AT BE riLIMLENI T©@NT Celluloidsnippers LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN ZATERDA'G 4 APRIE 1936 TT A A R T. E M'S DAGBL'AD - T4 illllllllll IN LUXOR DRAAIEN DRIE CARBO-FILMS In het Luxor Theater komen <ieze week drie films van de filmactrice die eigenlijk door iedereen nog als de grootste ster aan het Hollywoodsche firmament wordt beschouwd. Vandaag en morgen. Zondag zal worden vertoond, de film, die eenige jaren geleden zulk een opgang heeft gemaakt. Susan Lenox: in het Engelsch „Her fall and Rise". Greta Garbo en Frederic March in de film „Anna Karenina", vervaardigd naar Tolstoi's roman. In deze film speelde zij samen met Clark Gable. John Miljan en Jean Hersholt. Het is de geschiedenis van een naamloos meisje, dat wegloopt uit het huis van haar oom, die haar wil laten trouwen met een van zijn vrienden, om van de verantwoorde lijkheid af te zijn. Het meisje, Helga ge naamd, komt na eenigen tijd van zwerven terecht hij een jong ingenieur Rodney Spen cer genaamd, die van haar gaat houden en haar oom om toestemming voor hun huwelijk wil vragen. Helga vlucht als haar oom haar in het landhuis van den ingenieur ontdekt en komt dan bij een troep kermisreizigers, die haar naar den naam van de plaats waar zij haar vonden, Susan Lenox noemen. V/anneer Rodney haar na eenigen tijd vindt en de verhouding tusschen haar en den di recteur ontdekt verstoot hij haar. In New-York waar Helga daarna een luxueus leven zonder eenigen inhoud leeft, volgt weer een ontmoeting met Rodney, waaruit een hevige scène ontstaat, die met het vertrek van den jongen ingenieur eindigt. Helga volgt hem. Zij hoort tenslotte, na lang vruchteloos zoeken, dat hij naar Zuid- Amerika is gegaan. Als danseres in een café in een Zuid-Amerikaansche kuststad, waar de „rubberbleeders" uit het binnenland hun tijd doorbrengen als zij met voorraden uit de woestenij van de oerwouden zijn terugge keerd, krijgt zij een baan. Na enkele weken komt ook Rodney in de stad, doch aan haar verklaringen die zij hem doet hecht hij geen geloof. Bij een ontmoeting vlak voor zijn vertrek naar het binnenland weet zij hem te over tuigen en dan volgt zij hem naar de plaats in de moerassige streken, waar hij zijn werk moet verrichten. De bonte sluier. Anders is de film, die Maandag en Dinsdag draait: „De bonte sluier". De-ze film werd ge maakt naar het bekende boek van den schrij ver Somerset Maugham. In „De Bonte Sluier" is Greta Garbo als ver pleegster te zien. In deze film speelt Greta Garbo haar rol op een wijze, die eigenlijk moeilijk onder woorden valt te brengen. Haar spel moet men meeleven, de woorden, de gebaren, de heele uitdrukking van in-menschelijke gevoelens en van wanhoop, tweestrijd en eenzaamheid, is te subtiel om in enkele regels van woorden, die eigenlijk een grove omlijning van ge dachten, gevoelens en begrippen kunnen ge ven. uit te drukken. Hoe drukt het spel van Greta Garbo niet de obsessie van het leven in het Oostenrïjksche stadje uit, hoe volkomen logisch wordt niet haar besluit gemaakt dan maar te trouwen met den jongen dokter Walter Fane, die haar naar Honkong zal meenemen waar zij ge heel nieuwe impressies zal kunnen opdoen en uit de doffe sfeer van het ouderlijk huis van den professor Koerber verlost zal zijn? Hoe begrijpelijk wordt niet de verwijde ring tusschen den jongen bacterioloog, die gelfeel in zijn werk opgaat, en de ook nog jon ge vrouw, die haar afleiding in het mondaine leven moet zoeken, gemaakt? In deze omgeving komt Katrin in contact met den attaché bij den diplomatieken dienst welke kennismaking tot een onmogelijke verhouding leidt. Fane ontdekt de verhouding en in zijn wanhoopstoestand besluit hij naar het bin nenland te gaan, waar een cholera-epide- mie is uitgebroken. Zijn vrouw stelt hij voor de keus met hem mee te gaan of achter te blijven na een echtscheiding, waarin hij echter alleen wil toestemmen, wanneer zij hem kan bewijzen, dat Townsend, de attaché, zelf van zijn echtgenoote zal scheiden en met haar zal trouwen. Dan blijft er voor haar slechts één moge lijkheid, -want uit vrees voor zijn carrière durft Townsend, het tegenbeeld van dr. Fane, niet aan haar wensch te voldoen, terwijl de geheele geschiedenis voor hem eigenlijk wei nig heeft beteekend. Wanneer zij, in het binnenland aangeko men, langzamerhand is gaan inzien, dat zij een groote schuld jegens haar man heeft, wil deze haar naar Hongkong laten vertrekken, doch het blijkt na eenigen tijd. dat zij niet naar Hongkong, doch in een klooster is ge gaan om zich geheel te wijden aan de verple ging van zieken. Bij een opstand van de Chi- neezen, ontstaan door de maatregelen, die Fane ter bestrijding van de epidémie heeft r.oodig geacht, wordt de arts gewond. Katrin komt hem verplegen en weigert met Towns end uit het binnenland te vertrekken, als deze haar komt halen. Als Fane tenslotte ge neest volgt de hereeniging. In het laatste deel van de film is men dus in afwijking van het boek aan den wensch van een voor ieder bevredigend slot tege moet gekomen. Anna Karenina, Woensdag en Donderdag. Deze film zal dengenen, die haar hebben gezien nog zeker versch in het geheugen lig gen. Wat niet wil zeggen, dat dit ze weerhou den moet de rolprent nog eens te gaan zien. Er vallen steeds weer nieuwe verrassingen in deze film van tweestrijd te ontdekken. Steeds weer zal men onder den indruk ko men van de zeldzame eenzaamheid, waarin de groote figuur uit Tolstoi's werk komt te staan wanneer zij alles, zelfs haar kind heeft op gegeven en van haar voor het oordeel van de wereld bevreesder! echtgenoot is weggegaan om den jongen officier te volgen, dien zij lief heeft. Aangrijpend is de diepe teleurstelling, wanneer ook de liefde van dezen man niet be stand is tegen de heimwee naar het vader land waaruit hij, ook al om het oordeel der menschen, is verdwenen en tegen de aan trekkingskracht van het onbezorgde, opper vlakkige leven in de officierskringen. Het begrip eenzaamheid is aan Greta Garbo verbonden, geen enkele hoop latende een zaamheid, die tenslotte bij overgevoeligen als de vrouwen die zij in haar films uitbeeldt, leidt tot wanhoopsdaden als zelfmoord, die zij dan ook pleegt. Het voorprogramma bij deze drie mooie films bevat een aardige twee-acter van Thelma Todd en Patsy Keiler, een film over het trekken van de zalm naar den bovenlooo der rivieren en filmjournaal, dat de belang rijkste gebeurtenissen van de vorige week in beeld brengt. Rembrandt geeft Het leven is niet zoo kwaad" Het lijkt wel of de Nederlandsche film industrie door ervaring veel heeft geleerd. De film. die deze week in het Rembrandt Theater zal worden vertoond, is tenminste al veel beter dan vorige Nederlandsche amusementsfilms. Al doende leert men. Dat bewijst ook „Het leven is niet zoo kwaad." Deze Majestic-film met regie van Haro van Peski heeft natuurlijk ook zijn gebreken en fouten. Soms is de dialoog ietwat gewrongen, er wordt nog veel met in terieurs gewerkt en zoo zijn er nog een paar dingen, die overigens niet zoo storend zijn, dat zij den algemeenen indruk schaden. Wij moe ten tenslotte niet vergeten, dat we dikwijls onbewust aan de Nederlandsche film hoogere eischen stellen dan aan de buitenlandsche. In de eerste plaats klinken de Engelsche, Duitsche of Fransche dialogen den Engelschman, Duit- scher of Franschman af en toe waarschijnlijk even dwaas of banaal in de ooren als ons de Nederlandsche. Laten we een voorbeeld ne men. Zeer velen van ons zijn vaak diep onder den indruk wanneer de held van een film tot zijn aangebedene zegt: „I love you". Maar hoe reageert men op: ,.Ik hou toch zoo reuze-veel van je." Men vindt deze liefdesverklaring op zijn minst al gauw minder romantisch, baar komt nog bij. dat men veel minder zich op het gesprokene hoeft te concentreeren dan bij bui tenlandsche sprekende films, waardoor men kans krijgt met veel critischer blik de details te bestudeeren. Bovendien valt er minder te verwerken wat betreft de omgeving van de acteurs, de Hollandsche huizen (al worden die in de Nederlandsche films in het algemeen een tikje luxueuser gemaakt dan de werkelijkheid te zien geeft), het Hollandsche stadsbeeld, en ook de Hollandsche menschen, die met de ac teurs m de films voorkomen, het zijn allemaal bekende dingen voor ons, en wij eischen dat die getrouw worden weergegeven. Terwijl de meesten van de bioscoopbezoekers niet over de juistheid van de weergave van de locale sfeer der buitenlandsche films kunnen oordeelen en die dus accepteeren. Maar zelfs al stellen wij hooge eischen dan kan „Het leven is niet zoo kwaad" zeker ge slaagd worden genoemd. Het is een film met tal van aardige vondsten, minder grove effec ten dan vorige Hollandsche producties, en, wat ook een vooruitgang beteekent, het is een film waar gang in zit. Dat is eigenlijk zoo'n wonder niet. want de meesten der spelers zijn buitengewoon goede acteurs. Lou Bandy is revueartist en voor een revue is vlot spel en „gang" toch eerste vereischte. Fientje de la Mar en Aaf Bouber, buitengewone tooneel- speelsters, kennen het klappen van de film- zweep. Verder spelen in de film bekende goede acteurs als Cees Laseur, Lou Ezerman, Adriaan van Hees en de actrice mevr. Duymaer van Twist. „Het leven is niet zoo kwaad" is de ge schiedenis van den standwerker Lou Helm (Bandy), die door het engagement, bij de re vue van Anita Mara (Fientje de la Mar) zijn meisje Annie Feenstra (zeer verdienstelijk door Dolly Mollinger gespeeld) en op den duur ook zijn plezier in het leven verliest en beide tenslotte na veel verwikkelingen terugvindt ais hij weer zijn wondermiddel voor het verkrijgen van gladgeschoren kinnen aan den man gaat brengen in zijn oude marktstandje. Fientje de la Mar is in deze film weer ty pisch Fientje de la Mar, met haar bekende voor de gek houderige, nasale hein"-klank en het strijken met een vinger langs de tanden, uitingen die we al tallooze malen op het tooneel konden hooren en zien. Lou Bandy speelt buitengewoon goed „den jongen uit het volk" zooals hij zichzelf noemt, impulsief eerlijk in zijn uitingen, die het op den duur vertikt „als een aap rond te loopen en eiken avond zijn gezicht vol vet te sme ren". Lou Ezerman is kostelijk in zijn rol van Ko- bus Pot, den dikken sigarenhandelaar, met zijn uitgebreide kennis op het gebied van ge zegden van groote figuren uit de historie en zijn strategische theorieën bij het bijleggen van het conflict tusschen Annie en Lou. Cees Laseur is zeer goed in zijn rol van im- pressario, die tenslotte na het fiasco de lei ding weer op zich neemt; Dolly Mollinger is een lieftallige stijfkop Annie, en Adri van Hees is in zijn rol van kantoorchef Bergman kort gezegd een zotte kwast. De liedjes in de film, producten van Max Tak en Alex de Haas, zijn aardig. Het is een vlotte film met vele komische momenten, die wel duidelijk illustreert: „Het leven is heusch niet zoo kwaad, wanneer je den zin maar ver staat." Lou Bandy en Dolly Mollinger voor het scheercrêmestandje op de markt. Op het tooneel treedt het Weensche dames solisten gezelschap van Alma Rosé op, dat twee jaar geleden met Kerstmis ook hier was. Op zeer verdienstelijke wijze brengen zij Weensche muziek ten gehoore. Verrassend is in het be gin van haar optreden het effect van de spe lende schimmen tegen een achtergrond van lichtbeelden van mooi-Oostenrijk. Aardige muziek, op eenvoudige, rustige wijze gespeeld en gezongen, een mooi aantrekkelijk nummer in het voorprogramma. Verder bevat dit film journaal gedeelten van den voetbalmatch tegen België en het nieuwe telex-net, waarmee het Algemeen Nederlandsch Persbureau van de Nederlandsche Dagbladpers 76 Nederland sche dagbladen tegelijkertijd van nieuwsbe richten voorziet. Ook is er een grappig teeken filmpje in kleuren, getiteld wanna play house". ,De Melkboer" nog een week in hef Frans Hals Theafer. Een film als „De Melkboer" moet natuurlijk geprolongeerd worden het publiek houdt er van, als het uitgaat, eens heerlijk te lachen en daar stelt de Melkboer met zijn „dubbele persoonlijkheid" volkomen toe in staat. Wie de afgeloopen week verzuimde den Melk boer te gaan zien, kan zijn schade dus deze week nog inhalen. Voor het prachtige Paramount Nieuws past een extra wool'd van lof, het is bijzonder uit gebreid. Het Russische, filmpje Moscow Mood is ongewoon mooi van klank en Little Nobody, het lievelingshondje Pudgy van Betty Boop is een juweeltje. Palace vertoont nogmaals ,Episode". Deze nieuwe filmweek geeft Palace een reprise van de boeiende rolprent „Episode" waarin de begaafde Weensche actrice Paula Wessely op zoo ontroerende wijze de hoofd rol vervult. Een aanbeveling voor deze film lijkt ons welhaast overbodig, daar het im mers nog maar betrekkelijk kort geleden is, dat Paula Wessely's creatie in „Episode" zoo zeer in het middelpunt der belangstelling stond. Wij twijfelen er niet aan of ook dit maal zal „Episode" de aandacht trekken, die zij verdient. Paula Wessely, <le actrice van de in Biennale bekroonde film „Episode". In het voorprogramma een journaal met een lange reeks beelden uit binnen- en bui tenland, waarbij o.m. de intocht van de pant serauto's van den motordienst in 's Hertogen bosch. Verder is er een kort propaganda- filmpje voor het Rijkspensioen. Op het tooneel treedt de conferencier Alexander de Haas op met een aantal liedjes waarbij hij zichzelf aan den vleugel begeleidt. Harold Lloyd en zijn partners uit „De Melk boer", zoeken een op lossing in een moeilijk geval. Karl Mays werken verfilmd. In Dresden, waar de schrijver van de wel bekende avontuurlijke boeken over Winne- tou. Old Shatterhand en Hadji Halef Omar. Karl May woonde, is de première gegaan van de Tobis-film „Dwars door de woestijn", gemaakt naar de boeken van May.- Robert Neumann. Koning, Koningin en Dictator. Amsterdam, Querido. Maurits Dekker. Oranje. Historische roman. Idem. Twee belangrijke boeken door schrijvers van beteekenis deponeerde de uitgever Que rido op onze tafel, die elk voor zich een be paald genre van den historischen roman ver tegenwoordigen. De Duitscher Neumann gaf een prachtig specimen der geromantiseerde historie, de Hollander Maurits Dekker leverde een degelijken historischen roman en beiden slaagden er in, een in hun soort afgerond kunstwerk te schrijven. Neumann vond zijn stof in de geschiedenis van Denemarken. Het Denemarken van de achttiende eeuw, dat in 's werelds beloop een machtiger rol speelde dan later en waarvan de politieke constellatie aan den top het on vermijdbare trio opleverde, dat voor een boei- enden liefdesroman als het ware gesneden koek beduidt. De zwakke, ietwat verboemelde en op het laatst zielszieke koning Christiaan de zeven de, zijn bij hun huwelijk nog piepjong? ge malin Mathilde van Engeland, en zijn Musso lini, de gewezen dokter uit Aitona, Friedrich Struensee, zijn de dramatis personae waaruit dit aan de werkelijkheid ontleende spel van zwakheid, machtsbegeerte en genegenheid voortspruit. Door zijn geniale vertelkunst weet Neumann ons deze drie hoofdpersonen niet alleen ten voeten uit te schilderen, doch ook de moreele conflicten, die door het samen treffen dezer drie menschenkinderen ontstaan, begrijpelijk en aanvaardbaar te maken. De belangrijkste persoonlijkheid is natuur lijk Struensee, die in zijn studiejaren een lezer en bewonderaar van Jean Jacques Rousseau is, den filosoof dien men als wegbereider van de Fransche revolutie beschouwt en wiens ge schriften op het Europeesch geestesleven van niet na te meten beteekenis zijn geweest. Struensee is een krachtfiguur vol dadendrang, eerzucht en begaafdheid. Zijn lot brengt hem in de nabijheid van den Deenschen troon, hij wordt Christiaan's vertrouweling, raadsman, eerste minister en ten slotte 's lands dictator. Het is begrijpelijk dat in de litteratuur dei- laatste jaren de belangstelling in historische dictaturen naar voren komt. Men zoekt in onzen onzeker en tijd naar vingerwijzingen ten opzichte van de mogelijke ontwikkeling dei- toestanden die wij zelf beleven. Wie zich daar na aan voorspellingen waagt, kan bedrogen uitkomen, want even onbegrensd als het aan tal mogelijkheden is, dat onze tijd nog ver bergt, even gering is de kans dat een speciaal geval der historie zich herhaalt. Met Struensee heeft de historische roman schrijver een prachtobject bij den kop, omdat hem de gelegenheid geboden wordt het sociaal staatkundig element van zijn gegeven te ver mengen met de individueel-psychische beroe ringen zijner hoofdpersonen. Maar daarmee is tevens het gevaar aangeduid dat in een moge lijke vermenging van waarheid en verdichting gelegen is, en dat aan die moderne „histoire romancée" noodzakelijkerwijs moet kleven. Zonder twijfel is Neumann een historicus, maar zelfs voor zijn meest gewiekste collegas lijkt het mij moeilijk de juiste lijnen te trek ken waar in zijn roman zijn beeldend ver mogen de grenzen van het historisch-vast- staande overschrijdt. Voor ons, die slechts lézers en geen historici zijn, maakt dat niets uit. Wij genieten van Neumann's reeds geprezen verteltalent, van zijn ongetwijfeld enorme kennis van tijd, ze den en gebeurtenissen uit Struensee's periode. Hij weet ons weergaloos knap te boeien door telkens zinsfragmenten te herhalen, die nieuwe ontwikkeling voorbereiden, door psychische portretten te teekenen van intriganten, wijze staatslieden, kuipende hovelingen, j aloersche vrouwen en geniale bankiers die rondom Struensee zwermen en die stuk voor stuk com pleet, af en allermenschelijkst zijn. Neumann laat ons ademen in de sfeer der achttiende eeuw, wij prooven de verfijnde decadentie van een tijd, die aan een zuivering brengenden stormwind voorafgaat en wij zien hoe ondanks alles de menschelijke drïjfveeren gelijk blij ven, de harstochten en begeerten dezelfde zijn. De doelstelling blijft vrijwel gelijk, alleen de argumentatie wijzigt zich naar omstandig heden. Voor wie weten wil hoe het met de liefde in dit boek gesteld is zij verzekerd, dat ook aan haar door Neumann met innig menschelijk inzicht boeiende bladzijden gewijd zijn. Tus schen Mathilde en Struensee moest wel een saamhoorigheid ontstaan die tot de innigste overgaaf leidde, de maatschappelijke onbe hoorlijkheid hunner verhouding wordt bij Neumann door de zuiverheid hunner gevoe lens opgeheven. Zeker geldt dit voor Mathilde, het door de politici verkwanselde konings kind. En niet daarvoor zou Struensee op het schavot sterven, hem trof de onberekenbare wisseling van de volksgunst, opgewekt en aan geblazen door wie in den strijd om macht zijn tegenstanders zijn geweest. Minder emotioneel doch zakelijk even knap is Maurits Dekker's „Oranje". Men zou van dezen schrijver een dergelijk boek niet in de eerste plaats verwacht hebben. Wij hebben in deze rubriek reeds meerdere werken van Dek ker besproken en er veel in gewaardeerd. Zijn uitgesproken opstandige gezindheid tegen de moderne maatschappij, maar die als open wonden de nadeelen der kapitalistische pro ductiesystemen vertoont, heeft hij voor een poos gesust en zich met de bestudeering van een tijdvak bezig gehouden, dat in de letter kunde vrijwel onaangeroerd bleef; de periode van de voorbereiding van onzen opstand tegen Spanje, welke voorbereiding met de komst van Alva ten eind liep en in daden oversloeg. Dat is ongetwijfeld een belangrijke periode in onze geschiedenis geweest en Dekker zou Dekker niet wezen als hem bij de beelding van dien tijd niet in hoofdzaak de materialistische on dergrond in de volksbeweging dier dagen ge ïnteresseerd had. Behalve de geschillen der religie, en den nationalistischen tegenzin voor den vreemdeling die ons bestuurt, speelt in die periode de afnemende macht van den adel en de wassende kracht der burgerij in de stads- ;emeenschappen een bijzonder groote rol. Van het een en het ander zijn de figuren die rondom Oranje en de landvoogdes, met haar raadsman Granvelle optreden, de exponenten. Dekker geeft niet als Neumann, een geroman tiseerde historie, bij hem heeft men veeleer de veilige zekerheid die eén slechts op bron nenstudie berustende reconstructie biedt. Door de indringende karakterbeschouwing van de bij Dekker optredende personages is zijn Oranje allerminst een vermoeiend relaas der gebeurtenissen en conferenties geworden. In tegendeel. ook Dekker boeit zij het op geheel andere wijze dan Neumann. En de stof is ons vertrouwder, al opent de schrijver menig nieuw perspectief. Het zou, meen ik, onbillijk en 'noodeloos zijn Neumann en Dekker als letterkundige artisten met elkaar te vergelij ken; wel wil ik zeggen beider boeken met even groote belangstelling te hebben gelezen en van den eersten de fantasie, van den anderen de soliditeit te apprecieeren. J. H. DE BOIS. MUZIEK. Haarlem's Muziekinstituut. 21ste Leerlingen-uitvoering. De overmatige lengte van de 21ste leerlin gen-uitvoering die om half acht begon en om tien minuten over twaalf nog niet geëin digd was noodzaakt mij tot kortheid. NICO IIOOGERWERF. Als gewoonlijk op de leerlingen-uitvoerin gen van H.'s M. I. waren op den laatsten der 3 avonden uitsluitend meergevorderden op het podium. Van de pianoleerlingen kwamen dus Vrijdagavond die van den heer Jan Couvée aan de beurt. Men begon met „Frühlingsrauschen" van Sinding niet van Gade! en schreed voort tot het 3de Concert van Beethoven. Door sommigen werd al een vrij gevorderde techniek gedemon streerd; enkele der voordrachten b.v. die van genoemd „Frühlingsrauschen", van het lste deel van Schumann's „Faschings- schwank" en van St. Saëns Variaties over een thema van Beethoven -bevredigden ook het gevoel voor maat en rythme. Vele andere schoten juist op deze beide punten te kort. Om één voorbeeld te noemen: Beet hoven's 3de Concert, Een vertolking der solopartij als die van Vrijdagavond zou zelfs den meest geroutineerden dirigent voor groo te moeilijkheden stellen, indien hij die zou moeten begeleiden. Vivaldi's Vioolconcert in a kl. t. kwam weer op het programma voor, doch nu gespeeld door een leerling van den heer Cor Kint. Een andere droeg een Sonate van Locatelli voor. Onder de zangleerlingen was weer een heel goede tenor, die een Aria uit „Don Juan" van Mozart voordroeg met zeer prijzens waardige techniek Een alt-aria uit, .Samson et Dalila" en liederen van Mendelssohn en Brahms werden muzikaal voorgedragen. Niet zoo goed was de vertolking van het fragment uit „Die Jahreszeiten". Deze leerlingen waren allen uit de Solo-zangklasse van den heer Jaap Stroomenbergh. De koorzangklasse van mej. Corry Bijster kwam met Schubert's „Standchen" op zeer gunstige wijze voor den dag. Bij het volgende koornummer stonden da mes van Haar], A. Capellakoor op het podium en zat een uit leden der H.O.V. samengesteld klein orkest in den orkestbak. Het. gold de vertolking van „Alleen te mogen zijn", een werkje van een leerling der compositie-klasse van den heer W. Rettich. Het vocale deel van dit werkje klonk vrij goed; maar de orkest partij maakte den indruk van volslagen on rijp, zoowel wat den bouw als wat de instru mentatie betreft. Het was half elf, toen de pauze begon en bij elven, eer met de opvoering van A. Adam's opera „De Aipenhut" aangevangen kon worden. In dit werk komen slechts drie solopartijen voor, nl. één voor sopraan, één voor tenor en één voor bas. Alle drie werden goed gezongen, resp. door mevr. J. van Dijk, en de heeren Henk Koene en Piet Korthout. Laatstgenoemde gaf ook aardige en leven dige actie te zien. Daarvan was bij de beide anderen niet veel te bemerken: werd in de parlando's vaak de hulp van den achter de coulissen staanden souffleur vereischt. Het koor zong verdienstelijk: het orkestensemble kon slechts van tijd tot tijd bevredigen. De leiding van den heer W. Rettich slaagde er in de noodige overeenstemming tusschen po dium en orkestruimte althans grootendeels tot stand te brengen. Wegens het late uur heb ik het einde dezer opera niet kunnen afwachten. Bekorting der programma's van H.'s M. I. schijnt me iets, dat tot voordeel kan strekken. Drie uur ach tereen leerlingen-voordrachten dat is heusch te veel. En waarom speelde b.v. de heer Couvée de geheele orkestinleiding van Beet hoven's Concert? Dat is toch op zulke avon den niet gebruikelijk, want het is alleen om de prestaties der leerlingen te doen. De heer Nico Hoogerwerf moge mij deze opmerkingen ten goede houden. Dat er met animo gewerkt wordt, is wel gebleken. De Stadsschouwburg was dezen avond ge heel bezet. JK. DE JONG,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 16