VOLKENBONDSVERHUIZINC Nederlander maakt een film van de Wiener Sangerknaben. UtcULs die nieiuiïe HONIG'S KALFSSOEP ZATERDAG 29 FEBRUARI 1936 H A A R E E H'S DAGBCAD Loudon, Briand's plan voor een Europeesche Unie, Colijn's conventies voor de opruiminu der belemmeringen van den internationalen handel. Zullen al deze plannen voor altijd hier begraven liggen of zal het nieuwe Volken bondspaleis de herleving ervan mogen aan schouwen? Aan arbeidsgelegenheid voor het welzijn der menschheid zal 't in de nieuwe Volken bondspaleizen niet ontbreken! De drie palei zen (1. Volkenbondsvergadering, 2. Volken bondssecretariaat met Volkenbondsraad, 3. Vclkenbondsbibliotheek), die in elkanders on middellijke nabijheid staan, hebben een grondoppervlakte van 18.000 vierkante meters. Zij bevatten tezamen niet minder dan 900 vel schillende vertrekken; zij hebben 1700 deu ren en bijna evenveel (1650) vensters. Er zijn 19C0 radiateuren voor de centrale ver warming, die, indien men ze naast elkander plaatste, een lengte van 2y2 kilometer zouden hebben! De gebouwen bevatten 950 telefoon toestellen en zullen jaarlijks naar schatting 320.000 kilowatt electriciteit voor de verlich ting verslinden! De groote vergaderzaal biedt beneden plaats voor 800 gedelegeerden met hun hulpkrachten, terwijl op de tribunes 1200 toehoorders kunnen plaats nemen. Verschil lende andere vergaderzalen bieden elk ruim te voor 600 personen. Het zal dus aan plaatsruimte niet ontbre ken. Wanneer grootsche plannen ook een grootsche omgeving noodig hebben, om ver wezenlijkt te kunnen worden, dan is aan deze voorwaarde voldaan. Zullen wij echter in de nieuwe Volkenbondspaleizen ook de geeste lijke bouwmeesters aantreffen, mannen die in staat zullen zijn de grootsche plannen voor den opbouw der internationale rechts organisatie te verwezenlijken, waarvan in het cude Hotel National mannen als Balfour. Bourgeois. Briand. Cecil, Loudon. Stresemann en zoo vele anderen de grondslagen hebben gelegd? B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Dreigbrief met revolver patroon! De heer Speelman, te Maassluis, bij wien eenigen tijd geleden een inbraak is gepleegd waarvan de gebroeders W. uit Hillegersberg als daders werden verdacht en terecht stonden, heeft vandaag een dreigbrief ont vangen. waarin gemeld werd, dat hij. wan neer op 10 Maart a.s. een veroordeeling zou worden uitgesproken, moet oppassen voor zijn leven. De brief, die niet onderteekend was, bevatte ais sinister voorteeken een revolverpatroon. Afscheid van het oude „Hotel National". Weemoedige herinneringen aan stemmen, die in het nieuwe Volkenbonds paleis niet meer gehoord zullen worden. Het reusachtige gebouwencomplex voor de toekomst. Genève, 26 Februari 1936. werp-ont\va.peningsconventie der commissie- Het Volkenbondssecretariaat is de vorigi week verhuisd. Zeshonderd ambtenaren heb ben met al hun dossiers en verdere bureau- benoodigdheden het oude „Hotel National", waar het Volkenbondssecretariaat sinds 1920 gevestigd was en dat daardoor tijdelijk den naam ..Palais des Nations" (..Volkenpaleis") verkregen had, voor goed verlaten. In één week is deze groote verhuizing voltooid. Alle Volkenbondsambtenaren, die in den loop dei- jaren over verschillende gebouwen verdeeld waren, daar het hotel National tengevolge van de uitbreiding der Volkenbondswerkzaam heden veel te klein geworden was, zijn thans weder bijeengebracht. Zij arbeiden thans allen weder onder één groot dak, dat van het nieuwe Volkenbondspaleis, dat weliswaar nog lang niet geheel gereed is, doch waarvan de inrichting thans toch zoover is opgescho ten, dat de voor het Volkenbondssecretariaai bestemde vleugel in gebruik kon worden ge- romen. Met de groote vergaderzaal voor de algemeene Volkenbondsvergadering, met de zalen voor de bijeenkomsten van den Volken bondsraad en van de technische en politieke Volkenbondscommissies, met de Bibliotheek staan de zaken nog heel anders. Het zal nog wel anderhalf jaar duren voordat het geheele reusachtige voor den Volkenbond bestemde gebouwencomplex in gebruik zal kunnen wor den genomen. Intusschen is thans reeds het gevolg de; verhuizing, dat de honderden vensters van het Hotel National en van de aangrenzende gebouwen, die vijftien jaren lang in de eerste avonduren door hun belichting steeds ge tuigenis aflegden van het ook in de ergste crisistijden niet onderbroken dagelijksche werk van honderden, tot 50 verschillende staten behoorende ambtenaren aan den op bouw der organisatie der internationale sa menleving, thans akelig donker aan het „Sic' transit gloria mundi" (Zoo vergaat de we- reldsche roem) herinneren. Misschien zal in latere jaren, wanneer wij het einde der we reldcrisis nog beleven mogen en een univer- seele Volkenbond Genève waarlijk tot de hoofdstad van de wereld zal maken, het ..Ho tel National", dat vóór 1920 het weelderigste hotel van Genève was, tot ouden roem her leven en bij groote internationale feesten een licht uitstralen van ongekenden glans. Voor het oogenblik blijft dit Volkenbondspaleis ongebruikt en onbewoond. De Zwitsersche staat, die volgens afspraak met den Volken bond het oude Hotel National voor 4 mil- lioen franken van den Volkenbond heeft moe ten terugkoopen, weet niet. wat hij in dezen crisistijd, waarin alle hotels half leeg zijn en zeker geen behoefte aan een nieuw hotel be staat. met zijn nieuwe bezit zal moeten aan vangen! Natuurlijk hebben velen onzer de vorige week, toen zaal na zaal in het oude Volken bondsgebouw ontruimd werd, nog eens een bedevaart door het oude gebouw gemaakt, waaraan zooveel historische herinneringen verbonden zijn. Reeds vijf jaren geleden, toen de „Salie de la Reformation", waar gedurende de eerste tien jaren de algemeene Volken- bondsvergadering werd gehouden, werd af gedankt en voor het overgangstijdperk, in af wachting van het gereed komen van de groote nieuwe vergaderzaal, een ander Geneefsch gebouw in gebruik werd genomen, dachten de oud-gedienden met weemoed terug aan zoo menig belangrijke gebeurtenis, die zich daar had afgespeeld. De ontruiming van het oude „Hotel National" was voor hien, die gaarne nog aan den „goeden ouden tijd" te rugdenken, niet minder smartelijk. Nog éénmaal betraden wij de eertijds zoo beroemde ..zaal C", de „blauwe zaal", waar de Volkenbondsraad in den allereersten tijd, toen nog slechts weinig journalisten en andere be langstellenden de Raadszittingen bijwoonden, placht te vergaderen. Nog herinner ik mij, als ware dit eerst gisteren gebeurd, die spannen de wo'oragevechten in deze zaal tusschen Hongarije's „grand old Ma" graaf Apponyi en den even welbespraakten Roemeenschen woordvoerder Titulesco over vragen van min derhedenbescherming; nog herinner ik mij levendig, hoe de Amerikaan Norman Davis, die ook op de Ontwapeningsconferentie zijn welwillendheid jegens den Volkenbond nim mer verloochende, onder een in Raadzittin gen gansch ongewoon applaus den Volken bond gelukwenschte met de gelukkige rege ling van de Memel-kwestie, waaraan Nor man Davis zelf had medegewerkt. Nog herin ner ik mij dat vaderlijk-goedige complimen tje van den grijzen Léon Bourgeois, toen hij den jeugdigen Eduard Benes gelukwenschte. omdat hij de zitting van den Volkenbonds raad zoo goed gepresideerd had. Het zouden- de laatste woorden van den ouden Fran- schen Volkenbondskampk en te Genève wor den Doch wij dwaalden vooral door de nóg be roemder zoogenaamde „glazen zaal" die veel grooter dan de blauwe, voor de Raadszit tingen gebruikt werd. toen de openbare be langstelling een verhuizing noodzakelijk maakte. Hier was het Lord Robert Cecil, die ais vertegenwoordiger van Engeland bij de behandeling van het Korfoe-geschil tusschen Italië en Griekenland, dat Mussolini niet aan het oordeel van den Volkenbond wilde onder werpen, dood-rustig aan een vertaler vroeg met luide stem het artikel van het Volken bondsverdrag voor te lezen, waarbij alle Vol kenbondsstaten zich verplichten geen oorlog' te voeren dan nadat zij eerst het oordeel van den Volkenbond zullen hebben ingewon nen. Hier was het ook, dat de oude Lord Bal four den Oostenrijkschen Bondskanselier Seipel gelukwenschte, dat hij den moreelen moed had gehad in het belang van een ge zondmaking van Oostenrijk's financiën het Volkenbondstoezicht te aanvaarden. Hier ook was het. dat Stresemann en Zaleski zoo me- nigen strijd over de behandeling der Duit- sche minderheid in Polen voerden en dat, in reeds veel latere tijden, de Japanners hun on verzettelijkheid inzake Mandsjoerije ten toon spreidden. De laatste herinneringen aan de ..glazen zaal" behooren niet tot de aange naamste! Hier ook was het, dat Jhr. dr. J. Loudon zes jaren lang zijn ondankbare taak voor de voorbereiding der Ontwapeningsconferentie voortzette. Hier ook was het. dat Aristide Briand de gedelegeerden der andere Euro peesche staten voor zijn plan der te vormen ..Europeesche Unie" tevergeefs trachtte te winnen. De „Glazen Zaal" (aldus genoemd, omdat drie harer wanden geheel van glas waren) heeft heel wat edele plannen zien geboren worden, die daarna in de archieven van het Volkenbondssecretariaat een voor- loopige bewaarplaats gekregen hebben: het Geneefsche Vredesprotocol van 1924. Stre- semann's voorsteilen voor een betere bejege ning der nationale minderheden, het ont- MET EEN BEEN IN DE DORSCHMAGHINE GERAAKT. Doodelijk ongeval. Toen de arbeider Haanskorf, wonende te Zevenbergsche Hoek, bij den landbouwer Romme, wonende te Terheyden, Vrijdag be zig was met het dorschen van graan, geraakte hij met een der beenen in de dorschmachine, Het been werd den man afgekneld. Nadat geestelijke en geneeskundige hulp was ver leend, is hij naar het St. Ignatius ziekenhuis te Breda vervoerd, waar hij een uur na aan komst overleed. VAN HEES' WITKALK maakt na éénmaal witten het vuilste plafond en den zwartsten muur SNEEUWWIT. FIRMA KLINKSPOOR Apotheker-assistent Kampersingel hoek Kamperstraat, TELEFOON 10074 (Adv. Ingèz. Med.) Vergadering R.-K. Partijraad. Staatkundig program wordt behandeld. Vrijdagmiddag is in het Casino te 's Her togenbosch de zestiende vergadering van den Partijraad der R.K. Staatspartij begonnen. De partijvoorzitter, Mr. C. Goseling sprak de openingsrede uit, waarin hij op de be langrijkheid der vergadering wees. die het ontwerp Staatkundig Program zal behande len. De begrooting van het dienstjar 1936 werd daarna vastgesteld en een begrootingscom- missie benoemd. Na het kasverslag door de verificatiecom missie werd den penningmeester décharge verleend en een nieuwe kascommissie be noemd. De vergadering behandelde een voorstel van 'het Kringbestuur Haarlem tot wijziging van art. 19 van het Kiesreglement ter vereen voudiging van het stembiljet, voor de aan wijzing van candidaten voor de Tweede Ka mer. Het Partijbestuur stelde voor de grond gedachte van dit voorstel over te nemen, evenwel niet met het invoeren van twee stembiljetten. De Kring Haarlem trok zijn voorstel in ten behoeve van dat van het partijbestuur, dat door de vergadering werd aangenomen. Hierna werden nog verschillende moties be handeld. In de avondvergadering hield de voorzit ter der R.K. Tweede Kamer-fractie, prof. mr. P. J. M. Aalberse een beschouwing over de algemeene staatkundige toestanden en het parlementaire werk. Na zijn in October j.l. te Amsterdam ge houden rede. achtte hij het momenteel nuttig te spreken over dat gedeelte van het begin selprogram der R.K. Staatspartij, dat den staatsvorm behandelt. Dit onderwerp is actueel, omdat men le. spreekt over de critiek van het parlementaire stelsel: 2e. omdat de strijd van de N.S.B. voornamelijk daartegen gericht is; 3e omdat het onderwerp de ge legenheid geeft die misvatting recht te z-:l- ten en de politieke situatie te verhelderen. Over het bekende conflict van Juli 1935 bij de Vorming van een nieuw Kabinet-Colijn. weidde spr. in den breede uit, en hij consta teerde dat na het nagenoeg ongewijzigd aan blijven van het eerst afgetreden kabinet, nu een voor de toekomst gevaarlijke situatie is ontstaan, immers in het parlement is thans een meerderheid diet niet met het econo misch regeeringsbeleid accoord. gaat doch uit die meerderheid kan niet een nieuw parle mentair kabinet worden gevormd. Dit is on mogelijk, omdat de katholieken weigeren met de sociaal-democraten samen te werken, aangezien zij de uiterste noodzakelijkheid daartoe niet aanwezig achten. Van uiterste noodzakelijkheid zal eerst sprake zijn, als een politiek die de katholieken in het belang van het land noodzakelijk achten, slechts dan kan worden gevoerd, uit sluitend in samenwerking met de S.D.A.P., terwijl bovendien de zekerheid moet bestaan dat daardoor ook anderen grooteren landsbe langen, als defensie, handhaving der orde en openbare orde en zedelijkheid geen afbreuk wordt gedaan. Voorts achtte de fractie een aantal van 50 zetels te klein om samengaan te bewerkstelligen. Over 17de eeuwsche schilders. Een tijdgenoot beschrijft hun leven. Ik pikte uit 'n voorraad tweedehandschboe- ken aan een boekenstalletje in Charing Cross Road een oud Hollandsch boek op van een statig oud-Hollandsch voorkomen. Het was degelijk in leer gebonden, het papier was hand gesneden en onvergeeld, de letters waren handgesneden en goed gedrukt. Het bleek de levensbeschrijving van Noord- en Zuid Hol- landsche schilders, geboren tusschen 1640 en 170 te bevatten. Jacob Campo We ver man, een schilder-tijdgenoot verhaalt er het leven van niet minder dan 177 schilders in, in levendige en niet altijd zachtzinnige be> woordingen, zooals de gewoonte in die dagen was. Uit zijn relaas zou men bovendien aflei den. dat er in die dagen in Nederland slechts twee categorieën menschen leefden: de eene maakte schilderijen, de andere kocht ze. In dien gulden tijd was het beroep van schilder blijkbaar minder een roeping, dan een besluit, dat men nam om de volgende redenen: Of do vader was een schilder van naam en de zoon blaakte van vuur en geestdrift om dien naam voort te zetten: óf men koos het beroep als één der best betalende in dien tijd. óf men was ij del en werd aangetrokken door de represen tatieve kwaliteiten aan het beroep verbonden. Dat was o.a. het geval met den Leidschen schilder Jacob Torenvliet, die vanaf zijn prille jeugd aan zijn vader vroeg: „Vader, als ik nu een braaf Meester zal zijn. zal ik dan ook een mooy kleed krygen, en een degen op zy. en een pluym op mijn hoed dragen?" Desondanks waren er natuurlijk schilders, die schilderden omdat het verven en portret teeren hen in het. bloed zat. die urenlang met een penseel en wat kleur konden zitten wer ken tot zij de natuur hadden overwonnen cn een roos. een vrouwengewaad, een paard tot in uiterste perfectie en gelijkenis hadden vast gelegd op het dcek. Daar was bijvoorbeeld <le schilder N P i e te rs„ die „een heerlijk breede manier in hoi plooyen van zijn draperyen' had. en P i te r van Slingelant, die een Konststukje heeft gemaakt, „waarop een jongetje dat met een vogeltje speelde stond afgebeelt, in wiens blaauwe kousjes men de maazen van de breynaald kon tellen.Want 'n preciese weergave van de feiten en nauwge zette toewijding stonden in die dagen in zoo hoog aanzien, dat Jacob Weyerman niet an ders dan verachting over heeft voor de zoons van den Antwérpschen schilder K a s t e e 1 s. groot in het schilderen van veldslagen, die als hun vader aan de zoldertrap riep, dat het etenstijd was antwoordden, dat ze in een oog wenk zouden komen: „Nog even tweehonderd speren teekenen", zei de een en de ander riep, dat hij David en de Reus nog even moest afwerken. Voor kunstenaars als de dieren- schilder N. Steenwinkel heeft hij ech ter niets dan lof: die had een paard geschil derd „zo natuurlyk, dat een leevent paard er bvgebragt zyndè aanstonds tégens het ge- schildert paard begon te brieschen". Dat werd aan Koning Kristiaan de vierde van Dene marken overgebracht, die hem daarop tot hofschilder benoemde. Als het den heeren Konstschilders g ging, leidden zij een vroolijk bestaan. Ze klom men te paard en reden via Frankrijk, waar zij hoofsehe manieren leerden, naar Rome om te leeren van het copieeren van groote meesters. Als ze een naam hadden gemaakt, reden ze terug naar Amsterdam en verkochten hun schilderijen aan de rijke koopmansfamilies. Ging dat goed, dan zochten ze het nog hooger en zeilden naar Londen, dat ook in die dagen reeds bevolkt was met vele Lords en Ladies, bereid om groote sommen voor hun portretten te betalen, Enkelen brachten het zoover, dat zij een aantal jonge en bekwame schilders in hun dienst namen om hun schilderijen te ,stoffeeren", zooals de term luidde, d.w.z. de portretten van landschappen of andere ach- (Adv. Ingez. Med.) Een verhaal metnaamlooze artisten. (Van onzen Weenschen correspondent). In de Elite-Kino aan de Wollzeile, een van de voornaamste bioscopen van de Weensche binnenstad, is een bijzondere opvoering ge weest van de nieuwe film „Singende Jugend", welke een product is van de „Meteor-Film", achter welke en aan het hoofd waarvan onze landgenoot C. A. Bruyn staat, die een bekende figuur in de internationale film wereld is. Deze bijzondere voorstelling werd biigewoond door een groot aantal vertegen woordigers van de geheele groote interna tionale pers en door tal van vooraanstaande personen uit film- en bioscoopkringen. De voornaamste rol wordt in dit filmwerk door de ook in ons land in den laatsten tijd bekend geworden Wiener Sangerknaben ge speeld. die er van het begin tot het eind in optreden, zoodat men gerust kan zeggen, dat deze nieuwe film geheel een Wiener Sanger- knaben-film is, en wel de eerste groote San- gerknabenfilm. die totdusver opgenomen werd. Men krijgt hier een blik op en in het intieme én interne ieven van deze jeugdige Weensche zangertjes, die sedert eenigen tijd hun intrek genomen liebben in het prachti ge witte lustslot Wilhelminenberg, dat tegen de helling van een lagen 'berg in een van de Weensche buitenwijken gelegen is en dat vroeger tot woonstede gediend heeft van een van de Oostenrijksche aartshertogen met hun gezin. Het is een in alle opzichten ty pisch Weensche en typisch Oostenrijksche film eeworden, waarvan het draaiboek van een Weenschen tooneelschrijver. Hermann Heinz Ortner, stamt, van wien reeds eenige stukken in het vermaarde Weensche Burg theater werden opgevoerd. De regie was in handen van Max Neufeld. die een goede film gemaakt heeft. De eerste Weensche acteurs en actrices werken aan de film mede. Wij zien Julia Janssen van het Burgtheater in de rol van Zuster Maria, die aan het hoofd van de huishouding van de tachtig Sangerknaben staat, de rol van den waardigen rector van het convent der Sangerknaben wordt door Ferdinand Maierhofer, eveneens van het Burgtheater, gespeeld, en Hans Older, van het Deuteches Voikstte-^ier is scbi'ta in zijn creatie van een Weenschen straatmuzi kant. die zich het lot van een twaalfjarig jongetje. „Toni" geheeten. aantrekt, dat geen vader en moeder meer heeft. „Toni", wiens werkelijke naam in de lijst der spelers niet genoemd wordt, is een van de Weensche Sangerknaben. Deze blijven in de film allen anoniem, nergens wordt de naam van één hunner genoemd, vermoede lijk om geen gevoelens van ijdelheid op te wekken. In dezen anoniemen knaap schuilt een groot tooneelspelerstalent. geen wonder dan ook. dat verschillende volwassenen, die de voorstelling hadden bijgewoond en die „Toni", toen het licht opging, achter in de zaal herkend hadden, spontaan naar hem toegingen om hem de hand te drukken en hem met zijn succes geluk te wenschen. Dit zal wel „Toni's" allereerste groote internatio nale succes zijn. Want er waren Amerikaan- sche en Engelsche, Nederlandsche en Hon- gaarsche handdrukken bij. De geschiedenis van ..Toni" in het film verhaal is eenvoudig, maar ontroerend, De jongen is bij een schoenlapper in de leer, waar hij het erg slecht heeft en vaak gesla gen wordt. Hij heeft een flesch wijn voor zijn baas moeten halen, maar heeft die bij het spelen op straat met twee andere jongens laten vallen. Zijn meester -jaagt hem weg. een straatmuzikant met een gevoelig hart neemt den jongen nu in zijn armelijk krotje vlak bij de Reichsbrücke te Weenen aan den Donau op. De man merkt al gauw. dat „Toni" een bijzonder mooie stem en een goed ge hoor heeft, hij gaat nu met hem samen op straat zingen en verdient nu veel meer dan vroeger. Maar hij ziet. dat er meer in den jongen steekt en hij brengt hem naar het fraaie witte slot. waarin de Sangerknaben wonen. Daar wordt hij nu door den rector als oen hunner aangenomen. Hij blijft in het slot. hij krijgt net als de andere jongens een keurig matrozenpakje en moet nu afscheid nemen van dsn straatmuzikant Blüml, die zich als een tweede vader van den jongen was gaan voelen. „Toni" voelt zich al spoedig tusschen de andere jongens geheel op zijn gemak. Alleen wordt hij erg treuri^ gestemd, wanneer en kele kameraadjes vlak voor het gemeen schappelijke vertrek naar een dorpje in het gaber?.te bezoek van hun moeder kriigen. .Tori" heeft seen hu be^ft zijn moeder nooit gekend. Zuster Maria troost- hem. Nu komen tal van prachtige natuuropna men, men vervolgt gedeeltelijk de reis van de jongens, wier autobus men te midden van indrukwekkende bergen over de beroemde Grossglocknerstrasse ziet stijgen. De knapen zijn buiten in hun berghotel- letje dol-gelukkig. Het blijkt, dat de straat muzikant Blüml ..Toni" nagereisd is. Hij heeft van den rector van het knapenhuïs een betrekking als knecht en schoenpoetser gekregen. Nu gebeurt er wat ongelukkigs: er is een bankbiljet van duizend schillingen uit de kas van zuster Maria verdwenen. De verdenking valt op „Toni", omdat hij op den bewusten avond heimelijk in Zuster Maria's kamer is geweest. Een van de andere jon gens had hem door het raam naar buiten zien komen. Hij had de zuster edelweiss ge bracht. hij ontkent ten heftigste geld gesto len te hebben, maar wanneer hij ziet. dat men nu zou moeten aannemen, dat zuster Maria, van wie hij zooveel houdt, het geld verduisterd heeft, zegt hij. dat hij het~ge- daan heeft. Zuster Maria kan het. niet ge- looven. maar de rector stuurt hem weg. Hij is niet meer waardig het uniformpakje van een Sangerknabe te dragen en in zijn oude gelapte plunje van vroeger verlaat, hij het huis. Blüml loopt hem achterna. „Toni" kan niet zeggen, dat hij gelogen heeft om zuster Maria te redden, hü vlucht en zakt door een wrak, smal bruggetje in het wild bruisende water van een bergbeek. De stroom sleurt hem mee, doch het gelukt Blüml hem te red den. Hij wordt naar 't hotelletje teruggebracht, daar blijkt intusschen ook, dat de duizend schillingen niet. gestolen zijn. ze waren per ongeluk tusschen de bladen van de partituur van een compositie van den kapelmeester der jongens terecht gekomen. „Toni" is ernstig ziek. maar al spoedig kan de dokter zeggen, dat de crisis voorbij is en het gevaar geweken. En weldra kan hij met de andere jongens od reis gaan om via Ham burg naar Amerika te reizen, waai- de Wiener Sangerknaben eén tournée gaan maken. De film is van het begin tot het eind span nend. met veel afwisseling, nu eens een lach en dan weer een traan. Behalve de vele fraaie natuuropnamen, om welke de film op zichzelf al de moeite waard zou zijn gezien te worden, korp<'n er ook verschillende opna men van ardige oude Tiroolsche kleeder- d'-achten in voor en ^folderachtige opnamen van een Tiroolsch volksfeest en van 'n plech- tigen kerkdienst in de open lucht in de bergen. Men hoort in het filmwerk verscheidene aardige melodieën en af en toe indrukwek kend orgelspel en kerkconcerten. Behalve de Wiener Sangerknaben heeft ook het beroem de koor van de Wiener Mannergesangverein aan het muzikale gedeelte medegewerkt. Over een dag of veertien zal de film der Sangerknaben, zoo^is de heer Bruyn vertel de, voor het eerst in Nederland vertoond worden. W. M. BEKAAR. tergronden te voorzien. De Lubecker schilder G ode fried Knel Ier. leerling van Rem brandt. bracht het In die were:dstad zelfs zoover, dat hij zijn schilderijen door anderen iiet copieeren. om die dan zelf ecnigszins te retoucheeren en voor origineelen te verkoo- pen. Hij werd hofschilder aan het Engelsche hof van Karei de Tweede, een beroep, dat niet zonder wisselvalligheden was. daar ae grillen van den spilzieken Karei de Tweede niet al tijd aangename gevolgen voor hofschilders hadden. Dat ondervond bijvoorbeeld de Gel- dersche schilder Johannes Vostermans, die een schoorsteenstuk in een kamer van Whitehall schilderde, dat Karei de Tweede zoo wel beviel, dat de schilder grootsche schatten verwachtte te ontvangen en zich groot scheeps installeerde en van alle gemakken voorzag. Betaling bleef echter uit en de Gel- dersche edelman durfde de vorst niet lastig te vallen; hetgeen een Londensch brouwer zich niet ontzag te doen: die denzelfden Ko ning „op de brug van Londen aanhield we gens geleverde bieren, en aanstonds betaalt wiert". Het eind van het lied was. dat- de hos pita van den Oefenaar hem wegens wanbe taling liet arresteren. Smeekschriften aan den Koning richtten niets uit, de schilder bleef gevangen, totdat eenige vrienden de helft van de schuld aan de hospita betaalden, waarna hij op vrije voeten werd gesteld. Liefde voor den drank en hoogmoed be hoorden tot de struikelblokken van groote en kleine schilders in die dagen, en de gepolijste Engelsche dames namen maar al te vaak aan stoot aan de manieren van snoevende Hol- landsche schilders. Zoo schilderde de Dordt- sche schilder Schalken een Engelsche jonge dame, „dewelke zo hovaardig was op haare sneeuwitte handen, aLs een jong Offi cier glorieus is op zijn eerste kommissie; en die min verlangde om haare door de kinder pok jes vry wat geschonde tronie opgemaakt te zien. dan om haare lelieblanke ongeschon- de pootjes in schildery te beschouwen". Hij protetteerde het gezicht echter nauwkeurig en liet de handen onafgewerkt. De jongedame was teleurgesteld, waarop de schilder haar kortweg antwoordde, dat hij zich om handen nooit bekommerde: „Ik schilder doorgaans alle handen na de handen van m.vn Knegt". En die knecht „voerde een paar handen zo breed als een koppel schaapénbouten", ver meldt het verhaal. Jacob Weyerman houdt niet van de onge manierdheden en uitspattingen: hij houdt niet van menschen. die uit het gareel gaan loopen. Hij heeft evenveel verachting voor den dichter-schilder Jan Luiken, die zijn be zittingen opgaf om in armoede te leven, als voor de brassende branie-schilders, al kan hij niet laten de grollen en grappen van die laat sten met heimelijk plezier te verhalen. Hij blaakt echter van zelfvoldaanheid als hij aan zoo'n historie toe kan voegen, dat de ondeugd is gestraft, dat de bewuste schilder niet lan ger bij fatsoenlijke menschen hoeft aan te ko men en zijn werken nu door een „leelyk oud visch-wijf moet laten venten", of de Ant- werpsche Vrijdagmarkt met zijn stukken moet afloopen. Hijzelf ls- echter een hoffelijk man. want hoewel hij woorden te kort komt om de wan daden dier vrouwen te beschrijven, die toen tertijd blijkbaar alleen leefden om een eer zaam schilder in het verderf te storten, laat hij zich daardoor niet, beïnvloeden bij de be schrijving van het werk en het leven van drie schilderessen uit dien tijd Johanna Koerten, Maria Merian en Juffrouw Vereist. Wat hij over hen vertelt is zoo aardig, dat het hier niet in enkele woorden aan toe kan worden gevoegd. VR. S. Naar regeling van het personenvervoer. Regeling voor auto's, bussen Landelijk snorverbod. De Centrale Commissie van Advies en Bijstand voor het Verkeersfonds (de z.g. commissie-Dc Vries) zal volgens de Tel. bin nenkort haar ontwerp van een wet regelende het vervoer van personen met motorrijtuigen op de wegen, aan den minister ter hand stel len. Zij heeft een voorontwerp aan Ged. Staten en enkele andere instanties gezonden, dat be houdens enkele wijzigingen, in het nieuwe ont werp is overgegaan. Dit gaat van de grondgedachte uit, dat het vervoer met autobussen steeds aan een con cessie of aan een vergunning verbonden zal zijn. Een concessie wordt vereischt voor het uitoefenen van een autobusdienst op de wegen. Een vergunning wordt vereischt voor: a. het uitvoeren van écn of meer toerwagen- ritten op de wegen; b. het bewerkstelligen van eigen vervoer op de wegen. (Indien een fabrikant b.v. zijn per soneel laat vervoeren): c. het exploiteeren van één of meer taxi's op de wegen; d. het exploiteeren van één of meer huur auto's op de wegen. Elk vervoer, behalve dat van eigen personen auto's, moet dus door concessie of vergun ning gedekt zijn. Andere motorrijtuigen <b.v. vrachtauto's) mogen geen personen vervoeren, tenzij noodig voor de lading of andere werk zaamheden. Art. 4 bepaalt, dat de ondernemer of exploi tant van een autobusdienst, van een toer- wagenrlt, van taxi's of huurauto's, verantwoor delijk is voor de schade door de vervoerende personen tijdens den rit geleden, behalve als deze buiten zijn schuld is ontstaan. Artikei 5; 10 behandelen de autobusdiensten. Art. 5 voert voor deze diensten een exploi tatie- en vervocrplicht in. Art. 6 heft de verieening van concessies door Ged. Staten op, daar het bepaalt: „Op aan vragen om concessie voor het uitoefenen van een autobusdienst in meer dan één gemeente wordt beschikt door een te Den Haag geves tigde commissie van ten hoogste vijf door ons te benoemen leden. Het ontwerp kent een inspecteur-generaal van het verkeer, met onder hem staande districtsinspecteurs. De voorbereiding van be handeling van een concessie zal door den in specteur-generaal geschieden. Tenzij de rijksinspecteur met een korter termijn genoegen neemt, moet drie dagen voor den dag waarop de rit zal plaats hebben vergunning worden aangevraagd. Een vergun ning geldt slechts voor één tourwagenrit. Van elke verleende vergunning wordt aan den ondernemer voor elke te bezigen autobus een vergunningsbewijs afgegeven. Het ontwerp maakt verder een onderscheid 'usschen taxi's en huurauto's. Taxi's nemen een vaste standplaats in, hetzij op straat het zij in een stalling en mogen menschen on derweg opnemen. Het aantal taxivergunnin gen wordt door het gemeentebestuur bepaald. Huurauto's mogen alleen uit een stalling wor den verhuurd. Zij mogen geen personen on derweg opnemen. Snorren is verboden. Elke aanvraag voor een huur-auto-vergunn:ng moet worden ingewilligd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 11