Den Haag, stad der onbekende grootheden Haarlem's Kunstbezit. Dienstplichtigen met groot verlof. WOENSDAG 29 ARRIt 1936 HAARLEM'S DAGBLAD 3 en der goede manieren. Bij den dood van Jhr. Ruys de Beerenbrouck heb ik weer overdacht, wat ik hier in Den Haag zoo dikwijls overdenk en waarover ik ook al wel eens in één mijner brieven een enkel woord geschreven heb: dat wij in Den Haag groote mannen of hen, die door som migen als zoodanig beschouwd worden, nau welijks of heelemaal niet kennen. Natuurlijk is dat verschijnsel eenigszins verklaarbaar, doordat wij zoo véél groote of semi-groote mede-Hagenaars hebben en bo vendien omdat wij dan toch met bijna een half millioen Hagenaars tezamen wonen op ons zeer dierbaar plekje grond. Maar zóó als het hier is, is het toch nauwelijks ergens an ders. In Parijs bijvoorbeeld kennen de mil- lioenen men in the street den heer Blum als ze dien op straat tegen komen. Hier kan Ir. Albarda door het drukste centrum wandelen, zonder dat méér dan één procent der wande lende Hagenaars hem herkennen. Léon Dau- df.t, Herriot, Cécile Sorel. Mandel. Boncourt hun gelaat, hun houding, hun verschij ning zijn gemeengoed van de Parijzenaars, maar ik wed dat Mr. Westerman, Mr. Joekes. minister Van Lidth de Jeude en minister De Graeff hier een uurtje door de Spuistraat zou den kunnen drentelen en dat van de honderd Hagenaars die ge zoudt vragen „wie zijn dat?" vijf en negentig u het antwoord zouden schul dig blijven. Er zijn er maar enkelen die van aangezicht tot aangezicht populair zijn: dr. Colijn, minis ter Slotemaker de Bruine, Annie van Ees heeusch, ik zou moeite hebben méér van zulke namen te noemen. Ik zit dikwijls in een klein café, waar ook dr. Boutens. de groote dichter, stamgast is en toen ik enkele dagen geleden aan mijn tafel-genooten vroeg of zij wisten wie dat was, was er niet één van de acht, die den dichter van Beatrijs en de Kwatrijnen van Omar Khayyam herkende. En toen ik on langs een vóör-tafelsch glaasje dronk in de bodega, waar minister Van Lidth de Jeude bij kans iederen Vrijdag met wat goede vrienden verre van de departementale sfeer causeert, deed ik dezelfde ervaring opZou er één Haarlemmer, Groninger of Bosschenaar zijn, die zijn burgemeester of zijn Commissaris der Koningin niet van gezicht kent? Hier in Den Haag zijn er zeker eenige honderdduizenden, die Mr. De Monchy niet kennen. Jhr. Van Karnebeek is uiterlijk wat meer bekend, maar toch bij lange na niet zoo algemeen als de heeren Röell, Fockema Andreae of Van Rycke- vorsel in hun steden. Dit bedacht ik, toen ik bij zijn doodsbericht overwoog hoe dikwijls ik de lange, rechte en ietwat provinciaalsche figuur van onzen over leden Kamervoorzitter en oud-premier in het Haagsche Bosch ontmoette, waar hij onop vallend temidden van hen. die geregeld komen genieten van dit onvolprezen stukje Haagsche natuur kennelijk liep te genieten van het groen, de bloemen en het klare vijverwater, die hij, de landedelman van huis uit toch nog steeds, wel zéér pijnlijk missen moest in de dikwijls dompige Kamerzaal en tusschen de paperassen die nu eenmaal des staatsmans zijn. Een typische, eenigszins ouderwetsche figuur was hij, maar een echt-Haagsche figuur is hij nooit geweest. Heeft hij, de Limburger ln hart en ziel, ook nooit willen en kun nen ziin. En wanneer ik het nu heb over bekendheid en populariteit alléén van uiterlijk, dan wil ik het nu eens niet hebben over populariteit in algemeenen kring, doch in dien van, wat men dan zoo pleegt te noemen, het intellectueele of uitgaande publiek (wat niet heelemaal het zelfde is). Ook daar ziet ge hier het zelfde op vallende verschijnsel. Een secretaris-generaal van een departe ment is een belangrijk man. Ik kan u verzeke ren dikwijls belangrijker dan zijn eenige chef, de minister. Bn dacht ge nu dat een ge middeld- intellectueele Hagenaar één secre taris-generaal van één departement zelfs maar bij name kende? Wanneer mr. dr. K. J. Frederiks, secretaris-generaal van binnen- landsche zaken en ik verzeker u: die heeft op allerlei gebied héél veel in de melk te brok kelen door de Parkstraat wandelt, zooals hij dat bij tij en ontij vier keer per dag pleegt te doen, dan is er niemand die weet dat daar de man gaat, die een der machtigste, want permanente, sleutelposities in het nationale leven inneemt. Met zijn voorganger, mr. Jan Kan, is dat anders. Maar diens po pulariteit zit 'm meer in zijn uitzonderlijke barre-hoofdsheid. Hij is nu Staatsraad, hij was minister en hij was secretaris-generaal, maar altijd was hij zonder hoofddeksel daar aan wezig waar sport bedreven wordt. Altijd is hij één der eersten die op de schaats staan, altijd ls hij bij groote hockey en cricketevenementen en wanneer zijn geliefde H.V.V., dat nu het eerste klasserschap tracht te heroveren, in het veld komt. is de heer Kan present. Geestdrif tig, sportief en blootshoofds. Zóó zijn onze andere „hooge oomes" niet. Zij werken en werken en werken en wanneer zij niet werken toeven zij in hun gezin. Eeni- germate mondaine heeren of mannen met speciale liefhebberijen, die hen in de open baarheid brengen, zijn er niet bij. Zij mogen dan al eens min of meer ambtshalve aanwe zig zijn op een soirée in een gezantschap of bij een tooneelvoorstelling. of groote filmpre mière een minister die hier als een ge woon man naar de bioscoop gaat, of naar het voetbalveld, of 'ns een kopje thee drinkt op een café-terras in de zondien hebben wij niet en de hooge departementale ambtenaren leven geheel en al het leven der heremieten. Wij zouden het trouwens ook niet goed vin den als het anders was. Stelt u eens voor, dat mr. Deckers of prof. Gelissen in de Old Dutch zouden zitten te borrelen! Wie hen herkenden zouden er schande van spreken En dat is nu óók weer zoo eigenaardig. Toen indertijd een jonge minister, een ge zellige Tilburger, zijn functie op het Plein aanvaardde, zoudt ge hem nogal eens, verge zeld van zijn echtgenoote in het Schevening- sche Palais de Danse of in The House of Lords twee zéér eerbare, doch niettemin openbare gelegenheden van amusement, hebben kun nen aantreffen. Dat vonden wij hier raar. En óók wel een beetje ongepast. En niet heelemaal Comme-il-faut. Wij verontschuldigden het met een glim lachje: ..Och ja. die levenslustige Braban ders. maar echt zooals 't behoort vonden wij het toch niet. Naar aanleiding van een bericht van de Zwolsche Courant, volgens hetwelk in het voornemen van den minister van Defensie zou liggen een belangrijke wijziging te bren gen in den eersten oefeningsti.id en de be vordering van de dienstplichtigen, bestemd voor de opleiding tot reserve-officier der in fanterie en voor het dienstvak der militaire administratie, vernemen wij van welingelichte zijde, dat men hier eenvoudig te doen heeft met een uitvloeisel van de z.g. aanpassings wet. waarbij de aanstelling tot reserve-offi cier twee jaar is uitgesteld, in de eerste plaats ter verkrijging van bezuiniging, doch tevens om de adsp.-reserve-officieren langer te kun nen laten dienen in de onderofficiersrangen. De maatregel geldt niet uitsluitend de op leidingsschool voor reserve-officieren bij de infanterie en bij de militaire administratie, maar voor alle opleidingsscholen voor reserve officieren met uitzondering van de school voor reserve-officieren van gezondheid Stel je voor, dat je mr. Oud met mevrouw aan zoo'n duur dansvloertje zag zitten, of dat ge tusschen het publiek van vroolijk jong- volkje in een café-met-een-strijkje den Slo- temakerschen kintooi ontwaarde! Neen, dat wil er bij ons niet in. Bn daarin zijn wij onwerkelijk, hoe weinig wij ons overigens ook aan onze groote man nen gelegen laten liggen. Oók op ander terrein. Onze Haagsche dichters, schilders, beeld houwers, tooneelspelersZij spelen geen rol in onze stad, zooals zij dat in zekeren zin in het openbare leven van Amsterdam wel doen. De gezanten, die wij in ons midden hebben, zijn slechts bekend bij de zéér weinige zéér gelukkigen, die tot dien kleinen kring der werkelijk upper-ten behooren. Onze tooneelspelers worden niet anders aangekeken dan die andere elementen, die te zamen en in vereeniging „de groote massa" vormen. Den Haag heeft innerlijk zéér weinig sa menhang. Zijn bevolking bestaat uit vierhon derd zeventigduizend éénheden, min of meer toevallig samenwonend tusschen Noordzee strand en Westland. En zonder dat er bij ons veel is te bemer ken van die wereldstadsfeer, waarin het in dividu kan opgaan en verzinken, waarin het zijn eigen lieve leven leven kan, zijn wij toch wel zóó grootsteedsch, dat wij hier ademen kunnen zonder dat wij om de tien meter on zen hoed voor elkaar behoeven af te nemen. Mits wij slechts, wannéér wij al eens ons hoofddeksel lichten, dat doen volgens de on beschreven doch zéér gestrenge wetten der specifiek-Haagsche hoffelijkheid, die culmi neert in het bijkans-klasieke adagium: „een goed Hagenaar houdt de hand voor den mond wanneer hij hoest." Wie dat niet zou doen. Die zou aan onze gezamenlijke verachting zijn prijsgegeven. Daarmee dulden wij geen scherts: noch ten opzichte van den tramconducteur, noch van den secretaris-generaal. Mr. E. ELI AS.: Wijziging oefentijd reserve officieren. Uitvloeisel van z.g. aanpassingswet. HET AUTO-ONGEVAL OP WIERINGEN. Automobilist vr ij p esproken door Alkmaarsche rechtbank. De automobilist H. van G., uit Zeist, die voor de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar te recht stond wegens het veroorzaken van dood door schuld bij een aanrijding, waarbij vijf personen den dood vonden, is conform den eisch vrijgesproken. Een wintergezicht door Arent Arentsz (uit de collectie Mr. A. J. Enschedé. Ook dit schilderij was in het Frans Hals museum op de tentoonstelling van het Kunst verbond te bezichtigen. Doch als dit artikeltje verschijnt, zal die tentoonstelling al weer eenige dagen tot het verleden behooren. Wij willen dan in deze reeks dit typische winter gezicht als souvenir aan die welgeslaagde ex positie nog opnemen. Welgeslaagd, immers ze heeft veel moois en belangrijks te voorschijn gehaald en over de aan haar bestede be langstelling heeft ze niet te klagen gehad. Al liep het aantal bezoekers dan al niet in de duizenden, één duizendtal betalende bezoekers zal men vermoedelijk bij de sluiting gere- istreerd hebben en dat lijkt mij voor dezen tijd een succes. Het mooie schilderijtje dat wij vandaag re- produceeren heeft daar het zijne toe bijge dragen. Het is meen ik langen tijd voor een werk van Avercamp doorgegaan, totdat bij de inzending ter bovengenoemde expositie, stylkritisch zoowel als door de signatuur de toewijzing aan Arent Arentsz juister bleek te zijn. Die signatuur was te vinden op het kistje, dat rechts beneden bij die drie figuren op den grond staat. Ze bestaat uit een A met nog een paar lijntjes en dat men aan Avercamp heeft gedacht was dus niet zoo vreemd, daar deze meester zoo ongeveer het monopolie van soort gelijke voorstellingen met ijsvermaak heeft bezeten. Doch de stijl van juist die rechter benedenhoek met de figuren bij hun tentje, wees verschillen uit, die, toen de A een dub bele A bleek te zijn gemakkelijk tot Arent Arentsz leidden. Nu kennen wij van dezen Arent ijvserma- ken, die nog veel meer dan dit aan Avercamp doen denken. Zij waren tijdgenooten, en wel in die mate, dat beider geboorte- en sterfja ren bijna dezelfde zijn. Arent Arentsz ook wel met den bijnaam Cabel genoemd was Amsterdammer van geboorte en is daar huwd en gestorven. Noch hij, noch Avercamp werden ouder dan vijftig jaar (158516351 en beiden waren zij dus een goede twintig jaar ouder dan Rêmbrandt. Bij Arent zat het schil deren in het bloed: zijn grootvader was Pie ter Aertsz dien men in de omgeving van Cornells Engelbrechtsz van Haarlem terug vindt. Het is niet verwonderlijk dat in een land als het onze het ijsvermaak veel schilders uit den bloeitijd onzer geschiedenis geïnspireerd heeft. Opmerkelijk is het daartegenover dat in de moderne kunst de voorstellingen met schaat sende burgers uitzonderingen zijn, althans in het oeuvre van de artisten van eenige betee- kenis. Misschien komt dat doordat de winters, die tot schaatsenrijden gelegenheid boden, eveneens uitzonderingen werden, misschien zijn er nog wel andere oorzaken voor op te sporen. Schelfhout. Spohler en hun tijdgenooten hebben die sujetten nog wel behandeld, maar bij de lateren, de Hagenaars, komt de schaat- sensport niet meer aan de orde. Het groote doek van Tholen met schaatsenrijders in het Van verschillende groepen der weermacht. De minister van defensie heeft be paald, dat de maatregel van het lan ger in werkelijken dienst houden niet zal worden toegepast op de dienst plichtigen van de hieronder vermelde groepen of onderdeelen der weer macht, voor wie de eerste oefening op 1 of 2 Mei 1936 eindigt: 1. Zeemacht. 2. Onderofficieren-administrateur, uitge zonderd degenen, die zijn ingedeeld bij de bij sommige regimenten gevormde 5de compag nie en zijn aangewezen, om voorloopig bij het regiment aanwezig te blijven. 3. Ziekenverplegers. 4. Cavalerie, oppassers en verzorgers. Deze dienstplichtigen zullen op den in de indeelingsbeschikking bepaalden datum in het genot van groot verlof worden gesteld, voor zoover zij niet om een andere bijzondere reden in werkelijken dienst moeten blijven. Gelegenheid om krachtens art 35 der dienstplichtwet vrijwillig in werkelijken dienst te blijven, bestaat voor hen niet anders dan voor zooveel dit hun naar de gewone re gelen of bij afzonderlijke ministerieele be schikking mocht zijn toegestaan FEDERATIE VAN VEREENIGINGEN VOOR ZIEKENVERPLEGING. De Federatie van Vereenigingen voor Zie kenverpleging in Nederland hield in het Jaar beursgebouw te Utrecht een algemeene ver gadering, onder leiding van den heer C. Stolk, die een rede hield, waarin hij erop wees, dat de minister van sociale zaken zijn voornemen te kennen heeft gegeven tot indiening van een nieuw ontwerp ziekenfondswet. Spr. bepleitte het tot stand komen van een krachtige centrale en een nauwere samen werking. In de vergadering, die o.m. werd bijgewoond door dr. Eykel, vertegenwoordiger van den minister van sociale zaken en vertegenwoor digers van zusterorganisaties, werd door den voorzitter een inleiding gehouden over de overeenkomst met de Ned. Mij. ter bevorde ring van Geneeskunst inzake de klinische spe cialistische kosten. De secretaris hield een inleiding over de stichting voor verzekering tegen sanatoriumverpleging. Dr. F. A. Stoett. i Oud-hooglecraar aan de Amsterdamsche Universiteit. Op 72-jarigen leeftijd is in het Canisius- ziekenhuis té Nijmegen overleden dr. F. A. Stoett. oud-hoogleeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. Professor Frederik August Stoett werd 5 Mei 1863 te Leeuwarden geboren, waar hij de H. B. S. en het gymnasium bezocht. Hij studeer de te Leiden in de Nederlandsche letteren en promoveerde in 1889 op 'n proefschrift getiteld .Proeve eener beknopte Middelnederlandsche Syntaxis". Deze dissertatie werd in 1889 in den handel gebracht onder den titel „Beknopte Middel nederlandsche spraakkunst (syntaxis). Twee jaar voor zijn promoveeren was hij als leeraar aan het Amsterdamsche gymna sium gekomen, welke taak hij bleef vervullen tot hi.i in 1919 benoemd werd tot hoogleeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de universiteit te Amsterdam. Zijn inaugurale rede hield hij over het onderwerp „Onze volks r,aal". Van zijn hand verscheen verder o.m. nog: „De gedichten van P. C. Hooft", een herziene druk van de uitgave van P. Leendertz Wzn., „Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden naar hun oorsprong beteekenis verklaard". „Nederlandsche spreekwoorden en gezegden verklaard en in het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald". In October 1933 heeft prof. Stoett wegens het bereiken van den 70-jarigen leeftijd zijn ambt neergelegd. Rubberuitvoer 65 quota. der basis- Voor de tweede helft van 1936. In zijn vergadering van 28 April heeft het International Rubber Re gulation Committee voor de tweede helft van 1936 de toelaatbare uitvoer- hoeveelheid vastgesteld op 65 percent van de basisquota. Het Committee kan op grond van de bepalingen van het restrictie schema zijn beslissing inzake de toe laatbare uitvoerhoeveelheid van tijd tot tijd herzien, indien dit naar de meening van het Committee om de een of andere reden wenschelijk zou zijn. Leden der Nederlandsche ambulance te Djiboeti. Jhr. Van der Does op weg naar Genua. 's-Gravenhage, 28 April. Het hoofdbe stuur van het Nederlandsche Roode Kruis heeft bericht ontvangen, dat de 6 leden der Neder landsche ambulance Vrijdag j.l. uit Addis Abeba zijn vertrokken en gisteren in Djiboeti zijn aangekomen. Zij willen zich 1 Mei aan boord begeven van het s-s. Palembang van de Rotterdamsche Llovd. Voorts heeft Jhr. dr. Van der Does medegedeeld, dat hij met de Johan van Oldenbarnevelt van Port Said naar Genua is vertrokken en vandaar per boottrein zal doorreizen. Hij zal 6 Mei in Arn hem aankomen. HERDENKINGSPLAN. De oud-Bezetting 1914. 1915 van het Wa terliniefort Honswijk hoopt in 1939 het 25- jarig bestaan te vieren van hare kameraad- schapoeliike eenheid en saamhoorigheid, dat beoogt de oprichting van een symbolisch ge- denkteeken. dat de herinnering aan dien geest bewaren zal. Dit gedenkteeken zal den vorm krijgen van een monumentale poort, welke, om de gedachte te bepalen, tot op schrift zal dragen het jaartal „1914" en de woorden: eenheid, saamhoorigheid en pa raatheid tot handhaving en bescherming van recht en nationale onafhankelijkheid. Op Hemelvaartsdag a.s, zal de oud-Bezet ting een vergadering houden om de wijze van uitwerking vast te stellen. Minister Deckers is eere-voorzitter van het Uitvoerend Comité. Een halve eeuw geleden Toestand Nederlandsche werkloozen. Adres van het N. V. V. aan de regeering. Het Nederlandsch Verbond van Vakvereeni- gingen heeft aan de regeering een adres toe gezonden. waarin de ongunstige positie van de Nederlandsche werkloozen wordt uiteen gezet. Het besluit van de regeering om met 1 Mei as. het werk van het Nationaal Crisis Comité voorzoover de z.g. b-steun betreft over te ne men, beteekent weliswaar, dat gedurende 1936 een bedrag van f 1.600.000 beschikbaar is ge steld. voor het verstrekken van kleeding dek king en schoeisel aan gezinnen van werklooze arbeiders, terwijl hiervoor in 1935 nog een extra bedrag van f 2.000.000 uitgetrokken werd, de verwachting echter, dat deze z.g. „ruimere armslag" meerdere leniging zou brengen is niet in vervulling gegaan. Dit beteekent, dat de nood, welke thans heerscht, grooter is dan men zich bij de voor ziening van dekking, kleeding, enz. voorge steld heeft. De f 2.000.000, welke voor het jaar 1935 extra zijn uitgegeven, dienen in 1936 gehandhaafd te blijven. Het N.V.V. dringt er bij de regee ring dan ook op aan in dezen haar volle mede werking te verleenen. Uit Haarlem's Dagblad van 1886. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Haagsche Bosch is een uitzondering en dan j nog is het meer een figuurstuk, waarop aller- lei bekende Haagsche schilders en burgers op het.ijs geportretteerd zijn, dan een schilderij waarop het ijsvermaak om zich zelfs wille gegeven is. Alleen Jongkind die nog uit de school van Schelfhout komt, schildert, als hij al lang uit Holland verdwenen is, in Frankrijk uit zijn herinnering wintersche Hollandsche Landschappen met molens en bevroren vaar ten uit de buurt bij Maassluis en stoffeert die met figuren op het snelle ijzer. En nog steeds gaan de Hollandsche schilder kunst en de sport elkaar angstvallig uit den weg. Men kan dat waarnemen als men de in zendingen nagaat, die een opluisterende col lectie moeten formeeren ter gelegenheid van de Olympische spelen. Het kunstgehalte dier werken is meestentijds beneden het middel matige. Belangstelling en training ontbreken blijkbaar bij de ernstige artisten en men is al heel tevreden met een affiche-achtige voor stelling. die teekenkunstig niet al te slecht in elkaar zit. 2d1 April. De orgelbespelingen in de Groote Kerk te Haarlem, door of onder leiding van den heer M. H. van 't Kruijs. zullen omstreeks half Mei weder beginnen. Onlangs is reeds gemeld, hoe gecommit teerden der Ned. Herv. Gemeente bij hun trouwe zorg omtrent de kerkgebou wen, inzonderheid er op bedacht waren geweest om in het toonwerk van dat orgel groote verbeteringen te doen aan brengen. waarvan men ook bij de aan staande uitvoeringen de gunstige resul taten zal kunnen opmerken. Op verzoek van vele voorstanders van dat kunst genot. zullen de bespelingen voortaan, in plaats van te 2 uur te half drie aan vangen. LANGS DE STRAAT. De held. 't Was een regenachtige achtermiddag in Amsterdam, een van dié" grauwe, miezerige middagen, als helaas maar al te vaak onze Hollandsche lentes plegen te kenmerken Af wisselend, bij druppels en in stralen, viel het hemelwater, maar meest in den vorm van die kleine, fijne druppeltjes, die er zoo onschul dig uitzien, maar je op den duur kletsnat maken. Het asphalt van den Nieuwendijk glóm van het water; de haastig stappende beener. der voorbijgangers weerkaatsten er in. Een be jaard mannetje stond te schuilen in de por tiek van een grooten winkel met eiland-étala ges. Eerst stond hij even alleen, maar spoedig had hij onder de menschen die „den Dijk" be volkten een tijdgenoot, blijkbaar een kennis, ontdekt. Hij wenkte hem: „Kom d'r in man; 't is binne beter dan buite en 't houdt net weer op met zachies regene!" De ander liet zich niet lang nooden. maar stapte de portiek binnen. „Wadde weertje, wadde weertje!" begon hij de conversatie. „Staan je hier al lang?" „Nee, niesolang". zei de eerste, „nie?c!ang. Ik wacht hier eigelijk effies op moeder-de- vrouw, Die doet 'n paar booskappe en ik heb zoo 't land aan dat geklep in die winkels, 't Duurt altijd zoo lang, en die vrouwewete niet wassewilie. Eerst vinde ze dit mooi. maar dan vinde ze ineens dat weer mooier. Je skaamt je haast als man zijnde, als je d'r bij ben. Daarom zee ik: tippel jij nou maar na je winkels; ik wacht hier wel effe op je". „Ja", zei de laatst aangekomene. „Je ken d'r mee sukkele!" „Nou, sukkele, daar hou ik anders nie van. 'k Ben nooit 'n sukkelaar geweest Ik durref te zeggen, dat ik altijd m'n mannetje gestoan heb. Wmt jij wel en hij tikte den ander na drukkelijk op den schouder weet j ,i wel, dass? me vroeger ..de vechtjas" noemde....?" „Jaaa deed de laatst aangekomene verwonderd. „O. man! Asjongenal hè? 'k Heb wat afge- knekt. 'k Liet me nooit de kaas vammebrood ete". Hij richtte zich wat op, ,,'k Weet nog goed. dat Kees Klein en ik verliefd ware op hetzelfde meissie. Op 'n goeie dag werd-ie vuil. I-lij scho'd me uit voor alles wat leelljk was en hij wou knokke. Nou, hij hepse zin gehad, 'k Heb 'm toch 'n pak opse bliksem gege- ve... Ik had er meteen de liefde uitgetim- merd. hi hi! Hij hep t'r niemeer an durreve kijke! En z ii gong met mijn!" „Néééézei de ander, voor d'e variatie. „En of! Ze moste tegen de vechtjas niks be ginne, dat zeg ik je. In Indië heb ik 't gehad dat zoo'n paar zwartjes vuiligheid tegen me in 't zin hadde. Man, ik pakte ze allebei tegelijk op en sloeg ze metterlui zwarte boddies tege mekaar En nou nog, hè. Aster met pandoere zoo'n beetje heibel begint te komme en ik staan maar effe op, dan benne ze al lang stil. Ja. ik Wat gebeurde er opeens met de vechtjas? 't Was, of hij plotseling kleiner werd- Een forsche vrouw, paraplu op, wat jonger dan de vechtersbaas, naderde. Bij het passee- ren van de portiek keek ze even naar den vechtjas, maakte één kort. gebiedend gebaar, zonder een woord te spreken en liep meteen door. De oude stond al op straat. „Ncu ajuus!" zei hij, 'n beetje schutterig en verlegen. ..'k Gaan maar weer met moeder de-vrouw mee!" En hij volgde zijn gebiedster, als een hondje. J. C. E. Bezien wij nu nog even ons plaatje naar Arentsz' schilderij dan valt in het oog hoe le vendig en juist de talrijke figuurtjes op het tweede plan,, de ijsvlakte, in de compositie ge zet zijn. Het heeft alle losheid, athmospheri- sche lichtheid van een modernen impressio nist. Het voorgrondje met de zoo documentair geteekende vischben, het sleetje en het als een stilleven behandelde geval daar bij het zeil doeken tentje, ook en vooral dat staande ventje, zijn daarentegen met een haast nuch ter boersche zakelijkheid gezien. Het is een uit twee visies opgebouwd geheel dit schilderij tje. Dat maakt aan den eenen kant dat de eerste indruk van den beschouwer een mo ment onzeker, onrustig is, aan den anderen kant zal het hem dwingen nauwkeuriger toe te zien en dan te ontdekken dat het de kleur is die bindt, die den coulisse-achtigen beneden hoek op prachtige wijze in het geheel betrekt en er juist het eigenaardige, van Avercamp afwijkende karakter aan geeft. J. H. DE BOIS. Prinses Juliana naar Amsterdam. Om de Prinsessehulde. in ontvangst te nemen. Prinses Juliana heeft het voornemen te kennen gegeven, hedenavond in het Olym pisch Stadion de feestelijkheden door de Oranjevereenigingen ter gelegenheid van haar verjaardag georganiseerd, bij te wonen en de prinsessehulde persoonlijk in ontvangst te ne men. Het feest begint om half negen. Staking in de Wieringermeer breidt zich uit. Betoogers door de politie verspreid. WIERINGEN. 28 April. Omtrent de sta king in de Wieringermeer, kan nog het vol gende worden gemeld: Het aantal arbeiders, dat te Wieringen het werk heeft neergelegd, bedroeg tot dusver on geveer 130. Een hondertal werkloozen, dat door het rouleersysteem tijdelijk van plaat sing was uitgesloten .heeft zich bij de actie aangesloten, zoodat het aantal stakers 230 be draagt. Zij hebben, op een dertigtal na, gewei gerd te stempelen. De politie te Wieringen heeft assistentie ge kregen uit de omliggende plaatsen en surveil leert den geheelen dag. De stakers trachten voortdurend aansluiting te krijgen met de werkwilligen uit andere ge meenten. Gisteren heeft men getracht, Me- demblik en Enkhuizen te bereiken. Door het persoonlijk optreden van burgemeester Peters uit Medemblik is hun echter de doorgang be let. De politie heeft de betoogers uiteen ge dreven. Morgen worden d'e laatste loonen uitbe taald. Volgens een telegram van den minister van sociale zaken, mag voorloopig niet worden gesteund.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 5