AT BE riLIMLENI T©@NT
Celluloidsnippers
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN
ZATERDA'G 4 APRIE 1936
TT A A R T. E M'S DAGBL'AD
- T4
illllllllll
IN LUXOR DRAAIEN
DRIE CARBO-FILMS
In het Luxor Theater komen <ieze week drie
films van de filmactrice die eigenlijk door
iedereen nog als de grootste ster aan het
Hollywoodsche firmament wordt beschouwd.
Vandaag en morgen. Zondag zal worden
vertoond, de film, die eenige jaren geleden
zulk een opgang heeft gemaakt. Susan Lenox:
in het Engelsch „Her fall and Rise".
Greta Garbo en Frederic March in de film
„Anna Karenina", vervaardigd naar
Tolstoi's roman.
In deze film speelde zij samen met Clark
Gable. John Miljan en Jean Hersholt.
Het is de geschiedenis van een naamloos
meisje, dat wegloopt uit het huis van haar
oom, die haar wil laten trouwen met een
van zijn vrienden, om van de verantwoorde
lijkheid af te zijn. Het meisje, Helga ge
naamd, komt na eenigen tijd van zwerven
terecht hij een jong ingenieur Rodney Spen
cer genaamd, die van haar gaat houden en
haar oom om toestemming voor hun huwelijk
wil vragen. Helga vlucht als haar oom haar
in het landhuis van den ingenieur ontdekt en
komt dan bij een troep kermisreizigers, die
haar naar den naam van de plaats waar zij
haar vonden, Susan Lenox noemen.
V/anneer Rodney haar na eenigen tijd vindt
en de verhouding tusschen haar en den di
recteur ontdekt verstoot hij haar.
In New-York waar Helga daarna een
luxueus leven zonder eenigen inhoud leeft,
volgt weer een ontmoeting met Rodney,
waaruit een hevige scène ontstaat, die met
het vertrek van den jongen ingenieur eindigt.
Helga volgt hem. Zij hoort tenslotte, na
lang vruchteloos zoeken, dat hij naar Zuid-
Amerika is gegaan. Als danseres in een café
in een Zuid-Amerikaansche kuststad, waar de
„rubberbleeders" uit het binnenland hun
tijd doorbrengen als zij met voorraden uit de
woestenij van de oerwouden zijn terugge
keerd, krijgt zij een baan.
Na enkele weken komt ook Rodney in de
stad, doch aan haar verklaringen die zij hem
doet hecht hij geen geloof.
Bij een ontmoeting vlak voor zijn vertrek
naar het binnenland weet zij hem te over
tuigen en dan volgt zij hem naar de plaats
in de moerassige streken, waar hij zijn werk
moet verrichten.
De bonte sluier.
Anders is de film, die Maandag en Dinsdag
draait: „De bonte sluier". De-ze film werd ge
maakt naar het bekende boek van den schrij
ver Somerset Maugham.
In „De Bonte Sluier" is Greta Garbo als ver
pleegster te zien.
In deze film speelt Greta Garbo haar rol
op een wijze, die eigenlijk moeilijk onder
woorden valt te brengen. Haar spel moet men
meeleven, de woorden, de gebaren, de heele
uitdrukking van in-menschelijke gevoelens
en van wanhoop, tweestrijd en eenzaamheid,
is te subtiel om in enkele regels van woorden,
die eigenlijk een grove omlijning van ge
dachten, gevoelens en begrippen kunnen ge
ven. uit te drukken.
Hoe drukt het spel van Greta Garbo niet de
obsessie van het leven in het Oostenrïjksche
stadje uit, hoe volkomen logisch wordt niet
haar besluit gemaakt dan maar te trouwen
met den jongen dokter Walter Fane, die haar
naar Honkong zal meenemen waar zij ge
heel nieuwe impressies zal kunnen opdoen
en uit de doffe sfeer van het ouderlijk huis
van den professor Koerber verlost zal zijn?
Hoe begrijpelijk wordt niet de verwijde
ring tusschen den jongen bacterioloog, die
gelfeel in zijn werk opgaat, en de ook nog jon
ge vrouw, die haar afleiding in het mondaine
leven moet zoeken, gemaakt?
In deze omgeving komt Katrin in contact
met den attaché bij den diplomatieken dienst
welke kennismaking tot een onmogelijke
verhouding leidt.
Fane ontdekt de verhouding en in zijn
wanhoopstoestand besluit hij naar het bin
nenland te gaan, waar een cholera-epide-
mie is uitgebroken. Zijn vrouw stelt hij voor
de keus met hem mee te gaan of achter te
blijven na een echtscheiding, waarin hij
echter alleen wil toestemmen, wanneer zij hem
kan bewijzen, dat Townsend, de attaché,
zelf van zijn echtgenoote zal scheiden en met
haar zal trouwen.
Dan blijft er voor haar slechts één moge
lijkheid, -want uit vrees voor zijn carrière
durft Townsend, het tegenbeeld van dr. Fane,
niet aan haar wensch te voldoen, terwijl de
geheele geschiedenis voor hem eigenlijk wei
nig heeft beteekend.
Wanneer zij, in het binnenland aangeko
men, langzamerhand is gaan inzien, dat zij
een groote schuld jegens haar man heeft, wil
deze haar naar Hongkong laten vertrekken,
doch het blijkt na eenigen tijd. dat zij niet
naar Hongkong, doch in een klooster is ge
gaan om zich geheel te wijden aan de verple
ging van zieken. Bij een opstand van de Chi-
neezen, ontstaan door de maatregelen, die
Fane ter bestrijding van de epidémie heeft
r.oodig geacht, wordt de arts gewond. Katrin
komt hem verplegen en weigert met Towns
end uit het binnenland te vertrekken, als
deze haar komt halen. Als Fane tenslotte ge
neest volgt de hereeniging.
In het laatste deel van de film is men dus
in afwijking van het boek aan den wensch
van een voor ieder bevredigend slot tege
moet gekomen.
Anna Karenina,
Woensdag en Donderdag.
Deze film zal dengenen, die haar hebben
gezien nog zeker versch in het geheugen lig
gen. Wat niet wil zeggen, dat dit ze weerhou
den moet de rolprent nog eens te gaan zien.
Er vallen steeds weer nieuwe verrassingen
in deze film van tweestrijd te ontdekken.
Steeds weer zal men onder den indruk ko
men van de zeldzame eenzaamheid, waarin de
groote figuur uit Tolstoi's werk komt te staan
wanneer zij alles, zelfs haar kind heeft op
gegeven en van haar voor het oordeel van de
wereld bevreesder! echtgenoot is weggegaan
om den jongen officier te volgen, dien zij lief
heeft.
Aangrijpend is de diepe teleurstelling,
wanneer ook de liefde van dezen man niet be
stand is tegen de heimwee naar het vader
land waaruit hij, ook al om het oordeel der
menschen, is verdwenen en tegen de aan
trekkingskracht van het onbezorgde, opper
vlakkige leven in de officierskringen.
Het begrip eenzaamheid is aan Greta Garbo
verbonden, geen enkele hoop latende een
zaamheid, die tenslotte bij overgevoeligen
als de vrouwen die zij in haar films uitbeeldt,
leidt tot wanhoopsdaden als zelfmoord, die zij
dan ook pleegt.
Het voorprogramma bij deze drie mooie
films bevat een aardige twee-acter van
Thelma Todd en Patsy Keiler, een film over
het trekken van de zalm naar den bovenlooo
der rivieren en filmjournaal, dat de belang
rijkste gebeurtenissen van de vorige week in
beeld brengt.
Rembrandt geeft
Het leven is niet zoo kwaad"
Het lijkt wel of de Nederlandsche film
industrie door ervaring veel heeft geleerd. De
film. die deze week in het Rembrandt Theater
zal worden vertoond, is tenminste al veel beter
dan vorige Nederlandsche amusementsfilms.
Al doende leert men. Dat bewijst ook „Het
leven is niet zoo kwaad." Deze Majestic-film
met regie van Haro van Peski heeft natuurlijk
ook zijn gebreken en fouten. Soms is de dialoog
ietwat gewrongen, er wordt nog veel met in
terieurs gewerkt en zoo zijn er nog een paar
dingen, die overigens niet zoo storend zijn, dat
zij den algemeenen indruk schaden. Wij moe
ten tenslotte niet vergeten, dat we dikwijls
onbewust aan de Nederlandsche film hoogere
eischen stellen dan aan de buitenlandsche. In
de eerste plaats klinken de Engelsche, Duitsche
of Fransche dialogen den Engelschman, Duit-
scher of Franschman af en toe waarschijnlijk
even dwaas of banaal in de ooren als ons de
Nederlandsche. Laten we een voorbeeld ne
men. Zeer velen van ons zijn vaak diep onder
den indruk wanneer de held van een film tot
zijn aangebedene zegt: „I love you". Maar hoe
reageert men op: ,.Ik hou toch zoo reuze-veel
van je." Men vindt deze liefdesverklaring op
zijn minst al gauw minder romantisch, baar
komt nog bij. dat men veel minder zich op het
gesprokene hoeft te concentreeren dan bij bui
tenlandsche sprekende films, waardoor men
kans krijgt met veel critischer blik de details
te bestudeeren. Bovendien valt er minder te
verwerken wat betreft de omgeving van de
acteurs, de Hollandsche huizen (al worden die
in de Nederlandsche films in het algemeen een
tikje luxueuser gemaakt dan de werkelijkheid
te zien geeft), het Hollandsche stadsbeeld, en
ook de Hollandsche menschen, die met de ac
teurs m de films voorkomen, het zijn allemaal
bekende dingen voor ons, en wij eischen dat
die getrouw worden weergegeven. Terwijl de
meesten van de bioscoopbezoekers niet over de
juistheid van de weergave van de locale sfeer
der buitenlandsche films kunnen oordeelen en
die dus accepteeren.
Maar zelfs al stellen wij hooge eischen dan
kan „Het leven is niet zoo kwaad" zeker ge
slaagd worden genoemd. Het is een film met
tal van aardige vondsten, minder grove effec
ten dan vorige Hollandsche producties, en,
wat ook een vooruitgang beteekent, het is een
film waar gang in zit. Dat is eigenlijk zoo'n
wonder niet. want de meesten der spelers zijn
buitengewoon goede acteurs. Lou Bandy is
revueartist en voor een revue is vlot spel en
„gang" toch eerste vereischte. Fientje de la
Mar en Aaf Bouber, buitengewone tooneel-
speelsters, kennen het klappen van de film-
zweep. Verder spelen in de film bekende goede
acteurs als Cees Laseur, Lou Ezerman, Adriaan
van Hees en de actrice mevr. Duymaer van
Twist.
„Het leven is niet zoo kwaad" is de ge
schiedenis van den standwerker Lou Helm
(Bandy), die door het engagement, bij de re
vue van Anita Mara (Fientje de la Mar) zijn
meisje Annie Feenstra (zeer verdienstelijk
door Dolly Mollinger gespeeld) en op den duur
ook zijn plezier in het leven verliest en beide
tenslotte na veel verwikkelingen terugvindt ais
hij weer zijn wondermiddel voor het verkrijgen
van gladgeschoren kinnen aan den man gaat
brengen in zijn oude marktstandje.
Fientje de la Mar is in deze film weer ty
pisch Fientje de la Mar, met haar bekende
voor de gek houderige, nasale hein"-klank
en het strijken met een vinger langs
de tanden, uitingen die we al tallooze malen
op het tooneel konden hooren en zien.
Lou Bandy speelt buitengewoon goed „den
jongen uit het volk" zooals hij zichzelf noemt,
impulsief eerlijk in zijn uitingen, die het op
den duur vertikt „als een aap rond te loopen
en eiken avond zijn gezicht vol vet te sme
ren".
Lou Ezerman is kostelijk in zijn rol van Ko-
bus Pot, den dikken sigarenhandelaar, met
zijn uitgebreide kennis op het gebied van ge
zegden van groote figuren uit de historie en
zijn strategische theorieën bij het bijleggen
van het conflict tusschen Annie en Lou.
Cees Laseur is zeer goed in zijn rol van im-
pressario, die tenslotte na het fiasco de lei
ding weer op zich neemt; Dolly Mollinger is
een lieftallige stijfkop Annie, en Adri van
Hees is in zijn rol van kantoorchef Bergman
kort gezegd een zotte kwast.
De liedjes in de film, producten van Max
Tak en Alex de Haas, zijn aardig. Het is een
vlotte film met vele komische momenten, die
wel duidelijk illustreert: „Het leven is heusch
niet zoo kwaad, wanneer je den zin maar ver
staat."
Lou Bandy en Dolly Mollinger voor het
scheercrêmestandje op de markt.
Op het tooneel treedt het Weensche dames
solisten gezelschap van Alma Rosé op, dat twee
jaar geleden met Kerstmis ook hier was. Op
zeer verdienstelijke wijze brengen zij Weensche
muziek ten gehoore. Verrassend is in het be
gin van haar optreden het effect van de spe
lende schimmen tegen een achtergrond van
lichtbeelden van mooi-Oostenrijk. Aardige
muziek, op eenvoudige, rustige wijze gespeeld
en gezongen, een mooi aantrekkelijk nummer
in het voorprogramma. Verder bevat dit film
journaal gedeelten van den voetbalmatch
tegen België en het nieuwe telex-net, waarmee
het Algemeen Nederlandsch Persbureau van
de Nederlandsche Dagbladpers 76 Nederland
sche dagbladen tegelijkertijd van nieuwsbe
richten voorziet. Ook is er een grappig teeken
filmpje in kleuren, getiteld wanna play
house".
,De Melkboer"
nog een week in hef
Frans Hals Theafer.
Een film als „De Melkboer" moet natuurlijk
geprolongeerd worden het publiek houdt er
van, als het uitgaat, eens heerlijk te lachen
en daar stelt de Melkboer met zijn „dubbele
persoonlijkheid" volkomen toe in staat.
Wie de afgeloopen week verzuimde den Melk
boer te gaan zien, kan zijn schade dus deze
week nog inhalen.
Voor het prachtige Paramount Nieuws past
een extra wool'd van lof, het is bijzonder uit
gebreid.
Het Russische, filmpje Moscow Mood is
ongewoon mooi van klank en Little Nobody,
het lievelingshondje Pudgy van Betty Boop is
een juweeltje.
Palace vertoont nogmaals
,Episode".
Deze nieuwe filmweek geeft Palace een
reprise van de boeiende rolprent „Episode"
waarin de begaafde Weensche actrice Paula
Wessely op zoo ontroerende wijze de hoofd
rol vervult. Een aanbeveling voor deze film
lijkt ons welhaast overbodig, daar het im
mers nog maar betrekkelijk kort geleden is,
dat Paula Wessely's creatie in „Episode" zoo
zeer in het middelpunt der belangstelling
stond. Wij twijfelen er niet aan of ook dit
maal zal „Episode" de aandacht trekken, die
zij verdient.
Paula Wessely, <le actrice van de in Biennale
bekroonde film „Episode".
In het voorprogramma een journaal met
een lange reeks beelden uit binnen- en bui
tenland, waarbij o.m. de intocht van de pant
serauto's van den motordienst in 's Hertogen
bosch. Verder is er een kort propaganda-
filmpje voor het Rijkspensioen.
Op het tooneel treedt de conferencier
Alexander de Haas op met een aantal liedjes
waarbij hij zichzelf aan den vleugel begeleidt.
Harold Lloyd en zijn
partners uit „De Melk
boer", zoeken een op
lossing in een moeilijk
geval.
Karl Mays werken verfilmd.
In Dresden, waar de schrijver van de wel
bekende avontuurlijke boeken over Winne-
tou. Old Shatterhand en Hadji Halef Omar.
Karl May woonde, is de première gegaan
van de Tobis-film „Dwars door de woestijn",
gemaakt naar de boeken van May.-
Robert Neumann. Koning, Koningin
en Dictator. Amsterdam, Querido.
Maurits Dekker. Oranje. Historische
roman. Idem.
Twee belangrijke boeken door schrijvers
van beteekenis deponeerde de uitgever Que
rido op onze tafel, die elk voor zich een be
paald genre van den historischen roman ver
tegenwoordigen. De Duitscher Neumann gaf
een prachtig specimen der geromantiseerde
historie, de Hollander Maurits Dekker leverde
een degelijken historischen roman en beiden
slaagden er in, een in hun soort afgerond
kunstwerk te schrijven.
Neumann vond zijn stof in de geschiedenis
van Denemarken. Het Denemarken van de
achttiende eeuw, dat in 's werelds beloop een
machtiger rol speelde dan later en waarvan
de politieke constellatie aan den top het on
vermijdbare trio opleverde, dat voor een boei-
enden liefdesroman als het ware gesneden
koek beduidt.
De zwakke, ietwat verboemelde en op het
laatst zielszieke koning Christiaan de zeven
de, zijn bij hun huwelijk nog piepjong? ge
malin Mathilde van Engeland, en zijn Musso
lini, de gewezen dokter uit Aitona, Friedrich
Struensee, zijn de dramatis personae waaruit
dit aan de werkelijkheid ontleende spel van
zwakheid, machtsbegeerte en genegenheid
voortspruit. Door zijn geniale vertelkunst weet
Neumann ons deze drie hoofdpersonen niet
alleen ten voeten uit te schilderen, doch ook
de moreele conflicten, die door het samen
treffen dezer drie menschenkinderen ontstaan,
begrijpelijk en aanvaardbaar te maken.
De belangrijkste persoonlijkheid is natuur
lijk Struensee, die in zijn studiejaren een lezer
en bewonderaar van Jean Jacques Rousseau
is, den filosoof dien men als wegbereider van
de Fransche revolutie beschouwt en wiens ge
schriften op het Europeesch geestesleven van
niet na te meten beteekenis zijn geweest.
Struensee is een krachtfiguur vol dadendrang,
eerzucht en begaafdheid. Zijn lot brengt hem
in de nabijheid van den Deenschen troon, hij
wordt Christiaan's vertrouweling, raadsman,
eerste minister en ten slotte 's lands dictator.
Het is begrijpelijk dat in de litteratuur dei-
laatste jaren de belangstelling in historische
dictaturen naar voren komt. Men zoekt in
onzen onzeker en tijd naar vingerwijzingen ten
opzichte van de mogelijke ontwikkeling dei-
toestanden die wij zelf beleven. Wie zich daar
na aan voorspellingen waagt, kan bedrogen
uitkomen, want even onbegrensd als het aan
tal mogelijkheden is, dat onze tijd nog ver
bergt, even gering is de kans dat een speciaal
geval der historie zich herhaalt.
Met Struensee heeft de historische roman
schrijver een prachtobject bij den kop, omdat
hem de gelegenheid geboden wordt het sociaal
staatkundig element van zijn gegeven te ver
mengen met de individueel-psychische beroe
ringen zijner hoofdpersonen. Maar daarmee is
tevens het gevaar aangeduid dat in een moge
lijke vermenging van waarheid en verdichting
gelegen is, en dat aan die moderne „histoire
romancée" noodzakelijkerwijs moet kleven.
Zonder twijfel is Neumann een historicus,
maar zelfs voor zijn meest gewiekste collegas
lijkt het mij moeilijk de juiste lijnen te trek
ken waar in zijn roman zijn beeldend ver
mogen de grenzen van het historisch-vast-
staande overschrijdt.
Voor ons, die slechts lézers en geen historici
zijn, maakt dat niets uit. Wij genieten van
Neumann's reeds geprezen verteltalent, van
zijn ongetwijfeld enorme kennis van tijd, ze
den en gebeurtenissen uit Struensee's periode.
Hij weet ons weergaloos knap te boeien door
telkens zinsfragmenten te herhalen, die nieuwe
ontwikkeling voorbereiden, door psychische
portretten te teekenen van intriganten, wijze
staatslieden, kuipende hovelingen, j aloersche
vrouwen en geniale bankiers die rondom
Struensee zwermen en die stuk voor stuk com
pleet, af en allermenschelijkst zijn. Neumann
laat ons ademen in de sfeer der achttiende
eeuw, wij prooven de verfijnde decadentie van
een tijd, die aan een zuivering brengenden
stormwind voorafgaat en wij zien hoe ondanks
alles de menschelijke drïjfveeren gelijk blij
ven, de harstochten en begeerten dezelfde zijn.
De doelstelling blijft vrijwel gelijk, alleen de
argumentatie wijzigt zich naar omstandig
heden.
Voor wie weten wil hoe het met de liefde in
dit boek gesteld is zij verzekerd, dat ook aan
haar door Neumann met innig menschelijk
inzicht boeiende bladzijden gewijd zijn. Tus
schen Mathilde en Struensee moest wel een
saamhoorigheid ontstaan die tot de innigste
overgaaf leidde, de maatschappelijke onbe
hoorlijkheid hunner verhouding wordt bij
Neumann door de zuiverheid hunner gevoe
lens opgeheven. Zeker geldt dit voor Mathilde,
het door de politici verkwanselde konings
kind. En niet daarvoor zou Struensee op het
schavot sterven, hem trof de onberekenbare
wisseling van de volksgunst, opgewekt en aan
geblazen door wie in den strijd om macht zijn
tegenstanders zijn geweest.
Minder emotioneel doch zakelijk even knap
is Maurits Dekker's „Oranje". Men zou van
dezen schrijver een dergelijk boek niet in de
eerste plaats verwacht hebben. Wij hebben in
deze rubriek reeds meerdere werken van Dek
ker besproken en er veel in gewaardeerd. Zijn
uitgesproken opstandige gezindheid tegen de
moderne maatschappij, maar die als open
wonden de nadeelen der kapitalistische pro
ductiesystemen vertoont, heeft hij voor een
poos gesust en zich met de bestudeering van
een tijdvak bezig gehouden, dat in de letter
kunde vrijwel onaangeroerd bleef; de periode
van de voorbereiding van onzen opstand tegen
Spanje, welke voorbereiding met de komst van
Alva ten eind liep en in daden oversloeg. Dat
is ongetwijfeld een belangrijke periode in onze
geschiedenis geweest en Dekker zou Dekker
niet wezen als hem bij de beelding van dien
tijd niet in hoofdzaak de materialistische on
dergrond in de volksbeweging dier dagen ge
ïnteresseerd had. Behalve de geschillen der
religie, en den nationalistischen tegenzin voor
den vreemdeling die ons bestuurt, speelt in die
periode de afnemende macht van den adel en
de wassende kracht der burgerij in de stads-
;emeenschappen een bijzonder groote rol. Van
het een en het ander zijn de figuren die
rondom Oranje en de landvoogdes, met haar
raadsman Granvelle optreden, de exponenten.
Dekker geeft niet als Neumann, een geroman
tiseerde historie, bij hem heeft men veeleer
de veilige zekerheid die eén slechts op bron
nenstudie berustende reconstructie biedt. Door
de indringende karakterbeschouwing van de
bij Dekker optredende personages is zijn
Oranje allerminst een vermoeiend relaas der
gebeurtenissen en conferenties geworden. In
tegendeel. ook Dekker boeit zij het op geheel
andere wijze dan Neumann. En de stof is ons
vertrouwder, al opent de schrijver menig
nieuw perspectief. Het zou, meen ik, onbillijk
en 'noodeloos zijn Neumann en Dekker als
letterkundige artisten met elkaar te vergelij
ken; wel wil ik zeggen beider boeken met even
groote belangstelling te hebben gelezen en
van den eersten de fantasie, van den anderen
de soliditeit te apprecieeren.
J. H. DE BOIS.
MUZIEK.
Haarlem's Muziekinstituut.
21ste Leerlingen-uitvoering.
De overmatige lengte van de 21ste leerlin
gen-uitvoering die om half acht begon en
om tien minuten over twaalf nog niet geëin
digd was noodzaakt mij tot kortheid.
NICO IIOOGERWERF.
Als gewoonlijk op de leerlingen-uitvoerin
gen van H.'s M. I. waren op den laatsten der
3 avonden uitsluitend meergevorderden op
het podium. Van de pianoleerlingen kwamen
dus Vrijdagavond die van den heer Jan
Couvée aan de beurt. Men begon met
„Frühlingsrauschen" van Sinding niet
van Gade! en schreed voort tot het 3de
Concert van Beethoven. Door sommigen werd
al een vrij gevorderde techniek gedemon
streerd; enkele der voordrachten b.v. die
van genoemd „Frühlingsrauschen", van het
lste deel van Schumann's „Faschings-
schwank" en van St. Saëns Variaties over
een thema van Beethoven -bevredigden
ook het gevoel voor maat en rythme. Vele
andere schoten juist op deze beide punten
te kort. Om één voorbeeld te noemen: Beet
hoven's 3de Concert, Een vertolking der
solopartij als die van Vrijdagavond zou zelfs
den meest geroutineerden dirigent voor groo
te moeilijkheden stellen, indien hij die zou
moeten begeleiden.
Vivaldi's Vioolconcert in a kl. t. kwam weer
op het programma voor, doch nu gespeeld
door een leerling van den heer Cor Kint.
Een andere droeg een Sonate van Locatelli
voor.
Onder de zangleerlingen was weer een heel
goede tenor, die een Aria uit „Don Juan"
van Mozart voordroeg met zeer prijzens
waardige techniek Een alt-aria uit, .Samson
et Dalila" en liederen van Mendelssohn en
Brahms werden muzikaal voorgedragen. Niet
zoo goed was de vertolking van het fragment
uit „Die Jahreszeiten". Deze leerlingen waren
allen uit de Solo-zangklasse van den heer
Jaap Stroomenbergh. De koorzangklasse van
mej. Corry Bijster kwam met Schubert's
„Standchen" op zeer gunstige wijze voor den
dag.
Bij het volgende koornummer stonden da
mes van Haar], A. Capellakoor op het podium
en zat een uit leden der H.O.V. samengesteld
klein orkest in den orkestbak. Het. gold de
vertolking van „Alleen te mogen zijn", een
werkje van een leerling der compositie-klasse
van den heer W. Rettich. Het vocale deel van
dit werkje klonk vrij goed; maar de orkest
partij maakte den indruk van volslagen on
rijp, zoowel wat den bouw als wat de instru
mentatie betreft.
Het was half elf, toen de pauze begon en
bij elven, eer met de opvoering van A.
Adam's opera „De Aipenhut" aangevangen
kon worden. In dit werk komen slechts drie
solopartijen voor, nl. één voor sopraan, één
voor tenor en één voor bas. Alle drie werden
goed gezongen, resp. door mevr. J. van Dijk,
en de heeren Henk Koene en Piet Korthout.
Laatstgenoemde gaf ook aardige en leven
dige actie te zien. Daarvan was bij de beide
anderen niet veel te bemerken: werd in de
parlando's vaak de hulp van den achter de
coulissen staanden souffleur vereischt. Het
koor zong verdienstelijk: het orkestensemble
kon slechts van tijd tot tijd bevredigen. De
leiding van den heer W. Rettich slaagde er in
de noodige overeenstemming tusschen po
dium en orkestruimte althans grootendeels
tot stand te brengen.
Wegens het late uur heb ik het einde dezer
opera niet kunnen afwachten. Bekorting der
programma's van H.'s M. I. schijnt me iets,
dat tot voordeel kan strekken. Drie uur ach
tereen leerlingen-voordrachten dat is heusch
te veel. En waarom speelde b.v. de heer
Couvée de geheele orkestinleiding van Beet
hoven's Concert? Dat is toch op zulke avon
den niet gebruikelijk, want het is alleen om
de prestaties der leerlingen te doen.
De heer Nico Hoogerwerf moge mij deze
opmerkingen ten goede houden. Dat er met
animo gewerkt wordt, is wel gebleken.
De Stadsschouwburg was dezen avond ge
heel bezet.
JK. DE JONG,