Wat de LITTERAIRE KANTTEEKENINGEN ZATERDAG 16 MEI 1936 HAAEEE M'S DAGBIAD 15 nn n va flILMtLENS T@©NT Een spannende en een komische film in het Luxor Theater Een filmprogramma moet al heel goed zijn, wil men in dezen heerlijken lentetijd het niet betreuren, dat men in plaats van van 't prachtige weer te profiteeren. zijn avond in de bioscoop doorgebracht heeft. Dat men geen spijt van zijn avond in Luxor doorge bracht, zal hebben, daar zorgen in de eerste plaats de twee komiekelingen Stan Laurel en Oliver Hardy voor. Wat een denderende on zin op de bekende LaurelHardy-manier op- gedischt, hebben ze weer gebrouwen in ,.Op 't kantje af". Ze hebben eenige dingen, waar in ze zichzelf in verschillende films herhalen, maar die begroet je telkens weer als prettige oude bekenden, die je steeds weer met ple zier ontmoet. Hun wederwaardigheden te ver tellen zou geen zin hebben, omdat men het stel aan de gang moet zien, het gaat er bij hen niet om wat ze uitbeelden, maar hoé. Hun filmpad gaat nooit over rozen, maar het is nu zelfs zoo erg, dat Hardy bijna de keel wordt afgesneden, het vlijmscherpe mes staat al op zijn keel, en dan,dan komt de ont knooping, die zeer gelukkig gevonden is en waar hartelijk om gelachen wordt. Het pu bliek vindt het wel eens moppig om plots tot de ontdekking te komen dat het er leelijk tusschen genomen is, vooral als het in span ning is geweest. Over spanning gesproken: ,,De vlucht over de grens is één lange aaneenschakeling van spanning en opwinding. Het is een geval van kid-napping, maar dan om het jog uit handen van een tante te redden voor zijn moeder. Een op windende jacht, ver volging ontkoming autorace tegen auto's en zelfs tegen den trein. Bijna zou den we geneigd zijn te zeggen, dat er tè veel opwinding is. het is gewoon-weg alle maal niet te verwer ken. De rijvaardig heid van de voor naamste autobestuur ders staat op een ongelooflijk hoog peilhindernissen worden genomen bochten gemaakt met een zekerheid, die alle respect afdwingt. Shirley Temple wordt genoemd 's werelds troetelkind en 's werelds wonderkind, maar het jongetje, waarom de heele „vlucht over de grens" draait, heeft het recht om vlak naast Shirley te staan. Het be grip. waarmee die dreumes zijn rol speelt, is zoo juist aangevoeld, dat we ook hier voor een raadsel staan, hoe het mogelijk is, dat een kind van 4, misschien 5 jaar. op een dergelijke manier speelt. Ter wijl ik dit schrijf, komt mij één beeld weer heel duide lijk voor den geest, nl. het ze nuwachtige huilen, terwijl hij zijn annpjes stijf om den hals van zijn moeder slaat, na het ongeluk met de vliegmachines. Dat is gewoon het leven-zèlf! Het slot van de film brengt weer een lach, omdat ook hier, evenals bij Stan en Oliver, een onverwacht en ongedacht einde komt. Het Paramount Nieuws voltooid het pro gramma. Sally Eilers. Chester Morris. Frans Hals: Gary Cooper en Ann Harding in „Peter Ibbefson". Het Frans Hals Theater vertoont deze week een Paramountfilm getiteld: „Liefde sterker dan dood", vervaardigd naar den roman „Pe ter Ibbertson" van den Franschen schrijver uit het midden van de vorige eeuw George du Maurier. „Liefde sterker dan dood" is een film met vele goede kwaliteiten. De hoofdrol len zijn met Gary Cooper en Ann Harding goed bezet. De regie, in handen van den, vooral door „De Bengaalsche lanciers" be kenden regisseur Henry Hathaway, is uitste kend. Hij heeft het romantische gegeven van het boek met zijn 19de eeuwsche, bekoorlijke entourage voortreffelijk benut. Het eenige bezwaar tegen de film is wellicht het wat al te fantastische slot. Du Maurier laat den geheelen levensloop van zijn figuren beheerschen door den droom Wanneer de twee gelieven voor hun leven ge scheiden zijn (Peter is tot levenslange ge vangenisstraf veroordeeld) zijn zij in den droom, als in een sterkere werkelijkheid bij een. En als tenslotte de vrouw sterft, blijkt het dat zij ook in een leven na den dood eeuwig samen zullen zijn. Het laatste gedeelte van de film beeldt bijna uitsluitend het droom leven van de beide hoofdpersonen uit. De han deling krijgt hierdoor een fantastisch, boven natuurlijk karakter, wat wel eens verwarrend werkt, waarbij komt, dat de barbaarsche ker ker, waarin Peter zucht naar een wat goed- koope romantiek riekt. Dat neemt niet weg, dat ook dit gedeelte goede spelmomenten bevat. Het eerste gedeelte van de rolprent tot den tragischen moord, waardoor Peter in de ge vangenis komt, is reëeler en mooier. De bo vennatuurlijke macht, die ook hier het leven van de hoofdfiguren beheerscht, is aanne melijker dan aan het slot van de historie. Het spel van Gary Cooper vooral treft hier door eenvoud en natuurlijkheid. Een opmerkelijk goede, kleine rol is ook die van den blinden architect Slade, gespeeld door Donald Meek In het begin van de film zien wij Peter en Mary (of met hun kindernamen Gogo en Mimsey) in hun prille jeugd. Reeds dan ont staat de liefde, die hun geheele leven zal be heerschen. Het paradijs van de beide kinderen die als trouwe speelkameraadjes door de groote parken van hun aan elkaar grenzende buitens zwerven, eindigt met een wreede scheiding. Gogo wordt, na het sterven van zijn moeder, door een oom weggehaald en ver. ver weggebracht. De levens van de speel genootjes zullen echter later op wonderlijke wijze weer samenkomen. Dickey Moore en Virginia Weidler, de jeugdige artisten. die Gogo en Mimsey uitbeelden, zijn zeer bekoor lijk. Vooral Dickey Moore, die men zich uit „De Blonde Venus" zal herinneren, speelt uitstekend. „Liefde sterker dan dood de Hollandsche titel is misschien wat afschrikwekkend is een ernstige, goede film. In het voorprogramma draait het Para- mount-journaal, een film uit het romantische cowboy-leven en èèn van Max Fleischer's be kende „screenjongs", dat echter zeker niet zijn beste is. Cinema Palace heeft „De laatste vier van Santa Cruz' Hoogst romantisch is de film, die deze week in het Cinema Palace draait. Het is een film, vervaardigd naar den roman van J. M. Frank, getiteld „Die letzten Vier von St. Paul". Voor de variatie heeft men den titel veranderd in „De laatste vier van St. Cruz". St. Cruz is 'n onbewoond eilend, ergens ver in het Westen in een of anderen Oceaan. De geografische ligging komt er minder op aan, de hoofdzaak is dat er kreeften vandaan ko men. Dat heeft tenminste de wanhopige Pa- rijsche journalist Borinsky geschreven, die als strooman wordt gebruikt door een nobel drietal, bestaande uit den sluwen, rücksicht- losen financier Ghazaroff, den minder ge slepen (zelfs ietwat béten) speculant Aika en de eenigszins onbegrijpelijke verschijning van een zekere mme. Nadja. Zij gaan in op het verhaal van Borinsky, maken hem directeur- Dammen moeten ae zeerobben op Santa Cruz om den tijd te dooden. In plaats van kreeften vinden zij dorheid, honger en ruzie. generaal van de „Santa Cruz Langouste Com pagnie" en laten den kapitein Streuvels (Her maan Speelmans) gezagvoerder bij de reede- rij van Aika, met eenige vrienden van hem, ruwe, goedhartige zeebonken, uitvaren met bestemming naar het kreeftenrijke eiland. Het is een mooi stel menschen. dat Streuvels aan boord heeft. Daar is een halfbloed-slaven handelaar, die op Santa Cruz een fabriek zal moeten bouwen en beheer.en, waar de kreef ten zullen worden verwerkt. Verder nog een paar onbetrouwbare kerels en tenslotte een troep negers. Maarook de vrouw van den kapitein (Irene von Meyendorff) is aan boord en dat maakt veel goed. Minder prettig worden echter de omstan digheden, wanneer men eenmaal voet aan land heeft gezet op het eiland, waar men niet ontvangen wordt door millioenen kreeften, dié popelen om zich te laten inmaken, doch door pinguins, die, o symbolisch voorteeken. direct antipathie tegen den bruten halfbloed Cairos koesteren, en door naakte rotsen en stekelige cactussen. Dit voorspelt niet veel goeds. En wanneer plotseling de „Bel-Avenir" wegvaart en de kolonisten gedwongen zijn tot een on vrijwillig verblijf, kan men reeds de ongeluk kige gevolgen zien. Door de aanwezigheid van Cairos die met valsch spelen en drinken den tijd kort komt steeds grootere onrust in de paar armoedige hutten. Zelfs zijn redding uit de handen der woedende negers en daar door uit den bek van een haai door kapitein Streuvels, kan de man niet anders beloonen dan door een der jongere kolonisten te ver moorden en zich meester te maken van de proviand. In de hut, waarin hij zich met twee andere rebellen heeft verschanst wordt hij tenslotte gedood door een van hen, Maarin den bij de vechtpartij ontstanen brand gaat het grootste deel van de proviand verloren en na korten tijd doet zich de honger gevoelen, te meer waar er geen schip komt opdagen Intusschen gaat het in Parijs ook niet van een leien dakje. Aanvankelijk zijn de aan- deelen in de kreeftenkolonie waanzinnig hoog opgeloopen door speculatie, maar een on- eenigheid tusschen de drie ongure individuen wordt door Ghazaroff en Nadja aangegrepen om zich uit de zaak terug te trekken, en hun aandeelen van de hand te doen. Ook komt het bericht dat er geen kreeften zijn gevangen. Waarop natuurlijk de papieren kelderen, Aika verloren is en even voor de politie zijn kamer is binnengedrongen een eind aan zijn leven maakt. Ghazaroff weet zich op schijn heilige wijze nog eenigen tijd buiten schot te houden. Doch op een feestavond treden, wan neer juist op een nieuwe speculatieve onder neming wordt getoast, kapitein Streuvels en de zijnen, met wie men dacht te hebben afge daan, de zaal binnen gevolgd door de politie. Zij hebben na een tocht met heftige avontu ren op een kaperschip het vaderland weer bereikt, en een wijde toekomst ligt weer voor hen open Zooals gezegd, „De laatste vier van Santa Cruz" is een romantische film en bij die ro mantiek komen verschillende aardige vond sten, die haar aantrekkelijk maken. Het voorprogramma geeft in het Fox we reldnieuws verschillende foto's van het Ita- liaansche leger in Abessynië en van de aan komst van den negus in Palestina. Ook Shir ley Temple verschijnt erin op het witte doek. Verder is er het Eclair-journaal, een komische éénacter en een natuurfilm, terwijl het nieuws van Profilti mooie opnamen van den brand in de kaarsenfabriek in Gouda bevat. Jannings in „De oude en de jónge konii ing in Rembrandt „De oude en de jonge koning" behandelt een roemruchtige periode uit de geschiedenis van Pruisen, n.l. het régime van Frederik Willem I. den vermaarden soldatenkoning uit de eerste helft van de achttiende eeuw. Meer in het bijzonder houdt de film zich bezig met het conflict, dat langen tijd tusschen den vorst en zijn oudsten zoon bestond. Men kent de tegenstelling dezer beide karakters. De Oude Frits, de ijzeren, ruwe vorst met zijn lijfwacht van „lange kerels" en zijn onbeschrijfelijken afkeer van kunst en wetenschap, de man, die naast vele fouten talrijke verdiensten als ko ning had de Jonge Frederik, de aanvanke lijk wat onevenwichtige later zeer doortasten de vorst,'hartstochtelijk minnaar van muziek en literatuur. De gespannen verhouding tus schen koning en kroonprins bereikte haar climax in een poging tot ontvluchting van den zoon. Die poging mislukte echter en de jonge Frederik werd door den koning gedwongen de executie bij te wonen van zijn besten vriend, luitenant Katte, die bij de vlucht behulpzaam was geweest. Het historische gegeven is door regisseur Hans Steinhof op zeer suggestieve wijze verfilmd. Uitstekend is de typeering van de soldateske sfeer aan het Pruisische hof. waar de oude koning een „dril" handhaaft zooals die ook in zijn leger heerscht. En uit stekend ook zijn de scènes tusschen vader en zoon, scènes, die haast explosies van tempe rament zijn. En daaromheen de karakte ristieke entourage zooals de parades en de inspectie van de reuzensoldaten „mijn blau we kinderen", zooals de Oude Frits hen noem de en de gracieuze bals. In Emil Jannings werd een artist gevondef. die alle capaciteiten voor de uitbeelding van den Prulsischen vorst bezat. Hij is de heele film door voortreffelijk op dreef. Of ge hem ziet in zijn hardvochtige, onverzettelijk optre den tegenover zijn zoon, of in de wilde drink gelagen met zijn vrienden, het is altijd raak en indrukwekkend. Ofschoon de film voorna melijk op de figuur van Jannings drijft wordt Werner Hinz, die de rol van den jongen koning vervult, geenszins door zUn beroemden collega „omvergespeeld". Het tweetal sluit zich zeer goed bij elkaar aan en de jeugdige Hinz geeft als de kroonprins fijn en aristocratisch spel te zien. Een goede vrouwelijke rol is die van Ca- rola Höhn als de kroonprinses, terwijl voorts verdienstelijk spel o.a. van Georg Alexander, Theodor Loos en Rudolf KleinRogge te ge nieten valt. De film is de aandacht van uitgaand Haar lem ten volle waard. Het journaal biedt deze week heel wat inte ressante dingen op binnen- en buitenlandsch gebied. Wij noemen om'met een plaatselijke gebeurtenis te beginnen het verzetten van het beeld van Lourens Coster, den catastro- falen brand in de Goudsche kaarsenfabriek, de proeven met een catapultvliegtuig aan boord van onzen nieuwsten kruiser en de aankomst van den Negus in Palestina. Een filmpje met muziek, zang en dans completeert het voor programma. Halliday, Cooper Gary en Ann Harding in een scène uit „Liefde, sterker dan de dood". Emil Jannings en Werner Hinz, in Rembrandt als de oude en de jonge koning te zien. Bond van Gemengde- en Mannenkwarfetfen De bond, wiens naam hierboven staat werd 23 Maart j.l. opgericht, na een schitterende ge slaagden proefavond, zooals de voorzitter, de heer H. Paradijs ons vertelde in de toespraak waarmee hij Vrijdagavond in de zaal der St. Jozefgezellenvereeniging de reeks der werk zaamheden opende. Zulk een toespraak, zeide de heer Paradijs, was nu wel niet gebruikelijk als inleiding voor een concert, maar hij be schouwde deze bijeenkomst dan ook niet als zoodanig, en zou haar in plaats van „Bonds- eoncert" zooals op het programma stond liever „Feestvergadering" noemen. Als zangers bijeen zijn, wordt er natuurlijk gezongen, maar het woord „concert" geeft den indruk van strijd, en hier lag geen strijd, geen concours in de bedoeling, maar wel onderlinge verbroede ring en wederzijdsche waardeering. Zich on derling verbonden voelen, van elkaar leeren, elkaar tot steun zijn: dat zou het streven zijn, en mocht de Bond ooit een vaandel rijk wor den, dan zou spr. daarop gaarne de letters S en W zien als initialen van Saamhoorigheid en Waardeering. Maar er zijn nog belangrijker perspectieven: een technisch adviseur en een bibliotheek van koorwerken staan op het plan. Dit is nog toekomstmuziek, maar saamhoorig heid en waardeering zullen terstond uit onder linge kennismaking kunnen ontstaan, en ont moet men elkaar daarna op een concours, dan zal men met een handdruk elkaar succes of geluk wenschen. Voorts heette spr. de aanwezigen, inzonder heid de muziekverslaggevers. welkom. Negen vocale ensembles 6 mannen dubbel- kwartetten. 2 gemengde dubbelkwartetten en l solokwartet traden achtereenvolgens op, en de heer Paradijs bracht terstond het in de laatste zinsnede van zijn toespraak gezegde in toepassing, door twee der ensembles, die kort geleden op concoursen hooge prijzen verwor ven hadden, hartelijk daarmee geluk te wen schen. Om geen gevoelens van rivaliteit voedsel te geven, was ons verzocht de prestaties niet af zonderlijk critisch te bespreken. We willen gaarne aan dit verzoek voldoen en ons dus tot algemeene opmerkingen bepalen. Geen enkel ensemble was beneden het mid delmatige. Er waren vrij goede, goede en zeer goede onder. Wat de omstreken van Haarlem gezonden hadden behoorde tot de laatstge noemde categorie, was zelfs in sommige op zichten een blijde verrassing. Twee der optre dende ensembles zongen zonder aparten diri gent. Op een ander gebied begeven we ons, wan neer we de uitgevoerde werken in oogenschouw nemen. En dan moeten we zeggen, dat er maar weinige onder waren, die werkelijk muzikale waarde hebben, Het veel gezongen, ten on rechte aan Mozart toegeschreven „Wiegenlied" buiten beschouwing latend, zouden we daartoe alleen „In Speculo" van Loots, „Den Uil" van Diepenbroek, „Landerkennung" van Grieg en de werkjes van Liszt, Otto en Loewe kunnen rekenen. De voorliefde der meeste mannen- kwartetten voor zoetig-sentimenteele stukjes heeft mij steeds iets onnatuurlijks toegesche nen. Acht mannen die b.v. een Wiezenliedje zingen, zóó zacht dat zelfs de lastigste baby er niet wakker van zou worden, is dat niet even ongerijmd als wanneer acht bakers een sol daten- of matrozenlied zouden uitgalmen? Komt, mannen, geen gekweel, maar fiksche, frissche, mannelijke zang Op het gebied der Oud-Nederlandsche liederen men lette b.v. op de uitnemende bewerkingen van Duvosel! ligt voor den mannenzang een prachtig ar beidsveld. En als gemengde ensembles zich in de kunst van Palestrina, Orlando Lasso, Josquin des Prés en niet te vergeten in de koralen van Bach trachten te verdiepen en die naar den eisch uit te voeren, dan kunnen ze daardoor een geestelijke verrijking deel achtig worden, die ze voor de moeite ruim schoots schadeloos zal stellen. Wellicht zullen sommigen aanvankelijk daar niet veel voor voelen, misschien zelfs eenigen weerzin er tegen koesteren. Maar dat veran dert op den duur waarschijnlijk wel. en de graadmeter der waardeering van het audito rium zal daarmee gelijktijdig de noodige wij zigingen ondergaan. Er was voor dezen avond vrij veel interesse: tot uit Rotterdam waren belangstellenden op gekomen. k. de jong- W. L. M. E. van Leeuwen, Drift en bezinning. Beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandsche Letterkunde. 274 gag. A'dain We reldbibliotheek. Er bestond inderdaad behoefte aan een tot op vandaag bijgewerkt overzicht van wat er aan litteraire kunst sinds het jaar tachtig ge maakt is in ons land. De belangstellende lezer die, weinig georiënteerd in de zoo verschillen de stroomingen en tegenstroomingen, kans liep te verdwalen in ds voor een klem land zeker ontzagwekkende productie, kan een welbe spraakt en terdege „bij" zijnden gids als deze Twentsche leeraar en criticus best gebruiken. Het spreekt vanzelf dat het hier om die litte ratuur gaat die algemeen geacht wordt tot de letterkundige „kunst" te behooren en dat dus, op een enkele uitzondering na, de z.g. amuse mentslectuur hier buiten beschouwing blijft. Dat dit mogelijk was wijst al dadelijk op een curieuse leegte niet in dit overzicht maar in de Hollandsche litteratuur zelve. Deze schijnt totaal ontbloot van humoristen, van vroolijke schrijvers van goed gehalte, wiel werk men onder de kunstproductie zou kunnen onderbrengen. Zondert men Falkland (Heyer- mans) uit, die door Van Leeuwen genoemd wordt maar toch alweer met gematigd en thousiasme voor Falkland's vroolijken kant dan zal de lezer geen vroolijken d.w.z. geestes- blijden auteur onder de ruim tweehonderd be- sprokenen aantreffen. Hetgeen natuurlijk niet zeggen wil dat onder die allen ieder gevoel voor humor ontbreekt, doch wanneer zij zich daar aan te buiten gaan. zal het in de meeste ge vallen een soort katheder-humor opleveren, die met ironie en scherpte verbonden is, en jiiet „frisch vom Leber" en om zlchzeifs wüle geschreven werd. Het is nu eenmaal zoo, dat wij in die kunstsoort geen representanten van belang hebben; wie zich op dat gladde ijs waagden, faalden veelal en Van Leeuwen noemt hen terecht niet. Drift en bezinning zijn dan ook wel de juiste etiketten waaronder men onze litteratuur rubriceeren kan, die goed deels ernstig, strijdvaardig, betoogend en pole- miseerend is en het buiten een „probleem" moeilijk te stellen weet. Maar met dat al ge durende de laatste vijftig jaar bijzonder mooie werken heeft opgeleverd. Nu zal het voor de meeste lezers van de nieuwste boeken der huidige generatie, van Helman, Den Doolaard, Houwink, De Man enz. enz. allicht van belang zijn te weten uit welke groepeering zij zijn voortgekomen, hoe zij tot een vorige generatie zich verhouden, hoe zij onderling verdeeld weer verschillend inzicht vertegenwoordigen, in één woord: hoe ieders positie is in dat agglomeraat van litteratoren, wier werken wij in handen krijgen. Het is den schrijver Van Leeuwen gelukt dat overzicht buitengewoon volledig men mist slechts enkele namen en zeer informatief en bo venal uiterst leesbaar samen te stellen. Hij valt niet met de deur in huis, doch deelt de stof practisch en logisch in. De gyoote oorlog van veertien is hem een keerpunt in de ont wikkeling. Vandaar dat hij de eerste zestig pagina's wijdt aan de litteraire verschijningen tusschen tachtig en veertien, daarna vijftig bladzijden aan de groote catastrophe zelve spendeert en de reactie daarop door de dan schrijvenden. Een korter hoofdstuk volgt dan over de oorlogsgeneratie, de origine en het karakter dezer jongeren en hun oordeel over hun voorgangers. Ten slotte geeft hij dan het omvattendste deel van zijn arbeid in wat hij onder ..Affiniteit en Aversie" samenvat: karakteristieken van groepen en figuren zoo als die zich uit de generatie der rond 1900 ge borenen hebben ontwikkeld. Hetgeen Ik nu het zeer waardeerbare in dit. werk acht, is de vrije en objectieve gesteldheid van den schrijver tegenover de schrijvers, die voor een groot deel zijn tijdgenooten zijn. Voor zoover mij bekend, is de heer Van Leeuwen niet als zelf-produceerend artist, doch uitsluitend als criticus (natuurlijk met artistieken inslag dan) werkzaam geweest. Daardoor zijn de beschouwingen vrij van coteriegeest en is ka rakteristiek onafhankelijk, sympathiek en be reid ieder het zijne te geven. Wat niet weg neemt dat hij zich het recht voorbehoudt van zijn voorkeur te doen blijken en ons het recht laat het met die voorkeuren niet steevast en letterlijk eens te zijn. Mijns inziens de eenige juiste, dus plausibele opvatting der positie van den litterairen criticus. Want al neemt Van Leeuwen in den aanvang van zijn vierde hoofdstuk al die schrijvende artisten in be scherming, die, als bijbezigheid, malkander critiseeren, op den troon zetten of in het putje werpeneen feit is het dat de waarachtige artist een bewonderend promotor kan zijn van wat hem nastaat maar een slecht waardeer der móet zijn van wat aan eigen wezen vreemd is. Men moet in de wereld niet van twee walletjes willen eten en weten te kiezen of te deelen, maar als regel kan men aanne men dat een scheppend artist een slecht cri ticus en een criticus een slecht scheppend ar tist is. Bij den één en den ander zijn twee di- vergeerende functies van hart en hersenen in actie. In het inleidend hoofdstuk waarin de litte ratuur tot veertien overzien wordt is de clas sificatie. door Van Leeuwen toegepast, even origineel als bruikbaar. Hij onderscheidt hen „die van het leven genoten" (Van Looy. Cou perus, Querido, Gorter o.a.) en hen „die van het leven leden" (Kloos, Hélène Swarth. Leo pold. Alstrino. De Meester) hen die in het ver leden en hen die uit ae materie vluchten, de zoekers van inzicht en de geloovigen in een gelukkiger menschheid. Welke reeks dan be sloten wordt, door hen die „uit de school van het naturalisme" kwamen. Onder deze ver schillende hoedjes zijn dan wel zoo ongeveer alle litteratoren van vóór 1914 te vangen en het moge erkend worden dat zoowel de indee- ling als de afzonderlijke karakteriseering aan trekkelijk en juist-typeerend zijn. Wij kunnen niet alle hoofdstukken zoo op den voet volgen. Informatief is het laatste, over de tijdgenooten, waarschijnlijk van het nuttigst direct effect. Vooral hierbij blijkt, 's heeren Van Leeuwen's breede waardeerings- capaciteit. De schrijvers die in tijdschriften als Vrije Bladen en Forum hun orgaan von den zijn uiteraard van meer algemeene be kendheid geworden; het is daarom verdienste lijk den lezer hier zoo uitvoerig over de jonge katholieke schrijvers, de jonge Protestant- sche auteurs, de sociale dichters en roman ciers en de buiten al dergelijk verband staan de prozaïsten voor te lichten. Wij missen in den overvloed hier en daar noode een enke len naam. Zoowel als prosateur als wel als dichter zijn b.v. Albert Plasschaert en Mr. Ali Cohen nog wel figuren om bij de ruim twee honderd in te lijven. Men kan echter toegeven dat er ergens een grens getrokken moest worden en dat bij dusdanige uitvoerigheid dat trekken steeds bezwaarlijker wordt. Tot de belangrijkste gedeelten van het werk zouden wij stukken uit de meer algemeene beschouwingen willen rekenen, bijvoorbeeld die waarip het milieu, waarin de oorlogsgene ratie opgroeide, geschetst wordt. „Deze gene ratie immers werd rijp in de jaren na 1914. de geest van een verward en verdwaasd Europa werkte op hen in. Verdwaasdin ónze oogen, in de oogen van de iets ouderen, die het „vroegere" nog hebben gekend; geenszins verdwaasd in de oogen dezer nieuwe generatie. Van jongs af aan waren zij omringd van een wereld waarin brute kracht hoogeiT gesteld werd dan geest; waarin massaproductie en mechanisatie leidde tot hordevorming en massabeweging op alle gebied; het vliegtuig was voor hen even gewoon als het sportfana- tisme. de beeldendwarreling en zinnenverbijs- tering door de film even vanzelfsprekend als de gerationaliseerde verspreiding van ken nis. kunst en muziek door de radio van 's mor gens 6 tot 's nachts 12; sociale chaos en poli tieke grootspraak, inflatie en revolutie, massa moorden en terechtstellingen, snelheidsmanie en danswoede, het was voor deze jongeren dagelijksche lectuur en ten deele aanschouwde en als normaal aanvaarde werkelijkheid". Nog op twee andere zaken vestigt Van Leeuwen hier de aandacht. Kwamen te voren de schrijvers als regel uit wat men de be schaafde burgeri.j placht te noemen, en droe gen zij althans den vorm dier beschaving als natuurlijk erfdeel met zich, dezen moesten thans wijken voor „de onbeheerschte en luid ruchtige stemmen van diegenen die streden voor en schreeuwden om levensintensiteit, sociale revolutie of godsdienstige dogmatiek". En een derde punt waar hier de aandacht heen geleid wordt is het opmerkelijke, dat van de jongere generatie een goed deel uit de provincie, niet uit de groote steden komt. Be halve de bezwaren van hun provincialisme hebben zij het voordeel dat zfj de nieuwe groot-stadcultuur gemakkelijker aanvaarden dan zij, die zich steeds in de oude groote stad hadden thuis gevoeld en in haar tradities ge drenkt waren. Zoo geeft dit geslaagde boek naast zijn royale informatie ook aanleiding tot het be peinzen van een paar algemeenheden, die misschien aan veler aandacht ontsnapt waren. Een aantal zeer goede portretten der thans „en vedette" staande jongeren verluchten het. Wij nemen er met waardeering thans afscheid van en zullen het nog wel van tijd tot tijd raadplegen. J. H. DE BOIS. Nieuw verschenen boeken: Theun de Vries. Stiefmoeder Aarde. Roman 514 pag. Arnhem. Van Loghum Slaterus U.M. J. Kleian. Deliplanter 311 pag. Amsterdam. Van Holkema en Warendorf. Thorbecke. Brieven aan zijn verloofde en aan zUn vrouw (uitgegeven door Dr. N. Ja- pikse) A'dam J. M. Meulenho" 160 pag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 17