DE GOUDEN BRUG.
De jaarlijksche, door de Kon. Mil. Sport Vereeniging uitgeschreven, cross-country van
Bingerden is Dinsdag weer gehouden. Een aardig snapshot tijdens de cross
De 17e eeuwsche Schoorlsche Molen, die door geldelijke inzamelingen over het geheele
land voor afbraak gespaard bleef, werd heden, na geheel gerestaureerd te zijn, door
den voorzitter der Ver. „De Hollandsche Molen", aan de gemeente Schoorl overgedragen
Een overzicht van de groote stuw bij Lith, die thans
in werking is gesteld
De ooievaars in den Haagschen Dierentuin maken hun
nest
Een felle brand woedde Dinsdag In een perceel
aan de Oosterparkstraat te Amsterdam. Do
bewoners konden zich met moeite redden
FEUILLETON
ROMAN VAN HANNO PLESSEN.
(Nadruk verboden)
19)
,Over een uur zijn we in Garmisch en
tegen elven met een kleine vertraging in
Müncben", gaat de man voort, gevolg gevend
aan een innerlijken drang om hier op een of
andere wijze te troosten.
„Kunt u het misschien zoo inrichten, dat ik
alleen blijf?" vraagt Johanna. „Ik voel me
niet goed
Ja, dat ziet een blinde, denkt de man, maar
hardop zegt hij„Als ik u daarmee van dienst
kan zijn, dat zal wel gaan. De trein is toch
■niet druk bezetIjverig grabbelt de
;onducteur in zijn tasch tot hij eindelijk ge
vonden schijnt te heben, wat hij zoekt. Het
Is een strook wit papier met het opschrift:
Gereserveerd, dat hij tegen de ruit van de
schuifdeur plakt. „Ziezoo, nu zal niemand u
lastig vallenBeterschap dan maar,
mevrouwen goede reis", zegt hij trouw
hartig.
Johanna drukt hem een geldstuk in de
hand, dat hij verheugd dankend in ontvangst
neemt.
Geld is een mooi ding, denkt hij, terwijl hij
zijn tocht door den wagen vervolgt, maar dat
het niet gelukkig maakt, blijkt alweer. Die
dame is bepaald schatrijk, maar ze schijnt
ongelukkig te zijn.
Ook aan dezen langen winternacht, dien
Sylvester Vonberg slapeloos heeft doorge
bracht, komt een eind. Urenlang heeft hij
over alles nagedacht, in zijn smart zich af en
toe vastklemmend aan de zwakke hoop, dat
alles misschien toch nog goed zal worden om
daarna echter weer dieper dan voorheen weg
te zinken in een troosteloozen toestand van
volslagen apathie.
De geluiden van den ontwakenden dag ver
dringen' de stilte van zijn kamer. Het is het
dagelij ksche geroezemoes van het hotelbedrijf,
waar het gewone werk begint. Hij hoort deu
ren dichtslaan, schellen, voetstappen op de
gang, gedempt roepenHij onderscheidt
alle kenteekenen van de nooit eindigende zorg
voor de onderscheidene gasten van dit
luxueuze wintersporthotel, tot wie hij op dit
oogenblik ook nog behoortEn precies
zoo zal het morgen hier toegaan en over
morgen en eiken volgenden dagOok
al zal de musicus Vonberg reeds lang aan zijn
leed te gronde zijn gegaan en met hoon en
schande overladen zijn.
Want heeft het eeuwig en altijd draaiende
rad des tijds ooit zelfs maar het onderdeel
van een seconde stil gestaan? Heeft het leven,
het groote, algemeene wereldgebeuren zelfs
maar een kort oogenblik gepauzeerd, als. een
van de massa, door dit rad getroffen, niet
verder mee kon en hulpeloos achterbleef? Wat
beteekent een persoonlijk, een onbeduidend
menschenlot in de wereld, die groote, met de
nauwkeurigheid van een machine werkende
wereld, die onbewogen voortwentelt en haar
weg vervolgt over het lot van den enkeling,
diens geluk en verwoeste hoop? Het anders
te willen zien is een dwaze vermetelheid en
even dwaas is het tegen eeuwenoude natuur
wetten te willen optornen. Niets anders blijft
den mensch over dan lijdzaamheid, aanpas
sing en onderwerping aan het bestaande.
Terwijl Sylvester Vonberg den last van den
nieuwen dag op zich neemt, bedenkt hij in
een gemengd gevoel van vrees en hoop, dat
deze hem de laatste zekerheid moet bren
gen
Toen Stefan Szartossy den vorigen avond
de oude barones op d£ hoogte stelde van de
onverwachte reis van haar nichtje naar
München, was de oude dame een oogenblik
sprakeloos geweest van verbazing. Doch toen
zij eenmaal van haar verrassing bekomen was,
vond zij, met het egoisme van den ouderdom,
in het betreurenswaardige incident een wel
kome aanleiding om zichzelf eens diep te
beklagen. Daarbij was het niet geheel duide
lijk, wat haar 't meest opwond: HannerPs
eigenmachtig optreden en haar grenzelooze
onverschilligheid voor tante's rijpere ervaring,
of de omstandigheid, dat aan de, bereids tot
een prettige gewoonte geworden aanwezigheid
van het nichtje, nu plotseling een eind was
gekomen.
Hoewel inmiddels een nacht, waarin de
barones uitstekend heeft geslapen, verstreken
is en zij het welvoorziene ontbijt als gewoon
lijk alle eer heeft aangedaan, is haar stem
ming toch nog altijd ver beneden peil.
Met bewonderenswaardige lankmoedigheid
onderwerpt Szartossy zich aan haar onop-
houdelijken woordenstroom en met een schier
eindeloos geduld herhaalt hij op haar verzoek
voor de zooveelste maal tot in de details hoe
alles zich heeft toegedragen. En wederom
slaakt de oude dame een van haar diepste
zuchten om daarna ten overvloede nog eens
te vragen:
„Dus als ik het goed begrepen heb, meneer
Szartossy, zal Hannerl mij direct telefoneeren
als de professor haar onderzocht heeft?!?"
„Zoo is het barones", is Szartossy's steeds
op denzelfden hoffelijken toon gegeven ant
woord.
En dan weer de barones: „Het zal toch niet
gevaarlijk zijnik bedoel met haar stem
en zoo, nietwaar meneer Szartossy?"
„Nu ja en wat dan eigenlijk nogbe
denkt deze zich plotseling. „Als het met haar
stem werkelijk mis zou loopen, dan kan zij
tenminste geen concertzangeres worden, mijn
Hannerl
„Nee nee", zegt Szartossy aarzelend en de
oude dame vervolgt levendig;
„Ik zou tenminste heel wat liever zien, dat
ze ging trouwen in plaats van te zingen!"
„Het een sluit het andere toch niet uit",
meent Szartossy.
„Alles goed en wel, maar dan wordt het
voor allebei half werk", concludeert de baro
nes en voor Szartossy daarop nog iets kon
antwoorden, zegt zij gedecideerd: „In ieder ge
val zal ik de teugels voortaan wat strakker
moeten aantrekken".
Tot een dergelijk stoutmoedig voornemen
weet de goede, oude tante zich echter slechts
dan op te werken, als eenige honderden kilo
meters haar van het eigenzinnige nichtje
scheiden, en Szartossy is dan ook zoo vrij om
deze aankondiging in stilte met een korreltje
zout te nemen.
Op kamer 130 van het Grand Hotel Grün-
wald in München zit Johanna voor den toilet
spiegel en koelt haar koortsachtig gloeiende
slapen met eau de cologne.
Er wordt geklopt. De kelnei serveert het
ontbijt. De warme thee doet Johanna goed.
Nadat ze haastig achtereen eenige kopjes
heeft gedronken, begint zij de kamer op en
neer te loopen.
In gedachten verzonken blijft zij staan
voor een tafeltje, waaropu de telefoon en de
daarbij behoorende gids een plaatsje hebben
gevonden. Onbewust, slechts door een onver
klaarbaar instinct, bladert zij in het boek.
Haar blik glijdt zonder bijzondere belang
stelling over de groote, vet gedrukte letters
in den bovenhoek der verschillende pagina's:
R. S. T. U. V
Het omslaan der bladzijden geschiedt plot
seling minder nonchalant. De wijze, waarop
zij de verschillende kolommen afzoekt, getuigt
nu van een bewust handelen
VolkerVolrathVoma Werke A. G.
Vonberg
Johanna's blik blijft geboeid op dezen,
geenszins allerdaagschen naam gericht. Met
kloppend hart leest ze:
„Vonberg S. Nymphenburg, Nibelungen-
strasse 4
De villa in Nymphenburg.... Zou hij mis
schien tochMaar was dat dan moge
lijk
Koortsachtig werken Johanna's gedachten.
Wenschen, hoopvolle verwachtingen en vrees
strijden om den voorrang. Haar polsen ha
meren en met de hand op het hart gedrukt,
laat zij zich in een stoel glijden. Het duurt
eenige minuten voor zij in staat is de nummer
schijf te draaien en de vijf nummers te kic-
zijn, welke het telefoonnummer van S. Von
berg in Nymphenburg vormen.
De, zelfs in de telefoon duidelijk te onder
scheiden stem van een welgeschoolde huis
knecht geeft antwoord. En plotseling voelt
Johanna een weldoende rust over zich komen.
„Is meneer Vonberg thuis?"
„Wien mag ik zeggen?"
Een plotselinge ingeving laat Johanna ant
woorden:
„Opera-intendance
„Een oogenblik alstublieft", klinkt het on
derdanig.
Na een korte pauze hoort Johanna 't wa
gende „Hallo?" van een mannestem. En dan
volgen vraag en antwoord elkaar snel op,
waarbij Johanna tot het laatst haar kalmte
weet te bewaren.
(Wordt vervolgd)