VRIJDAG 28 FEBRUARI 1936 HAARDE M'S DAGBLAD ir AAN ALLEN! Vinden jullie het ook zoo prettig, om stil te staan voor een kunstzaak? Op 't gebied van glaswerk is er zooveel moois te bewonderen. Vazen en kommen met die prachtige kleur- schakeeringen, doen je onwillekeurig vragen: hoe krijgen ze het zoo? Vroeger waren het speciaal de Venetiaansche glasblazers, die zulke fijne kleuren aan hun producten wis ten te geven. Men zegt, dat de oude Vene tiaansche kunst verloren is gegaan. Wisten jullie wel, dat zonnestralen glas kunnen kleu ren? Je kunt het zelt wel waarnemen, als je een geslepen stuk glas in de zon houdt. Alle kleuren van den regenboog zie je dan. In Ca lifornia, waar de zon zoo'n groote kracht heeft, past men die natuurlijke kleuring van glas door de zon toe. Door proeven wordt nagegaan, welke zonnestralen de kleureffec ten te voorschijn roepen en welke weer de verschillende eigenschappen van het glas zijn. Sommige glassoorten verkrijgen door zonbe- straling een purperroode kleur, andere wor den geel. In dit land heeft zich nu een kunst industrie ontwikkeld. Dit glas wordt gebruikt voor vazen, lampen, kommen enz. Het ge woonste glaswerk wordt door het zonnebad zoo mooi gekleurd, dat het hooge waarde ver krijgt. Zonneschijn is goud waard. Door tal van onderzoekingen is gebleken, dat licht en kleur invloed hebben op al wat is. Vooral- mensch en dier kunnen daarvan voordeel trek- ken.Hoeveel bleekneusjes gaan niet onder de kunstzon, bij gebrek aan de ware zon. Als de stralen van die kunstzon al zoo genezend werken, hoeveel te meer zullen het de echte zonnestralen doen. Een zonnedag en de voor jaarsbloemen ontsluiten zich. Er zijn ook kleuren, waarvan men weet. dat ze invloed uitoefenen. Waarom zijn onze keukens hardblauw geverfd? Omdat geen in secten en vooral geen vliegen er nu in leven kunnen. Citroengeel, lichtlila of donkerbruin schijnt evengoed te werken. Maar zeegroen, rose, zwart en wit lokt ze juist. Uit hygiënisch oogpunt is het dus goed, dat men dit. weet. Vooral vliegen brengen ziektekiemen mee. 't Is nu niet meer noodig. dat er in de keuken vliegenpapier hangt of zoo'n onsmakelijke vliegenkom staat.. Van deze wetenschap der kleuren maakt ook de tuinman gebruik. Wanneer bloeiende planten op een veranda b.v. kwijnen dan kan men ze omsluiten door wanden van blauw of rood glas. In zeer korten tijd ziet «men meestal een gunstige verandering. Door:.proe-' ven moet men er achter zien te komen, welke kleur den heilzaamsten invloed heeft. Ook in den moestuin heeft men wat aan die wetenschap. -Voor verwarming geeft blauw glas in een kas of broeibak schitterende re sultaten. Men heeft door proeven gevonden, dat vooral een afwisseling van wit en blauw glas een verhoogde temperatuur gaf. Bij een buitentemperatuur van 2 gr. kon men de temperatuur in een trekkas tot 38 gr. opvoe ren, .als men op de kas platen van wit en blauw glas legde Aardbeien onder invloed van rood licht ge teeld, hebben een bijzonder fijnen, kruiderl- gen smaak. Onder blauw licht kan geen blad luis zich ontwikkelen. Ze sterven zeker. Met deze wetenschap kan men dus ook planten zuiveren. Ik vermoed, dat we nog veel meer goeds zullen kunnen bewerken door licht en kleuren. Mannen van wetenschap houden zich voort durend met deze belangrijke zaak bezig. Heel eigenaardig, maar toch ook al weer verklaarbaar is het, dat katten niets willen weten van de kunstzon. Deze ultra-violette stralen zijn nadeelig voor het menschelijk oog, vandaar dat we altijd een bril moeten opzetten. Het kattenoog, dat zooveel sterker ziet, vindt deze stralen ondragelijk. Je weet toch, dat katten kunnen zien in een kamer, waar het voor ons pikdonker is. 't Is toch maar heerlijk, dat wij weer den tijd van licht en klem tegemoet gaan. Waar licht en kleur is, daar is vreugde. En vreugde hebben we allen noodig. W. B. Z IETS OVER HET DAMSPEL Na de wedstrijden om het wereldkampioen schap schaken was het de beurt aan dammen En daar deze kampioenswedstrijden wederom in ons land gespeeld zijn, zou het toch wel een schande zijn, wanneer niet iedere Holland- sche jongen nu dammen kon. We zullen daarom dit spel en de voornaam ste regels er van bespreken. Het. dambord is verdeeld in honderd vak ken of velden. Er zijn 20 witte en 20 zwarte damschijven. Ieder van de spelers bezet de witte velden van de onderste vier rijen met de damschijven. De eene speler heeft zwarte, de andere speler witte schijven. Nu rukken zij voorwaarts. De schijven worden van het eene witte veld op het andere geschoven over de punt, waar de vakken elkaar raken. Men mag alleen vooruit schuiven en niet achteruit On der „slaan" verstaat men het aangrenzende veld, wanneer daarop een schijf van de tegenpartij staat, over te springen, naar het daarop volgende veld, wanneer dit niet be zet is. De heele kunst komt nu daarop neer, dat men van zijn tegenpartij zooveel mogelijk schijven wegslaat. Wie het eerste zijn schij ven kwijt is, of ze niet meer verplaatsen kan, heeft de partij verloren. Bij de eerste zetten blijven de schijven nog van elkander; maar als ze vlak bij elkaar zijn genaderd, moet. er wel geslagen worden. Elke speler moet daarbij zooveel mogelijk in het oog houden, dat van hem niet meer schijven worden gesla'gen, dan hij op zijn beurt van'de tegenpartij slaan kan. 1-Ioe meer hij van zijn tegenpartij slaan kan, zooveel te beter. Heeft hij voortschuivende en slaande de laatste rij van het bord aan de andere zijde bereikt, dan krijgt hij een dam; dat is een tweede schijf wordt op zijn dam geplaatst en met de dam mag hijzich over zooveel velden op dezelfde schuine reeks verplaatsen als hij verkiest, mits op die lijnen geen schijven staan. Natuurlijk ook achterwaarts; want anders had hij niets &an zijn dam. Als men een schijf van zijn tegenpartij ge slagen heeft en daardoor op een veld komt. vanwaar men nogmaals slaan kan, moet men dit in dezelfde moeite waarnemen. Zoo kan men soms vier, vijf of zes schijven van zijn tegenpartij veroveren. Daarbij behoeft men niet altijd in dezelfde richting te slaan; staat cle eerste witte schijf rechts voor de zwarte, de tweede links en de derde weer rechts al tijd met een open vlak er achter dan kan de zwarte schijf gerust haar gang gaan. Soms gebeurt het wel. dat als men slaat, het gevolg er van is. dat men er zelf nadeel van heeft. Dat gebeurt wel eens meer met slaan .Toch moet men aan dien plicht voldoen en het spel gehoorzamen. Wie verzuimt te slaan en daarop door de tegenpartij niet op merkzaam wordt gemaakt, wordt „geblazen". Dat is: de schijf, die slaan moet. wordt hem ontnomen, maar dit geldt niet voor een zet. Een goed speler houdt zijn schijven zooveel mogelijk gesloten, zoodat er geen velden achter openblijven. Als hij bemerkt, dat zijn tegenpartij de meeste schijven aan een kant heeft, tast hij hem aan den anderen kant aan en al verliest hij zelf dan ook eenige schijven, de partij van zijn tegenspeler is dan zoo zwak geworden, dat hij gemakkelijk een dam kan halen en met een dam kan men ge weldig veel schade onder de schijven van den tegenstander aanrichten. Eindelijk zullen de spelers niet veel meer over hebben dan eenige dammen. Hij. die een dam heeft op de schuine rij de diagonaal die van het eene uiterste veld naar het an dere loopt, kan het zeer lang uithouden. De ander kan hem evenwel overwinnen, door zoodanig zijn dammen te zetten, dat hij, die de gunstig geplaatste dam heeft, hem een paar malen slaan moet en dan voor een van de vijandelijke dammen komt te staan, die hem op zijn beurt slaan. Er zijn een menigte fijne zetten in het damspel; maar die leert men al spelend. MIJN AUTO-PED. door W. B. Z. NIEUWE WEDSTRIJDEN. Moesje hoef ik nog niet naar bed? Mag ik nog even op mijn auto-ped? Ik rijd zoo hard naar oma toe. Moesje, heusch ik ben niet moe. Moesje, laat mij nog even gaan, De autoped wil maar niet stil gaan staan. Ik moet maar rijden op en neer, Moesje, heusch straks kom ik weer. Moesje, ik rijd de wereld rond, De buitenlucht maakt mij toch gezond? Ik ga zoo heerlijk en zoo vlug. Over een uur kom ik terug. Maar daar sloeg het klokje zeven En al pruilde zusje even Weggezet werd de autoped. Want ons zusje moest naar bed. Voor Af deeling I Leu i tijd 10 jaar en ouden geef ik hier een legkaart, die je weer uit elkaar moet halen. Zijn de stukjes los, plak ze dan volgens nummer en laat me eens zien welke Voor Afdeelifig II heb ik twee doolhoven. DE PRATENDE KLOKKEN. In een klein dorp woonde een heel knappe klokkenmaker. In zijn winkel hingen prach tige klokken. Groote klokken, kleine klokken, dunne klokken, dikke klokkenen wan neer een uur om was, maakten ze een lawaai van wat ben je me! Ai de klokken gingen dan hun deuntje spelen; van ting, ting, bom, bom, boem, boem, bong, en iedere klok wilde het liefst zoo hard en zoo mooi mogelijk slaan, omdat ze dan het eerst opgemerkt zouden worden, wanneer er iemand in den winkel kwam om een klok te koopen. Maar de klokkenmaker wilde eens iets bui tengewoons maken. Een klok, die iedereen zou verbazen. En daar de klokkenmaker een knap man was en niet zoo gauw den moed op gaf, als hij zich iets had voorgenomen, lukte hem dit ook. Maanden en maanden lang werkte hij onafgebroken aan de klok, die alle menschen moest verbazen. Ieder radertje werd heel secuur gemaakt en wel driemaal gepast en gemeten voor het in het uurwerk gezet werd. De klokken verbaasden zich erover, dat de baas zoo weinig aandacht voor hen had en de knecht hen nu opwond en ophaalde. Eindelijkeindelijkdaar was de klok klaar! En werkelijk het was een buiten gewoon mooie klok. Niet een klok die sloeg of riep, wijsjes of deuntjes speelde, neen het was een klok diepraten kon, werkelijk echt praten. Om negen uur. wanneer de knecht de luiken van de ramen deed en de winkel opende, riep de klok, terwijl de andere klokken hun boem, boem. tang, tang, ting, ting tong, bom lieten hooren: „Goeden mor gen, goeden morgen!" Maar de klokkenma ker had de klok zoo gemaakt, dat deze, wan neer de knecht zich verslapen had en niet op tijd de luiken van de ramen nam. riep: ..Je bent te laat, je-bent te laat, luilak, luilak!" Voor den cirkelvormigen doolhof kruipt een mie-Wijs eens met een duidelijke lijn aan figuur je krijgt. De 3 beste inzenders ont vangen een verrassing. 15 Maart moet alles in mijn bezit zijn. begin je bij 't woord „veilig". Trek nu eens een lijn tot den uitgang, waar een pijltje bij staat. De Kinderen van de 3 beste inzendingen worden beloond met een verrassing. 15 Maart is de laatste dag van inzending. W. B.—Z moet bereiken. Bij den vierkanten doolhof langs welken weg het miertje het middenpunt HET KOEKOEKSKLOKJE. (Slot.) Daar was plotseling een heel andere klok in de kamer gekomen; die werd op den schoor steen gezet en alle menschen keken naar de nieuwe klok en vonden haar zoo mooi. Geen mensch had meer tijd om naar den koekoek te kijken, die daardoor wel erg bedroefd werd. Ja, zelfs had de knecht gezegd: „Ze moeten die koekoek maar eens stil zetten, anders hoor je deze klok zoo slecht". Wat was koekoek toen geschokken. Ja, hét as wel waar, de nieuwe klok was veel mooier. Hij kon prachtig zwaar slaan, dat je een heele tijd daarna den dreun nog dooi de kamer hoorde galmen en dan kon de klok mooie liedjes en wijsjes spelen. Dat vonden de menschen natuurlijk veel mooier. Koekoek was altijd maar een heel eenvoudig klok ge> weest. Toen de klokkenmaker hem maakte, kenden ze het bestaan van die nieuwe klokken nog niet eens. Enkoekoek werd stil gezet Dagen lang treurde koekoek er over. dat hij nu zijn wijsje niet meer mocht zingen en de menschen waarschuwen, wanneer het tijd voor opstaan en voor naar bed gaan was. Maar er was nog iets heel ergs. Koekoek moest er niet aan denken, dat het gebeuren zou! De spijker in den muur was den laatsten tijd heel los gaan zitten. Koekoek kon zich er nauwelijks meer aan vasthouden enop een avond, de mooie klok was juist zijn liedje aan het zingen, vielbons. niet. een harden slag. koekoek van den wand. De menschen schrokken geweldig, maar koe koek nog erger en hij had zich zoo'n pijn gedaan „Ziezoo", sprak de knecht, „mevrouw heeft gezegd, de koekoek moet maar weg,het is maar goed ook". Ach, ach, wat schrok koekoek. Hij was dooi den val wel een beetje stuk gegaan, maar dat kon toch wel gemaakt worden? Maar het gaf allemaal niets. Koekoek, die eens de trots van de kamer was geweest, kwamin den vuilnisbak terecht. Arme koekoek. En terwijl hij daarover lag te treu- Dat vond de knecht lang niet prettig, want de vrouw en de meid en ieder die ér maar naar luisterde, hoorde, dat hij niet op tijd was gekomen. En de klokkenmaker hield dan wat van zijn loon in. En dat was heelemaal niet prettig. Om elf uur riep de klok: „De koffie komt, de koffie komt, schaften, schaften schaften" Nu dat deed de baas even graag als de knecht en ze genoten dan echt van hun kopje koffie. Maar om half twaalf, wanneer het half uur schaften verstreken was, riep de klok weer: „Vooruit aan 't werk, vooruit aan 't werk, anders kom je niet klaar, niet klaar, niet klaar Nu, dan werd het gereedschap weer vlug opgepakt en werkten de baas en de knecht tot half een, want dan riep de klok: „Kom eten, kom eten, kom eten". En om half zes: „Tot morgen, tot morgen". Dan werd het werk neergelegd en gingen de baas en de knecht naar huis. Nu had de knecht den baas al een paar maal om wat loonsverhooging gevraagd, maar daar was deze heelemaal niet voor te vinden. „Wel ja, ik zal je nog meer geld geven, zorg eerst maar eens, dat je zulke mooie klokken kunt maken als ik". De knecht zocht naar een middel om den baas er toe te krijgen, hem toch maar een beetje meer geld te geven. Het was geen domme knecht. O, nee! Hij sprak weinig, maar gaf zijn oogen en ooren goed de kost. Nu wist de knecht dat de baas buitengewoon trotsch was op zijn klok. Wie zou dat dan ook niet? Er waren dan ook al heel veel menschen geweest, die net zoo'n klok wilden hebben, en er een bij den klok kenmaker bestelden. Op een keer, nadat de baas weer gewei gerd had de knecht loonsverhooging te geven, viel de knecht op eens een middel in, waar mee hij den baas zou kunnen foppen, Hij bouwde in zijn vrijen tijd ook een klok die praten kon, en dat lukte hem, want zooals ik reeds vertelde, de knecht was lang niet dom. Op een ochtend kwam de knecht wat vroeger en bracht de klok. die hij gemaakt had, mee en hing haar zoo, dat de baas haar niet zien kon en zette haar twee minuten achter. Toen nu de klokkenmaker beneden kwam en zijn klok „Goeden morgen, goeden mor gen" had geroepen, vroeg de knecht direct: „Baas kan ik nu wat meer loon krijgen?" „Wel heb je nu ooit!" riep de klokkenma ker, „ik denk er niet aan en zanik nu maar niet meer, want ik heb gepn tijd en moet di rect aan het werk voor een groote bestelling praatklokken, die ik gekregen heb." „Dus ik krijg het niet, baas?" vroeg de knecht. „Nee, klonk het kort en bondig. Maar.... O. wat schrok de baas, want daar riep in eens de klok: „Dan praat ik nooit meer. dan praat ik nooit meer. nooit, nooit, nooit." De klok kenmaker stond sprakeloos. Hij wist niets van de klok van zijn knecht af en dacht na tuurlijk dat zijn klok dat riep. „Wat is dat!" riep hij eindelijk verschrikt uit, strak op zijn klok turend. „Geef dien knecht meer geld, anders spreek ik nooit meer, nooit meer, nooit meer," riep de klok. „Lieve tijd!" schreeuwde de klokkenmaker bleek van schrik. „Ja, ja, hij kan meer geld krijgen, lieve klok, Ik zal 't hem heusch ge ven. maar blijf dan ook praten „Dan is 't goed, dan is 't goed, en praat ik weer, en praat ik weer!" antwoordde de klok. „O, gelukkig," zuchtte de klokkenmaker. En toen om elf uur de klok riep „De koffie komt, de koffie komt," genoot de baas en ook de knecht meer van hun kopje koffie dan anders De eerste omdat zijn klok bleef praten en de tweede omdat hij door zijn slimheid nu ook meer loon kreeg. MARCEL J, A. ARTZ. ren. kwam een arme jongen voorbij, die koe koek zag liggen. „Hé", zei hij. „die klok wordt toch weggegooid, ik zal vragen of ik hem heb ben mag". „O ja. doe dat", dacht de kleine koekoek, „dan zal ik als je mij een plaatsje geeft altijd mijn liedje voor je zingen". En de kleine jongen mocht den koekoek hebben en liep verheugd met zijn veroverden schat naar huis. „Hij is niet erg kapot, moeder", riep hij toen hij zijn moeder de klok had laten zien: „Ik zal hem maken en aan hebben wij ook een klok in huis". Dien zelfden dag ging de jongen, die een flink kereltje was, aan het werk. Gelukkig waren er alleen maar een paar latjes ge broken. Nu, die konden gemakkelijk weer ge plakt worden. Na drie dagen was koekoek weer heele maal opgeknapt en hij was dankbaar, dat het jongetje hem gered had en hij besloot direct, als hij 7. Jplaatsje aan den wand had gekre gen, trouw zijn liedje te jubelen en te zorgen, dat men altijd op de wijzerplaat kon zien, hoe laat het was. Een flinke dikke spijker werd in den muur geslagen en koekoek er aan op gehangen. Hij heeft woord gehouden, want nauwelijks hing hij of daar begon het „tik, taktik, tak" van den slinger al en toen het uur om was, jubelde koekoek in zijn nieuwe huis heel blij en tevreden; „koekoek, koekoek, koekoek". MARCEL J. A. ARTZ. WIE ZOEKT ER MEE? Deze clown wacht op zijn vriend. Maar deze heeft zich verstopt. Zien jullie hem soms? Een muzikale familie. Bach de groote toonkunstenaar, wiens 2'50ste geboortedag in 1935 in tal van plaatsen herdacht is, stamt uit een familie van musici, da al beroemde mu ziekbeoefenaren telde bijna 150 jaren voor Bach's geboorte, terwijl ook vier var. zijn zo nen een eervolle plaats innamen in de toon kunstenaarswereld. Wist je dat? Het gemiddeld aantal sla gen van het hart van een volwassen man is 72 per minuut. Blauwe oogen. De geleerden beweren dat het aantal menschen met blauwe oogen voortdurend minder wo-.dt. TOM IS ZIEK. door W. B—Z. Dacht je. dat ik sliep?- Nee. ik heb de griep En mijn keel doet tóch zoo'n pijn Ziek-zijn is niet fijn. Weet je wat ik wou? Dat de zon scheen nou. Dan mocht 'k zeker uit mijn bed. Dat was een verzet. 'k Vind ziekzijn zoo naar, Kwam mijn moeder maar. Hè, ik lig hier maar alleen. Iedereen ging heen. 'k Zal maar slapen gaan, O, daar komt moes aan. Met een bord vol warme pap. 'k Slik maar hap, hap, hap. Weet je, wat moes zei? Dat maakt me weer blij „Kijk de zon gluurt, doox de ruit. Straks mag jij eruit."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 11