Z A" T K D A G '4 APRIt 1936 HAARLE M'S DAGBEAD IS AAN ALLEN! We schrijven alweer April en we hopen na tuurlijk, dat April niet doet wat zij wil, maar wat wij willen en dat is mooi lenteweer geven. April komt van het latijnsche woord ape- rire. openen, Boomen en planten openen zich. De aarde opent zich om nieuw leven te ont vangen. Al zou Aprilletje ons een witten hoed geven, 't is toch lente geworden. Hebben jullie elkaar voor 't lapje gehouden op den lsten April, of ben je er zelf soms tusschen genomen? Het rijmpje luidt immers: Op den eersten April Stuurt men de gekken, waar men wil. Hebben ze je wel eens uitgestuurd om knoopsgaten te halen, of om een hooischaar, palingpootjes, gedroogd ijs, vierkante ronde ibollen of een dichte gaatjespan? In Vlaan deren noemt men 1 April Verzenderkensdag. Daar stuurt men elkaar nog van 't kastje naar den muur. In Frankrijk spreekt men niet van April grappen, maar van Aprilvisschen. De winkels steken dan een hengel uit met een visch van karton eraan. In zulke winkels kun je dan surprises koopen. om anderen beet te nemen Nagemaakte rollades, muizen, verkeers agentes, jeuk- en niespoeder, enz. enz. Sommige menschen meenen, dat de foppe rijen op 1 April in de wereld zijn gekomen, omdat op den eersten April, Verloor Alva zijn bril. Bij het laatste woord denkt men aan de stad Brielle. Juist kan die bewering niet zijn, want verschillende andere volken fopten el kaar reeds lang op den lsten April en wel voor het jaar 1572. Er zijn oudheidkundigen, die beweren, dat de Aprilmoppen al opgeld deden voor de Christelijke jaartelling. Niemand weet met eenige zekerheid hun oorsprong te vinden. Iemand, die veel gereisd had, vertelde over zijn reiservaringen, die Aprilgrappen leken, maar ze toch niet waren. Zoo was hij in Duitschland in de stad Görlitz. Hij vergeleek zijn horloge met de kerkklok en zag, dat er verschil in tijd was. Hij wendde zich tot een agent en vroeg, hoe laat 't werkelijk was. Deze antwoordde: „de torenklok gaat al bijna zevenhonderd jaar zeven minuten voor". De zaak was deze: In 't jaar 1253 had een aan tal samenzweerders besloten de leden van den raad om 12 uur. bij' 't verlaten van het stadhuis, aan te vallen. Een van de samen zweerders kreeg gewetenswroeging en zette de groote kerkklok 7 minuten voor. De sa menzweerders kwamen nu te vroeg en wer den gevangen genomen. Uit dankbaarheid heeft men in Görlitz de klok altijd 7 minu ten voorgezet. Bij onze Oostelijke buren kun je nog meer Aprilgrappen beleven, die eigenlijk geen April grappen zijn. Je weet misschien wel, dat potlood in 't Duitsch bleistift is. Wanneer je nu in Bingen een potlood vraagt om b.v. je naam onder een ansicht te schrijven, dan kan het zijn, dat ze je een kurketrekker aanbie den. In Rijnland worden kurketrekkers vaak Binger Bleistifte genoemd. Ook de namen in Duitschland werken vaak misleidend, b.v. Marktbreit, een plaats aan de Main, bezit juist een heel smal marktplein. In het Wal- denburgebergte zijn twee rotsklooven in el- kaars onmiddellijke nabijheid, die de namen dragen van Italië en Siberië, alsof die landen vlak bij elkaar liggen. Maar de zaak zit zoo: de rotskloof Siberië heeft zoo'n lage tempe ratuur, dat er immer sneeuw ligt. In de om geving van de rotskloof Italië is het juist zeer warm. Ook de natuur drijft wel eens den spot met ons. Aan de Oostzee-kust staat een boom, die in zijn kruin een afgebroken tak heeft met dezelfde groene blaren als de andere tak ken. Bij onderzoek blijkt, dat de afgebroken tak met zooveel kracht op een anderen tak is gevallen, dat het hout van beide takken versplinterde en later weer samengroeide. Eigenaardig is het ook gesteld met een der oudste eiken in Mecklenburg. Van de eene zijde gezien is de boom buitengewoon dik. De stam beslaat een oppervlakte van 16 M2. Van de andere zijde is de boom vrij smal. Hij heeft nl. een gat in zijn stam en in dit gat is plaats voor 12 volwassen personen. Zoo zie je, dat er veel is, dat op een Aprilgrap lijkt en dat toch werkelijkheid is. W. B.—Z. Koning Jacobus I van Engeland en de kunst. Voor dezen koning vertoonde eens een kunstenmaker zijn behendigheid, die be stónd in het op de punt van een naald opvan gen van omhooggeworpen gekookte erwten. De koning vond het prachtig en de kunstenma ker rekende dan ook op een flinke belooning. Hoe keek hij echter op zijn neus toen hij als belooning ontving een schepel erwten bene vens een pakje naalden, opdat het hem niet zou ontbreken aan middelen om zijn kunst te kunnen uitoefenen. menging van het voedsel is een studie op zichzelf. Bijna elk dier heeft zijn afzonderlijk menu en de kok, die in de keukens van Ar- tis regeert, is minstens even bekwaam als zijn collega, die in een hotelkeuken de scep ter zwaait. Het menu voor de roofdieren is tamelijk eenvoudig; vleesch, altijd vleesch en het behoeft niet eens gebraden of gestoofd en ook niet fijngesneden te zijn. Rauw eten ze het en al is het taai, dat hindert niet; hun tanden en kiezen moeten ook wat te doen hebben. Er zijn dieren, die geen dood vleesch eten en ook voor hen wordt gezorgd. Ze krij gen levende boutjes voorgezet. Roofvogels krijgen doode ratten, muizen, musschen en kraaien, terwijl reigers, vischarenden en pe likanen uitsluitend met visch worden ge voed. De giraffe gebruikt, behalve zijn ge woon voer, dat uit klaver of klaverhooi be staat, ook nog gerst, gemalen wortelen, haver, mais. uien en scheepsbeschuit. Het Nijlpaard vult zijn maag dagelijks met twee manden hooi, gemalen mangelwortelen. haver en eenige roggebrooden. Olifanten zijn niet erg kieskeurig op hun voedsel. De.olifanten in Artis krijgen ieder per dag veertig kilo hooi en stroo. Dit laat ste, dat eigenlijk niet tot voedsel bestemd was, peuzelen ze ook met graagte op. Verder vier roggebrooden, benevens rijst en zemelen, Twee groote emmers met mangelwortelen worden in de tusschentijden nog leeg ge snoept, zooals wij een koekje bij de thee eten. De hoeveelheid water, die een olifant dage lijks drinkt, wordt op zeven emmers per dag geschat. Niet minder samengesteld is het voer voor de vogels, vooral voor de kleinere soorten. Miereneieren, gehakt vleesch en insectenvoer zijn de hoofdschotels. De suikervogeltjes voeden zich met het sap van sinaasappelen, brood, melk en suiker. De gibbons of lang armapen zijn groote lekkerbekken. Hun voed sel bestaat uit eieren, moscovische gebakjes, geconfijte dadels, sinaasappelen en wijn. Het onderhoud der dieren kost een heele- boel, dat begrijpen jullie wel. Duizend gul den in de week is niet veel. eerder te wei nig geschat! Dat Artis zich echter een plaatsje in het hart van iederen Nederlander heeft veroverd, dat bewijst wel het drukke bezoek in de zomer- en herfstmaanden. De schrijver van Robinson Crusoe. Deze heette Daniel Foe. maar hij veranderde dien in Daniel Defoe. Hij werd in 1661 te Londen geboren, waar zijn vader slager was. Hij leer de verschillende vreemde talen o.a. Fransch, Spaansch, Italiaansch, Grieksch en Latijn en hield in zijn jeugd en ook op lateren leeftijd veel van Aardrijkskunde. Hij had een zaak in wollen goederen en besteedde zijn vrijen tijd aan 't schrijven van boeken, zoowel groote menschen- als jongensboeken. De eerste waren van godsdienstigen en staatkundigen aard en vooral bij de laatste zei of liever schreef hij precies zooals hij er over dacht, wat de re geering van zijn land Engeland niet al tijd even goed aanstond en wat hem niet zel den met den rechter in aanraking bracht. Niet alleen dat hij meer dan eens tot een groote boete veroordeeld werd, maar ook heeft hij driemaal te pronk moeten staan op de kaak. Hij werd dan op een hooge stelling geplaatst, voor een paal, die voorzien was van drie ga ten, waardoor armen en hoofd gestoken wer den. Eén op deze manier veroordeelde werd in den regel door zijn medemenschen niet al te vriendelijk behandeld. Heel vaak werden ze met allerlei vuil gegooid zooals vuile eieren of rotte appelen. Heel anders echter verging het Defoe. Het volk beschouwde hem als een mar telaar en stroomde wel naar de plaats, waar hij te pronk was gesteld; echter niet om hem te beschimpen maar om hem zooveel mogelijk attenties te bewijzen en in plaats van hem met vuil te werpen, bracht men bloemen voor hem aan den voet van den schandpaal. Voordat zijn straftijd om was, liet de regeering hem dan ook vrij. Zijn eerst later geschreven jongensboek „Robinson Crusoe" bracht hem meer plezier. Het is in zoo goed als alle Europeesche talen overgezet en zelfs in het Arabisch en heet dan „Paarlen van den Oceaan". Rijk schijnt hem zijn schrijverij niet gemaakt te hebben, want hij stierf in 1731 te Londen in kommervolle omstandigheden. Het kleine Londensche kerk, hof waar hij toen begraven werd is thans een tuin, maar op zijn graf staat nog de marmeren gedenkzuil, waarop eenige bijzonderheden uit zijn leven vermeld staan, die men vele jaren na zijn dood daar heeft opgericht. W. B.—Z. De Niagara waterval. De meesten van jullie weten zeker wel dat het Erie- en Onta- riomeer op de noordgrens der Vereenigde Sta ten van Noord-Amerika verbonden zijn door een klein riviertje de Niagara, dat maar 10 uur gaans lang is en dat het water van dit ri viertje bij het dorpje Clifton van een hoogte van 50 meter naar beneden stort en dat hier door de beroemde Niagara-waterval ge vormd wordt. Maar wat jullie misschien niet weten is dat deze waterval door het geiten- eiland in een oostelijk en een westelijk deel gescheiden worden van 326 en 574 meter breedte. Men heeft berekend dat door dezen waterval per minuut 550.000 M3. water naar beneden valt. Het water dat in 1 seconde daar naar beneden stort zou net genoeg wezen om 600 vaten elk van 1 hl. of 100 liter te vullen. Men heeft ook berekend dat na 40.000 jaar de waterval niet meer bestaan zal, omdat de plek waar het water naar beneden stort elk jaar 82 centimeter uitslijt. In 1855 heeft een waaghals, de koorddanser Blondin, het gewaagd over een touw, dat 50 meter boven den waterval ge spannen was, te loopen en in 1860 deed hij het zelfde nog eens, maar nu op een paar stelten. W. B. Z. 'k Heb een mooie luchtballon Rood met gouden stippen. 'k Houd heel goed het touwtje vast. Hij mag niet ontglippen. Ik sta in het bloemenveld, Vol van madelieven. Moesje noemt ze ook wel eens. Witte hartedieven. Mijn ballon lijkt net een zon, Zie je hem wel glanzen? Als ik durfde wou ik graag. Eventjes gaan dansen. Maar ik houd mijn touwtje vast, Anders gaat hij glippen. 't Is zoo'n prachtige ballori Rood met gouden stippen. WIE ZOEKT ER MEE? Deze mijnheer wil gefotografeerd worden. Hij staat in een mooie houding, maar wie ziet den fotograaf? TANTE TINE. Hansje en zijn vriendinnetje. „Wat doe je daar voor het raam, Hans?" riep moeder vanuit de huiskamer. „Niets mam, ik kijk!" kwam Hansjes ant woord. Maar moeder, die het toch niet heelemaal vertrouwde, ging eens kijken, en toen zag ze, dat Hansje het gordijn opzij had geschoven en ijverig stond te wuiven naar iets of iemand. „Wie zegt mijn Hansje daar zoo vriende lijk goedendag?" „Mijn vriendinnetje!" „Zij wandelde met haar moeder en toen gingen ze een banketbakkerswinkel binnen. En ik had juist ook wat willen koopen, want ik had dien middag van oom Paul een dub beltje gehad. Ik stapte dus ook binnen en kocht twee harten van koek van vijf cent per stuk. Die eene wilde ik meteen opeten en de andere bewaren tot de school uit was: maar toen zag ik het kleine meisje zoo kij ken en toen heb ik haar de andere koek ge geven. Haar moeder vond dat erg lief van me. Ze vroeg, hoe ik heette en waar ik woonde en toen kwam het uit, dat ze aan den overkant van ons woonde. Nu wuif ik iederen dag tegen haar." „Speelt ze wel eens op straat?" „Ja soms, dan mag ze mijn autoped hebben: maar ze is nog te klein om zoo vaak op straat te spelen." „Ik meen me te herinneren, dat je altijd gezegd hebt, dat je niet van kleine meisjes hield. En vind je Liesje dan opeens wel aar dig?" Hans kreeg een kleur. EEN BEZOEK AAN ARTIS. Jullie weet natuurlijk allemaal, wat „Artis" is; dat is de naam van den bekenden dieren tuin van Amsterdam. Eigenlijk is „Artis" maar een afkorting van den geheelen naam die Natura Artis Magistra luidt. Dit is Latijn en beteekent; de natuur is de meesteresse der kunst. Ik denk, dat de meesten van jul lie dat wel op school geleerd zullen hebben. Wat echter niet iedereen weet is, dat in het jaar 1938 deze bekende dierentuin, die in het hartje van de hoofdstad ligt, zijn honderd jarig bestaan zal vieren. In het jaar 1833 werd door de heeren G. F. Westerman, J. W. H. Werleman en J. J. Wijsmuller de eerste stoot gegeven tot de oprichting. En in dien tijd zal zeker wel nie mand hebben kunnen droomen, dat „Artis" nog eens tot de bekendste dierentuinen van Europa zou gaan behooren. Misschien stellen jullie er wel belang in te weten, waaruit het voedsel bestaat, dat aan de verschillende dieren wordt toegediend en op welke wijze het wordt bereid. Daarvoor zullen we eens een kijkje gaan nemen in het magazijn. Op sommige tijden van den dag is het daar ean drukte van belang; want er moet voor heel wat hongerige magen wor den gezorgd en daar bijna elk dier afzonder lijk voedsel noodig heeft, kunnen jullie wel begrijpen, dat er heel wat werk verricht moet worden. Goed voedsel, op geregelde tijden en in be hoorlijke maat toegediend, is een hoofdvoor waarde om de dieren gezond en frisch te houden. Wat verstaat men nu eigenlijk onder goed voedsel? Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Als jullie zelf wel eens vo gels of andere dieren gehouden hebt, weet je uit eigen ondervinding hoe verschillend het voer moet zijn. Er zijn dieren, die men niet in leven kan houden, wanneer ze niet het veer krijgen, dat ze in vrijen staat gewoon zijn te gebruiken. En ais je dan bedenkt, welke dieren in Artis wonen en die toch alle maal in leven blijven en goed gezond zijn, dan begrijp je wel, dat daar heel wat stu die en ervaring voor noodig geweest is. Elk plantenetend dier kan men maar niet met hooi en gras tevreden stellen; elke vo gel is niet op te voeden met vogeltjeszaad en elk verscheurend dier wil niet^ gevoed zijn met paardenvleesch. De bereiding en ver- IETS OVER WILDE-DIERENGEVECHTEN. In de Oudheid waren wilde-dierengevech- ten een publieke vermakelijkheid. Zooals men thans naar schouwburg of bioscoop gaat, ging men toen naar de arena's om de gevechten te zien. Vooral onder de Romeinsche keizers wa ren de wilde-dïerengevechten volksvermaken. Om het publiek tevreden te stellen, bedacht men steeds nieuwe gevechten. Eerst leeuwen tegen tijgers; toen tijgers tegen olifanten, tijgers tegen krokodillen, enz. Om de dieren woester te maken, gaf men ze dagen lang geen eten of drinken; zoodat ze uitgehongerd de arena betraden. Men beweert, dat de Ro meinen op de volgende manier tot deze wree- de gevechten gekomen zijn: In den Punischen oorlog (251 jaar v. Chr.) had Metellus aan de Carthagers 140 olifan ten ontstolen, die een danige schrik onder de Romeinsche soldaten verwekt hadden. Om zijn manschappen met deze dieren vertrouwd te maken, liet hij ze in de arena, jagen door met stokken gewapende mannen. Toen liet hij de dikhuiden dooden. Van dien tijd af werden de wilde-dierengevechten zeer popu lair. En om het volk tevreden te stellen, en zelf goede baantjes te houden, gaven de machtbekleeders van het oude Rome telkens nieuwe spelen. Niet met honderdtallen maar met duizendtallen voerde men de wilde dieren uit Afrika aan: leeuwen, tijgers, luipaarden, panters, olifanten, herten, krokodillen, zelfs giraffen. Van de aantallen dieren, die gedood werden kan men zich misschien een idee vormen als men het volgende leest: bij een feest werden 600 leeuwen, 410 pan ters en meer dan 20 olifanten gedood. Ter eere van een andere gelegenheid werden 400 leeuwen. 40 olifanten en een toen nog onbe kende giraffe in de arena afgemaakt. Keizer Augustus liet eens 600 panters, een neushoorn, een hippopotamus (rivierpaard), 35 krokodillen en een python dooden. Germa- nicus liet een krokodil en 300 leeuwen ver moorden. Onder Nero werd het gebruikelijk men schen. en vooral Christenen, zoowel mannen als vrouwen en kinderen in de arena te sturen en de wilde dieren op hen los te laten. Lang zamerhand. met het verval van het Romein sche keizerrijk ,kwam er ook een einde aan deze wreede vermaken. „Ja, Liesje vind ik wel aardig. Ze ziet er net uit als een pop; maar ze is toch niet zoo vervelend als de meisjes van school. Want laatst viel ze eens van mijn autoped en ze huilde niet eens. Mams. mag ze op mijn ver jaardag komen?" vleide hij toen. „Wil je dat erg graag, jongen?" „Ja, enik heb het haar al beloofd." „Zoo? Een belofte moet je natuurlijk hou den. Nu goed, dan mag ze komen." „Ha fijn! Want weet je mams, als ik groot ben en Liesje ook, dan gaan we met elkaar trouwen!" Een logeerkamer in een boom. Jaren ge leden zag ik in het Veluwsche dorpje Epe voor een hotel een heerlijk zitje boven in een boom. Vanuit een kamer boven de gelagkamer leid de een flinke, breede plank naar een zitje tusschen de takken. Een plantersvrouw in Oost Afrika heeft iets dergelijks ingericht, ze is echter niet tevreden geweest met een zitje, maar ze heeft in een apenbroodboom, tusschen de takken een heele logeerkamer ingericht, voorzien van alle mogelijke gemakken en door tal van ramen een heerlijk uitzicht biedend over de omgeving. Dicht bij den voet van den boom bevindt zich een bron, die dienst doet als drinkplaats voor allerléi'gedierte. Groote troe pen giraffe's, antilopen en zebra's komen hier hun dorst lesschen. Af en toe verschijnt ook de koning der dieren, de leeuw, 't Is te begrijpen, dat van alle kanten de gasten komen opzet ten, om te genieten van het schoone gezicht op de planten- en dierenwereld aan hun voe ten. Zelfs uit Londen komen de logeergasten opdagen. Mrs. Walker, want zoo heet de eigenaarster van deze buitengewone logeer- gelegenheid stelt aan haar logeergasten maar één voorwaarde, dat ze n.l. geen vuurwapenen mogen meenemen, wel fotografietoestellen. W. B. Z. Wist je dat? De stad Venetië is gebouwd op 118 eilandjes, die door 450 bruggen met el kaar zijn verbonden. MIJN LUCHTBALLON door W. B. Z. „Je vriendinnetje? Wie is dat dan? Ken ik haar?" „Kom maar zien, dan kun je haar zien staan. Kijk, daar aan den overkant!" Moeder keek en werkelijk, in een huis aan den anderen kant van de straat stond een klein meisje van een jaar of drie met blonde krullen en een vriendelijk poppen gezichtje. „Ze heet Liesje," verklaarde Hans trots. „Maar hoe ken je haar dan?" „Oh, ik zie haar iederen dag op het plein tje voor school. Ze gaat dan een wandeling maken met haar moeder. Hansjes moeder moest onwillekeurig lachen. „En hoe heb je dan kennis met haar ge maakt?" Hans zweeg verlegen. „Nu?" drong moeder aan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 19