r
1
Wij en de Primavera.
Haarlemsche P. T. T.-nieuwtjes.
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN
DINSDXG 21" 'APRIL" 1936
H A A R L L M'S DAGBLAD'
7
Een nieuwe Pithecanthropus
ontdekt?
Het oordeel van prof. Dubois.
Prof. Eug. Dubois schrijft aan Aneta-Hol-
ïand:
Op 15 April gewerd mij, als uitknipsel van
„De Preangerbode" het artikel „Een nieuwe
Pithecanthropus ontdekt", door dr. G. H. R.
von Koeningswald, welk artikel afbeeldingen
van het schedeldak van den „jongen „Pithe
canthropus", in rechtzijdig- en bovenaanzicht,
't eerste tevens in natuurlijke grootte, bleek
te bevatten. Door deze afbeeldingen werd het
mij onmiddellijk volkomen duidelijk, dat wij
hier niet met den schedel van een Pithe
canthropus, doch van 'n echt menschen-
kind te doen hebben, oogenscliijnlijk van
het Wadjak-menschenras (waartoe vermoe
delijk ook behoort de Ngandong-mensch).
Dat deze „nieuwe Pithecanthropus" een
mensch is zou dr. Von Koeningswald mogelijk
begrepen hebben, indien hij aandacht ge
schonken had aan een artikel in de Procee
dings der Kon. Akademie van Wetenschap
pen te Amsterdam, vol. 36 (1933), getiteld
„The Shape and the Size of the Brain in
Sinanthropus and in Pithecanthropus", en
een ander artikel, aldaar verschenen onder
den titel „On the gibbonlike Appearance of
Pithecanthropus Erectus", in vol. 38 (1935).
De volkomen menschelijkheid van den
„nieuwen Pithecanthropus" staat ontwijfel
baar vast, maar bovendien kan met zeer
groote waacrchijnlijkheid besloten worden,
dat deze kinderschedel niet afkomstig is uit
dezelfde afzettingen, welke „de resten van
fossiele vertebraten" in die streek, ten N.O.
van Modjokerto, bevatten. Er moet daar een
verwarring bij het verzamelen der fossiele
overblijfselen, van oppervlakkig en diep mate
riaal hebben plaats gehad, gelijk waarschijn
lijk ook bij Ngandong. Ik houd het voor zeker,
dat dit blijken zal uit den verschillenden
mineralogischen aard der versteeningen.
Uit dat alles blijkt voldoende dat onder
zoek van dergelijke fossiele overblijfselen niet
in handen mag blijven van de slechts weinige
op Java aanwezige geleerden, doch in Europa
moet geschieden. Dat is een dringende eisch
der wetenschap.
Hieraan moge worden toegevoegd, dat het
een absoluut onjuiste voorstelling van den
werkelijken gewezen staat van zaken is, als
Von Koeningswald zegt, dat „de oorspronke
lijke schedel van den Pithecanthropus van
Dubois werd gevonden door een opziener en
aan Dubois opgezonden, zoodat het geenszins
vaststaat, dat die uit den Trinil-horizont af
komstig is, doch waarschijnlijk uit de (oudere)
Djetis laag uitgespoeld en daarna door den
opzichter gevonden".
De ware geschiedenis is deze:
De schedelkap van den Pithecanthropus
werd in 1891 te Trinil verkregen, bij systema
tische uitgravingen, in de Lapilli-laag <de
„lïauptknochenschicht" der latere Selenka-
expeditie). Tusschen honderden andere fos
siele beenderen („het leek er wel een kerk
hof") lag daar de schedelkap, die naar
haar voorkomen op de primaire ligplaats
was, gelijk alle andere beenderen-resten. Een
groot aantal inheemsche gestraften, onder
toezicht van een werkman der genie (toen
allengs tot sergeant bevorderd), die het werk
van mij geleerd hadden en waarin de inheem-
sehen de hun ras eigen handigheid bleken te
bezitten, deden geregeld de uitgraving, waarin
ze nu en dan nog wel een lesje van mij
kregen.
Telkens werd dan, ln vele kisten, het ver
zameld materiaal, voor onderzoek en prepa
reering, naar mijn standplaats Toeloeng
Agoeng opgezonden fin de nabijheid van welke
plaats te gelijkertijd opsporingen in grotten
e.d., zooals bij Wadjak, plaats hadden).
De bedoelde opzichter had, zonder eenige
opmerking mij de schedelkap tusschen hon
derden andere fossiele gebeenten argeloos
toegezonden. Hij zeide mij later ze voor een
„schildpad" te hebben aangezien.
Dat moge volstaan om de onjuiste voorstel
ling, dienaangaande door dr. Von Koenings
wald gegeven, recht te zetten.
Prof. Von Koeningswald blijft bij
zijn meening.
BATAVIA, 18 April (Aneta alg dienst).
Naar aanleiding van de mededeeling van prof.
dr. Eug. Dubois, verklaarde dr. von Koenings
wald dat er niet de minste twijfel bestaat dat
dé schedel, welke te Modjokerto gevonden is,
inderdaad een fossiel is.
De opvatting omtrent de determinatie van
tie nieuwe vondst als het schedeldak van een
jongen Pithecanthropus en den geologischen
ouderdom als oud-Pleistoceen en dus ouder
dan de Trinil-fauna, moet worden gehand
haafd
Bijzonderheden hierover zullen later wor
den gepubliceerd.
„De Lichthoeve" te Santpoort.
Tot slot van de goed geslaagde winter-
campagne ten bate van het bekende Kin
dertehuis „De Lichthoeve" aan de Kweekers
laan te Santpoort wordt op Vrijdag 24 April
in het gebouw van den Haarl. Kegelbond aan
de Tempeliersstraat een propaganda-avond
georganiseerd, waar de heer Joh. M. Schmidt
nog eens de mooie Lichthoeve-film zal ver-
toonen. Zuster Kuyck, de directrice, zal weer
over het werk in haar huis vertellen. Me
vrouw M. Verspoor heeft zich bereid ver
klaard. met haar groepje kinderen het zang
spel „Asschepoester" op te voeren en de mu-
ziekleerares mej. Cor Teves zal met eenige
van haar leerlingen een dansdemonstratie
geven. Een veelbelovend programma dus.
PERSONALIA.
Bij Kon. Besluit is benoemd: tot adjunct
accountant der directe belastingen de heer
K. F. C. Hopster te Haarlem.
VOORDRACHT VOOR BENOEMING
HOOFDEN VAN SCHOLEN.
B. en W. doen den Raad de volgende voor
voordrachten ter benoeming van:
I. een hoofd der Openbare Lagere School
no. 3 (Tuchthuisstraat)1. de heer C. Kik
kert te Aalsmeer, 2. de heer J. M, Smit te
Vreeswijk, en 3. de heer A. Soels te IJzen-
doorn;
n. een hoofd der Openbare Lagere School
no. 7 (Leidscheplein 36); 1. de heer C. H.
Folkerts te Haarlem. 2. de heer K. May te
Hoogwoud en 3. de heer A. Hibma te Edam:
UI. een hoofd der Openbare Lagere School
No. 33 (Karolingenstraat)1. de heer D. J
Peters te Arnhem, 2. de heer H. C. Th. Hel
len te Heemstede en 3. de heer D. Tuinstra te
Monnickendam.
Alle voorgedragenen zijn hoofden in furnc-
•bie of hóófden-wachtgelders.
VOOR DEN-
-POLITIERECHTER
Autoliefhebbers.
Een vijftal IJmuider jongens had eerder te
recht gestaan, cmdat zij een auto uit een ga
rage hadden gehaald en daarmee waren gaan
toeren. Twee hunner hadden in vereenighig
met een ander nog een auto weggenomen. De
zaken waren geschorst voor het inwinnen van
reclasseeringsrapporten en dienden thans op
nieuw. Heel gunstig waren de rapporten over
het algemeen niet, zoodat niet aan allen een
voorwaardelijke straf kon worden opgelegd.
Twee kregen 2 maanden voorwaardelijk, een
2x2 maanden onvoorwaardelijk, een ander
2 maanden, een derde een maand, een vierde
een maand en 2 maanden voorwaardelijk.
Vervolgens stonden twee Haarlemsche
jongens terecht, die een auto van de Oude
Groenmarkt hadden weggenomen en ermee
waren gaan rijden. Onderweg namen zij een
21-jarig meisje dat zij kenden, in den wagen
en deze zou chauffeeren leeren, zoo ze zei. De
leermeesters waren echter geen matadors in
het autobesturen en zoodoende kwam de wa
gen op den Zeeweg in botsing, toen de juf
frouw achter het stuur zat.
Ook deze zaak was eerder voor geweest en
uitgesteld voor een reclasseeringsrapport, dat
evenmin zoo onverdeeld gunstig was. Een der
jongens had zich bovendien te verantwoorden
gehad voor diefstal van een regenjas ten na-
deele van een collega werklooze. Tegen hem
werd voor de jas 14 dagen geëischt en voor
de auto een maand, waartoe hij werd veroor
deeld. De ander, die nog geen 18 jaar was,
kreeg 2 maanden tuchtschool onvoorwaardelijk
en 4 maanden voorwaardelijk.
Het meisje had gemeend, dat zij als invitée
wel met het gestolen autotje mocht rijden en
beriep er zich op dat zij bij het instappen niet
had geweten dat de jongens den wagen had
den weggenomen. Zij kende de jongens echter
zeer goed, was er ook al eens bij geweest toen
de vrienden een motorfiets hadden wegge
haald en wist dat deze geen bezitters van een
motorrijtuig waren. Bovendien erkende zij,
dat, toen zij in den wagen zat, de jongens
haar hadden verteld dat de wagen was weg
genomen en ergens aan den kant van den
weg zou worden neergezet, 't Was hier dus
diefje en diefjesmaat, waarom de officier
geen termen vond om tegen de juffrouw een
voorwaardelijke straf te èischen. Hij vorderde
een maand gevangenisstraf onvoorwaardelijk
De politierechter veroordeelde haar tot "l4
dagen.
HAARLEMSCHE TOONEELVEREENIGING
T. O. N. E. V. O.
Bovenstaande tooneelvereeniging zou op
23 April een voorstelling geven van het tooneél-
spel „De Loreley", van Dr. Joh. v. Gogh en
Jac. Braun. Op verzoek van de directie van
den Jansschouwburg is deze voorstelling verzet
op Maandag 4 Mei. De feestavond met bal zal
nu plaats hebben op Zaterdag 23 Mei, de jaar-
lijksche autot-rip, nu naar Valkenburg, zal
Zondag 12 Juli plaats hebben.
DE BURGEMEESTER MAARSCHALK BANK.
B. en W. stellen den Raad voor, te bepalen,
dat de door het Jubileum-Comité „Burgemees
ter Maarschalk", alhier, op te richten monu
mentale bank, zal worden geplaatst aan het
einde van de Dreef, nabij den Hertenkamp.
COMMISSIE VAN VOORLICHTING WERK
LOOSHEIDSBESTRIJDING
B. en W. bieden den Raad de volgende aan
bevelingen aan, ter benoeming van den voor
zitter, leden-werkgevers of vertegenwoordi
gers van werkgevers en 4 leden werknemers of
vertegenwoordigers van werknemers der Com
missie ter voorlichting in zaken de werkloos
heidsbestrijding betreffende, tevens Commissie
van toezicht, bedoeld in art, 13 der Arbeidsbe-
middeiingswet 1930, wegens periodieke aftre
ding op 1 Mei 193'6. Voorzitter: W. J. B. van
Liemt (aftr.). Leden werkgevers De Samenwer
kende Patroonsvereenigingen in het Bouwbe
drijf voor Haarlem en omstreken: 1. N. Cobe-
lens (aftr.), 2. F. Broersma. De Metaalbond
afd. Haarlem: 1 Ir. F. C Dufour (aftr.), 2 Dr.
Ir. J. J. Borren. Het Verbond van Nederland-
sche Werkgevers: Ir. F. C. Dufour (aftr.). De
Algemeene R.K. Werkgeversvereeniging: Ir.
H. J. M. Bekkers (aftr.). De Middenstandscen
trale voor Haarlem en omliggende gemeenten:
1 J G. Hoffmann (aftr.), 2 H- C. Sprenger. Le
den werknemers; De Haarlemsche Bestuurders
bond: 1 A. Mars (aftr.), 2 H. H. Luijken.
De Roomsch-Katholieke Volksbond te Haar
lem 1 S. de Leeuw (aftr.), 2 G. A. Kaasenbrood
De Bestuurdersbond „Haarlem" van de Ne-
derlandsche Vakcentrale: 1 S. J. Faber, 2 J.
M. C. A. van Sonsbeek. De Haarlemsche Chris
telijke Besturenbond: 1 J. H. Niemöller (aftr.)
2 D. v. Leeuwen.
Wij, dat zijn de tuinbezittei-s. De Primavera,
dat is de model-tuin van reuzenafmetingen,
geweest, waar ook de eigenaar van een
piepklein tuintje wat heeft kunnen leeren.
Er zijn in de geweldige Nenijto-hal heel
wat dingen tentoongesteld geweest die we be
wonderden, maar niet toepassen kunnen. Maar
daartusschen stonden van die planten, die
stellig ook in onzen tuin effect maken, maar.
zijn ze geschikt?
We "nebben eens rondgeloopen en genoteerd
wat in onze kleine stadstuinen kans van sla
gen heeft. Dat is nog heel wat. Niet alles,
helaas, zal het bij ons kunnen doen. Maar
wat van al dat zoo mooi gegroepeerde en goed
verzorgde materiaal voor den stadstuin was zul
len wij hier opsommen. Niet alles zal dit voor
jaar nog geplant kunnen worden, maar dan
kunt u de namen bewaren tot het najaar, wat
een groot gemak is. Want half-vergeten of
foutief genoteerde planten, die nu besteld
worden en waarvan haast niet is uit te maken
v/at de klant eigenlijk bedoelt, bezorgen den
kweekers heel wat last.
Onder de kruipende planten mogen we als
aanwinst zeker noemen de zachtrose, rijk-
bloeiende Arabis alpina Rosabella, die samen
met de bekende witte Arabis albida fl- pi., de
dubbelbloemige Rïjstenbrei, en de lavendel
blauwe Aubrietia Blue Gem. ook een nieu
wigheid een kostelijk kleurenspel geeft in
April en Mei. Wij vreezen dat het bremgele,
ook in den bloemvorm op brem gelijkende
plantje. Morisia hypogea niet voor iederen tuin
geschikt is, omdat het teer en nogal lastig in
den cultuur is gebleken. Ook de mooie Solda-
nella montana met aan 10 c.M. hooge stengels
sierlijke paarse klokjes is niet aan te bevelen,
omdat het plantje, dat in de bergen thuis
hcort, zich hier maar zelden langer dan een
jaar in leven laat houden.
Mooi is ook, met het witomrande, grijsgroe
ne blad in rozetvorm Saxïfraga longifolia,
waar in Juni een tros witte bloemen aan
komt. Wel een sierlijke plant voor den rots-
tuin. Behalve de welbekende Alyssum saxatile
(de var.- citrinum heeft zachtgele dubbele
bloempjes) is aan te bevelen Alyssum monta-
num met op 10 c.M. hooge stengels staande
gele bloemhoofd]es. En dan staat er in Pri-
mavera's buitentuin een heele collectie Pri
mula's. Wat is aardiger dan de ouderwetsche
Primula Clusiana met haar paarsrose, getan
de bloemen? U kende haar stellig niet. Daar
is verder Primula rosea grandiflora. met bloe
men, even felrose van kleur als de bekende
Petunia ..Himmelröschen", die wij zooveel in
bakken zien, en dan is er als noodzakelijke
toevoeging bij dat felle rose de donkerroo-
de Primula hybr. Helenae Vulcan, wier bloe
men een geel hart hebben. Iets ongewoners
dan de bekende lila Primula denticulata de
„bol op steel" is de witte, de var. alba. En
wie van witte Primula's houdt bij een groot
aantal in verschillende kleuren zijn ze haast
onontbeerlijk kan P. acaulis alba fl.pl- Me
zen. met allerliefste, volstrekt niet lompe
bloempjes.
Dan zijn er Anemoontjes; blanda in crème,
blauw, rose, apennina in blauw, wit, paars-
rese. de zonderlinge Pulsatilla met blauwe, wit
te of bruinroode bloemen op ruïgen stengel en
omeeven door zilverwitte haren.
Er zijn de Keizerskronen vooral de minder
bekende gele en donkerroode en de allerlief
ste Vicla gracilis Buziau crème met paars, die
werkelijk met haar blijde bloemen iets van
Buziau's opgewekte kunst in den tuin brengt!
Bij de bolgewassen zijn er teveel soorten om
op te ncemen.Narcissus triand'us albus (Enge-
lentranen) met minieme, hangende crème
bloempjes heeft een selectie, Thalia genoemd,
met flink groote, witte. iets. .gebogen bloemen
én dat is op dit gebied wel T mooiste wat er
bestaat. Iets heel bijzonders zijn de Ameri-
kaansche Erythroniums (Hondstandviooltjes)
die u zeker nooit eerder zag. E californicnm
bicolor is wit met een geel hart. E. Hendersoni
lila en E. revolutum Rose Beauty rose-lila. De
laatste is een aenscanis-soort, net als ons ge
wone Hondstandviooltje.
Als „grootere stukken" zullen Azalea mollis
het zeker doen. Prachtig is het tomaat-kleurig
rose van Hugo Hardijzer, fel-rose zijn de
bloemen van Mina den Ouden en mooi waren
oranjekieurig-rose bloeit Mrs H. den Ouden.
Een echte voorjaarsvreugde geeft ook Magno
lia Soulangeana nigra met bloemen, die don
ker oaarsrood met lila-rose zijn. Als klimplant
is Clematis hybr. Nelly Moser aan te bevelen,
met heel zachtlila bloemen, die lila-rose leng
testrepen dragen. Een weinig toegepaste Acer
is Acer japonicum aureum, waarvan het pïat-
staande blad heel den zomer door een jeugdi
ge. zachtgroene kleur blijft behouden. Een
klimroos, die ieders hart steelt is de polyant-h
Prinses van Oranje, met kleine, helder-oranje
blcemen.
Dit was iets, maar lang niet alles, van de Pri-
marera. Er was nog veel meer, dat óók mooi
zou zijn voor uw tuin, Maar misschien is bij
het bovenstaande toch wel een en ander dat
ook uw keus zou zijn. Knipt u dan het lijstje
uit. U zult er gemak van hebben als u dit na
jaar bestellen gaat. Want o, die namen
L. S.
WOON- OF WINKELHUIS?
B. en W. stellen aan den raad voor een
rechtsvordering te beginnen tegen A. P. van
Gend te Haarlem om te eischen, dat het per
ceel Marsstraat 8. weer overeenkomstig de
oorspronkelijke bestemming gebruikt wordt.
De grond is inderijd door de gemeente ver
kocht met de bestemming dat er een woon
huis op gebouwd werd. terwijl er nu een si
garenwinkel in het perceel gevestigd is. Als
de eigenaar bij veroorceeling door den rech
ter in gebreke blijft, willen B. en W. een
dwangsom vorderen van f 100 per
HET TOONEEL
Erika Mann's Pfeffermühle.
Het stoere emigrantentroepje onder leiding
van een jonge vrouw met een in de litteraire
wereld overbekenden naam heeft zich in
enkele jaren een plaats verworven in Neder
land. Wij zijn wat misdeeld in het goede
cabaretgenre. Op een avond als dezen voelen
we het gemis wel heel sterk. En de enkele
gezelschappen die wij gehad hebben de
naam van Pisuisse dringt zich dadelijk aan
ons op misten het hekelende dat in het
buitenland zoo typeerend is.
Satyre is het hoofdmotief juist van dit
gezelschap, dat zich Die Pfeffermühle tot
naam koos. Wat het meest mijn bewondering
heeft afgedwongen is. dat de leiding bij de
dosis politieke peper die ons vanavond is toe
gediend zoo nauwkeurig de maat wist te be
waren. Hoe lag hier niet de gelegenheid voor
de hand met grove scherts en directe grollen
he?t hedendaagsche bewind in Duitschland te
hekelen en zoo te tokkelen op de snaar eener
goedkoope populariteit -bij hen, die tegenover
deze richting niet sympathiek staan. Daarvan
was nergens sprake. De peper werd lichtjes
en spaarzaam gestrooid en was toch in elk
nummer duidelijk te proeven. Dat gaf het
geheel dat bijzonder beschaafde cachet en
wel het allermeest in de charmante confé
rences van Erika Mann zelf.
De ster van net gezelschap is en blijft na-
turulijk Therese Giehse. Wat een pracht van
een actrice is deze vrouw, wel in de eerste
plaats in Die Profetin, de sketch in drie
tafereelen, waarin wij de portiersvrouw Motz-
knödel zien groeien tot de profeet van de
anti-telefoon-partij. Hier was de satyre wel
bijzonder fel, maar hoe geweldig van imitatie
talent was die rede voor de radio! Maar ook
na de pauze, wanneer Therese Giehse de
Familiengeist personifieert, is zij onweer
staanbaar. Haar stemmiddelen zijn waarlijk
fenomenaal. En de wijze waarop zij een lied
als Die Schönheitsköningin over het voetlicht
weet te brengen, is onverbeterlijk.
Behalve :n haar conférence heeft Erika
Mann mij het meest getroffen in Die Stu
dentin. Dat werd met kracht en innerlijke
overtuiging gezegd, dat was doorleefd en
diep gevoeld.
Maar dadelijk naast haar moet Cilly Wang
genoemd worden in haar parodistische
„volksche" dans, als het dienstmeisje in Die
Familie, als de kleine geest van den sproe-
tigen oom Alfons, maar bovenal als Sup-
penkaspar. De plaatjes, die'ik in mijn jeugd
met zulk een heilige angst bekeek, stonden
levend voor mij. We zagen den jongen die
zijn lepel wegwierp en uitriep: Neen, neen,
ik eet die soep niet meer! langzaam vermage
ren en uitteren. Een prachtig staaltje van
mimisch talent.
En dan was er nog Katharina Mattern.
die niet geheel de hoogte bereikte der andere
vrouwen, maar die de dochter des huizes
toch voortreffelijk speelde.
Als ik de mannen van het gezelschap het
laatst noem is dat niet heelemaal toevallig,
1-Iun rol is minder belangrijk en tegenover
deze vrouwen moesten zij allicht wat minder
schijnen. Maar als ik mijn programma nog
eens doorkijk, denk ik toch weer aan het
ernstige lied, dat men het emigrantenlied
zou kunnen noemen, door Paul Lindenberg
met groote innigheid gezongen en van het
type dat Jaro Klüger van een Duitschen vader
maakte. Ja, dat was toch ook wel heel mooi.
Weer was onze schouwburg op het Wil-
sonsplein uitstekend bezet. En dit was nu
toch heusch geen avond, waarvan iedereen
kan genieten, omdat het niet iedereen ge
geven is den tekst dezer Duitsche liederen
onmiddellijk volledig te begrijpen. Dat maakt
de belangstelling slechts te verheugender.
P. H. SCHRÖDBR.
Uitbreiding van het kantoor.
Het diepste punt der crisis-inzinking
te boven.
Het bedrijf van de Posterijen, Telegrafie en
Telefonie heeft natuurlijk ook van de crisis
te lijden gehad. Maar toch niet voor alle
takken. De Telefoon heeft zich best gehou
den; wel waren er menschen die door ach
teruitgang gedwongen waren hun telefoon
af te schaffen, maar daartegenover stond
dat er toch meer nieuwe aansluitingen kwa
men. De automatiseering heeft natuurlijk
ook een gunstigen invloed gehad op den 'bloei
van het telefoonbedrijf.
De telefoon is populair geworden, gedeel
telijk ten koste van de Posterijen, maar voor
al van de Telegraaf. Er worden nu heel wat
zaken per telefoon afgedaan waarover vroe
ger 'brieven gewisseld werden. De Telegraaf
is al jaren aan het achteruitgaan. Het is ook
veel gemakkelijker (en goedkooper) om
iemand aan de telefoon te halen, dan hem
te telegrafeeren. want dan heeft men im
mers op hetzelfde oogenblik zijn antwoord.
De bezetting van de telegraafkantoren Is dan
ook sterk ingekrompen. Bovendien zijn de
ambtenaren als er niets te telegrafeeren valt
met postwerk belast. Te Haarlem worden o.a.
de postkwitanties op het telegraafkantoor
behandeld.
Wij stelden de vraag of de tijd ook zal ko
men dat tot sluiting van het telegraafkan
toor kan worden overgegaan?
Onze deskundige zegsman antwoordde:
Daaraan is geen denken. Er zim no-r altijd
telegrammen te versturen en die zullen er
in de toekomst ook wel blijven. Niet ieder is
telefonisch te bereiken. Bovendien heeft men
de (telegraaf altijd nog noodig yoor Ihet vej>
keer met het buitenland. De leiding van het
P.T.T.-bedrijf heeft een en ander gedaan om
het sturen van telegrammen aan te moedi
gen. Het tarief is wat verlaagd, maar boven
dien is de gelegenheid geopend om goed
koope „uitgestelde" telegrammen te verzen
den. Ook worden er heel wat gelukstelegram
men verstuurd. Als er een bekend bruidspaar
is of een veel bejubelde jubilaris dan bet.ee-
kent dat op het telegraafkantoor dikwijls
een drukke dag!
Het postvervoer is den laatsten tijd
weer toegenomen, waarin een aan
wijzing gevonden kan worden dat
men het diepste punt van de inzin
king uit de crisisjaren te boven
gekomen ïs.
Wel is de opbrengst van den verkoop aan
postzegels aan het Haarlemsche postkantoor
nog wel iets lager dan verleden- jaar, maar bij
de beoordeeling daarvan moet men de inge
voerde tarïefsverlasing in aanmerking ne
men. Het P.T.T.-bedrijf. dat de laatste jaren
zuiver zakelijk geleid wordt, doet alles wat
mogelijk is om zich aan te passen bij de be
hoeften van het publiek. De dagen van Tan
te Pos zijn voorbij. Dit heeft tot resultaat ge
had. dat het P.T.T. het eenige staatsbedrijf
is dat steeds winsten heeft afgeleverd. Over
1935 was de winst 5 millioen en het ziet er
naar uit. dat de resultaten over 1936 zeker
niet ongunstiger zullen zijn.
De verzending van postwissels is in de
laatste jaren sterk verminderd. Dit komt
evenwel doordat zeer veel verrekeningen per
giro geschieden. Het giro-verkeer neemt
enorm toe. wat ook wel is af te leiden uit het
feit. dat de gids van de girohouders
«likker y/ordt,
Ook uit de resultaten van de Spaarbank
kan worden afgeleid, dat er eenige verbete
ring in den economischen toestand is waar
te nemen. De crisis demonstreerde zich in
het feit, dat de spaarders meer geld terug
haalden dan zij inbrachten. Daaraan is nu
een einde gekomen, er wordt namelijk weer
meer ingelegd dan terugbetaald.
Het Postkantoor te Haarlem zal binnen
kort een uitbreiding ondergaan. De ruimte
die in het- bovengedeelte van het gebouw aan
de automatische telefoon is gegeven, moet,
doordat er steeds meer aansluitingen komen,
uitgebreid worden. Het gebouw op den hoek
RaaksKorte Zijlstraat (waarin vroeger het
kantoor van den Nacht veiligheidsdienst geves
tigd was) wordt afgebroken. Ook twee aan
grenzende huizen in de Korte Zijlstraat wor
den gesloopt. Op den hoek komt dan een groot
nieuw gebouw, dat aansluit bij het Postkantoor.
De toegang tot de binnenplaats die nu aan den
kant der Raaks is komt te vervallen. In de
Korte Zijlstraat zal evenwel een nieuwe in
gang komen.
Wij hoorden ook dat in de Stationsgebou
wen voor de Post opmetingen zijn gedaan.
Bij informatie werd ons medegedeeld, dat bii
de autoriteiten in overweging is om de expe
ditie en verzending van de post in de toe
komst van bet Postkantoor te verplaatsen
naar liet Station.
Daarvoor zou dan in het besteigoederen-
kantoor in de Baljuwslaan een verbouwing
moeten worden uitgevoerd.
Het- voordeel van deze reorganisatie zou
zijn. dat in het Postkantoor dan lokalen vrij
komen voor andere werkzaamheden. Boven
dien zou 't mogelijk zijn dat enkele postzen-
dingen in een eerdere bestelling opgenomen
kunnen worden, omdat een kleine tijdsbe
sparing verkregen wordt. De bestellers zou
den dan niet öp het Postkantoor met hun
werk beginnen, maar aan het Station.
Dezelfde toestand bestaat te Amsterdam
waar de Post ook een kantoor voor exoeditie
en verzending naast het Centraalstation
heeft.
Dit reorganisatieplan staat evenwel nog
niet geheel vast, zoodat natuurlijk ook niet
gezegd kan worden wanneer met de "uitvoe
ring daarvan begonnen kan iworden.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1886.
21 April:
Het aantal vele en nuttige vereeni-
gingen die onze stad tot sieraad strek
ken, is weder met een vermeerderd. Se
dert eenige dagen bestaat hier ter stede
een nieuwe gymnastiek- en schermver-
eeniging, genaamd „Concordia", ten doel
hebbende zich in de gymnastiek te
oefenen. De vereeniging telt op dit oogen
blik 20 werkende leden, doch de toetre
ding van meerdere wordt zeer ge-
wenscht, evenals van donateurs, die deze
jonge vereeniging zouden willen onder
steunen. Zij. die als lid wenschen toe te
treden, kunnen zich daartoe aanmelden,
des Maandags- en Donderdagsavonds te
9 uur ,in de gymnastiekzaal in het Pand.
alwaar de vereeniging haar oefeningen
houdt.
H. Marsman en S. Vestdijk. Heden ik,
morgen gij. Amsterdam, Ein. Querido.
S. Vestdijk Else Eohler, Duitsch dienst
meisje. R'dam, NUffh en Van Ditmar.
Van den schrijver Vestdijk hebben wij inder
tijd „Terug tot Ina Damman" hier besproken
en wel met groote waardeering. Toen ik in het
tijdschrift Forum de historie met Else Eöhier
bij brokstukken doorwerkte, kreeg die waar
deering zoo nu en dan een knauwt je, nu ik
er in "geslaagd ben „Heden ik, morgen gij"
ambtshalve tot den einde toe door te lezen is
ze nog maar matig aanwezig. Else Böhler
verscheen intusschen compleet in boekvorm,
wat de knauwtjes niet deed genezen: dat dit
Heden ik enz. tezamen met H. Marsman ge
schreven werd, maakt de zaak alleen in zoo
verre erger dat ik nu aan twee schrijvers van
reputatie het verwijt te richten heb dat zij
mij met hun beidjes gruwelük verveeld heb
ben Het- is mij niet mogelijk uit te maken
te wiens laste het zwaarste verwijt komt. Dat
is ook overbodig, waar het geheele boek één
geest ademt, een geest die naar mijn inzicht
in hooge mate onartistiek is. We Megen hier
een roman in brieven, een briefwisseling tus
schen twee vrienden en in hoofdzaak loopend
over een gemeenschappelijken derden vriend
of kennis, die van alles wat gebeurt en be
schreven wordt de actieve geest, dc motor, de
oorzaak is. Gedrieën hebben zij elkaar als stu
denten in Delft gekend maar zijn in een aan
tal jarea uit elkaar's gezichtskring verdwenen.
Snellen is getrouwd, gelukkig getrouwd, en
reist met zijn vrouw in Spanje. Uit de cor
respondentie leeren we dat hij zijn ingenieurs
werk in den steek laat, zich artiest voelt en
schrijft, schrijft. Nu, dat merken we.
Zijn correspondent Van Millingen is onge
trouwd gebleven. Hij is in zijn studententijd'
verloofd geweest met Annie maar die heeft
zich verdronken, in den dood gedreven door
Wevers, den derden vriend van het Delftsche
trio, die gelukkig niet schrijft doch over wien
300 pagina's lang de gedachtenwisseling per
brief met korte onderbrekingen over kunst
en litteratuur om het niet al te vervelend te
maken gevoerd wordt. Wevers is een met
occulte capaciteiten begiftigd individu, die op
zijn omgeving een noodlottigen invloed heeft
doch allerlei menschen, waaronder Snellen,
aan zich weet te binden. Wat de auteurs dezen
klant in Delft doen uitspoken is al even onge-
loofelijk smerig, hetzij als bedenksel, hetzij
als op realiteit berustend. En met dezen heer
komt Snellen na jaren en op het onverwachtst
in Spanje weer in aanraking. Wat weer de
aanleiding wordt tot de correspondentie met
Van Millingen: eerst over Annie, dan over
Wevers, tenslotte over Netty, Snellen's vrouw
en alles met Wevers op den achtergrond, óf
tusschen de coulissen óf op den voorgrond,
maar altijd erbij.
Die briefschrijverij is natuurlijk een prach
tig voorwendsel voor een eindeloos gezwam
over parapsychologie, occultisme, teleplastiek
enz. De onschuldige lezer die zich hieraan
waagt stelle zich eerst op de hoogte van
Nietzsche, Stawrogin, Dostojewski, Wilde, maar
vooral van alles van Freud afkomstig. Of is
dit laatste al gemeengoed der massa gewor
den? Het wemelt in dit boek van verwijzingen
naar litteratuur doch zelf Hikt het mij als zoo
danig heel pover. Een zeker exhibitionisme
van belezenheid ls nog niet synoniem met
kunstschepping. De heeren Marsman en Vest
dijk zullen geen kans krijgen ons daarvan te
overtuigen en, om het even fraai te zeggen als
Rudie Snellen op pag. 25: „de omgekeerde
hoop geef ik op". De belangstelling der oudere
dames in al wat griezelig, die der onrijpe
jongelieden in al wat erotisch buitenmiddel-
puntig is en in een tot onpasselijk wordens
toe oververzadigden tijd tenminste nog een
nieuwe sensatie belooft, kunnen zulk werk een
tijdelijk succes bezorgen, met litteraire kunst
heeft het, naar mijn inzicht, weinig van doen.
Het mist daartoe in den opzet Iedere doelma
tige beperking en wordt een ondoelmatige
veelschrijverij, waardoor een Vestdijk langza
merhand een soort Is. Querido op ander ter
rein dan dreigt te worden. Beiden auteurs
zou men allerminst qualibeiten wenschen te
ontzeggen; dat hun breedsprakigheid velen
tegen staat is er des te pijnlijker om. Ln de
brieven die Snellen en Van Millingen (alias
Marsman en Vestdijk?) met elkander wisse
len overheerscht één zelfde „rechthaberische"
betoogtrant en als Nettie's woorden worden
aangehaald schijnt die al even zeer door den
docententoon bevangen. Door een en ander
wordt het geheele geval-Wevers er niet men-
schelijker op en wordt onze indruk versterkt
dat dit boek een schrijftafel-experiment van
bedenkelijk gehalte is.
Else Böhler, voor welke schepping de heer
Vestdijk alléén verantwoordelijk is, kan men
althans als litteraire kunst fragmentarisch
waardeeren. De auteur is immers waarlijk niet
de eerste de beste. Doch ook hier wordt, naar
mijn smaak, tegen een teveel gezondigd. Jo-
han noch Else, noch het woord „Schützkaffée"
zijn problemen, interessant genoeg om ons zoo
lang mee bezig te houden, op de navrante
wijze van Vestdijk, die in dit boek werkelijk de
kille, vochtige creosootsfeer van de snijkamer
schept, zoo meedoogenloos ontleedt hij Jo-
han's familie, de vreemde neiging van den
jongen voor Else en het stom-hypccrit-ische
gedaas van dit Duitsche meisje. Met groote
zorg vermijdt de auteur in deze verhouding al
les wat ook maar ln de verte op Iets doodge
woons zou kunnen gelijken Geheel accoord
daarmee is het slot, waar Else plotseling een
rol speelt in een Berlijnsch politiek milieu en
Johan haar daar doodschiet. En dan, na zelf
veroordeeld te zijn, zich gaat zetten om zijn
bevindingen van den laatsten tijd te boek te
stellen.
Trop de bruit pour une omelette.
Hier een dagboek van een veroordeelde,
ginds een roman in brieven: z-ou de dichter
Vestdijk in een volgend boek misschien ons
weer met iets simpelers kunnen verheugen,
iets dat echter zou zijn?
J. H. DE BOLS