Tjap Gomeh, het Carnaval
der Chineezen in Batavia.
ZATERDAG 16 MEI 1936
HAAREEM'S DAGBEAC
13
Sinterklaas als verdrijver van booze geesten.
Het is tjap gomeh geweest. Letterlijk ver
taald beteekenen deze woorden „vijftiende
dag", met welken dag dan weer bedoeld wordt
de vijftiende dag na Chineesch nieuwjaar.
De oorsprong en de beteekenis van het
feest schijnt niemand te weten. Voor zoover
men mij' hierover heeft ingelicht moeten er
booze geesten verdreven worden, een bezigheid
die vrijwel met alle feesten hier ter hand ge
nomen wordt.
Met ieder nieuwjaar, het Chineesche zoowel
als het inlandsche en het meest wel bij het
Europeesche, worden de booze geesten bestookt
met vuurwerk, met tjap gomeh, echter wordt
nu eens van een ander recept gebruik ge
maakt. Het zijn nu niet de trommelvliezen,
waarop een aanslag gepleegd wordt, maar
het zijn de oogen, die thans op hun gevoelig
heid worden beproefd.
Met voorwereldlijke dieren, krokodillen, dra
ken en andere monsters, weliswaar van bord
papier, trekken de Chineesche inwoners des
avonds in kleine optochten door de straten
hunner woonwijken, omringd en bewonderd
door een dichte menigte, zóó dicht dat alles
slechts voetje voor voetje voortschu'ft.
Behalve de optocht.jes als boven omschre
ven, bewegen zich tusschen de massa groepjes
muzikanten en ook heel veel verkleede inlan
ders.
Om alles rustig te kunnen zien stappen we
in de tram, die ter eere van het feest, dat
drie avonden duurt, tot vier uur in den mor
gen rijdt, want tot zoo lang blijven de ver
woede feestvierders op pad.
Het eerste uit het gedrang verdwaalde
groepje dat wij tegenkomen, zijn muzikanten.
Ze spelen, althans ze pogen het te doen, Europ
peesche muziek. De meêsten bespelen een
soort fluit, waaruit een snerpend geluid komt,
maar de groote trom en de potdeksels zijn ook
tegenwoordig. De muzikanten doen allemaal
hun best het een of andere vaderlandsche lied
dat ze van ons wel eens gehoord zullen heb
ben, ten gehoore te brengen, maar ik krijg zoo
den indruk dat ze allemaal aan een ander lied
bezig zijn, behalve dan de groote trom en de
potdeksels, die bij ieder lied zich aansluiten.
De executanten gaan echter geheel op in hun
bezigheid, ze zetten doodernstige gezichten en
schrijden met gewichtige passen voorwaarts.
Om elkaar niet te verliezen een onvoltallig
orkest-zou de muzikale kwaliteiten natuurlijk
groote afbreuk doen zijn ze als een bosje
sprot met een touw bij elkaar gebonden. De
hutspot van muziek die onze ooren bereikt,
vermengd met het gezicht dat deze parodie
op den westerling in het algemeen biedt, is
allerkoddigst en oerorigineel.
Ons „doosjs op wielen" komt nu ook in de
drukte en we schieten maar heel langzaam op,
wat echter allerminst een bezwaar is.
Van een gedrang kunnen we niet spreken,
alles schuifelt rustig vooruit zonder een
zweem van haast te hebben.
We passeeren nu vele helden van het witte
doek, meest cowboys met open hemden en
roode doeken om hun hals, een hoed zwierig
op het hoofd gezet.
Schrikaanjagend zien ze er niet uit, maar
opvallend is weer dat serieuse, dat intens ge
nieten van „ziezoo, nou denkt iedereen dat ik
de echte Tom Mix ben".
En daar wandelt zoo waar parmantig een
keurige Marlène Dietrich, neen dat is wer
kelijk een creatie. Niet zoozeer in uiterlijk als
wel in houding en gebaar wordt de groote
Marlène hier schitterend nagebootst, denke
lijk wel door een Soendaneesje.
Heel anders dan bij ons is de houding van
het publiek. Lawaai is er eigenlijk niet, zoo nu
en dan een groepje muzikanten, geroezemoes
van vele stemmen natuurlijk, uitroepen van
bewondering of bijval, ook gelach, maar geen
gezang, geen geroep, geen geschreeuw en geen
gehos. Ook worden de gecostumeerden niet
lastig gevallen. Zoo rustig, geheel opgaand in
haar rol zou Mariene Dietrich bij ons niet
kunnen wandelen.
Telkens zien we nu verschillende groepjes
voorbij trekken, veel tot griezeligheden ver
werkt bordpapier, ook veel tot monsters om
gewerkte menschen, veelal Chineezen van
beiderlei kunne, ook zoo nu en dan voorstel
lingen van dingen die ik er van verdenk, dat
ze van ons zijn afgekeken. Mijn oog valt op
een soort imitatie van onze poppenkast, ech
ter zijn blijkbaar Jan Klaassen en echtgenoo-
te juist geëxecuteerd, althans ze bungelen
lustig aan een touwtje.
Langs den kant van den weg, overal kleine
stalletjes met eet- en drinkwaren, voor ons
onbegrijpelijke lekkernijen en zoo nu en dan
een voorstelling met dansmeisjes en gamelan
muziek.
Maar kijk daar eens, daar loopt nu toch
waarlijk iemand, die ook in Haarlem en om
streken geen onbekende is. Niemand minder
dan Sinterklaas is heelehaal uit Spanje geko
men, om van zijn belangstelling blijk te ge
ven, zonder paard, zonder zwarte Piet, ja zelfs
zonder pepernoten schuifelt hij door de me
nigte, ietwat zielig voor zich uit kijkend. Zelfs
de kinderen, waar hij anders toch zoo dol op
Is, kunnen zijn belangstelling niet wekken,
maar ja, er is ook niemand die een liedje voor
hem zingt. Dat. was nu een stukje van die
echte verrukkelijke naïveteit.
We komen weer wat uit de menigte, gaan
alles een beetje vluchtiger zien, doordat we
wat vlugger gaan rijden, moeten dan ook on
ze oogen wat rust geven van al het gedraai
waar we naar gekeken hebben, passeeren dan
vlug eenige stille buurten, om in een volgende
Chineesche woonwijk weer een zelfde schouw
spel te zien.
Wij passeeren een optocht, die vaandels en
doeken meedraagt. We verwachten weer een
nieuwe sensatie.maar dan raak ik warem
pel even uit mijn humeur. Het zijn reclame's
van Europeesche firma's. Dat is weer van die
ergerlijke bemoeizucht van ons westerlingen
om die menschen ook eens te leeren hoe ze
plezier moeten maken. Op zulke avonden heb
ben we nu eens gelegenheid om de ooster
lingen wat nader te komen, hun levens
uitingen gade te slaan, laten we daarvan nu
niet weer gebruik maken om er geld mee te
verdienen.
De manier, waarop de inlanders ons op deze
avonden imiteeren en parodieeren is vaak
kostelijk, heerlijk soms van naïveteit en dooi
den ernst en de toewijding, waarmee het ge
daan wordt kan ik er zeker niets krenkends
in zien.
Waarom dan die schreeuwende opschrif
ten tusschen deze rustige feestvierders, waar
om zoo'n opgezette keukenmeid, zijn we hier
dan enkel en alleen om geld te verdienen?
Maar daar zie ik weer wat moois, een keu-
rigen toreador; of de kleeren nu den man of
de man de kleeren maakt, maar werkelijk
wekt deze figuur meer ideeën op over Spanje
dan de zoon van koning Alfonso, die juist een
paar dagen geleden hier geweest is.
In de benedenstad, daar, waar het feest
het grootst is, verlaten we de tram. Een po
ging om bij den draaimolen en andere, ook
alweer van ons overgenomen, vermakelijkhe
den te komen, geven we op, vanwege de drukte
en we besluiten maar om onze inmiddels dor
stig geworden kelen in een Chineesch restau
rant te gaan lesschen.
Voetje voor voetje schuiven we voort; we
worden echter niet plat gedrukt en na een
leerzame les in geduld komen we waar we
wezen willen.
We gaan naar boven, en thans zien we alles
van een wat hooger standpunt. De schuifelen
de massa doet nu denken aan kruiend ijs,
maar weer valt van deze enorme menigte op
het rustige in al die menschen, als zijn ze er
allen op uit, vooral het genoegen van de an
deren niet te bederven.
Hier in de benedenstad is het feest wat groo-
ter van opzet, zijn de deelnemers overwegend
Chineezen, die aan het geheel een ander ca
chet geven. De ernst is minder groot, het ge-
'heel niet zoo origineel en naïef en daarom
minder koddig.
Op het pleintje voor het restaurant zijn
wat acrobaten aan den gang, kleine
jongens, oerlenig en onvermoeid .De toeren,
die ze uithalen bieden echter weinig nieuws,
ook wat goochelaars betreft, die echter uit
de verte moeilijk te volgen zijn.
Wij krijgen nu ook wat meer oog voor de
niet gecostumeerden, voor de avondtoiletten
van onze Oostersche medeschepselen. De
Chineesche dames zijn veel gekleed in Shang-
hai-dress, wat u wel kent van de foto's van
Anna May Wong, Sprekende, effen kleuren.
Oudere vrouwen dragen ook wel een sarong
met schitterende witte kabaja's, heel fijn
met de hand geweven kantwerk, vaak zeer
kostbaar en verder veel gouden sieraden.
Minder kostbaar is de kleeding van de in
landsche vrouwtjes, maar toch zien ze er aar
diger uit in haar roode, groene, blauwe en gele
baadjes. Over het algemeen heeft de natuur
hen mooier geschapen; ze zien er opgewekter
uit, haar bewegingen zijn fleuriger en vol gra
tie. Ze bezitten de onzegbare Oostersche
charme.
Als we eindelijk langs lijnen van geleide
lijkheid weer thuis komen, praten we nog
even na over onze indrukken, halen dan ook
nog even herinneringen op aan carnavals
feesten in Brabant meegemaakt. Ja, dat was
toch heel wat anders, joliger, uitgelatener.
En och, deze menschen, ontegenzeggelijk had
den ze plezier, maar hoe en waardoor dat
hebben we toch niet kunnen begrijpen, daar
zijn we niet achter gekomen en daar zullen
we waarschijnlijk nooit achter komen ook
helaas!
T. R.
Toen ik opstond, en de gordijnen open
schoof, zag ik dat het een ttralende ca-, be
loofde te worden. Het bracht me direct in
een feestelijke stemming: het voorjaar, dat
zoo heerlijk inzette en de komende Pinkster
dagen, waarin we met de kinderen een paar
dagen naar buiten zouden gaan, de schoon
maak, bron van veel ergernis en gemopper,
achter den rug. Alles werkte mee om me dat
echte blijde gevoel te geven, dat we als we
heel jong zijn, vanzelf in ons hebben.
In die Zondagsche stemming, bepaald een
weelde op een gewonen Dinsdag, kleedde ik
de kinderen aan en verrichtte de vele huis
moederlijke werkjes voor, tijdens en na het
ontbijt in een groot en druk gezin. Toen de
rust was weergekeerd en allen de deur uit
waren, de twee kleinste meisjes niet mee
gerekend, die zich wel vermaken met poppen
en karretjes, weifelde ik tusschen het oprui
men van eenige kasten en het stoppen van
alle kousen. Ik had een razende energie, en
dus besloot ik tot de kousen- Bovendien ver
lokte het mooie zachte weer me; het stoppen
op de tuinbank, met de bloeiende tulpen,
muurbloemen en viooltjes om me heen, ver
liest ook veel van zijn prozaïschen kant. Ik
sorteerde de kousen in drie groepen: beetje
kapot, erg kapot, onnoemelijk kapot. Bij dat
werkje houd ik altijd minstens één sok of
kous over zonder wederhelft. Dan zoek ik
weer in het verstelkastje, en gelukkig wordt
de verlorene dan gauw opgespoord.
Zoo heb ik een overzicht, en weet ik zeker,
dat ik niet alleen de ergste groep overhoud.
Net toen ik wou beginnen het eerste gat
te dichten, rinkelde de telefoon. Mijn vrien
din Rita, met een plan. Ik luisterde vol toe
wijding. onderwijl een oog houdend op mijn
kleinste dreumes, die het melkkannetje van
de theetafel pakte. Toen Rita klaar was, en
ik ene goed indacht, hoe zalig het zou zijn,
dezen prachtigen dag samen naar Amster
dam, winkels kijken, inkoopen doen, kwam
mijn lichtzinnige aard geheel boven. „Goed",
zei ik, „eenig is het. Over een half uur? Ik zal
klaar staan" en ik hing de hoorn pijlsnel op.
Ik riep Gerrie en legde haar 't plan uit. Na
tuurlijk zou ze voor alles zorgen, en ze zou
Nel, ons jonge daghulpje, bij de kinderen
sturen. „En berg de kousen maar op", zei ik,
en ik negeerde ze, of ik nooit beloofd had ze
vandaag als keurige rolletjes over de ver
schillende kasten te verdeelen. Vlug gaf ik
Gerrie de laatste instructies, en rende toen
naar boven om mijn blauwe tailor-made aan
te trekken. Een klein blauw hoedje op, vos
om, handschoenen aan, klaar was ik.
Net toeterde Rita voor het hek en twee mi
nuten later suisden we weg. De kap open, de
hemel helderblauw, wij in een verrukkelijk
uitgelaten stemming. Tijdens de rit somde
Rita op, wat ze moest koopen, en maakten
we een soort plan-de-campagne op. Toen
vroeg ze naar mijn boodschappen, maar ik
ontnam haar meteen de illusie. „Niets dan
wat kleinigheden, knoopen, een knot wol. wat
schrijfgerei, zakdoeken en zoo meer. Maar
ik vertelde haar ook, dat Frits en ik net den
vorigen avond hadden afgesproken, wat zui
niger te worden. Het dividend was sterk ver
minderd, en een huishouden met 5 kinderen
kost altijd veel geld. ook al doe je „niets bij
zonders". Nu is dat laatste een individueel
begrip; wat voor den een extra feest is, be-
teekent voor den ander slechts een noodzake
lijke levensbehoefte. Maar wij leven toch wel
eenvoudig, en dus zouden we het ook zoeken
in minder koopen, in de kleeren en het lek
kers. Het was werkelijk een ernstig gesprek
geweest, en ik zat boordevol goedkoope plan
nen. Dus zou ik ook „niets bijzonders" aan
schaffen. Rita begreep het, en drong niet
aan. We stelden onzen veldtocht dus heel
sober vast: een eenvoudige lunch in een café-
taria, bedrijven waar Amsterdam van wemelt,
ergens een kopje thee, en voor 't eten thuis.
Trouwens, dat moest ik toch, nu we zoo hals
over kop weggespurt waren.
We genoten van de heerlijke rit (ik vind
autorijden altijd zalig, één van de voordeelen
ervan, niet in fc bezit te zijn van een eigen,
particulieren wagen) en voordat we 't wisten,
hadden we de auto geparkeerd en stonden
we op den Dam. Wie Amsterdam goed kent,
houdt ervan, en ik ben blij dat ik tot die uit
verkorenen behoor. Het zijn in deze stad
geeft me altijd een aparte sensatie. Een
soort verlangen er bij te behooren, alles te
zien en te weten, en overal lid van te zijn.
Je gemeenschapszin ontwaakt er. En, Am
sterdam is zoo gezellig. Natuurlijk ook de
café's en de winkels, maar die bedoel ik niet
in de eerste plaats. Maar Rita en ik bedoelden
die dezen bewusten dag in hoofdzaak wel, en
dus stapten we na de bezichtiging van de
werkelijk smaakvolle etalages de Bijenkorf
in. Het was precies elf uur. Voor de draai
deur herinnerde ik me nog in alle finesses
mijn gesprek met Frits, mijn goede voorne
mens en op 't laatst, dat ik 25 gulden in mijn
taschje had gestoken van 't huishoudgeld,
om toch iets bij me te hebben. Het uit te ge
ven stond even ver van me af als de Noord
pool. Achter de draaideurmaar laat ik
alles rustig vertellen.
Op dezen stralenden voorjaarsmorgen ge
leek de Bijenkorf een paradijs voor dames,
eigenlijk meer de slang uit 't Paradijs. Ver
leidelijk en lokkend lag alles uitgestald, de
bijzondere aanbiedingen in de lichthall. Deze
wisselen iedere week. We troffen het buiten
gewoon. Blouses, pull-overs, en linnen zomer
jurken hingen aan den eenen kant. Aan den
anderen kant kinder-jurken, jongens-pakjes,
truien, zonnepakjes en schortjes. Verder, ook
in de lichthall: kousen (voor groot en klein)
lingerie, pyjama's, toiletartikelen en bad-uit-
rusting. Alles kleurig en fleurig voor den ko
menden zomer, werkelijk goedkoop en prac-
tisch. Rita haalde zakelijk haar boodschap-
pen-lijstje te voorschijn, en raadpleegde het.
Ik keek zuchtend rond. „Als ik in zoo'n koop
huis ben, weet ik, dat ik eigenlijk alles wat
ik zie noodig heb. En thuis valt me heele-
maal het gemis niet op; hoe zou dat toch
komen?" Maar Rita had geen tijd om een lo
gisch antwoord te bedenken. Ze deed haar
inkoopen; alles wat wel en veel wat niet op
het lijstje stond. Eerst voor de kinderen. Ik
stond te branden. Sportkousen (herinnerde
me dat niet ergens aan konden de jon
gens best gebruiken, sokjes voor mijn meis
jes, linnen jurkjes, batisten pyjama's, snui-
tige schortjes om zelf met een* paar steekjes
op te werken. Rita kocht, zocht uit, en kocht.
„Toe", zei ze, „die dingen zijn zoo goedkoop.
Ze kunnen er niet genoeg van hebben. En bij
ons krijg je ze nergens zoo leuk". Ik voelde
dat ik zwak werd. Natuurlijk had Rita vol
komen gelijk. Een Anke heeft weinig kousen.
Een Marleentje haast geen jurken. En schor-
Giel's behendige konijn.
Dien avond waren we op Montmartre.
Ons hotel lag in 't centrum, d.w.z. uit een
van de ramen van onze kamer keken we in
de Jardins des Tuileries.
We namen dus de Métro op de Place de la
Concorde, en bij het uitstappen bemerkten
we direct, dat we verder onder den beganen
grond waren geraakt. We stegen met een
groote veelpersonen lift omhoog, want dat
heele stadsdeel ligt al aanmerkelijk hooger.
Toen stonden we op de Place Pigalle, en wer
den aan alle kanten bestormd met licht
reclames.
Dit deed ons waarachtig genoegelijk en fees
telijk aan, In die stemming drentelden we de
Boulevard de Clichy op, en weer af, toen een
andere boulevard, en de Rue de Clichy.
We hadden groote plannen. Dezen avond
wilden we ons nu eens echt te goed doen aan
de Parijsche sfeer, we wilden Parijs proeven
met al onze zintuigen. Bij een kop cafécrême
op een van de ontelbare terrasjes diepten we
het velletje papier op. waarop we de titels
hadden geschreven van allerlei vermakelijk
heden, ons door vrienden aangeraden.
We kozen: le Lapin a Gill. Want dit. was
ons door alle Parijs-minnenden eenparig
voorgespiegeld als buitengewoon aantrekke
lijk.
We togen op weg. Het eenvoudigste middel
om alles te vinden in een wereldstad is on
getwijfeld de taxi. Je stapt in en hoeft ver-
tjes staan Fré zoo leuk, ze is pas twee jaar.
En de groote jongens hebben behoefte aan
sportblouses (ze hebben ze wel, maar deze
zijn zoo nieuw en frisch) langzaam begin
ik te vallen, en vlug wordt de stapel gekochte
waar hooger en hooger. Nu is het hek van
den dam. Maar ik koop nie-. zinneloos. We zoe
ken overal de leukste dingen uit; en dan
koopt Rita voor zichzelf: twee huisjurkjes,
pyjama's, lingerie, zakdoeken. Ho! Die moest
ik immers koopen? Maar ik heb al zooveel
en we hebben nog wel zakdoeken. Ik koop ze
dus niet, maar mijn laatste uitgave hier is
een donkerblauwe blouse van Fransche bro
derie, die maar één gulden vijftig kost. Bij
mijn witte wollen complet.
Vermoeid vallen we daarna in de lunch
room op een bank en drinken een kopje kof
fie. Rita heeft zoolang betaald, later rekenen
we wel af. Ik ben volkomen zorgeloos. We
„doen" de andere afdeelingen. Rita koopt en
ik geef raad. Een paar kleinigheden koop ik
ook, pantoffeltjes, mutsen voor de meisjes,
gymnastiekschoenen voor Paul, mijn oudste.
Als we om kwart over één weer op den Dam
staan, is Rita's lijstje bijna afgewerkt. De
rest van dien Dinsdag is gauw verteld. In de
cafetaria eten we veel (want t kost zoo wei
nig) en lachen nog meer. Daarna nog een
paar inkoopen, we slenteren de Cineac in
waardoor we volkomen op de hoogte raken
van 's werelds gebeuren, we drinken thee in
Trianon, en we wandelen door de lente-
warme straten terug naar den Dam. Onze
inkoopen stapelen we achter in de auto op.
Om half zes starten we voer den terugtocht.
Terloops geeft Rita me dan het papiertje met
cijfers, ik tel mijn schuld op. Schrik bevangt
me. Het getal groeit angstwekkend. Als ik
uitgeteld ben, zit ik een oogenblik met stom
heid geslagen. „Is 't veel?" vraagt Rita, ter
wijl ze een brug neemt.
„Ontzettend" 't klinkt als een kreun. „Hoe
veel?" Rita is weer geheel zakelijk. „Zes en
dertig gulden en veertig cent" wurg ik uit
mijn keel. „Ik betaal de verteringen en de
bioscoop, ik heb je meegenomen" constateert
ze. Maar dat wil ik niet. „Je krijgt alles
terug", zeg ik. met iets van mijn oude fier
heid. „Zooals je wilt" en Rita begrijpt, dat ze
niet moet aandringen. Iets van mijn lente
stemming is verdwenen, en ik zie plotseling
tegen de thuiskomst op.
Als ik uit de auto stap, staat Frits in de
deur, met blij gezicht. Hij omhelst me, en
vraagt; „En, heb je aan mijn zakdoeken ge
dacht?"
O Frits, ik heb zelden zoo tegen een ant
woord opgezien, als na deze huishoudelijke,
nuchtere vraag. Maar je hebt het gelukkig van
den vroolijken kant opgenomen, na de" eer
ste schrik, en jouw houding in deze heeft me
meer voor herhaling behoed dan duizend ver
wijten.
Nu word ik pas echt „zuinig".
MIEP SCHRODER.
der niet meer op of om te kijken; altijd brengt
hij je tot pal voor de deur.
Dit schijnt een stompzinnige en een dure
manier. We gingen dus loopen. Maar ook dat
heeft zijn eigenaardige bezwaren, tenminste
als je richting noch ligging weet.
Op ons kaartje kwam het konijn van Gill
niet voor, of, zooals sommigen zeggen: het
behendige konijn. Maar het ontbrak ons dien
avond niet aan initiatief, en dus klampten we
een Fransch-uitziend heer aan. Deze wist het.
In rad Fransch. met een allervriendelijkst
welwillend gezicht probeerde hij ons aan 't
verstand te brengen, hoe we moesten gaan;
hij wees en duidde uit, en toen we glim
lachend en dankend verder waren geloopen,
wisten we alleen, dat 't aan den anderen kant
van 't kerkhof was, en dat onze richting de
juiste was. En inderdaad, na een poosje kwa
men we op een lange, donkere brug en onder
ons zagen we in 't maanlicht de witte zerken
én kruisen van een kerkhof. We waren al
tamelijk hoog. en begrepen, dat 't kerkhof
aan weerskanten tegen de heuvels lag. Het
was een zonderling contrast, en lang stonden
we stil en keken in de diepte. Tot we ons het
cabaret herinnerden. De straat liep steil om
hoog. We vroegen weer den weg, slcegen
rechts af en stonden voor een enorme trap.
De heuvel loopt daar zoo steil op, dat er in-
plaats van straten trappen zijn gemaakt. De
groote straten loopen om, die zijn natuurlijk
minder steil voor de taxi's en autocars, waar
mee toeristen de Sacré Coeur gaan bekijken.
Niemand behoeft zich noodeloos te vermoeien.
Je kunt zelfs boven komen met een ding. dat
het midden houdt tusschen een lift en een
bergzweefspoortje.
Ijverig beklommen we de trap. Toen we
boven waien stonden we een poos doodstil,
en niet alleen omdat we buiten adem waren.
We zagen een klein pleintje; eenige nauwe
hellende straatjes, geflankeerd door oude
brokkelige huizen, mondden hierop uit. De
huizen helden ook, voorwaarts en zijwaarts.
Links was een oud boerderijtje, de deur stond
half open en we hoorden een Fransch liedje,
op weemoedigen toon gezongen. Er was geen
levend wezen to zien. Dit was Parijs, op en
top. De maan verlichtte het geheel.
Een poos bleven we roerloos staan. Teen
liepen we op het huisje af, en duwden de
deur verder open. Een kleine, half donkere
hall vol antieke snuisterijen. Dit was het
voorportaal van le Lapin Gill.
Men noodigde ons vriendelijk uit binnen te
gaan, een gordijn werd weggeschoven, we
gingen eenige treedjes op, en zagen. De half
verlichte ruimte, betimmerd en laag van zol
dering, was stampvol lachende menschen;
een groote grijze kerel speelde piano, een
knap donker meisje schoof twee krukjes voor
ons aan vlak achter den pianospelenden man.
Er kon geen kip meer bij. Naar schatting
waren we daar met ons zestigen. Een jonge
man in 't rood presenteerde bowlglaasjes met
kersen op brandewijn, aan bestellen of be
talen werd niet gedacht. We keken vol aan
dacht om ons heen, lepelden de kersen op en
luisterden naar de muziek.
Nu kwam het meisje, dat ons de 'krukjes
gegeven had, aan de beurt. Ze zong Fransche
liedjes bij haar gietaar, werkelijk heel zuiver
en vol gevoel. Ook zag ze er buitengewoon
aantrekkelijk uit.
Het was alles echt Fransch. Na het meisje,
trad er een artist op met wilde haren, die
een heel antiek instrument bespeelde, een
soort groote mandoline, maar hij draaide er
aan als wij aan een orgeltje. Dit instrument
was in de mode geweest aan 't. hof van Lode-
wijk de Veertiende, le Roi-Soleil. We voelden
ons ver van huis, als in een andere wereld.
Verrukt fluisterde ik mijn eega iets toe.
Toen zei een harde stem achter mij: „We
zijn hier allemaal Hollanders, Mevrouw, we
z-ijn met een reisgezelschap".
Sprakeloos keken we elkaar aan, en toen
den heer die achter ons zat Ik plofte uit den
hemel. Bijna het gansche publiek bestond uit
Hollanders, doodgewone menschen als wij,
zonder een aasje interessants of bijzonders
Want dat missen landgenooten nu eenmaal.
In mijn romantische stemming had ik hen
allen gezien als bohémiens, echte Parijsche
inboorlingen, met misschien enkele vreemde
lingen in hun midden.
We konden het niet helpen, dat deze on
verwachte mededeeling plotseling op ons ge
voel voor humor werkte, en we proestten van
't lachen. Toen zocht ik mogelijke bekende ge
zichten, waarom zouden onze Haarlemsche
buren er niet toevallig bij zijn, of de onder
wijzeres van onze oudste: (nee, ook toeval
ligwat eenig.... ik wist heelemaal niet,
dat U ook in Parijs was of de mijnheer
van 't postkantoortje om den hoek!
Zoo heel ver van huis waren we dus niet.
Onze achterbuurman zette ons verder uiteen,
hoe ze den heelen nacht zouden doorgaan en
nog tientallen gelegenheden aandoen Het ge
zelschap vertrok vrij spoedig. Toen was het
een oogenblik tamelijk leeg, maar direct
stroomde nieuwe voorraad binnen: ditmaal
een Belgisch reisgezelschap.
We gingen nu ook weg, bij den uitgang re
kenden we onze entree plus kersen af. Toen
stonden we buiten voor het heel oude huisje.
Er waren twee autocars op het kleine plein
tje. een volle en bijna leege. De inhoud van
de laatste at kersen op brandewijn, de volle
bus bleef vol. Want hoe de leider en de
chauffeur ook kibbelden met den chauffeur
van de leege car, met den mijnheer van 't
Cabaret, het hielp niets. Le Lapin a Gill was
vol, de autocar moest onverrichter zake ver
trekken, een van de bochtige, hellende straat
jes af. Ook wij gingen verder.
De weemoedige muziek klonk ons zacht
jes ln de ooren, de maan scheen even helder
op oud Parijs als straks, toch konden we de
zachte ontroerde stemming niet weer terug
vinden. En vlug stortten we ons in het feest
gewoel van een groot bekend casino.
M. S—v. G.
ML'SKEIIERS VAN KONINGIN ELISABETH. Engelsche soldaten oefenen in
de historische uniformen, waarin zij binnenkort bij feestelijkheden te Londen
zullen optreden.
CELLULOIDSNIPPERS.
Film met de vijfling-Dionne.
De Fox film corporation deelt mede, dat zij
binnenkort de eerste groote amusementsfilm
.met de beroemde Canadeesche Dionne vijfling
in roulatie zal brengen, getiteld: De Dorps
dokter (The Country Doctor).
Jean Hersholt speelt de rol van den dorps
dokter. De film is vervaardigd onder leiding
van Darryl F. Zanuck.
Reinhold Schiinzel bij de Tobis.
De bekende regisseur Reinhold Schiinzel
heeft een contract geteekent, om de regie op
zich te nemen van .De Hofloge", een film,
welke voor de Tobis wordt vervaardigd en is
het seizoen 1936—'37 zal verschijnen,