HET MYSTERIE
VAN MOAT HOUSE.
H. M. de Koningin bracht Maandag een be
zoek aan de schilderijen-tentoonstelling in het
Baarnsche lyceum. De aankomst der vorstin
aan het lyceum
In tegenwoordigheid van minister Slingenberg is Maandag het jeugdwerkkamp .De Baast" te
Oostelbeers officieel geopend. Een kijkje tijdens de plechtigheid
Vier Arabische hengsten, bestemd voor de koninklijke staJIen, zijn Maandag met
bet s.s. „Saleier" der Stoomvaart Mij. .Nederland" te Amsterdam aangekomen.
Een der prachtige viervoeters
Be nieuwe rofbascuIe-spoorBrug over de Oosterdoksluis te Amsterdam is Maandag
nacht in gebruik genomen. De eerste trein passeert
Fred Perry in actie bij da
tennis-kampioenschappen
Een kranig staaltje van dressuur leverde
majoor Cambell met zijn paard „Big
Bad Wolf" bij de ruiterwedstrijden te
Tidworth. Het beklimmen van een trap
In het Mauritshuis te den Haag zijn Maandag de door Sir Henry Deterding geschonken schilderijen
geplaatst. Van links naar rechts de werken vanJan Steen, Frans van Mieris de Oude en Jan
v. d. Capelle
De heer G. van Waard, administrateur
der Haarlemsche Vereeniging tot Be
strijding der Tuberculose herdacht
Maandag zijn zilveren dienstjubileum:
Namens de Emmabloemvereeniging
wordt den jubilaris een gedenkbord
met oorkonde aangeboden
te Bournemouth (Eng.)
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT
(Nadruk verboden)
6?
„Deze zijn in orde!", stelde hij vast, op de
namen wijzende. „Dit is een goede bank, en
dit zijn bekende personen, maar, als je er
prijs op stelt, zal ik ze morgenochtend even
bezoeken en je voor twaalf laten weten of je
op die referenties aan kunt".
„En als dat het geval is", vroeg Nell, „zou
je me dan aanraden die betrekking te ne
men?"
Geoffrey aarzelde.
„Och, als deze referenties in orde zijn, ge
loof ik niet, dat je er kwaad mee kunt. Wat
zei je ook weer, dat je salaris zou zijn".
„Hij zei, dat hij honderdvijftig pond wilde
geven, als ik er in toestemde om mee te
gaan".
„Je moet hem dat schriftelijk laten be
vestigen", raadde Geoffrey haar aan. „Dan
kan hij er niet af; je kunt dan, als het noodig
is, je rechten laten gelden als hij je niet
betaalt, of je zonder opzegtermijn wil ont
slaan. Wacht, ik zal even een kladje voor
je maken". Hij krabbelde een paar zinnetjes
op een blaadje van z'n zakboekje, scheurde
dit eruit, en gaf het haar. „Zie eens hier.
Laat hij dit teekenen, dan ben je klaar".
„Maar ik geloof niet", merkte Nell op, „dat
je begrijpt waar m'n ware twijfel schuilt.
Het lijkt me toe, dat ik een soort cipier van
dat meisje moet worden. Hij gaf mij te ken
nen, dat ik haar moest bewaken en er op
toezien dat zij geen menschen of brieven
zonder zijn goedkeuring ontvangt. En ik weet
niet, of ik met dit baantje erig ingenomen
ben".
„Nu, ik geloof niet dat je daar te veel
waarde aan moet hechten", stelde Geoffrey
haar gerust. ,Mtsschien is er een bepaald
persoon, die hij van haar weg wil houden".
„En m'n tweede vermoeden is, dat zij méér
dan gewoon ziekelijk is. Ik zou niet graag met
de verzorging van een krankzinnige belast
worden".
„Natuurlijk niet. Als ze krankzinnig is,
Nell, schrijf je aan mij en dan ga ik naar
Mr. Lancaster. Tusschen twee haakjes, gaf
hij jou z'n adres?"
„Neen!", antwoordde Nell. „Maar ik zag,
dat er in het papier waarop hij de adressen
heeft geschreven een watermerk stond. Ik
denk, dat het de naam van zijn huis is".
Geoffrey nam het papier op, en hield het
tegen het licht. De letters waren duidelijk
te onderscheiden, en hij las hardop; „Moat
House, Aldersfield, Surrey".
„Goeie genade!", riep hij uit. „Dat is vlak
bij ons landgoed „Surrey House", dicht bij
Aldersfield. Moat House ligt aan den anderen
kant van het stadje, midden in de bosschen.
Ik geloof warempel dat het aan m'n vader
toebehoort, maar het is jarenlang niet ver
huurd geweest"
„En is het nu aan Mr. Lancaster ver
huurd?", wilde Nell, met plotselinge belang
stelling, weten.
„Ik weet het niet. Ik heb er niets van ge
hoord", antwoordde Geoffrey. „Maar ik zal
het onderzoeken. Moat House! Het ls een
triest en verwaarloosd soort kasteeltje. Ik
weet niet eens of het nog wel een deugde
lijk dak heeft en huurders kan huisvesten.
Er zal wel een heeleboel aan gedaan zijn,
voor zij het betrokken hebben".
„Maar het is een groot voordeel", merkte
tngela op, „te weten dat het aan je vader
toebehoort, en dat Feil, als zij er naar toe
gaat, zoo dicht bij jullie huis zal zijn. Lord
Langdale zal „Moat House" toch niet ver
huurd hebben aan iemand die niet fatsoen
lijk is, nietwaar?"
Geoffrey lachte en schudde z'n hoofd.
„Ik weet er niets van. Hij laat zulke din
gen aan zijn rentmeester over, maar ik zal
vanavond nog telegrafeeren en zien öf ik
iets meer voor je te weten kan komen".
Zij dankten hem hartelijk, en hij nam af
scheid onder de belofte hen alle inlichtin
gen, die hij maar kon krijgen, zoo mogelijk
nog dienzelfden avond te verstrekken. En
inderdaad, tusschen negen en tien bracht een
bode Angela een briefje, waarin Geoffrey
mededeelde, dat hij naar den rentmeester had
getelegrafeerd en antwoord gekregen had.
„Huis verhuurd aan Mr. Lancaster, Ach
tenswaardig, veiunogend advocaat met uitste
kende referenties; verlangde1 afgezonderde
woning wegens zenuwziekte van familielid.
Leeft rustig; geen klachten vernomen".
„Dat", schreef Geoffrey, „is het voornaam
ste wat vaders rentmeester mededeelde. Het
schijnt dus bevredigend".
En den anderen morgen was het nieuws
nog bevredigender. De bankier en de beurs
man waren volkomen bereid voor Mr. Lan
caster in te staan en er was niets te vin
den, wat in zijn nadeel sprak.
„Uitstekend!" zei Nell beslist. „Het zaakje
is voor elkaar. Ik neem de betrekking aan.
Ik zal even in Gower Street aanloopen om
Mr. Lancaster te zeggen, dat hij over me-kan
beschikken".
Angela zei geen woord, maar m haar don
kere oogen lichtte nog een glimp van twijfel.
VI.
Op weg.
Drie dagen later zat Nell Davenant in den
trein met bestemming naar Hayley, het
dichtstbijzijnde station bij de woonplaats van
Mr. Lancaster. Het afscheid van haar moeder
en zuster had haar naturulijk wat verdrietig
gestemd, maar ze werd weer wat opgemon-
teerd door de hoop, voldoende te gaan ver
dienen om hen materieel te steunen en te
voorzien in de behoefte aan weelde en ver
andering van ludht van haar moeder. Zij
vond het ook wel prettig te voelen, dat zij
nu haar eigen brood ging verdienen en nut
tig- zou worden in de maatschappij. Met Mr.
Lancaster was alles van een leien dakje ge
gaan, zoodra zij de betrekking had aange
nomen. Hij had het salaris op honderdvijftig
pond' per jaar gesteld eri. zelfs aangeboden
haar war, voorschot te geven, benevens vijf
pond voor reiskosten, doch zij had beide van
de hand gewezen, daar het haar beter leek
niet te veel verplichtingen aan hein te krij
gen. Zij had geen nadere gegevens omtrent
het meisje, bij wie ze als gezelschapsjuffrouw
moest fungeeren, kunnen, verkrijgen; maar
hij had haar gevraagd zoo spoedig mogelijk
haar werkzaamheden aan te vangen, daa
Miss Valery veel behoefte aan gezelschap
had.
Toen ze het woord ,,Hay.la|y" in zwarte
letters op een groot wit bord zag staan, raapte
ze haastig haar bezittingen, die zij in de
coupé had meegenomen, bijeen, en ging het
perron op, waar haar bagage reeds was neer
gezet.
Toen stoomde, na een kort oponthoud, de
trein weg en Nell keek met een gevoel van
intense eenzaamheid om zich heen. Het
station scheen geheel verlaten te zijn. Slechts
een houten perron en een dito loods met een
plaatskaartenbureautje aan het eind, vorm
den de geheele accomodatie, terwijl aan het
andere eind een witgeschilderd hek toegang
gaf tot een pad. dat den heuvel afliep naai
den hoofdweg. Nell keek den weg over, maar
zij kon geen spoor van een voertuig of zelfs
van een huis ontdekken.
„Is hier geen dorp?", vroeg zij den contro
leur, die naderbij kwam.
„Hier is Hayley. juffrouw. Welzeker!",
deelde hij mede. „Maar het is een kwart mijl
van hier verwijderd. Dien weg langs, naar
den rechterkant".
„Ik moet naar Moat House. Dat ligt, ge
loof ik, ongeveer vijf mijl hier vandaan".
Het gezicht van den controleur drukte on
middellijk verbazing uit. „Moat House, juf
frouw? U wil toch niet zeggen, dat u daal
heen gaat?"
„Waarom niet?", viel Nell een beetje scherp
uit.
„Och, ik weet niet precies", antwoordde
hij op een toon, die Nell niet zoo eerbiedig
voorkwam als in den beginne „maar men zegt
dat het een zonderling bouwvallig kasteel is,
heel slecht onderhouden, en ik zou niet ge
dacht hebben, dat dat nu eigenlijk de ver
blijfplaats voor een dame zou kunnen zijn".
Nell negeerde de opmerking. „Kunt u mij
een rijtuig bezorgen?", vroeg zij. Maar toen
deed het geluid van wielen en paardenhoeven
haar haastig omzien, en zij zag een voertuig
in snelle vaart het station naderen. De be
ambte hield z'n hand boven de oogen en
tuurde er naar.
„Kijk", stelde hij vast. „Dat is de dogcar
van Moat House, hoewel we die den laatsten
tijd niet veel meer zien. Ik denk, dat 'die vooi
u komt, juffrouw".
„Ja, dank u! Dat geloof ik ook", stemd«
Nell toe. terwijl haar zelfvertrouwen weer een
beetje toenam.
Het rijtuig viel niet erg in haar smaak,
Het was een ouderwetsche en tamelijk log
gebouwde tweewïeler en het paard ervooi
leek haar een armzalig beest toe, mager en
leelijk, hoewel niet zonder vuur, want het
sloeg een paar maal valsch achteruit, toen
de bestuurder het op den smallen weg wilda
laten wenden.
„Dat is de jonge Lancaster", deelde da
controleur mede, terwijl hij hem opwachttfl
en op een vrije oneerbiedingen toon vervolgd*
„Hij weet niet veel van paarden af, hoewel
hij zich verbeeldt van wel".
IWordt vervolgd),