in de sneeuw neergevallen, totaal uitgeput en op het punt om zich neer te leggen en in elkanders armen te sterven, toen ik mijn licht voor het venster plaatste. Dat is de heele geschiedenis; ik kan er alleen nog bijvoegen, dat ik hen daarna nog jaren- lang gekend heb en dat het oude geluk voor,' hen terugkeerde en zelfs in nog grootere! mate, want het kind werd geboren, een minia tuur der moeder. Toen vertrokken zij naar een ander deel der wildernis en ik weer naar een ander, zoodat wij elkander uit het oog verloren. Zoo ziet gij, heeren. welke beteeke- nis een ingesneeuwde trein kan hebben, want als een oud verhaal over de zee, een gebroken pijpesteel De deur aan het einde der rookkamer ging plotseling open.Een koude stormvlaag kwam naar binnen, een sneeuwwolk en een man. Hij was gehuld in een groote jas van berenbont en toen hij de sneeuw uit de plooien van deze jas schudde, glimlachte zijn krachtig, gezond en door den stormwind roodgekleurd gezicht vriendelijk tegen de mannen wier gesprek door zijn binnenkomst onderbroken werd. Maar plotseling veranderde zijn gelaat. Alle vroolijkheid was er uit verdwenen. Hij staarde Vader Charles aan. De priester stond op ter wijl zijn gelaat nog strakker en bleeker werd en strekte zijn handen uit naar den vreemde ling. Het volgend oogenblik was deze naar hem toegesprongen niet om hem de hand te rei ken, maar om den priester in zijn lange ar- men te drukken, hem te schudden en op d«. meest zonderlinge wijzen zijn vreugde te ken nen te geven, terwijl voor de eerste maal in dien nacht het bleeke gezicht van Vader Char les verhelderd werd door een rozigen, blijden gloed. Het duurde verscheidene minuten voor do nieuw aangekomene Vader Charles losliet en zich met een dreunenden, hartelijken lach tot de andere reizigers wendde. „Heeren," zei hij, „gij moet mij niet kwalijk nemen, dat ik u op zoo'n zonderlinge wijze gestoord hebt. Gij zult het echter kunnen be grijpen, wanneer ik u zeg, dat Vader Charlea een oud vriend van mij is, de liefste vriend, dien ik op de wereld heb en dat ik hem in geen jaren heb gezien. Ik was zijn eerste biecht kind." aiNDa

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 10