IVOROL
%eh> mdwaiqoedb
De Avonturen
van Dr. Mol.
WOENSDAG 1 A'PRTL' 1936
H A A" RL'E M'S DAGE E A D
3
Erfenissen van Nederlanders
in hef buitenland belast.
Oud-Wetsontwerp weer ingediend.
Enkele wijzigingen aangebracht.
Minister Oud heeft onlangs in de
Eerste Kamer een wetsontwerp aan
gekondigd tot heffing van belasting
van nalatenschappen van Nederlan
ders, die het rijk metterwoon hebben
verlaten en van door zoodanige Ne
derlanders gedane schenkingen. Dit
ontwerp is thans bij de Tweede Ka
mer ingediend.
Het betreft in de eerste plaats een
maatregel tegen belastingbesparing
door z.g. belastingvluchtelingen. De
minister acht het niet nooddg, de
heffing uit te strekken tot de nala
tenschappen van hen, die in de laat
ste twintig jaar in Nederland hebben
gewoond, zooals in het ontwerp-De
Geer het geval was. Een tijd van
tien jaar schijnt hem voldoende.
Het is den minister naar hij in de Me
morie van Toelichting zegt, bekend, dat te
gen zoodanige belasting bezwaren bestaan.
Bij de behandeling van het ontwerp van zijn
ambtsvoorganger, dat tenslotte in de Eerste
Kamer is verworpen, zijn zij in den breede
uiteengezet. Daartegenover is toen eveneens
uitvoerig betoogd, dat die bezwaren overdre
ven waren en dat ook op theoretische gronden
deze belasting verdedigbaar was. De minister
wil thans daarop niet terugkomen.
Hij meent zijn voorstel in hoofdzaak te
mogen verdedigen als maatregel tegen het
ontgaan van belasting. Immers het komt
voor, dat vermogende personen, die op jaren
gekomen zijn en aan hun erfgenamen den
last van het betalen van de vrij hooge Neder-
landsche successie rechten willen besparen,
zich vestigen in landen, waar de successie
rechten lager zijn, of wel, door zich nergens
te vestigen de betaling van successierechten
geheel en al trachten te voorkomen. Voor
zoover deze personen Nederlander zijn. acht
de minister het niet onredelijk, deze wijze van
belastingibesparing tegen te gaan.
Dat onder de regeling van het ontwerp
ook zullen vallen de nalatenschappen van
personen, die het rijk om andere redenen dan
belastingbesparing hebben verlaten, acht de
minister geen bezwaar. Voor hen toch. die en
Nederlander zijn én het rijk nog niet lang ge
leden hebben verlaten, bestaat nog een zoo
danige band met het vaderland, dat de be
lastingheffing ook hier gerechtvaardigd is. z
Dertien auto's door jongelui
gestolen.
In anderhalve maand tijd.
Voor de Haagsche rechtbank hebben twee
jongelui terecht gestaan, die kans hadden
rrezien in anderhalve maand tijd dertien
auto's te stelen, vier te Rotterdam, een te
Amsterdam en acht in Den Haag. Tegen de
jongelui werd resp. tien en zes maanden ge~
vangenisstraf geëischt. De man aan wien zij
de gestolen auto's hadden verkocht en die
de jongens tot hun daad had aangezet, is
voortvluchtig.
VIJFJARIG KNAAPJE IN DE MAAS
VERDRONKEN.
In de Maas onder het gehucht Maasband,
gemeente Stein is het vijfjarig zoontje van de
familie Bertrams verdronken. Het knaapje
was met een tweetal vrienden in een roei
bootje op de Maas, welke ter plaatse vrij
diep is, aan het spelevaren. Hierbij is hij
overboord gevallen en verdronken. Ondanks
herhaaldelijk dreggen is men er niet in ge
slaagd het lijkje op te halen.
Weinig toezicht te Megen
geoefend?
Langer diensttijd bij de zee
macht in Indië?
Maximum van 18 maanden.
Regeling misschien reeds met Juli in
werking.
Door de Ned.-Indische regeering is aan
den Volksraad met verzoek om advies aan
geboden het ontwerp-Koninklijk Besluit, be
helzende eenige belangrijke wijzigingen in
het dienstplichtbesluit voor Ned.-Indië, waar
bij ondermeer de duur van de eerste oefe
ning voor dienstplichtigen bij de Zeemacht-
van ten hoogste 5y2, 9 en 12 maanden, voor
allen gebracht wordt op ten hoogste 18 maan
den. Het ligt in het voornemen om zoodanige
maatregelen te treffen dat bij vaststelling
het besluit, conform het thans ingediende
ontwerp, het gewijzigde dienstplichtbesluit
reeds op de Juliploeg 1936 der Zeemacht van
toepassing zal zijn. In dat geval zal dus. aan
vangende met genoemde ploeg, welke 2 Juli
onder de wapenen moet komen, de hierboven
aangegeven verlengde tijdsduur der eerste
oefening bij de Zeemacht (welke op de volle
18 maanden zal worden gesteld) worden in
gevoerd.
In aansluiting op dit Aneta-bericht meldt
het I-ïbld. nog:
In de bezuinigingswet is een soortgelijke
voorziening voor de zeemacht hier te lande
getroffen als thans in een ontwerp aan den
Volksraad in Ned.-Indië is voorgelegd. Krach
tens de bezuinigingswet is de dienstplicht
wet namelijk zoodanig gewijzigd, dat voor
dienstplichtigen bij de zeemacht de eerste
oefentijd negen maanden zal bedragen, in
dien de betrokkenen aanstonds uitslui
tend voor de kustwacht bestemd zijn. Voor
de overige dienstplichtigen, die bij de zee
macht worden ingedeeld, is voorzien in een
eersten oefentijd van 15 maanden, welke
periode voor de voor onderofficier bestem
den nog weer met drie maanden wordt ver
lengd, en dus op anderhalf jaar wordt ge
bracht.
Door deze verlenging van den eersten oefe
ningstij d wordt een bezuiniging beoogd. Men
wil namelijk verschillende werkzaamheden
welke tot nu toe door beroepspersoneel wer
den verricht, ten deele door de dienstplich
tigen doen verrichten.
Daardoor mishandelingen niet
eerder gemerkt.
Vereeniging-voogdes behoudt haar
bevoegdheid.
Minister van Schaik heeft in een nader
antwoord op de schriftelijke vragen van het
Tweede Kamerlid van der Heide nog eenige
mededeelingen gedaan over de mishan
delingen van eenige voogdijkinderen door
een vrouw te Megen, door wie deze kinderen
werden verpleegd.
De kinderen waren bij de vrouw te Megen
uitbesteed door een vereeniging. namelijk de
..Algemeene Commissie voor Kinderverple
ging en Kinderbescherming van den H. Vin-
centius van Paulo, gevestigd te 's Graven-
hage". De vergoeding bedroeg 35 cents per
dag en per kind. terwijl de kosten van klee
ding en schoeisel bovendien voor rekening
der vereeniging-voogdes kwamen. Die uitbe
steding was ingegaan 5 September 1935. Het
bestuur van de vereeniging heeft de vrouw als
„pleegmoeder" aangewezen. Naar haar per
soon is te voren geen speciaal onderzoek in
gesteld, omdat het bestuur op grond van
voorafgaande uitbestedingen bij deze vrouw
zich een gunstig oordeel over haar had ge
vormd.
Controle op de verpleging der kinderen
had na 5 September 1935 nog niet plaats
gevonden.
Gedurende den tijd. dat andere kinderen
bij de vrouw waren uitbesteed, nl. van 10 No
vember 1930 tot 5 September 1935, is het ge
zin viermaal door bestuursleden van de ver
eeniging-voogdes en eenige keeren door een
beambte van die vereeniging bezocht. Acht
maal is van overheidswege inspectie gehou
den. Bij geen dezer bezoeken is van een
slechte behandeling der kinderen gebleken.
Bij een inspectie vanwege het departement
in Juni j.l. zijn door den daarmede belasten
ambtenaar alle gezinnen te Megen, waarin
voogdijkinderen werden verpleegd, ook met
den burgemeester ter plaatse besproken. Bij
deze bespreking werd omtrent bedoelde
vrouw niets ongunstigs vernomen.
Wel werd bij die inspectie de indruk ver
kregen, dat de pleegmoeder minder geschikt
was, om de toen aldaar verpleegd wordende
twee elf-jarige jongens voldoende leiding te
geven De aandacht van de vereeniging-
voogdes werd hierop gevestigd ,met het ge
volg, dat deze jongens naar elders werden
overgeplaatst en werden vervangen door de
twee meisjes van 8 en 5 jaren, welke laatste
nadat verdenking van mishandeling tegen de
pleegmoeder is gerezen, onverwijld uit dit
gezin zijn verwijderd.
De verplichting van de vereeniging-voog
des tot geregelde en deugdelijke controle op
de gezinnen, waarin door haar kinderen zijn
uitbesteed, vloeit voort uit een algemeenen
maatregel van bestuur van 15 Juni 1905. Ter
men voor een maatregel van zoo ver gaande
strekking, dat de vereeniging-voogdes niet
langer als zoodanig zal kunnen optreden,
acht de minister niet aanwezig.
Zoowel de gezinnen, waarin voogdijkinde
ren worden verpleegd, als de maatregelen van
controle op bedoelde gezinnen beantwoorden
in het algemeen aan de eischen, die men re
delijkerwijze mag stellen. Hiermede wil de
minister niet zeggen, dat ter zake niets te
wenschen zou overblijven. Hij zal er dan ook
met kracht naar blijven streven, de controle
over gezinnen, waarin voogdijkinderen zijn
uitbesteed, zoo doeltreffend mogelijk te doen
zijn.
poets dus Uw
tanden met
fie NederlandscheTandpasta
Tube 6O en 40ct.
(Adv. lngez. MedJ
Zoetwatervisscherij wordt
gesteund.
In de vergadering van de af deeling „Zoet
watervisscherij" der Ned. Heide Maatschap
pij heeft de heer A. P. Brouwer, hoofd der
afd. Visscherijen van het ministerie van
Landbouw en Visscherij meegedeeld, dat voor
de zalmzegenvisschers en de drijfnetvis-
schers steunmaatregelen in vergevorderden
staat van uitvoering zijn, waardoor zij
weer met nieuw materiaal het bedrijf kun
nen opnemen.
Voor de gewone zoetwatervisscherij is het
zeer moeilijk maatregelen te vinden. Maat
regelen zijn in voorbereiding om althans dat
gene aan de visschers te verstrekken, waar
door men het bedrijf weer zal kunnen uit
oefenen.
Het Landbouwcrisisfonds is bereid om
steun te verleenen aan bepaalde takken van
visscherij. wanneer men zelf een potje heeft
gevormd, waaruit gesteund wordt.
BELEEDIGING VAN H. M. DE KONINGIN.
De Rotterdamsehe rechtbank heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen den 48-ja-
rigen I. A. L., gedetineerd, tegen wien één
jaar gevangenisstraf is geëischt wegens
schriftelijke beleedlging van de Koningin.
Verdachte had in een to Middelharnis ge
poste briefkaart ons staatshoofd verwijten
gemaakt.
De rechtbank heeft L. thans veroordeeld
wegens poging tot opzettelijke beleediging
tot negen maanden gevangenisstraf met af
trek, van welke straf zes maanden voorwaar
delijk zijn opgelegd.
Een Scheveningsch Strand,
door Ph. Sadée, in Teyler.
Ph. Sadée was in den bloeitijd der Haagsche
School een naam waarmee men te voorschijn
kon komen, een goed schilder van het tweede
plan, serieus en beschaafd, aangenaam van
kleur, correct van teekening, met alle goede
hoedanigheden tenslotte waarmee men zon
der geniaal te zijn een reputatie opbouwt.
Dertig, veertig jaar geleden was het werk
zeer gewild, al stond het niet zoo hoog aan
geschreven als de strandgezichten van Israëls
en Blommers, onze Engelsche en Amerikaan-
sche liefhebbers kochten het gaarne en ook
in den Haagschen kring vond men er tallooze
liefhebbers voor.
Het werk van Sadée voldeed met zijn solide
qualiteiten aan de eischen, die men toen al
gemeen stelde: een zuivere factuur en een
wel;~gecomponeerde voorstelling. Het met
figuratie verlevendigd zeestrand heeft altijd
in de schilderkunst een druk beoefend genre
gevormd, zich wijzigend naar tijd en land,
maar steeds met welwillende oogen door de
kunstliefhebbers beschouwd. De gelegenheid
mooie atmospherische werking te brengen in
schier eindelooze ruimten tusschen water,
grond en lucht liet geen impressionistisch
schilder zich gaarne ontgaan en een Jaap
Maris, zelfs een Mauze hebben prachtige
stranden geschilderd, daarbij op hun wijze
groote zeventiende-eeuwers (en ook kleinere
meesters als Beelt. zie Frans Halsmuseum)
volgend. Maar de Hagenaars brachten er wel
een nieuw element in door aan de figuratie
een belangrijke en actieve rol toe te bedeelen
waardoor die activiteit vaak gewichtiger be
doeld schijnt dan het zuiver picturale schoon
van de natuurvertolking. Misschien kan de
oude Jozef Israëls met zijn eerste Zandvoort-
sche, van het academisme bevrijde prestaties,
als wegbereider gelden. Het bekende „Langs
moeders Graf" vertoont vrij Juist den over
gang van een te gebonden romantiek naar
een vrijer en natuurlijker uitingswijze, Lang
zamerhand verkrijgt bij Israëls de atmosphe
rische schildering de overhand, komen de fi
guren veel echter in het buitenlicht te staan
en worden daarin als het ware geheel opge
nomen.
Zijn met scheepjes spelende kinderen, zijn
zittend meisje met de garnalenmand, zijn
visschers rondom een thuisgekomen bom
schuithet zijn even zoovele onderwerpen
die hij herhaaldelijk en vaak prachtig-zuiver
behandelde. Een sohilder die hem daarin zeer
na stond was de oude Artz. wiens werk men
zelden meer tegenkomt en wiens beste dingen
trouwens in Amerika zitten. Een echt artist
betoonde zich in die richting ook B. J. Blom
mers, die meer dan de beide anderen een
charmeur was en niet dan in het gouden
zonlicht zijn in het water plassende kinderen
in beeld bracht.
Een schilder als Sadee staat tusschen Israëls
en Blommers in en dan het dichtst nog bij
den eersten. Van ons kleine plaatje zelfs
valt af te lezen dat hij een bekwaam compo
siteur was. Die eerste, groote groep visschers-
vrouwen, met den jongen die een net draagt
aan den kant is plastisch heel mooi in el
kaar gezet; de bewegelijkheid der figuren in
het verschiet, is machtig gesuggereerd. Het
zonlicht trilt door de voorstelling, die een
„verhaal" bevat. Een fantasierijk litterator
kan over die thuiskomende familie een fraai
feuilleton schrijvendat echter met de
schilderkunst van Sadée niets te maken
heeft.
Die schilderkunst was, als reeds gezegd, een
voudig, goed, eerlijk en betrouwbaar, zooals
die van den Franschman Emile Breton, met
wien hij vaak eenige overeenkomst vertoont.
Sadée's leven hij was Hagenaar, geboren
in 1837 en gestorven in 1901 biedt weinig
bijzonders ter vermelding. Ook hij was een
leerling der Academie onder Van den Berg,
dat zou de belangrijkste mededeeling wezen,
die gedaan zou kunnen worden.
Voor den lezer is het daarom allicht interes
santer iets over de menschen te vernemen
die den roem der Sadée's, Blommers'en etc.
buiten onze grenzen gemaakt hebben, zooals
zij dat ook met dien van Jacob Maris, Mauve
en de andere grooten gedaan hebben. Dat
waren in hoofdzaak Engelsche kunstkoopers,
die in de Haagsche School een voortzetting
van die van Barbizon zagen met een eigen
Hollandsoh cachet. Zij dorsten van het werk
dier Haagsche heeren groote quanta te
koopen en het goed te honoreeren, zoodat de
I
Een halve eeuw geleden
Door KO DONCKER.
vn.
Mol dacht: ,,'k Zal maar naar huis toe gaan
Ze woont hier tevreden aan de kust
Zoo zei de meeuw ('k heb 't goed verstaan).
„Da's een pak van m'n hart en ik ben gerust.
'k Zal dien drank toch eens probeeren,
k Zal op kikkers reageeren.
Doet 't geen goed, 't doet ook geen kwaad'."
„Dokter luister toch naar raad."
Mol die brandde van verlangen,
Dokter Mol is kikkers gaan vangen,
Aan 't Brouwers kolkje zat het vol.
Daar ging de dokter op de jacht,
Hij heeft er zes vetten thuis gebracht,
Met puilende oogen en buiken bol.
Hij zocht er de diksten en vetsten uit
En spoot zijn wonderdrank onder de huid.
Mol stond te wachten en te kijken,
't Beest liet niets bizonders blijken.
Hij nam een tweede en spoot hem in,
't Deerde dezen evenmin.
Hij nam er vier hij nam er vijf,
Spoot den wonderdrank in hun lijf-
Maar hoe hij keek en keek en keek
Ze zaten wezenloos te staren,
De kikkers veranderden geen steek.
Maar bleven zooals ze altijd waren.
Mol werd boos en dacht: „Wat drommel
't Is toch gek dat die drank niet werkt,
'k Heb geen verandering nog bemerkt.
Is het misschien dan, werkelijk rommel?"
Lange, lange, lange uren
Zat i te staren, zat i te turen.
Eindelijk is i het wachten moe,
Neemt de kikkers naai- 't Kolkje toe.
Hij smeet ze midden in den plas,
Omdat i zoo vreeselijk nijdig was.
Mol was razend, Mol was dol,
Hij kroop voor achten al onder de wol,
Hij lag zich in bed te versacherineeren,
Bleef zich om en omme keeren,
Hij trok zich de haren uit zijn hoofd,
„Had ik nu maar die kreeft geloofd.
Dan had ik tenminste dat boekje toch"
Dokter zuchtte, „wee en och".
Hij hoord' 't drie uur, vier uur slaan.
Maar had geen oog nog toegedaan.
Uit wanhoop is hij opgestaan.
Net trok hij zijn sokken aan
Toen hoord' i een verward gedruisch,
't Kwam dichter en dichter bij zijn huis.
„Wat was er in 's hemels naam aan de
hand?'
„Was er een vechtpartij, was er brand?"
vaderlandsche marktwaarde spoedig omhoog
liep. Zelfs toen het pond nog zijn volle gouds
waarde had beteekende voor den Engelschen
kunstliefhebber honderd pond veel minder
dan twaalf honderd gulden voor ons. Dat
moet men nooit over het hoofd zien als men
zich over de toenmalige geldswaarde dei-
Hagenaars verbaast.
Het waren wel typische schrandere koppen,
die Engelsche handelaren die twee maal per
jaar het Kanaal overstaken om hier in-
koopen te doen. Zij waren met veel schilders
bevriend en waar dat niet het geval was, be
dienden zij zich van Hollandsche hande
laren als tusschenpersonen. De moderne
kunsthandel had in die jaren iets van een
bankbedrijf, terwijl hij nu. zelfs in de groote
steden, meer op het bedrijf van een kamer-
verhuurster is gaan gelijken.
Een der aardigste typen was de oude heer
Peacock, een der firmanten van het Lon-
densche huis Wallis and Son, die met al onze
groote artisten op goeden voet stond, weken
lang in Holland logeerde en dan maar weer
met den nieuwen voorraad naar hun filiaal
in Canada afreisde om in den herfst weer
vlug en monter terug te komen. Later kwam
met hem de jonge Harry Wallis mee en na
Paecock's dood kwam Harry alleen, maar dat
boterde lang niet zoo goed met de artisten,
als 't met den slimmen maar toch zoo har-
telijken grijskop Peacock ging. En de tijd
was ook al aan het veranderen kort voor
den oorlog al.
Dan had men den in Londen wonenden
Manus Koekkoek, daar lid der firma Koek
koek en Lefevre, die zich uiteraard veel met
Hollandsche kunst bezig hield en den
Duitsch-Amerikaan Kraushaar die geen jaar
oversloeg om in Den Haag en Amsterdam
zijn Kraushaar Galleries van nieuwe kost
bare „stuff" te voorzien.
Of het midzomer of hartje winter was,
Kraushaar transpireerde altijd hevig van
agitatie bij de onderhandelingen, maar hij
bleef tot zijn dood een trouw verdediger der
Hollandsche kunst in New York.
Die oude garde is verdwenen. Hun zaken
bestaan nog, onder andere leiding en vaak
met andere aspiraties. Het bleef niet bij dit
drietal. Ik heb er wel een paar dozijn ge
kend. die, ieder op zijn wijs voor de Hol
landsche kunst op de bres gestaan hebben
tot beiderzijds genoegen en voordeel:
Misschien maken wij vandaag of morgen
daar nog eens een paar relaasjes over. Ook
anecdotisch zit daar stof genoeg in en al is
de tijd der bonzen in die activiteit voorbij,
die tijd was amusanter dan de onze.
J. H. DE BOES.
Uil Haarlem's Dagblad van 1886.
1 April:
Uit den Raad der Gemeente Haarlem:
Een som van 800.-, door B. en W.
voorgesteld beschikbaar te stellen tot
het illumineeren van een deel van den
Hout, ter gelegenheid van de in Juli a.s.
te houden algemeene vergadering en
congres der Ned. Maatschappij tot be
vordering van Nijverheid, werd door een
amendement van den heer Berkhout
teruggebracht op ƒ300.-.
De heer Krelage gaf in overweging om
de illuminatie wegens den zwakken gas-
toevoer door vetpotjes te doen plaats
hebben.
Omtrent de verzoekschriften tot af
schaffing der kermis, uitgaande van
eenige vereenigingen te dezer stede,
merkte de voorzitter op. dat met alle
eerbied voor het gevoelen der adressan
ten, er geen reden bestaat om de kermis
af te schaffen.
De lieer 't Hooft beschouwde de zaak
uit een tweeledig oogpunt, ten eerste als
een belang voor de gemeentekas, maar
ten tweede, als men zich op het stand
punt der gezondheidsleer plaatst, dan
is er gevaar voor besmettelijke ziekten
en voorts de bezwaren van zedelijken
aard, waarop adressanten wijzen. De
afLahoffJSt' ?a! men de kermis ineens
afschaffen of langzamerhand van ka
rakter doen veranderen? Dat men over
de zaak rijp berade! Ten sltote stelde hij
voor dit punt tot na de kermis van dit
jaar te verschuiven.
De heer Macaré vroeg den heer Hes-
huysen. of er nog plan bestaat tot het
planten van eenige hoornen op het Wil-
sonsplein. De heer Heshuysen deelde
hierop mede dat de commissie voor de
plantsoenen, nu de Raad besloten heeft
dat het een plein zal blijven, geen ver
dere beplanting raadzaam acht.
Mol heeft zich haastig aangekleed.
Op zijn laarzen na is i gereed.
'r Wordt hevig aan de bel getrokken,
Op de deur geslagen met stokken,
Mol naar beneden op zijn sokken
En met ongekamde lokken
Vraagt: „wat dat lawaai toch beduidt."
„Dokter! Dokter! kom er uit!"
Roepen allen door elkaar,
„Bloemendaal is in gevaar,
We worden allemaal levend verscheurd!"
„Maar goeie menschen wat is er gebeurd?"
Heere bewaar me, wat is er geschied?"
Maar men hoorde den dokter niet.
Men haald' een ieder uit zijn huis;
Slager, groenteboer, koster in kluis,
Dominé, kleermaker, schilder, bakker
Alles liep mee nog maar half wakker.
Joelend, schreeuwend liep het volk
Regelrecht naar de Brouwerskolk.
Slaperig, soezerig, geeuwend en gapend
Liepen ze naar de Kolk henen.
Doch allen waren terdege gewapend.
Gewapend waren z' van top tot teenen.
Met zeisen, harken en verroeste geweren
Om het onheil te bezweren.
„Maar. wat is er toch gebeurd?"
Vroeg dokter (en hij zuchtte diep)
Aan veldwachter Spaan, die naast hem liep.
„Heb i da nog nie geheurd?
Heb i die kikkers nie gezien?
Die nege kikkers née 't zijn der tien."
Mol vroeg verbaasd, wat of i bedoelde.
Terwijl i het zweet op zijn slapen voelde.
„Die groote kikkers", antwoordde Spaan.
Het hart begon Mol in de keel te slaan
Het hart begon Mol in de keel te bonzen,
't begon hem in de ooren te gonzen;
„Dokter luister toch naar raad,
't Brengt u anders niet dan kwaad."
„Van deuze morgen was Tijs Meije
Fluitelof voor zijn knène gaan snijé,
Toe zijn die lèlike béste gekome,
Die hebbe hem effe te graze genome.
Zijn arm is gebroke, en 'et been steekt er
door.
En hij leit voor merakel bij den pastoor."
(Wordt vervolgd.)
Duitsche vliegmachine boven
Venlo.
Later op Schiphol aangekomen.
Dezer dagen heeft een Duitsch vliegtuig,
gemerkt D. E. J. E. F„ over Venlo gevlogen.
Men veronderstelde met een militair toestel
te doen te hebben, van waaruit foto's van
de kazerne te Venlo werden gemaakt.
Thans blijkt het A.N.P.. dat dit vliegtuig
een sportvliegtuig is, dat bestuurd werd door
den Duitschen vlieger Oscar Dimpfel. Hij is
Zondagmiddag nog met dit vliegtuig op
Schiphol aangekomen, waar zijn papieren in
orde zijn bevonden. Van deze aankomst was
verder geen notitie genomen, doch naar aan
leiding van het bovenbedoelde bericht heeft
de heer Dimpfel. die eeriigen tijd in ons land
zal blijven en daarna naar Londen zal vliegen
zijn aankomst te Amsterdam bekend gemaakt