Den Haag, stad der
onbekende grootheden
Haarlem's Kunstbezit.
Dienstplichtigen met
groot verlof.
WOENSDAG 29 ARRIt 1936
HAARLEM'S DAGBLAD
3
en der goede manieren.
Bij den dood van Jhr. Ruys de Beerenbrouck
heb ik weer overdacht, wat ik hier in Den
Haag zoo dikwijls overdenk en waarover ik
ook al wel eens in één mijner brieven een
enkel woord geschreven heb: dat wij in Den
Haag groote mannen of hen, die door som
migen als zoodanig beschouwd worden, nau
welijks of heelemaal niet kennen.
Natuurlijk is dat verschijnsel eenigszins
verklaarbaar, doordat wij zoo véél groote of
semi-groote mede-Hagenaars hebben en bo
vendien omdat wij dan toch met bijna een
half millioen Hagenaars tezamen wonen op
ons zeer dierbaar plekje grond. Maar zóó als
het hier is, is het toch nauwelijks ergens an
ders. In Parijs bijvoorbeeld kennen de mil-
lioenen men in the street den heer Blum als
ze dien op straat tegen komen. Hier kan Ir.
Albarda door het drukste centrum wandelen,
zonder dat méér dan één procent der wande
lende Hagenaars hem herkennen. Léon Dau-
df.t, Herriot, Cécile Sorel. Mandel. Boncourt
hun gelaat, hun houding, hun verschij
ning zijn gemeengoed van de Parijzenaars,
maar ik wed dat Mr. Westerman, Mr. Joekes.
minister Van Lidth de Jeude en minister De
Graeff hier een uurtje door de Spuistraat zou
den kunnen drentelen en dat van de honderd
Hagenaars die ge zoudt vragen „wie zijn dat?"
vijf en negentig u het antwoord zouden schul
dig blijven.
Er zijn er maar enkelen die van aangezicht
tot aangezicht populair zijn: dr. Colijn, minis
ter Slotemaker de Bruine, Annie van Ees
heeusch, ik zou moeite hebben méér van zulke
namen te noemen. Ik zit dikwijls in een klein
café, waar ook dr. Boutens. de groote dichter,
stamgast is en toen ik enkele dagen geleden
aan mijn tafel-genooten vroeg of zij wisten
wie dat was, was er niet één van de acht,
die den dichter van Beatrijs en de Kwatrijnen
van Omar Khayyam herkende. En toen ik on
langs een vóör-tafelsch glaasje dronk in de
bodega, waar minister Van Lidth de Jeude bij
kans iederen Vrijdag met wat goede vrienden
verre van de departementale sfeer causeert,
deed ik dezelfde ervaring opZou er één
Haarlemmer, Groninger of Bosschenaar zijn,
die zijn burgemeester of zijn Commissaris der
Koningin niet van gezicht kent? Hier in Den
Haag zijn er zeker eenige honderdduizenden,
die Mr. De Monchy niet kennen. Jhr. Van
Karnebeek is uiterlijk wat meer bekend, maar
toch bij lange na niet zoo algemeen als de
heeren Röell, Fockema Andreae of Van Rycke-
vorsel in hun steden.
Dit bedacht ik, toen ik bij zijn doodsbericht
overwoog hoe dikwijls ik de lange, rechte en
ietwat provinciaalsche figuur van onzen over
leden Kamervoorzitter en oud-premier in het
Haagsche Bosch ontmoette, waar hij onop
vallend temidden van hen. die geregeld komen
genieten van dit onvolprezen stukje Haagsche
natuur kennelijk liep te genieten van het
groen, de bloemen en het klare vijverwater,
die hij, de landedelman van huis uit toch nog
steeds, wel zéér pijnlijk missen moest in de
dikwijls dompige Kamerzaal en tusschen de
paperassen die nu eenmaal des staatsmans
zijn. Een typische, eenigszins ouderwetsche
figuur was hij, maar een echt-Haagsche figuur
is hij nooit geweest. Heeft hij, de Limburger
ln hart en ziel, ook nooit willen en kun
nen ziin.
En wanneer ik het nu heb over bekendheid
en populariteit alléén van uiterlijk, dan wil ik
het nu eens niet hebben over populariteit in
algemeenen kring, doch in dien van, wat men
dan zoo pleegt te noemen, het intellectueele
of uitgaande publiek (wat niet heelemaal het
zelfde is). Ook daar ziet ge hier het zelfde op
vallende verschijnsel.
Een secretaris-generaal van een departe
ment is een belangrijk man. Ik kan u verzeke
ren dikwijls belangrijker dan zijn eenige
chef, de minister. Bn dacht ge nu dat een ge
middeld- intellectueele Hagenaar één secre
taris-generaal van één departement zelfs
maar bij name kende? Wanneer mr. dr. K. J.
Frederiks, secretaris-generaal van binnen-
landsche zaken en ik verzeker u: die heeft
op allerlei gebied héél veel in de melk te brok
kelen door de Parkstraat wandelt, zooals
hij dat bij tij en ontij vier keer per dag pleegt
te doen, dan is er niemand die weet dat
daar de man gaat, die een der machtigste,
want permanente, sleutelposities in het
nationale leven inneemt. Met zijn voorganger,
mr. Jan Kan, is dat anders. Maar diens po
pulariteit zit 'm meer in zijn uitzonderlijke
barre-hoofdsheid. Hij is nu Staatsraad, hij was
minister en hij was secretaris-generaal, maar
altijd was hij zonder hoofddeksel daar aan
wezig waar sport bedreven wordt. Altijd is hij
één der eersten die op de schaats staan, altijd
ls hij bij groote hockey en cricketevenementen
en wanneer zijn geliefde H.V.V., dat nu het
eerste klasserschap tracht te heroveren, in het
veld komt. is de heer Kan present. Geestdrif
tig, sportief en blootshoofds.
Zóó zijn onze andere „hooge oomes" niet.
Zij werken en werken en werken en wanneer
zij niet werken toeven zij in hun gezin. Eeni-
germate mondaine heeren of mannen met
speciale liefhebberijen, die hen in de open
baarheid brengen, zijn er niet bij. Zij mogen
dan al eens min of meer ambtshalve aanwe
zig zijn op een soirée in een gezantschap of
bij een tooneelvoorstelling. of groote filmpre
mière een minister die hier als een ge
woon man naar de bioscoop gaat, of naar het
voetbalveld, of 'ns een kopje thee drinkt op
een café-terras in de zondien hebben wij
niet en de hooge departementale ambtenaren
leven geheel en al het leven der heremieten.
Wij zouden het trouwens ook niet goed vin
den als het anders was.
Stelt u eens voor, dat mr. Deckers of prof.
Gelissen in de Old Dutch zouden zitten te
borrelen! Wie hen herkenden zouden er
schande van spreken
En dat is nu óók weer zoo eigenaardig.
Toen indertijd een jonge minister, een ge
zellige Tilburger, zijn functie op het Plein
aanvaardde, zoudt ge hem nogal eens, verge
zeld van zijn echtgenoote in het Schevening-
sche Palais de Danse of in The House of Lords
twee zéér eerbare, doch niettemin openbare
gelegenheden van amusement, hebben kun
nen aantreffen.
Dat vonden wij hier raar.
En óók wel een beetje ongepast.
En niet heelemaal Comme-il-faut.
Wij verontschuldigden het met een glim
lachje: ..Och ja. die levenslustige Braban
ders. maar echt zooals 't behoort vonden
wij het toch niet.
Naar aanleiding van een bericht van de
Zwolsche Courant, volgens hetwelk in het
voornemen van den minister van Defensie
zou liggen een belangrijke wijziging te bren
gen in den eersten oefeningsti.id en de be
vordering van de dienstplichtigen, bestemd
voor de opleiding tot reserve-officier der in
fanterie en voor het dienstvak der militaire
administratie, vernemen wij van welingelichte
zijde, dat men hier eenvoudig te doen heeft
met een uitvloeisel van de z.g. aanpassings
wet. waarbij de aanstelling tot reserve-offi
cier twee jaar is uitgesteld, in de eerste plaats
ter verkrijging van bezuiniging, doch tevens
om de adsp.-reserve-officieren langer te kun
nen laten dienen in de onderofficiersrangen.
De maatregel geldt niet uitsluitend de op
leidingsschool voor reserve-officieren bij de
infanterie en bij de militaire administratie,
maar voor alle opleidingsscholen voor reserve
officieren met uitzondering van de school voor
reserve-officieren van gezondheid
Stel je voor, dat je mr. Oud met mevrouw
aan zoo'n duur dansvloertje zag zitten, of dat
ge tusschen het publiek van vroolijk jong-
volkje in een café-met-een-strijkje den Slo-
temakerschen kintooi ontwaarde!
Neen, dat wil er bij ons niet in.
Bn daarin zijn wij onwerkelijk, hoe weinig
wij ons overigens ook aan onze groote man
nen gelegen laten liggen.
Oók op ander terrein.
Onze Haagsche dichters, schilders, beeld
houwers, tooneelspelersZij spelen geen
rol in onze stad, zooals zij dat in zekeren
zin in het openbare leven van Amsterdam
wel doen.
De gezanten, die wij in ons midden hebben,
zijn slechts bekend bij de zéér weinige zéér
gelukkigen, die tot dien kleinen kring der
werkelijk upper-ten behooren.
Onze tooneelspelers worden niet anders
aangekeken dan die andere elementen, die te
zamen en in vereeniging „de groote massa"
vormen.
Den Haag heeft innerlijk zéér weinig sa
menhang. Zijn bevolking bestaat uit vierhon
derd zeventigduizend éénheden, min of meer
toevallig samenwonend tusschen Noordzee
strand en Westland.
En zonder dat er bij ons veel is te bemer
ken van die wereldstadsfeer, waarin het in
dividu kan opgaan en verzinken, waarin het
zijn eigen lieve leven leven kan, zijn wij toch
wel zóó grootsteedsch, dat wij hier ademen
kunnen zonder dat wij om de tien meter on
zen hoed voor elkaar behoeven af te nemen.
Mits wij slechts, wannéér wij al eens ons
hoofddeksel lichten, dat doen volgens de on
beschreven doch zéér gestrenge wetten der
specifiek-Haagsche hoffelijkheid, die culmi
neert in het bijkans-klasieke adagium: „een
goed Hagenaar houdt de hand voor den mond
wanneer hij hoest."
Wie dat niet zou doen.
Die zou aan onze gezamenlijke verachting
zijn prijsgegeven.
Daarmee dulden wij geen scherts: noch ten
opzichte van den tramconducteur, noch van
den secretaris-generaal.
Mr. E. ELI AS.:
Wijziging oefentijd reserve
officieren.
Uitvloeisel van z.g. aanpassingswet.
HET AUTO-ONGEVAL OP WIERINGEN.
Automobilist vr ij p esproken door
Alkmaarsche rechtbank.
De automobilist H. van G., uit Zeist, die voor
de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar te
recht stond wegens het veroorzaken van dood
door schuld bij een aanrijding, waarbij vijf
personen den dood vonden, is conform den
eisch vrijgesproken.
Een wintergezicht door Arent
Arentsz (uit de collectie Mr.
A. J. Enschedé.
Ook dit schilderij was in het Frans Hals
museum op de tentoonstelling van het Kunst
verbond te bezichtigen. Doch als dit artikeltje
verschijnt, zal die tentoonstelling al weer
eenige dagen tot het verleden behooren. Wij
willen dan in deze reeks dit typische winter
gezicht als souvenir aan die welgeslaagde ex
positie nog opnemen. Welgeslaagd, immers ze
heeft veel moois en belangrijks te voorschijn
gehaald en over de aan haar bestede be
langstelling heeft ze niet te klagen gehad. Al
liep het aantal bezoekers dan al niet in de
duizenden, één duizendtal betalende bezoekers
zal men vermoedelijk bij de sluiting gere-
istreerd hebben en dat lijkt mij voor dezen
tijd een succes.
Het mooie schilderijtje dat wij vandaag re-
produceeren heeft daar het zijne toe bijge
dragen. Het is meen ik langen tijd voor
een werk van Avercamp doorgegaan, totdat
bij de inzending ter bovengenoemde expositie,
stylkritisch zoowel als door de signatuur de
toewijzing aan Arent Arentsz juister bleek te
zijn. Die signatuur was te vinden op het kistje,
dat rechts beneden bij die drie figuren op den
grond staat. Ze bestaat uit een A met nog een
paar lijntjes en dat men aan Avercamp heeft
gedacht was dus niet zoo vreemd, daar deze
meester zoo ongeveer het monopolie van soort
gelijke voorstellingen met ijsvermaak heeft
bezeten. Doch de stijl van juist die rechter
benedenhoek met de figuren bij hun tentje,
wees verschillen uit, die, toen de A een dub
bele A bleek te zijn gemakkelijk tot Arent
Arentsz leidden.
Nu kennen wij van dezen Arent ijvserma-
ken, die nog veel meer dan dit aan Avercamp
doen denken. Zij waren tijdgenooten, en wel
in die mate, dat beider geboorte- en sterfja
ren bijna dezelfde zijn. Arent Arentsz ook
wel met den bijnaam Cabel genoemd was
Amsterdammer van geboorte en is daar
huwd en gestorven. Noch hij, noch Avercamp
werden ouder dan vijftig jaar (158516351 en
beiden waren zij dus een goede twintig jaar
ouder dan Rêmbrandt. Bij Arent zat het schil
deren in het bloed: zijn grootvader was Pie ter
Aertsz dien men in de omgeving van Cornells
Engelbrechtsz van Haarlem terug vindt.
Het is niet verwonderlijk dat in een land als
het onze het ijsvermaak veel schilders uit den
bloeitijd onzer geschiedenis geïnspireerd heeft.
Opmerkelijk is het daartegenover dat in de
moderne kunst de voorstellingen met schaat
sende burgers uitzonderingen zijn, althans in
het oeuvre van de artisten van eenige betee-
kenis. Misschien komt dat doordat de winters,
die tot schaatsenrijden gelegenheid boden,
eveneens uitzonderingen werden, misschien
zijn er nog wel andere oorzaken voor op te
sporen.
Schelfhout. Spohler en hun tijdgenooten
hebben die sujetten nog wel behandeld, maar
bij de lateren, de Hagenaars, komt de schaat-
sensport niet meer aan de orde. Het groote
doek van Tholen met schaatsenrijders in het
Van verschillende groepen
der weermacht.
De minister van defensie heeft be
paald, dat de maatregel van het lan
ger in werkelijken dienst houden niet
zal worden toegepast op de dienst
plichtigen van de hieronder vermelde
groepen of onderdeelen der weer
macht, voor wie de eerste oefening
op 1 of 2 Mei 1936 eindigt:
1. Zeemacht.
2. Onderofficieren-administrateur, uitge
zonderd degenen, die zijn ingedeeld bij de bij
sommige regimenten gevormde 5de compag
nie en zijn aangewezen, om voorloopig bij het
regiment aanwezig te blijven.
3. Ziekenverplegers.
4. Cavalerie, oppassers en verzorgers.
Deze dienstplichtigen zullen op den in de
indeelingsbeschikking bepaalden datum in
het genot van groot verlof worden gesteld,
voor zoover zij niet om een andere bijzondere
reden in werkelijken dienst moeten blijven.
Gelegenheid om krachtens art 35 der
dienstplichtwet vrijwillig in werkelijken
dienst te blijven, bestaat voor hen niet anders
dan voor zooveel dit hun naar de gewone re
gelen of bij afzonderlijke ministerieele be
schikking mocht zijn toegestaan
FEDERATIE VAN VEREENIGINGEN
VOOR ZIEKENVERPLEGING.
De Federatie van Vereenigingen voor Zie
kenverpleging in Nederland hield in het Jaar
beursgebouw te Utrecht een algemeene ver
gadering, onder leiding van den heer C. Stolk,
die een rede hield, waarin hij erop wees, dat
de minister van sociale zaken zijn voornemen
te kennen heeft gegeven tot indiening van een
nieuw ontwerp ziekenfondswet.
Spr. bepleitte het tot stand komen van een
krachtige centrale en een nauwere samen
werking.
In de vergadering, die o.m. werd bijgewoond
door dr. Eykel, vertegenwoordiger van den
minister van sociale zaken en vertegenwoor
digers van zusterorganisaties, werd door den
voorzitter een inleiding gehouden over de
overeenkomst met de Ned. Mij. ter bevorde
ring van Geneeskunst inzake de klinische spe
cialistische kosten. De secretaris hield een
inleiding over de stichting voor verzekering
tegen sanatoriumverpleging.
Dr. F. A. Stoett. i
Oud-hooglecraar aan de Amsterdamsche
Universiteit.
Op 72-jarigen leeftijd is in het Canisius-
ziekenhuis té Nijmegen overleden dr. F. A.
Stoett. oud-hoogleeraar in de Nederlandsche
taal en letterkunde aan de Gemeentelijke
Universiteit te Amsterdam.
Professor Frederik August Stoett werd 5 Mei
1863 te Leeuwarden geboren, waar hij de H.
B. S. en het gymnasium bezocht. Hij studeer
de te Leiden in de Nederlandsche letteren en
promoveerde in 1889 op 'n proefschrift getiteld
.Proeve eener beknopte Middelnederlandsche
Syntaxis".
Deze dissertatie werd in 1889 in den handel
gebracht onder den titel „Beknopte Middel
nederlandsche spraakkunst (syntaxis).
Twee jaar voor zijn promoveeren was hij
als leeraar aan het Amsterdamsche gymna
sium gekomen, welke taak hij bleef vervullen
tot hi.i in 1919 benoemd werd tot hoogleeraar
in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan
de universiteit te Amsterdam. Zijn inaugurale
rede hield hij over het onderwerp „Onze
volks r,aal".
Van zijn hand verscheen verder o.m. nog:
„De gedichten van P. C. Hooft", een herziene
druk van de uitgave van P. Leendertz Wzn.,
„Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen,
uitdrukkingen en gezegden naar hun oorsprong
beteekenis verklaard". „Nederlandsche
spreekwoorden en gezegden verklaard en in
het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald".
In October 1933 heeft prof. Stoett wegens het
bereiken van den 70-jarigen leeftijd zijn ambt
neergelegd.
Rubberuitvoer 65
quota.
der basis-
Voor de tweede helft van 1936.
In zijn vergadering van 28 April
heeft het International Rubber Re
gulation Committee voor de tweede
helft van 1936 de toelaatbare uitvoer-
hoeveelheid vastgesteld op 65 percent
van de basisquota.
Het Committee kan op grond van
de bepalingen van het restrictie
schema zijn beslissing inzake de toe
laatbare uitvoerhoeveelheid van tijd
tot tijd herzien, indien dit naar de
meening van het Committee om de
een of andere reden wenschelijk zou
zijn.
Leden der Nederlandsche
ambulance te Djiboeti.
Jhr. Van der Does op weg naar Genua.
's-Gravenhage, 28 April. Het hoofdbe
stuur van het Nederlandsche Roode Kruis heeft
bericht ontvangen, dat de 6 leden der Neder
landsche ambulance Vrijdag j.l. uit Addis
Abeba zijn vertrokken en gisteren in Djiboeti
zijn aangekomen. Zij willen zich 1 Mei aan
boord begeven van het s-s. Palembang van
de Rotterdamsche Llovd. Voorts heeft Jhr. dr.
Van der Does medegedeeld, dat hij met de
Johan van Oldenbarnevelt van Port Said
naar Genua is vertrokken en vandaar per
boottrein zal doorreizen. Hij zal 6 Mei in Arn
hem aankomen.
HERDENKINGSPLAN.
De oud-Bezetting 1914. 1915 van het Wa
terliniefort Honswijk hoopt in 1939 het 25-
jarig bestaan te vieren van hare kameraad-
schapoeliike eenheid en saamhoorigheid, dat
beoogt de oprichting van een symbolisch ge-
denkteeken. dat de herinnering aan dien
geest bewaren zal. Dit gedenkteeken zal den
vorm krijgen van een monumentale poort,
welke, om de gedachte te bepalen, tot op
schrift zal dragen het jaartal „1914" en de
woorden: eenheid, saamhoorigheid en pa
raatheid tot handhaving en bescherming
van recht en nationale onafhankelijkheid.
Op Hemelvaartsdag a.s, zal de oud-Bezet
ting een vergadering houden om de wijze
van uitwerking vast te stellen. Minister
Deckers is eere-voorzitter van het Uitvoerend
Comité.
Een halve eeuw geleden
Toestand Nederlandsche
werkloozen.
Adres van het N. V. V. aan de regeering.
Het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni-
gingen heeft aan de regeering een adres toe
gezonden. waarin de ongunstige positie van
de Nederlandsche werkloozen wordt uiteen
gezet.
Het besluit van de regeering om met 1 Mei
as. het werk van het Nationaal Crisis Comité
voorzoover de z.g. b-steun betreft over te ne
men, beteekent weliswaar, dat gedurende 1936
een bedrag van f 1.600.000 beschikbaar is ge
steld. voor het verstrekken van kleeding dek
king en schoeisel aan gezinnen van werklooze
arbeiders, terwijl hiervoor in 1935 nog een
extra bedrag van f 2.000.000 uitgetrokken werd,
de verwachting echter, dat deze z.g. „ruimere
armslag" meerdere leniging zou brengen is
niet in vervulling gegaan.
Dit beteekent, dat de nood, welke thans
heerscht, grooter is dan men zich bij de voor
ziening van dekking, kleeding, enz. voorge
steld heeft.
De f 2.000.000, welke voor het jaar 1935 extra
zijn uitgegeven, dienen in 1936 gehandhaafd
te blijven. Het N.V.V. dringt er bij de regee
ring dan ook op aan in dezen haar volle mede
werking te verleenen.
Uit Haarlem's Dagblad van 1886.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Haagsche Bosch is een uitzondering en dan j
nog is het meer een figuurstuk, waarop aller-
lei bekende Haagsche schilders en burgers op
het.ijs geportretteerd zijn, dan een schilderij
waarop het ijsvermaak om zich zelfs wille
gegeven is. Alleen Jongkind die nog uit de
school van Schelfhout komt, schildert, als hij
al lang uit Holland verdwenen is, in Frankrijk
uit zijn herinnering wintersche Hollandsche
Landschappen met molens en bevroren vaar
ten uit de buurt bij Maassluis en stoffeert die
met figuren op het snelle ijzer.
En nog steeds gaan de Hollandsche schilder
kunst en de sport elkaar angstvallig uit den
weg. Men kan dat waarnemen als men de in
zendingen nagaat, die een opluisterende col
lectie moeten formeeren ter gelegenheid van
de Olympische spelen. Het kunstgehalte dier
werken is meestentijds beneden het middel
matige. Belangstelling en training ontbreken
blijkbaar bij de ernstige artisten en men is al
heel tevreden met een affiche-achtige voor
stelling. die teekenkunstig niet al te slecht in
elkaar zit.
2d1 April.
De orgelbespelingen in de Groote
Kerk te Haarlem, door of onder leiding
van den heer M. H. van 't Kruijs. zullen
omstreeks half Mei weder beginnen.
Onlangs is reeds gemeld, hoe gecommit
teerden der Ned. Herv. Gemeente bij
hun trouwe zorg omtrent de kerkgebou
wen, inzonderheid er op bedacht waren
geweest om in het toonwerk van dat
orgel groote verbeteringen te doen aan
brengen. waarvan men ook bij de aan
staande uitvoeringen de gunstige resul
taten zal kunnen opmerken. Op verzoek
van vele voorstanders van dat kunst
genot. zullen de bespelingen voortaan,
in plaats van te 2 uur te half drie aan
vangen.
LANGS DE STRAAT.
De held.
't Was een regenachtige achtermiddag in
Amsterdam, een van dié" grauwe, miezerige
middagen, als helaas maar al te vaak onze
Hollandsche lentes plegen te kenmerken Af
wisselend, bij druppels en in stralen, viel het
hemelwater, maar meest in den vorm van die
kleine, fijne druppeltjes, die er zoo onschul
dig uitzien, maar je op den duur kletsnat
maken.
Het asphalt van den Nieuwendijk glóm van
het water; de haastig stappende beener. der
voorbijgangers weerkaatsten er in. Een be
jaard mannetje stond te schuilen in de por
tiek van een grooten winkel met eiland-étala
ges. Eerst stond hij even alleen, maar spoedig
had hij onder de menschen die „den Dijk" be
volkten een tijdgenoot, blijkbaar een kennis,
ontdekt. Hij wenkte hem: „Kom d'r in man;
't is binne beter dan buite en 't houdt net
weer op met zachies regene!" De ander liet
zich niet lang nooden. maar stapte de portiek
binnen.
„Wadde weertje, wadde weertje!" begon hij
de conversatie. „Staan je hier al lang?"
„Nee, niesolang". zei de eerste, „nie?c!ang.
Ik wacht hier eigelijk effies op moeder-de-
vrouw, Die doet 'n paar booskappe en ik heb
zoo 't land aan dat geklep in die winkels,
't Duurt altijd zoo lang, en die vrouwewete
niet wassewilie. Eerst vinde ze dit mooi. maar
dan vinde ze ineens dat weer mooier. Je
skaamt je haast als man zijnde, als je d'r bij
ben. Daarom zee ik: tippel jij nou maar na je
winkels; ik wacht hier wel effe op je".
„Ja", zei de laatst aangekomene. „Je ken
d'r mee sukkele!"
„Nou, sukkele, daar hou ik anders nie van.
'k Ben nooit 'n sukkelaar geweest Ik durref
te zeggen, dat ik altijd m'n mannetje gestoan
heb. Wmt jij wel en hij tikte den ander na
drukkelijk op den schouder weet j ,i wel,
dass? me vroeger ..de vechtjas" noemde....?"
„Jaaa deed de laatst aangekomene
verwonderd.
„O. man! Asjongenal hè? 'k Heb wat afge-
knekt. 'k Liet me nooit de kaas vammebrood
ete". Hij richtte zich wat op, ,,'k Weet nog
goed. dat Kees Klein en ik verliefd ware op
hetzelfde meissie. Op 'n goeie dag werd-ie vuil.
I-lij scho'd me uit voor alles wat leelljk was
en hij wou knokke. Nou, hij hepse zin gehad,
'k Heb 'm toch 'n pak opse bliksem gege-
ve... Ik had er meteen de liefde uitgetim-
merd. hi hi! Hij hep t'r niemeer an durreve
kijke! En z ii gong met mijn!"
„Néééézei de ander, voor d'e variatie.
„En of! Ze moste tegen de vechtjas niks be
ginne, dat zeg ik je. In Indië heb ik 't gehad
dat zoo'n paar zwartjes vuiligheid tegen me in
't zin hadde. Man, ik pakte ze allebei tegelijk
op en sloeg ze metterlui zwarte boddies tege
mekaar En nou nog, hè. Aster met pandoere
zoo'n beetje heibel begint te komme en ik
staan maar effe op, dan benne ze al lang stil.
Ja. ik
Wat gebeurde er opeens met de vechtjas?
't Was, of hij plotseling kleiner werd-
Een forsche vrouw, paraplu op, wat jonger
dan de vechtersbaas, naderde. Bij het passee-
ren van de portiek keek ze even naar den
vechtjas, maakte één kort. gebiedend gebaar,
zonder een woord te spreken en liep meteen
door.
De oude stond al op straat.
„Ncu ajuus!" zei hij, 'n beetje schutterig en
verlegen. ..'k Gaan maar weer met moeder
de-vrouw mee!"
En hij volgde zijn gebiedster, als een hondje.
J. C. E.
Bezien wij nu nog even ons plaatje naar
Arentsz' schilderij dan valt in het oog hoe le
vendig en juist de talrijke figuurtjes op het
tweede plan,, de ijsvlakte, in de compositie ge
zet zijn. Het heeft alle losheid, athmospheri-
sche lichtheid van een modernen impressio
nist. Het voorgrondje met de zoo documentair
geteekende vischben, het sleetje en het als een
stilleven behandelde geval daar bij het zeil
doeken tentje, ook en vooral dat staande
ventje, zijn daarentegen met een haast nuch
ter boersche zakelijkheid gezien. Het is een uit
twee visies opgebouwd geheel dit schilderij
tje. Dat maakt aan den eenen kant dat de
eerste indruk van den beschouwer een mo
ment onzeker, onrustig is, aan den anderen
kant zal het hem dwingen nauwkeuriger toe
te zien en dan te ontdekken dat het de kleur
is die bindt, die den coulisse-achtigen beneden
hoek op prachtige wijze in het geheel betrekt
en er juist het eigenaardige, van Avercamp
afwijkende karakter aan geeft.
J. H. DE BOIS.
Prinses Juliana naar
Amsterdam.
Om de Prinsessehulde. in ontvangst te nemen.
Prinses Juliana heeft het voornemen te
kennen gegeven, hedenavond in het Olym
pisch Stadion de feestelijkheden door de
Oranjevereenigingen ter gelegenheid van haar
verjaardag georganiseerd, bij te wonen en de
prinsessehulde persoonlijk in ontvangst te ne
men. Het feest begint om half negen.
Staking in de Wieringermeer
breidt zich uit.
Betoogers door de politie verspreid.
WIERINGEN. 28 April. Omtrent de sta
king in de Wieringermeer, kan nog het vol
gende worden gemeld:
Het aantal arbeiders, dat te Wieringen het
werk heeft neergelegd, bedroeg tot dusver on
geveer 130. Een hondertal werkloozen, dat
door het rouleersysteem tijdelijk van plaat
sing was uitgesloten .heeft zich bij de actie
aangesloten, zoodat het aantal stakers 230 be
draagt. Zij hebben, op een dertigtal na, gewei
gerd te stempelen.
De politie te Wieringen heeft assistentie ge
kregen uit de omliggende plaatsen en surveil
leert den geheelen dag.
De stakers trachten voortdurend aansluiting
te krijgen met de werkwilligen uit andere ge
meenten. Gisteren heeft men getracht, Me-
demblik en Enkhuizen te bereiken. Door het
persoonlijk optreden van burgemeester Peters
uit Medemblik is hun echter de doorgang be
let. De politie heeft de betoogers uiteen ge
dreven.
Morgen worden d'e laatste loonen uitbe
taald. Volgens een telegram van den minister
van sociale zaken, mag voorloopig niet worden
gesteund.