Wat de
LITTERAIRE
KANTTEEKENINGEN
ZATERDAG 16 MEI 1936
HAAEEE M'S DAGBIAD
15
nn n
va
flILMtLENS T@©NT
Een spannende en een komische
film in het Luxor Theater
Een filmprogramma moet al heel goed
zijn, wil men in dezen heerlijken lentetijd het
niet betreuren, dat men in plaats van van 't
prachtige weer te profiteeren. zijn avond in
de bioscoop doorgebracht heeft. Dat men
geen spijt van zijn avond in Luxor doorge
bracht, zal hebben, daar zorgen in de eerste
plaats de twee komiekelingen Stan Laurel en
Oliver Hardy voor. Wat een denderende on
zin op de bekende LaurelHardy-manier op-
gedischt, hebben ze weer gebrouwen in ,.Op 't
kantje af". Ze hebben eenige dingen, waar
in ze zichzelf in verschillende films herhalen,
maar die begroet je telkens weer als prettige
oude bekenden, die je steeds weer met ple
zier ontmoet. Hun wederwaardigheden te ver
tellen zou geen zin hebben, omdat men het
stel aan de gang moet zien, het gaat er bij
hen niet om wat ze uitbeelden, maar hoé. Hun
filmpad gaat nooit over rozen, maar het is
nu zelfs zoo erg, dat Hardy bijna de keel
wordt afgesneden, het vlijmscherpe mes staat
al op zijn keel, en dan,dan komt de ont
knooping, die zeer gelukkig gevonden is en
waar hartelijk om gelachen wordt. Het pu
bliek vindt het wel eens moppig om plots tot
de ontdekking te komen dat het er leelijk
tusschen genomen is, vooral als het in span
ning is geweest.
Over spanning gesproken: ,,De vlucht over
de grens is één lange aaneenschakeling van
spanning en opwinding. Het is een geval van
kid-napping, maar
dan om het jog uit
handen van een
tante te redden voor
zijn moeder. Een op
windende jacht, ver
volging ontkoming
autorace tegen auto's
en zelfs tegen den
trein. Bijna zou
den we geneigd zijn
te zeggen, dat er tè
veel opwinding is. het
is gewoon-weg alle
maal niet te verwer
ken. De rijvaardig
heid van de voor
naamste autobestuur
ders staat op een
ongelooflijk hoog
peilhindernissen
worden genomen
bochten gemaakt
met een zekerheid, die alle respect afdwingt.
Shirley Temple wordt genoemd 's werelds
troetelkind en 's werelds wonderkind, maar
het jongetje, waarom de heele „vlucht over
de grens" draait,
heeft het recht om
vlak naast Shirley
te staan. Het be
grip. waarmee die
dreumes zijn rol
speelt, is zoo juist
aangevoeld, dat we
ook hier voor een
raadsel staan, hoe
het mogelijk is, dat
een kind van 4,
misschien 5 jaar.
op een dergelijke
manier speelt. Ter
wijl ik dit schrijf,
komt mij één beeld
weer heel duide
lijk voor den
geest, nl. het ze
nuwachtige huilen,
terwijl hij zijn annpjes stijf om den hals van
zijn moeder slaat, na het ongeluk met de
vliegmachines. Dat is gewoon het leven-zèlf!
Het slot van de film brengt weer een lach,
omdat ook hier, evenals bij Stan en Oliver,
een onverwacht en ongedacht einde komt.
Het Paramount Nieuws voltooid het pro
gramma.
Sally Eilers.
Chester Morris.
Frans Hals: Gary Cooper en Ann Harding
in
„Peter Ibbefson".
Het Frans Hals Theater vertoont deze week
een Paramountfilm getiteld: „Liefde sterker
dan dood", vervaardigd naar den roman „Pe
ter Ibbertson" van den Franschen schrijver uit
het midden van de vorige eeuw George du
Maurier. „Liefde sterker dan dood" is een
film met vele goede kwaliteiten. De hoofdrol
len zijn met Gary Cooper en Ann Harding
goed bezet. De regie, in handen van den,
vooral door „De Bengaalsche lanciers" be
kenden regisseur Henry Hathaway, is uitste
kend. Hij heeft het romantische gegeven van
het boek met zijn 19de eeuwsche, bekoorlijke
entourage voortreffelijk benut. Het eenige
bezwaar tegen de film is wellicht het wat al
te fantastische slot.
Du Maurier laat den geheelen levensloop
van zijn figuren beheerschen door den droom
Wanneer de twee gelieven voor hun leven ge
scheiden zijn (Peter is tot levenslange ge
vangenisstraf veroordeeld) zijn zij in den
droom, als in een sterkere werkelijkheid bij
een. En als tenslotte de vrouw sterft, blijkt het
dat zij ook in een leven na den dood eeuwig
samen zullen zijn. Het laatste gedeelte van
de film beeldt bijna uitsluitend het droom
leven van de beide hoofdpersonen uit. De han
deling krijgt hierdoor een fantastisch, boven
natuurlijk karakter, wat wel eens verwarrend
werkt, waarbij komt, dat de barbaarsche ker
ker, waarin Peter zucht naar een wat goed-
koope romantiek riekt. Dat neemt niet weg,
dat ook dit gedeelte goede spelmomenten
bevat.
Het eerste gedeelte van de rolprent tot den
tragischen moord, waardoor Peter in de ge
vangenis komt, is reëeler en mooier. De bo
vennatuurlijke macht, die ook hier het leven
van de hoofdfiguren beheerscht, is aanne
melijker dan aan het slot van de historie. Het
spel van Gary Cooper vooral treft hier door
eenvoud en natuurlijkheid. Een opmerkelijk
goede, kleine rol is ook die van den blinden
architect Slade, gespeeld door Donald Meek
In het begin van de film zien wij Peter en
Mary (of met hun kindernamen Gogo en
Mimsey) in hun prille jeugd. Reeds dan ont
staat de liefde, die hun geheele leven zal be
heerschen. Het paradijs van de beide kinderen
die als trouwe speelkameraadjes door de
groote parken van hun aan elkaar grenzende
buitens zwerven, eindigt met een wreede
scheiding. Gogo wordt, na het sterven van
zijn moeder, door een oom weggehaald en
ver. ver weggebracht. De levens van de speel
genootjes zullen echter later op wonderlijke
wijze weer samenkomen. Dickey Moore en
Virginia Weidler, de jeugdige artisten. die
Gogo en Mimsey uitbeelden, zijn zeer bekoor
lijk. Vooral Dickey Moore, die men zich uit
„De Blonde Venus" zal herinneren, speelt
uitstekend.
„Liefde sterker dan dood de Hollandsche
titel is misschien wat afschrikwekkend is
een ernstige, goede film.
In het voorprogramma draait het Para-
mount-journaal, een film uit het romantische
cowboy-leven en èèn van Max Fleischer's be
kende „screenjongs", dat echter zeker niet
zijn beste is.
Cinema Palace heeft
„De laatste vier van Santa Cruz'
Hoogst romantisch is de film, die deze week
in het Cinema Palace draait. Het is een film,
vervaardigd naar den roman van J. M. Frank,
getiteld „Die letzten Vier von St. Paul". Voor
de variatie heeft men den titel veranderd in
„De laatste vier van St. Cruz".
St. Cruz is 'n onbewoond eilend, ergens ver
in het Westen in een of anderen Oceaan. De
geografische ligging komt er minder op aan,
de hoofdzaak is dat er kreeften vandaan ko
men. Dat heeft tenminste de wanhopige Pa-
rijsche journalist Borinsky geschreven, die
als strooman wordt gebruikt door een nobel
drietal, bestaande uit den sluwen, rücksicht-
losen financier Ghazaroff, den minder ge
slepen (zelfs ietwat béten) speculant Aika en
de eenigszins onbegrijpelijke verschijning van
een zekere mme. Nadja. Zij gaan in op het
verhaal van Borinsky, maken hem directeur-
Dammen moeten ae zeerobben op Santa Cruz om den tijd te dooden.
In plaats van kreeften vinden zij dorheid, honger en ruzie.
generaal van de „Santa Cruz Langouste Com
pagnie" en laten den kapitein Streuvels (Her
maan Speelmans) gezagvoerder bij de reede-
rij van Aika, met eenige vrienden van hem,
ruwe, goedhartige zeebonken, uitvaren met
bestemming naar het kreeftenrijke eiland.
Het is een mooi stel menschen. dat Streuvels
aan boord heeft. Daar is een halfbloed-slaven
handelaar, die op Santa Cruz een fabriek zal
moeten bouwen en beheer.en, waar de kreef
ten zullen worden verwerkt. Verder nog een
paar onbetrouwbare kerels en tenslotte een
troep negers.
Maarook de vrouw van den kapitein
(Irene von Meyendorff) is aan boord en dat
maakt veel goed.
Minder prettig worden echter de omstan
digheden, wanneer men eenmaal voet aan
land heeft gezet op het eiland, waar men niet
ontvangen wordt door millioenen kreeften, dié
popelen om zich te laten inmaken, doch door
pinguins, die, o symbolisch voorteeken. direct
antipathie tegen den bruten halfbloed Cairos
koesteren, en door naakte rotsen en stekelige
cactussen. Dit voorspelt niet veel goeds. En
wanneer plotseling de „Bel-Avenir" wegvaart
en de kolonisten gedwongen zijn tot een on
vrijwillig verblijf, kan men reeds de ongeluk
kige gevolgen zien. Door de aanwezigheid van
Cairos die met valsch spelen en drinken den
tijd kort komt steeds grootere onrust in de
paar armoedige hutten. Zelfs zijn redding
uit de handen der woedende negers en daar
door uit den bek van een haai door kapitein
Streuvels, kan de man niet anders beloonen
dan door een der jongere kolonisten te ver
moorden en zich meester te maken van de
proviand.
In de hut, waarin hij zich met twee andere
rebellen heeft verschanst wordt hij tenslotte
gedood door een van hen, Maarin den bij
de vechtpartij ontstanen brand gaat het
grootste deel van de proviand verloren en na
korten tijd doet zich de honger gevoelen, te
meer waar er geen schip komt opdagen
Intusschen gaat het in Parijs ook niet van
een leien dakje. Aanvankelijk zijn de aan-
deelen in de kreeftenkolonie waanzinnig hoog
opgeloopen door speculatie, maar een on-
eenigheid tusschen de drie ongure individuen
wordt door Ghazaroff en Nadja aangegrepen
om zich uit de zaak terug te trekken, en hun
aandeelen van de hand te doen. Ook komt het
bericht dat er geen kreeften zijn gevangen.
Waarop natuurlijk de papieren kelderen,
Aika verloren is en even voor de politie zijn
kamer is binnengedrongen een eind aan zijn
leven maakt. Ghazaroff weet zich op schijn
heilige wijze nog eenigen tijd buiten schot te
houden. Doch op een feestavond treden, wan
neer juist op een nieuwe speculatieve onder
neming wordt getoast, kapitein Streuvels en
de zijnen, met wie men dacht te hebben afge
daan, de zaal binnen gevolgd door de politie.
Zij hebben na een tocht met heftige avontu
ren op een kaperschip het vaderland weer
bereikt, en een wijde toekomst ligt weer voor
hen open
Zooals gezegd, „De laatste vier van Santa
Cruz" is een romantische film en bij die ro
mantiek komen verschillende aardige vond
sten, die haar aantrekkelijk maken.
Het voorprogramma geeft in het Fox we
reldnieuws verschillende foto's van het Ita-
liaansche leger in Abessynië en van de aan
komst van den negus in Palestina. Ook Shir
ley Temple verschijnt erin op het witte doek.
Verder is er het Eclair-journaal, een komische
éénacter en een natuurfilm, terwijl het
nieuws van Profilti mooie opnamen van den
brand in de kaarsenfabriek in Gouda bevat.
Jannings in „De oude en de jónge
konii
ing in
Rembrandt
„De oude en de jonge koning" behandelt
een roemruchtige periode uit de geschiedenis
van Pruisen, n.l. het régime van Frederik
Willem I. den vermaarden soldatenkoning uit
de eerste helft van de achttiende eeuw. Meer
in het bijzonder houdt de film zich bezig met
het conflict, dat langen tijd tusschen den vorst
en zijn oudsten zoon bestond. Men kent de
tegenstelling dezer beide karakters. De Oude
Frits, de ijzeren, ruwe vorst met zijn lijfwacht
van „lange kerels" en zijn onbeschrijfelijken
afkeer van kunst en wetenschap, de man, die
naast vele fouten talrijke verdiensten als ko
ning had de Jonge Frederik, de aanvanke
lijk wat onevenwichtige later zeer doortasten
de vorst,'hartstochtelijk minnaar van muziek
en literatuur. De gespannen verhouding tus
schen koning en kroonprins bereikte haar
climax in een poging tot ontvluchting van den
zoon. Die poging mislukte echter en de jonge
Frederik werd door den koning gedwongen de
executie bij te wonen van zijn besten vriend,
luitenant Katte, die bij de vlucht behulpzaam
was geweest. Het historische gegeven is door
regisseur Hans Steinhof op zeer suggestieve
wijze verfilmd. Uitstekend is de typeering van
de soldateske sfeer aan het Pruisische hof.
waar de oude koning een „dril" handhaaft
zooals die ook in zijn leger heerscht. En uit
stekend ook zijn de scènes tusschen vader en
zoon, scènes, die haast explosies van tempe
rament zijn. En daaromheen de karakte
ristieke entourage zooals de parades en de
inspectie van de reuzensoldaten „mijn blau
we kinderen", zooals de Oude Frits hen noem
de en de gracieuze bals.
In Emil Jannings werd een artist gevondef.
die alle capaciteiten voor de uitbeelding van
den Prulsischen vorst bezat. Hij is de heele
film door voortreffelijk op dreef. Of ge hem
ziet in zijn hardvochtige, onverzettelijk optre
den tegenover zijn zoon, of in de wilde drink
gelagen met zijn vrienden, het is altijd raak
en indrukwekkend. Ofschoon de film voorna
melijk op de figuur van Jannings drijft wordt
Werner Hinz, die de rol van den jongen koning
vervult, geenszins door zUn beroemden collega
„omvergespeeld". Het tweetal sluit zich zeer
goed bij elkaar aan en de jeugdige Hinz geeft
als de kroonprins fijn en aristocratisch spel te
zien. Een goede vrouwelijke rol is die van Ca-
rola Höhn als de kroonprinses, terwijl voorts
verdienstelijk spel o.a. van Georg Alexander,
Theodor Loos en Rudolf KleinRogge te ge
nieten valt.
De film is de aandacht van uitgaand Haar
lem ten volle waard.
Het journaal biedt deze week heel wat inte
ressante dingen op binnen- en buitenlandsch
gebied. Wij noemen om'met een plaatselijke
gebeurtenis te beginnen het verzetten van
het beeld van Lourens Coster, den catastro-
falen brand in de Goudsche kaarsenfabriek, de
proeven met een catapultvliegtuig aan boord
van onzen nieuwsten kruiser en de aankomst
van den Negus in Palestina. Een filmpje met
muziek, zang en dans completeert het voor
programma.
Halliday, Cooper Gary en Ann Harding in een scène uit
„Liefde, sterker dan de dood".
Emil Jannings en Werner Hinz, in Rembrandt als de oude en de
jonge koning te zien.
Bond van Gemengde- en
Mannenkwarfetfen
De bond, wiens naam hierboven staat werd
23 Maart j.l. opgericht, na een schitterende ge
slaagden proefavond, zooals de voorzitter, de
heer H. Paradijs ons vertelde in de toespraak
waarmee hij Vrijdagavond in de zaal der St.
Jozefgezellenvereeniging de reeks der werk
zaamheden opende. Zulk een toespraak, zeide
de heer Paradijs, was nu wel niet gebruikelijk
als inleiding voor een concert, maar hij be
schouwde deze bijeenkomst dan ook niet als
zoodanig, en zou haar in plaats van „Bonds-
eoncert" zooals op het programma stond
liever „Feestvergadering" noemen. Als zangers
bijeen zijn, wordt er natuurlijk gezongen, maar
het woord „concert" geeft den indruk van
strijd, en hier lag geen strijd, geen concours in
de bedoeling, maar wel onderlinge verbroede
ring en wederzijdsche waardeering. Zich on
derling verbonden voelen, van elkaar leeren,
elkaar tot steun zijn: dat zou het streven zijn,
en mocht de Bond ooit een vaandel rijk wor
den, dan zou spr. daarop gaarne de letters
S en W zien als initialen van Saamhoorigheid
en Waardeering. Maar er zijn nog belangrijker
perspectieven: een technisch adviseur en een
bibliotheek van koorwerken staan op het plan.
Dit is nog toekomstmuziek, maar saamhoorig
heid en waardeering zullen terstond uit onder
linge kennismaking kunnen ontstaan, en ont
moet men elkaar daarna op een concours, dan
zal men met een handdruk elkaar succes of
geluk wenschen.
Voorts heette spr. de aanwezigen, inzonder
heid de muziekverslaggevers. welkom.
Negen vocale ensembles 6 mannen dubbel-
kwartetten. 2 gemengde dubbelkwartetten en
l solokwartet traden achtereenvolgens op, en
de heer Paradijs bracht terstond het in de
laatste zinsnede van zijn toespraak gezegde
in toepassing, door twee der ensembles, die kort
geleden op concoursen hooge prijzen verwor
ven hadden, hartelijk daarmee geluk te wen
schen.
Om geen gevoelens van rivaliteit voedsel te
geven, was ons verzocht de prestaties niet af
zonderlijk critisch te bespreken. We willen
gaarne aan dit verzoek voldoen en ons dus tot
algemeene opmerkingen bepalen.
Geen enkel ensemble was beneden het mid
delmatige. Er waren vrij goede, goede en zeer
goede onder. Wat de omstreken van Haarlem
gezonden hadden behoorde tot de laatstge
noemde categorie, was zelfs in sommige op
zichten een blijde verrassing. Twee der optre
dende ensembles zongen zonder aparten diri
gent.
Op een ander gebied begeven we ons, wan
neer we de uitgevoerde werken in oogenschouw
nemen. En dan moeten we zeggen, dat er maar
weinige onder waren, die werkelijk muzikale
waarde hebben, Het veel gezongen, ten on
rechte aan Mozart toegeschreven „Wiegenlied"
buiten beschouwing latend, zouden we daartoe
alleen „In Speculo" van Loots, „Den Uil" van
Diepenbroek, „Landerkennung" van Grieg en
de werkjes van Liszt, Otto en Loewe kunnen
rekenen. De voorliefde der meeste mannen-
kwartetten voor zoetig-sentimenteele stukjes
heeft mij steeds iets onnatuurlijks toegesche
nen. Acht mannen die b.v. een Wiezenliedje
zingen, zóó zacht dat zelfs de lastigste baby
er niet wakker van zou worden, is dat niet even
ongerijmd als wanneer acht bakers een sol
daten- of matrozenlied zouden uitgalmen?
Komt, mannen, geen gekweel, maar fiksche,
frissche, mannelijke zang Op het gebied der
Oud-Nederlandsche liederen men lette b.v.
op de uitnemende bewerkingen van Duvosel!
ligt voor den mannenzang een prachtig ar
beidsveld. En als gemengde ensembles zich in
de kunst van Palestrina, Orlando Lasso,
Josquin des Prés en niet te vergeten in
de koralen van Bach trachten te verdiepen en
die naar den eisch uit te voeren, dan kunnen
ze daardoor een geestelijke verrijking deel
achtig worden, die ze voor de moeite ruim
schoots schadeloos zal stellen.
Wellicht zullen sommigen aanvankelijk daar
niet veel voor voelen, misschien zelfs eenigen
weerzin er tegen koesteren. Maar dat veran
dert op den duur waarschijnlijk wel. en de
graadmeter der waardeering van het audito
rium zal daarmee gelijktijdig de noodige wij
zigingen ondergaan.
Er was voor dezen avond vrij veel interesse:
tot uit Rotterdam waren belangstellenden op
gekomen. k. de jong-
W. L. M. E. van Leeuwen, Drift en
bezinning. Beknopte geschiedenis
der nieuwe Noord-Nederlandsche
Letterkunde. 274 gag. A'dain We
reldbibliotheek.
Er bestond inderdaad behoefte aan een tot
op vandaag bijgewerkt overzicht van wat er
aan litteraire kunst sinds het jaar tachtig ge
maakt is in ons land. De belangstellende lezer
die, weinig georiënteerd in de zoo verschillen
de stroomingen en tegenstroomingen, kans liep
te verdwalen in ds voor een klem land zeker
ontzagwekkende productie, kan een welbe
spraakt en terdege „bij" zijnden gids als deze
Twentsche leeraar en criticus best gebruiken.
Het spreekt vanzelf dat het hier om die litte
ratuur gaat die algemeen geacht wordt tot de
letterkundige „kunst" te behooren en dat dus,
op een enkele uitzondering na, de z.g. amuse
mentslectuur hier buiten beschouwing blijft.
Dat dit mogelijk was wijst al dadelijk op een
curieuse leegte niet in dit overzicht maar
in de Hollandsche litteratuur zelve. Deze
schijnt totaal ontbloot van humoristen, van
vroolijke schrijvers van goed gehalte, wiel
werk men onder de kunstproductie zou kunnen
onderbrengen. Zondert men Falkland (Heyer-
mans) uit, die door Van Leeuwen genoemd
wordt maar toch alweer met gematigd en
thousiasme voor Falkland's vroolijken kant
dan zal de lezer geen vroolijken d.w.z. geestes-
blijden auteur onder de ruim tweehonderd be-
sprokenen aantreffen. Hetgeen natuurlijk niet
zeggen wil dat onder die allen ieder gevoel voor
humor ontbreekt, doch wanneer zij zich daar
aan te buiten gaan. zal het in de meeste ge
vallen een soort katheder-humor opleveren,
die met ironie en scherpte verbonden is, en
jiiet „frisch vom Leber" en om zlchzeifs wüle
geschreven werd. Het is nu eenmaal zoo, dat
wij in die kunstsoort geen representanten van
belang hebben; wie zich op dat gladde ijs
waagden, faalden veelal en Van Leeuwen
noemt hen terecht niet. Drift en bezinning zijn
dan ook wel de juiste etiketten waaronder men
onze litteratuur rubriceeren kan, die goed
deels ernstig, strijdvaardig, betoogend en pole-
miseerend is en het buiten een „probleem"
moeilijk te stellen weet. Maar met dat al ge
durende de laatste vijftig jaar bijzonder mooie
werken heeft opgeleverd.
Nu zal het voor de meeste lezers van de
nieuwste boeken der huidige generatie, van
Helman, Den Doolaard, Houwink, De Man enz.
enz. allicht van belang zijn te weten uit welke
groepeering zij zijn voortgekomen, hoe zij tot
een vorige generatie zich verhouden, hoe zij
onderling verdeeld weer verschillend inzicht
vertegenwoordigen, in één woord: hoe ieders
positie is in dat agglomeraat van litteratoren,
wier werken wij in handen krijgen. Het is den
schrijver Van Leeuwen gelukt dat overzicht
buitengewoon volledig men mist slechts
enkele namen en zeer informatief en bo
venal uiterst leesbaar samen te stellen. Hij
valt niet met de deur in huis, doch deelt de
stof practisch en logisch in. De gyoote oorlog
van veertien is hem een keerpunt in de ont
wikkeling. Vandaar dat hij de eerste zestig
pagina's wijdt aan de litteraire verschijningen
tusschen tachtig en veertien, daarna vijftig
bladzijden aan de groote catastrophe zelve
spendeert en de reactie daarop door de dan
schrijvenden. Een korter hoofdstuk volgt dan
over de oorlogsgeneratie, de origine en het
karakter dezer jongeren en hun oordeel over
hun voorgangers. Ten slotte geeft hij dan
het omvattendste deel van zijn arbeid in wat
hij onder ..Affiniteit en Aversie" samenvat:
karakteristieken van groepen en figuren zoo
als die zich uit de generatie der rond 1900 ge
borenen hebben ontwikkeld.
Hetgeen Ik nu het zeer waardeerbare in dit.
werk acht, is de vrije en objectieve gesteldheid
van den schrijver tegenover de schrijvers, die
voor een groot deel zijn tijdgenooten zijn. Voor
zoover mij bekend, is de heer Van Leeuwen niet
als zelf-produceerend artist, doch uitsluitend
als criticus (natuurlijk met artistieken inslag
dan) werkzaam geweest. Daardoor zijn de
beschouwingen vrij van coteriegeest en is ka
rakteristiek onafhankelijk, sympathiek en be
reid ieder het zijne te geven. Wat niet weg
neemt dat hij zich het recht voorbehoudt van
zijn voorkeur te doen blijken en ons het recht
laat het met die voorkeuren niet steevast en
letterlijk eens te zijn. Mijns inziens de eenige
juiste, dus plausibele opvatting der positie van
den litterairen criticus. Want al neemt Van
Leeuwen in den aanvang van zijn vierde
hoofdstuk al die schrijvende artisten in be
scherming, die, als bijbezigheid, malkander
critiseeren, op den troon zetten of in het putje
werpeneen feit is het dat de waarachtige
artist een bewonderend promotor kan zijn van
wat hem nastaat maar een slecht waardeer
der móet zijn van wat aan eigen wezen
vreemd is. Men moet in de wereld niet van
twee walletjes willen eten en weten te kiezen
of te deelen, maar als regel kan men aanne
men dat een scheppend artist een slecht cri
ticus en een criticus een slecht scheppend ar
tist is. Bij den één en den ander zijn twee di-
vergeerende functies van hart en hersenen
in actie.
In het inleidend hoofdstuk waarin de litte
ratuur tot veertien overzien wordt is de clas
sificatie. door Van Leeuwen toegepast, even
origineel als bruikbaar. Hij onderscheidt hen
„die van het leven genoten" (Van Looy. Cou
perus, Querido, Gorter o.a.) en hen „die van
het leven leden" (Kloos, Hélène Swarth. Leo
pold. Alstrino. De Meester) hen die in het ver
leden en hen die uit ae materie vluchten, de
zoekers van inzicht en de geloovigen in een
gelukkiger menschheid. Welke reeks dan be
sloten wordt, door hen die „uit de school van
het naturalisme" kwamen. Onder deze ver
schillende hoedjes zijn dan wel zoo ongeveer
alle litteratoren van vóór 1914 te vangen en
het moge erkend worden dat zoowel de indee-
ling als de afzonderlijke karakteriseering aan
trekkelijk en juist-typeerend zijn.
Wij kunnen niet alle hoofdstukken zoo op
den voet volgen. Informatief is het laatste,
over de tijdgenooten, waarschijnlijk van het
nuttigst direct effect. Vooral hierbij blijkt,
's heeren Van Leeuwen's breede waardeerings-
capaciteit. De schrijvers die in tijdschriften
als Vrije Bladen en Forum hun orgaan von
den zijn uiteraard van meer algemeene be
kendheid geworden; het is daarom verdienste
lijk den lezer hier zoo uitvoerig over de jonge
katholieke schrijvers, de jonge Protestant-
sche auteurs, de sociale dichters en roman
ciers en de buiten al dergelijk verband staan
de prozaïsten voor te lichten. Wij missen in
den overvloed hier en daar noode een enke
len naam. Zoowel als prosateur als wel als
dichter zijn b.v. Albert Plasschaert en Mr. Ali
Cohen nog wel figuren om bij de ruim twee
honderd in te lijven. Men kan echter toegeven
dat er ergens een grens getrokken moest
worden en dat bij dusdanige uitvoerigheid
dat trekken steeds bezwaarlijker wordt.
Tot de belangrijkste gedeelten van het werk
zouden wij stukken uit de meer algemeene
beschouwingen willen rekenen, bijvoorbeeld
die waarip het milieu, waarin de oorlogsgene
ratie opgroeide, geschetst wordt. „Deze gene
ratie immers werd rijp in de jaren na 1914. de
geest van een verward en verdwaasd Europa
werkte op hen in. Verdwaasdin ónze
oogen, in de oogen van de iets ouderen, die
het „vroegere" nog hebben gekend; geenszins
verdwaasd in de oogen dezer nieuwe generatie.
Van jongs af aan waren zij omringd van
een wereld waarin brute kracht hoogeiT gesteld
werd dan geest; waarin massaproductie en
mechanisatie leidde tot hordevorming en
massabeweging op alle gebied; het vliegtuig
was voor hen even gewoon als het sportfana-
tisme. de beeldendwarreling en zinnenverbijs-
tering door de film even vanzelfsprekend als
de gerationaliseerde verspreiding van ken
nis. kunst en muziek door de radio van 's mor
gens 6 tot 's nachts 12; sociale chaos en poli
tieke grootspraak, inflatie en revolutie, massa
moorden en terechtstellingen, snelheidsmanie
en danswoede, het was voor deze jongeren
dagelijksche lectuur en ten deele aanschouwde
en als normaal aanvaarde werkelijkheid".
Nog op twee andere zaken vestigt Van
Leeuwen hier de aandacht. Kwamen te voren
de schrijvers als regel uit wat men de be
schaafde burgeri.j placht te noemen, en droe
gen zij althans den vorm dier beschaving als
natuurlijk erfdeel met zich, dezen moesten
thans wijken voor „de onbeheerschte en luid
ruchtige stemmen van diegenen die streden
voor en schreeuwden om levensintensiteit,
sociale revolutie of godsdienstige dogmatiek".
En een derde punt waar hier de aandacht
heen geleid wordt is het opmerkelijke, dat
van de jongere generatie een goed deel uit de
provincie, niet uit de groote steden komt. Be
halve de bezwaren van hun provincialisme
hebben zij het voordeel dat zfj de nieuwe
groot-stadcultuur gemakkelijker aanvaarden
dan zij, die zich steeds in de oude groote stad
hadden thuis gevoeld en in haar tradities ge
drenkt waren.
Zoo geeft dit geslaagde boek naast zijn
royale informatie ook aanleiding tot het be
peinzen van een paar algemeenheden, die
misschien aan veler aandacht ontsnapt waren.
Een aantal zeer goede portretten der thans
„en vedette" staande jongeren verluchten het.
Wij nemen er met waardeering thans afscheid
van en zullen het nog wel van tijd tot tijd
raadplegen. J. H. DE BOIS.
Nieuw verschenen boeken:
Theun de Vries. Stiefmoeder Aarde. Roman
514 pag. Arnhem. Van Loghum Slaterus U.M.
J. Kleian. Deliplanter 311 pag. Amsterdam.
Van Holkema en Warendorf.
Thorbecke. Brieven aan zijn verloofde en
aan zUn vrouw (uitgegeven door Dr. N. Ja-
pikse) A'dam J. M. Meulenho" 160 pag.