18 Mei. Gustav Mahler's sterfdag.
De verwezenlijking van
de Luchtroutes.
Borgstellingsfonds
voor den Middenstand.
Nieuwe Uitgaven.
ZATERDAG 16 MEI 1936
H A A R E E M'S D A G B E A D
9
f,Als mensch doe ik iedere, ats
kunstenaar geen enkele concessie".
„Gustav Mahler". Wie op het oude „Grin-
zinger" kerkhof in Weenen komt, vindt deze
simpele woorden op een simpele zuil. Er
bloeien wat bloemen op het graf en een ge
kromde berk zeeft het zonlicht, dat het in
kleine vlekjes speelt op deze laatste rustplaats.
Gustav Mahler! Zijn vijf en twintig jaren,
die sinds zijn sterfdag vandaag verloopen zijn,
een reden om op dezen componist met zooveel
nadruk terug te komen? Misschien niet als
men meent dat alles gaat zooals het gaan moet
en dat het toch minder belangrijk is dat een
genie verguisd wordt dan dat „de leeuwerik
zal zingen tot het einde der dagen". Maar mis
schien is het toch wel goed dat wij ons even
bezinnen op de beteekenis van dezen man als
componist en als mensch voor onze cultuur en
onzen geest.
Den zevenden Juli 1860 werd hij geboren
als zoon uit het talrijke gezin van een Jood-
schen kleinen handelaar. Den achttienden Mei
1911 stierf de groote componist, de wereldbe
roemde dirigent, vriend van alle prominente
kunstenaars. Daartusschen ligt een wonderlijk
leven, waarin een man uit het eenvoudigste
milieu hoog opzwaait.tot den roem, tot hij
sterft, vereerd doch gekneusd, gesterkt door
de bewondering der getrouwen, verraden door
velen.
Ongetwijfeld dankt Mahler veel aan de
smart, die hij in zijn vruchtbaar leven heeft
geleden, aan zijn eigen karaktertrekken. De
onverzettelijkheid van een artistieke overtui
ging kwam den opera-dirigent en -directeur
weinig te stade. Een man die in zijn betrek
king van dirigent eenvoudig weigerde werken
van Mozart en Wagner uit te voeren, omdat
het orkest van Ollmütz zoo slecht was, dat hij
dit een smaad aan deze componisten vond,
paste weinig op de plaats, welke het lot hem
gaf, achter de dirigentenlessenaar.
Gustav Mahler.
Doch meer dan aan deze schijnbaar harde
eigenschappen zijn zijn teleurstellingen te
wijten aan zijn eenvoudige geestesgesteldheid.
Het was hem zoo gewoon, dat hij, waar het de
kunst gold, niet transigeerde! „Als mensch
doe ik iedere, als kunstenaar geen enkele con
cessie." Deze woorden schetsten den man, die
ze uitsprak en zij geven ons de kern van alle
conflicten in een wereld, die voor zoo'n groot
gedeelte drijft op persoonlijke halsstarrigheid
en artistieke transacties als de artisten-
wereld.
Gustav Mahler is één van de laatste ver
tegenwoordigers van de romantiek en tevens
een der eerste modernen. Modern in den zin
van zakelijk veel voorkomende doch nutte-
looze classeering is hij zeker niet. Wie zijn
plaats ten opzichte van romantiek en moder
nen wil bepalen, moet zich eerst bezinnen op
de beteekenis van beide begrippen. Dan staat
de deur open voor allerlei bespiegelingen, al
lerlei systematieken en allerlei dwaasheden.
Mij lijkt het dat men Mahler moet zien als
het knooppunt van twee cultuurtijdvakken.
In dezen man voeren de twee machtigste in
vloeden, romantiek en bezonkenheid, een ti-
tanischen strijd. Een strijd waarbij het genie
Mahler, zijn muzikale scheppingskracht, de
inzet is.
Nog altijd is de figuur Mahler een probleem.
Nog altijd zijn de meeningen over hem ver
deeld, vereeren sommige dirigenten en critici
hem grenzeloos, terwijl anderen hem nauwe
lijks achten en hij op de programma's van vele
orkesten ontbreekt.
Het is deze romantiek die voor ons niet heeft
uitgewerkt. Het is de onbeheerschtheid, de
overwoekering van het ééne gevoel, van het
ééne sentiment over alles, dat ons, met alle
gêne die wij erbij gevoelen, niet loslaat. Daarin
is alle bezonkenheid zelfbedrog, daarin is niets
volkomens, behalve de helsche strijd van het
individu voor de orde en het evenwicht in zijn
ziel. Doch deze orde, dit evenwicht vindt de
romanticus nooit, hij blijft de eeuwige jonge
ling.
Geen religie is in staat daar orde en rust
te schenken. Waar zij optreedt wordt zij hei-
densch, panisch en bezeten. Het wordt de
dionysische razernij en de heidensche verruk
king, waarin Mahler van zijn achtste symfo
nie schrijft: „Es ist das grösste, was ich bis
jetzt gemacht habe. Und so eigenartig nach
Inhalt und Form, dass sich darüber gar nicht
schreiben lasst. Denken Sie sich, dass das
Universum zu tönen und zu klingen begimit.
Es sind nicht mehr menschliche Stimmen, son-
dern Planeten und Sonnen, welche kreisen".
Tot deze hoogten stijgt het conflict, de vernie
tigende botsing der demonische krachten die
de negentiende en de twintigste eecw beheer-
schen.
Als wij bladeren in <e partituur van de
achtste, „Symfonie der Tausend" genoemd,
waarin een orkest van honderdtwintig man
wordt vereischt, als wij daarnaast lezen het
Adagietto uit de vijfde, alleen voor strijkers
en harp, dan doet zich plotseling voor ons de
ziel van dezen man open.
Het is niet de trivialiteit van het populaire
„muziekje", het is ook niet het gewilde, het
opzettelijke. Men verwijt dit Mahler veel, doch
het is een verwijt dat niet gerechtvaardigd is.
Zeker, die komma's, kwistig in de partituur
verspreid, zijn ons vreemd. Wij vinden er voor
schriften. waar wij ze het minst verwachten.
Doch zijn al deze buitenissigheden werkelijk
opzettelijke effectmiddelen? Mahler schrijft
in de derde symfonie 8 hoorns. 6 pauken, 2
harpen voor, ja zelfs laat hij de contrabassen
van een contra c-snaar voorzien. Een leger
slagwerkers staat opgesteld en als hij de sym
fonie ontwerpt, schrijft hij er nog bij voor een
„Hammer".
Niemand kent het instrument en als einde
lijk de orkestleden het podium voor de repe
titie betreden, staat het op hen te wachten.
Het is een enorme ovale kist, bespannen met
een runderhuid. Het moet een soort- „super-
pauk" zijn, die alleen in de finale op het
hoogtepunt wordt geslagen. Drie maal repe
teert Mahler met de „Hammer", dan roept hij
mistroostig uit: „Ach! das ist ja nichts" en de
super-pauk is van de baan. Doch als document
heeft het waarde. Geen charlatan ontwerpt dit
instrument om het nooit bij een uitvoering te
laten gebruiken. Slechts hij, die bezeten is
door den drang naar 't gigantische grijpt naar
deze extremiteiten. Als de verwezenlijking een
teleurstelling is, heeft hij ook voor zichzelf
geen gedachte aan transigeeren!
Om Mahler als mensch en als componist
want deze twee functies zijn bij hem minder
dan bij wien ook te scheiden te begrijpen
moet men hem hooren. En juist daartoe wordt
men thans weinig in de gelegenheid gesteld.
Men moet hem tevens hooren in een vlekke-
looze uitvoering. Zelf was hij een dirigent, die
bij de uitvoering van het werk van anderen
tot in de finesses iedere schakeering regelde.
Ook voor zijn muziek is dit noodzakelijk. In
den vorm waarin hij zijn werk heeft gegeven
is het gegroeid uit zijn orkestpraktijk. Zeven
hoorns zeggen ons dat hier een componist
plotseling als bezeten is van den klank van deze
hoorn. Wij vinden dit overal bij hem terug,
hoe telkens weer het zelfde trompetmotief op
flakkert, tot in het oneindige wordt herhaald.
Hier is het niet meer de musicus die een me
lodie schrijft, hier wordt het de mensch die
ons telkens weer moet vertellen over dat eene
trompetsignaal, telkens weer ons vertelt van
zijn ervaring, van zijn herinnering.
Vijf en twintig jaren! Zij zijn reeds voldoen
de geweest om een storm van geestdrift te
wekken. Zij zijn ook voldoende geweest om
reeds weer de vijand van alle schoonheid, de
onverschilligheid, los te laten. Na deze vijf en
twintig jaren is het publiek reeds weer be
reid Mahler te vergeten. Zeker, het is nog
altijd de groote Mahler. Doch bij hoevelen ligt
er nog in deze woorden de waarachtige waar
deering, de oprechte vereering van vroeger?
G. I.
„Het is het grootste, wat ik tot nu toe ge
maakt heb. En het is zoo bijzonder naar in
houd en vorm, dat ik er heelemaal niet over
schrijven kan. Denk U in, dat het heelal be
gint te klinken. Het zijn geen menschelijke
stemmen meer, doch planeten en zonnen, die
in kringen ronddraaien.'.
Activiteit op alle fronten.
Het is een geliefkoosde stelling van den
bekenden Engelschen luchtvaartdeskundige
C. G. Grey, dat Engeland gewoon is groot-
sche nieuwigheden tijden lang te laten lig
gen om dan plotseling te beginnen op het
punt, dat de anderen na jaren van moeite
en inspanning hebben bereikt, en dan de
leiding te nemen en te behouden. .Showing
them how really to do such things", drukt
Grey dat met Angelsaksischen hoogmoed uit.
Maar wanneer we zien met welke ongeloof
lijke snelheid en activiteit Albion bezig is een
gooi te doen naar de commercieele lucht-
vaartsuprematie, dan schijnt het moment in
derdaad wear eens te moeten komen, dat
Engeland met alle middelen, die het in zijn
overvloed heeft, zich gaat irispannen om de
leiding te nemen.
Het grootsche schema, dat niets minder
omvat dan per week: 3 diensten Londen
Brisbane, 3 diensten BrisbaneLonden, 3
diensten LondenKaapstad en 3 diensten
Kaapstad—Londen en achter de hand de be
doeling van een transatlantische verbinding
op New-Yorkï brengt een koortsachtige ac
tiviteit op allerlei gebieden en over de ge-
heele wereld.
De eerste van de 29 vliegbooten die daar
voor hij Short worden gebouwd is vrijwel
gereed of al klaar. De eerste drie hebben dan
ook al voorloopig hun bestemming gekregen.
De eerste zal voorloopig op de bestaande route
van de Middellandsche Zee uit, de tweede
zal lange-afstand-vluchten moeten ma
ken ter voorbereiding van transatlantische
vluchten en de derde zal voorloopig met de
Pan American Airways de lijn New-York
Bermuda eilanden bedienen. Wat dit laatste
betreft; de luchtvaartbegrooting van dit jaar
voorziet al in een jaarïijksche subsidie van
18.000 voor de Imperial Airways voor dezen
dienst, waarvan een vijfde deel door de Ber
muda's wordt gedragen. Waar ook de Luft
hansa ongeveer gereed is met haar dienst via
de Bermuda's wordt hiermee haast ge
maakt.
De vliegbooten zullen ongeveer gelijk zijn
aan de bestaande Short Scion Seniors, met
dit verschil, dat ze niet met Pobjoy, maar
met Bristol Pegasus X-motoren worden uit
gerust. Maximum snelheid ongeveer 300 K.M..
kruissnelheid ongeveer 250 K.M. Actieradius
1200 K.M. voor het standaardmodel. De mo
toren hebben een maximum van 920 P.K. op
2925 toeren.
De routes staan nog niet vast. Wat betreft
de lijn op Australië is van Australische zijde
voorgesteld het bestaande traject Singapore
—Port Darwin te veranderen in een lijn, die
van Port Darwin naar Noord-Borneo zou
loopen met zijlijnen naar Manilla, Hongkong
en Nieuw Guinea. Er zou dan aansluiting
worden tot stand gebracht met de in voor
bereiding zijnde Pan American Airways
diensten over de Pacific (De clipperdiensten).
Van Engelsche zijde voelt men weinig voor
het opgeven van de directe route via Singa
pore, maar in samenwerking met de P.A.A. is
een zijlijn naar Manilla waarschijnlijk.
De South African Airways, die nu vliegen
met de prachtige Ju 52's met Rolls Kestrel
motoren, zullen, ook wanneer eenmaal de
vliegbootdiensten bestaan, vermoedelijk van
Johannesburg af den dienst overnemen. De
Imperia! booten vliegen dan tot Durban,
waarna een Imperial vliegtuig het transport
tot Johannesburg overneemt. In Engeland
bestaat natuurlijk hiertegen een zeer
gerechtvaardigde tegenstand. De groote be
doeling: de verbinding met hetzelfde door
gaande vliegtuig, wordt daardoor weer ge
deeltelijk beknabbeld. En het voortdurende
wisselen is lasting, tijdroovend en onprac-
tisch. Voor DurbanLonden zal dan dag
noodig zijn.
Inmiddels hebben kort geleden eenige offi
cials een reis door Britsch-Indië gemaakt
teneinde daar bases te vinden voor de route
over het Aziatische continent. Er is een vlieg
tocht gemaakt over Karachi naar Calcutta
en men heeft en passant zich ook bezig ge
houden met andere meer algemeene voorbe
reidingen. Er schijnen bases te komen in Ka
rachi. Sardar, Samand, Gwalior, Allahabad
en Calcutta.
Een groote kwestie is ook de huisvesting.
Er zal natuurlijk een nieuwe Empire Air
basis noodig zijn. Het ideaal: een vliegboot-
basis annex vliegveld, te bereiken per trein,
per vliegtuig en per boot. is nog niet gevon
den. Southampton vervult alle condities,
maar het water is te druk door het scheep-
verkeer om veilig starten en landen van de
vliegbooten te kunnen waarborgen. Lang-
stcn Harbour, vlak bij Portsmouth, wordt
ook ernstig overwogen. Maar de groote dam,
die noodig zou zijn. om niet voor het starten
van eb en vloed afhankelijk te zijn, is voor
Portsmouth te duur en het gouvernement
voelt er niets voor zelf duur te betalen voor
een commercieele vliegbootbasis. Bovendien
zou vermoedelijk het bestaande vliegveld,
waar al een 100.000 aan besteed is, moeten
worden opgegeven en vervangen door een
nieuw.
Ook voor den nog eenigszins in de lucht
hangende transatlantischen dienst is in de
luchtvaartbegrooting een som beschikbaar
gesteld. 75.000 is uitgetrokken voor vlieg-
bootbases en vliegvelden van den trans atlan-
tischen dienst. Naast de eerste vliegboot zal
binnenkort ook de nieuwe De Havilland 91
beschikbaar zijn voor transatlantische proef
vluchten. Voor deze proefvluchten zelf zijn
ook 20.000 subsidie beschikbaar.
En hoe wil Nederland zich daarin eens gaan
mengen? Waarop wachten we?
Liberaal Socialistische
Beweging.
Adres aan den Haarlemschen Raad.
De Liberaal Socialistische Beweging heeft
aan het gemeentebestuur van Haarlem een
adres aangeboden, waarin wordt aangedron
gen op:
le. onvoorwaardelijke afwijzing van elke
zgn. „ordening" van het winkelbedrijf, gelijk
deze door een der Raadsleden is voorgesteld:
2e. vermeerdering van het werkkapitaal en
de werkgelegenheid door den handeldrijven-
den en industrieelen middenstand, verhooging
van de koopkracht, verlaging van de prijzen
van levensonderhoud en vermindering der
werkloosheid, alles door inkrimping der ge
meentelijke bemoeiingen ten bate van het
particulier bedrijf en aanzienlijke verlaging
der overzware gemeentelijke lasten en tarie
ven. welke het zwaarst drukken op een meer-
derdheid van min- en onvermogenden in den
middenstand:
3e. bevordering van de binnenlandsche
kolonisatie, omschreven in de statuten der
L.S.B.. rechtstreeks binnen eigen gemeente
lijke bevoegdheid o.m. als doeltreffendste be
strijding der werkloosheid, middelijk door
aandrang op de regeering en de Staten Gene
raal.
In de uitvoerige memorie van toelichting
wijst de adressante op het gevaar van het,
naar haar zeggen, heerschende „grondmono-
polie", waarvan zij zegt dat het is: „de eenige
oordzaak van allen materieelen en geestelijken
neer- en ondergang. Verwijdering van het
grondmonopolie beteekent herstel van het na
tuurlijk, heilig en volstrekt onmisbaar per
soonlijk eigendomsrecht van de natuurlijke
rechtsorde en onbelemmerde werking voor
het eerst van het vrije spel det maatschap
pelijke krachten".
Aangaande de „ordening in het winkelbe
drijf voert de adressante aan, dat dit streven
alleen neerkomt op een zucht naar uitslui
ting van nieuwe concurrenten, en geen waar
borgen voor bekwaamheid biedt. Het is te
vergelijken met het streven van de arbei
dersbonden, doch nu de middenstanders niet
tot zooveel onderlinge samenwerking in staat
zijn, zoeken zij overheidsdwang in de plaats
te stellen van solidariteit. Doch het resultaat
zal het zelfde zijn als voor de arbeiders, geen
„contractloonen" zullen armoede en werk
loosheid kunnen voorkomen.
Een der meest directe oorzaken zoek adres
sante in de wanverhouding tusschen de „luxe-
gemeenschap" en de rest van de bevolking.
„Op het moment zelf, waarop deze luxe
gemeenschap slechts tot twee derde van haar
nu opgezwollen en alles overwoekerenden
omvang is teruggebracht, is de koopkracht
van ons volk veel meer dan verdubbeld, ver
drievoudigd".
De werkloosheid noemt adressante demora-
liscerend. en zij prijst aan:
„Wanneer de gemeente aan alle nu onder
steunde werkloozen, daartoe bekwaam en be
reid. een klein boeren- of tuindersplaatsje met
eerste crediet, werktuigen, inboedel enz. ver
strekt. met steun voor het eerste jaar, zal
het totaal der koster* steeds minder worden
dan het bedrag der huidige kosten voor werk
verschaffing".
Als middel om aan grond te komen wijst
adressante aan het legale middel der grond
belasting van 1 pCt. op blooten grond naar de
verkoopswaarde.
PERSONALIA.
Voor het apothekersassistentexamen is te
Amsterdam geslaagd Mej. A. A. Boterweg, te
Haarlem.
Geslaagd voor het candidaatsexamen in de
klassieke letteren aan de Rijksuniversiteit te
Leiden mej. A. L. T. Kamminga, te Haarlem.
SANTPOORT
VELSER BURGERWACHT.
Dezer dagen had in het perceel van den
heer Klauwers aan den Bloemendaalsche
straatweg een bijeenkomst plaats van te
Santpoort en Jan Gijsenvaart wonende leden
en belangstellenden van „De Velser Burger
wacht". De voorzitter der Vereeniging, de
heer A. ten Bvoeke, verwelkomde de aanwezi
gen en deelde in zijn openingswoord mede,
dat deze- vergadering hoofdzakelijk door het
bestuur is belegd om de organisatie in dit deel
van de gemeente uit te breiden en om de le
den in de gelegenheid te stellen, naar voren
te brengen datgene, wat h.i. in het belang der
Burgerwacht kan strekken. Spr. wees op de
noodzakelijkheid van het voortbestaan der
Burgerwacht; deze steunt niet een be
paalde regeering, doch elk wettig gezag.
Na de hierop volgende besprekingen van
huishoudelijken aard en een korte pauze, gaf
de voorzitter het woord aan den heer C. J.
van Oost. commies-chef ter secretarie van
Velsen. die een causerie hield over „Luchtbe
scherming en de taak die de Burgerwacht
daarbij kan vervullen". Op duidelijke wijze
schetste spr. de groote gevaren uit de lucht,
speciaal voor deze gemeente, en zette hij uit
een. welke werkzaamheden de Burgerwacht
in het belang der gemeenschap kan verrich
ten bij eventueele aanvallen uit de lucht.
Deze leerzame lezing werd door de aanwe
zigen met veel belangstelling gevolgd. Nadat
nog enkele vragen waren gesteld, sloot de
voorzitter te ruim half elf de bijeenkomst.
Crediet en Ondersteuning.
De voorschotten, welke aan kleine midden
standers verstrekt zullen worden door geld-
schietbanken, waarbij de op te richten borg-
steüingsfondsen zoo noodig steun zullen ver
kenen. worden, o.m. mogelijk gemaakt door
een gedeeltelijke regeeringsgarantie. Hoewel
deze hulpverleening in principe bereikbaar is
voor iederen middenstander heeft men een
uitzondering gemaakt voor hen, die niet reeds
op 1 Januari 1932 als zelfstandig ondernemer
gevestigd waren. Bovendien participeert het
Rijk niet in verliezen op borgstellingen, welke
hooger zijn dan f 500. Tegen beide beperkingen
zijn hier en daar reeds bezwaren geuit. Waar
om zoo vragen velen zich af heeft men
den datum van 1 Januari 1932 als fatalen da
tum gekozen? Zijn er na dien geen gevallen,
waarin deze vorm van hulpverleening evenzeer
gerechtvaardigd zou zijn? Bij het aannemen
van een later tijdstip zou het aantal gedu
peerden ongetwijfeld kleiner zijn. Maar ook
dan zouden er uitgestotenen blijven. Deze on
billijkheid indien men daarvan mag spre
ken zou alleen verdwijnen, indien men geen
datum zou fixeeren. Intusschen dient men deze
tijdsbepaling ook te beschouwen in het licht
van het regeeringsbeleid met betrekking tot
den middenstand. Het bekende ontwerp Vesti
gingswet beoogt een beperking van het aantal
middenstandsbedrijven. In de kringen van den
georganiseerden middenstand kan men be
luisteren, dat men hier en daar dit ontwerp
onvoldoende acht. Zij zijn het, die verder wil
len gaan. De middelen, welke zij daarvoor
aanbevelen, kunnen hier gevoegelijk onbe
sproken blijven. Alleen het streven als zoo
danig heeft in dit verband beteekenis. Scha
kelt men nu bovenomschreven vorm van cre-
dïetverleenlng in, dan is m.i. met het vast
leggen van den datum van 1 Januari 1932 een
beperking beoogd, die den voorstanders van
een „krachtiger" Vestigingswet slechts aange
naam kan zijn. Daarmede heb ik allerminst
willen betoogen, dat dus geen onbillijkheden
te verwachten zijn. Integendeel. Het staat
vast, dat volkomen bona-fide middenstanders
van een dergelijke beperking de dupe zullen
worden. Immers, na 1 Januari 1932 zijn er ve
len geweest, die gedwongen door allerhande
maatregelen, het roer hebben moeten om
gooien. Daarbij worde niet in de eerste plaats
gedacht aan hen, die uit bezuinigingsoverwe-
gïngen ontslagen zijn en nu als zelfstandig
ondernemer een kansje willen wagen, maar in
hoofdzaak aan hen, die. als ondergeschikte
in een of ander middenstandsbedrijf hun
brood hebben verdiend en door handels
politieke maatregelen geheel of grootendeels
broodeloos zijn geworden. Onder deze groep
zijn er velen, die op middenstandsterrein vol
komen terzake kundig zijn, die dus om in
een bekende makelaars-term te vervallen
de eer en den stand der middenstanders niet
zouden schaden en die toch uitsluitend als
gevolg van meergenoemd datum-bepaling
deze hulpverleening niet deelachtig kunnen
worden. Daarin schuilt ongetwijfeld een on
billijkheid. Deze is zelfs van verstrekkender
aard dan bij het ontwerp Vestigingswet, omdat
de daarin thans opgenomen normen, welke
worden aangelegd, vóórdat men zich mag
vestigen, eerst van kracht kunnen worden ten
aanzien van hen, die zich na de afkondiging
der wet willen vestigen, terwijl de niet-cre-
dietverstrekking van toepassing zal zijn op
hen, die zich reeds gevestigd hebben. De strek-
.king in beide gevallen ls echter dezelfde.
Een ander bezwaar van pricipieelen aard
tegen de Borgstellingsfondsen en de daar
mede gepaard gaande credietverstrekking is
door den bekenden middenstandsadviseur Dr.
Tobi opgeworpen. Het betreft de moeilijkheid
om den juisten grens te vinden tusschen fei
telijke ondersteuning en crediet. Inderdaad
ligt hier ec-n gevaarlijke klip. Men dient daarbij
wel te bedenken, dat het beschikbare feiten
materiaal nog zoo beperkt is, dat men moei
lijk aan de hand van cijfers vaste conclusies
kan trekken. De beschikbare gegevens be
treffen daarbij nog fondsen, die een ander
karakter hebben dan de hier in het geding
zijnde Middenstandsborgstellingfondsen. Zij
verstrekken gewoonlijk aan werknemers kleine
voorschotten, zoomede aan personen met een
gering inkomen. Een dergelijke instelling is
bijv. het bekende Leidsche Borgstellingsfonds,
hetwelk in de zeven jaren van zijn bestaan
circa 2600 borgstellingen verleende tot een be
drag van 225.000 gulden, waarvan ongeveer
2100 borgstellingen zijn afgedaan tot een be
drag van circa f 205.000. De verliezen op deze
borgstellingen zijn bij dit Leidsche fonds in
derdaad gering. Op een bedrag aan verleende
borgstellingen ad 41.442 gulden in 1934 be
droeg het verlies op afgedane en gedeeltelijk
afloopende borgstellingen in dat jaar f72.
Over 1933 bedroeg dit verlies 248 gulden bij
39.670 gulden aan verleende borgstellingen.
De verliescijfers over de andere jaren toonen
een overeenkomstig beeld. Men kan zich over
dezen gang van zaken slechts verheugen, maar
men moet voorzichtig zijn om nu te meenen.
dat het met deze Middenstandsborgstellings-
fondsen ook wel zoo zal gaan. Het is n.m.l.
waarschijnlijk, dat daar de verliescijfers hoo
ger zullen zijn. Bij het Leidsche fonds en die.
welke op overeenkomstige leest geschoeid zijn,
heeft men in hoofdzaak met personen te doen
met een meer of minder vast inkomen. Bij
de Middenstandsborgstellingsfondsen is dat
anders.
Zij, die van die zijde hulp zullen ontvangen,
missen deze basis gewoonlijk. Uit dien hoofde
reeds is te verwachten, dat het verliespercen
tage hooger zal zijn. Wanneer dat zoo meteen
inderdaad zoo zal blijken te zijn, is het gevaar
niet denkbeeldig, dat de hulp, welke een cre-
dletverleening behoort te zijn, feitelijk een
ondersteuning ls geworden. Bij de huidige
moeilijke omstandigheden, waaronder vrijwel
het geheele middenstandsbedrijf leeft, zal
deze verstrekking van ondersteuning uiterst
gemakkelijk met zich kunnen brengen, dat
bedrijven in stand worden gehouden, die uit
economisch oogpunt geen reden van bestaan
hebben. Uit een en ander volgt, dat met de
grootst mogelijke voorzichtigheid deze hulp
verleening ter hand genomen moet worden en
dat vóór alles aandacht besteed moet worden
aan de keuze van hen, die men met dit werk
gaat belasten.
MOLLERUS
NAGEKOMEN PREDIKBEURTEN.
MÖTTLINGER VRIENDEN. Vrijdag nam. 8 u.:
Samenkomst in de Broederkerk, Parklaan 34.
ONGELUK MET DOODELIJKEN AFLOOP.
Donderdagavond is de 62-jarige Van den
Hof. die bij zijn schoonzoon op de duo van
een motorrijwiel was gezeten, ter hoogte van
de gestichten „Talitha Kumi" te Zetten, toen
de motorrijder plotseling voor een hond moest
remmen, gevallen. Hy weid in bewusteloozen
toestand naar huis vevoerd, waar hij Vrij
dagmiddag aan de gevolgen van den val is
overleden.
De malversaties te Ambt-
Hardenberg.
Op de schriftelijke vragen van het Tweede-
Kamerlid Van der Heide in verband met. ae
door den ontvanger van Ambt-Hardenberg
gepleegde malversaties heeft de minister van
Binnenlandsche Zaken o.m. geantwoord, dat
eerst uit de gepubliceerde verslagen van de
terechtzitting de algemeene indruk is ver
kregen. dat de burgemeester van de verduis
terde gelden heeft geprofiteerd.
Deze onthulling is dus bekend geworden na
het ontslag aan den burgemeester, terwijl van
eenig besluit, motie of andere uitspraak van
den raad betreffende schorsing van den bur
gemeester niets bekend is.
Wel heeft de minister met verschillende
personen uit Ambt-Hardenberg besprekingen
gevoerd, waarby echter nimmer een beschul
diging, als thans voor den rechter is behan
deld, tegen den burgemeester is geuit. Daarbij
was slechts sprake van het leenen van een
bedrag van f 475 door den burgemeester van
den ontvanger tegen afgegeven kwitantie.
Daarop heeft de minister den burgemeester
ernstig gewezen, toen deze terugkwam op zijn
5 December 1935 gevraagd ontslag en verzocht
zijn loopende 6-jarige ambtsperiode te mogen
beëindigen.
De toestand te Ambt-Hardenberg kenmerk
te zich door een algemeene verwarring, waar
in getuige ook de plaatselijke bladen
verdenkingen en beschuldigingen tegen ver
schillende overheidspersonen aldaar werden
geuit. Daarin en ook in te zijner kennis ge
komen voornemens van de zijde der justitie,
kon de minister niet zoodanige aanwijzingen
vinden, dat hij ook maar eenigszins het be
staan kon vermoeden van feiten, als welke
achteraf voor den rechter naar voren zijn
gekomen.
Wel was de beroering in Ambt-Hardenberg
en de mate, waarin het gezag van den bur
gemeester daarbij in het algemeen was ge
moeid. voor den minister reden, om begin
Maart te bevorderen, dat het verzoek, te mo
gen aanblijven, werd afgewezen en het aan
vankelijk verzoek om eervol ontslag ingewil
ligd. Aanleiding daartoe waren dus niet be
paalde feiten, die eerst later, bij het gerech
telijk onderzoek, naar voren zijn gekomen,
doch overwegingen, ontleend aan de rrszigs-
positie van den burgemeester in het alge
meen.
Dat het verleenen van eervol ontslag ten
aanzien van den burgemeester van invloed
zou zijn op de pensioen gerechtigheid, is niet
juist. Slechts bij een diensttijd van minder
dan 15 jaren is dat het geval. De burgemeester
had een diensttijd van meer dan 20 jaren
vervuld.
DRIE JUBILEA BIJ DE FIRMA JOH.
ENSCHEDE EN ZN.
Vandaag zijn er bij de firma Joh. Enschedé
en Zn. een drietal jubilea gevierd.
Op 16 Mei 1911 trad de heer H. J. Hoogslag
als schilder bij de firma in dienst. Namens de
collega's heeft de heer J. M. van Brummelen
den jubilaris toegesproken en hem een rook
stel aangeboden. De heer Hoogslag werd door
de directie ontvangen, waarbij hij door den
heer B. F. Enschedé toegesproken werd en net
gebruikelijke geschenk werd overhandigd.
De heer D. Andrea trad op 17 Mei 1886 bij
de firma in dienst, terwijl de heer J. D. Kla-
bou morgen 25 jaar in dienst der firma is.
De heer Andrea werd per auto afgehaald en
op de afdeeling toegesproken door den heer
L. Kosters. Hem werd een theekast met kleed
en een mand bloemen aangeboden namens
het personeel. De directie heeft hem daarna
ontvangen, waarbij de heer B. F. Enschedé
hem toesprak en mededeelde dat het H. M.
behaagd had den jubilaris de eeremedaille
in zilver, welke verbonden is aan de Oranje
Nassau-orde. toe te kennen.
De heer Meijer sprak den heer Klabou toe
en bood namens de chef en het personeel een
clubfauteuil en een mand bloemen aan. Na
mens de directie sprak de heer G. F. Enschedé
die het gebruikelijke geschenk aanbood.
„Tineke". Fotografie en verzorging
van Plet Marée; tekst van Clara
Asscher-Pinkhoff: verschenen bij
H P. Leopolds Uitgevers Mij. N.V.,
Den Haag.
Eén dag uit het leven van een klein blond
meiske.
Zoo'n kleine krullebol begint haar dag met
een schaterlach. Als de zonnestralen Tineke's
oogjes hebben opengemaakt dan komt er leven
in het witte bedje, dan moet de hummel ge-
wasschen en aangekleed worden, want
er is nog zóó'n boel te doen. Zelf kan ze daar
bij al flink helpen en het duurt dan ook niet
lang of Tineke zit netjes aan de ontbijttafel. U
kent dat beeld: de kleuter op een hooge stoel,
een geborduurd slabbetje voor en de boter
ham op een vroolijk bordje. Het fijnste is het
natuurlijk als moeder dan bij je zit: anders
moet een wollen beest maar tot gezelschap
dienen. En als het eten op is, dan begint de
werkdag! Alle kindertjes hebben hun speel
goed, maar in de kleine meisjes schuilt vaak
een huishoudstertje. Wat is het niet heer
lijk om te mogen poetsen en wasschen en
stoffen. En dan vooral netjes de stofdoek uit
kloppen
Kinderen hooren bij den zomer, en bij de
kinderen behooren^de bloemen. Wat kunnen
ze die voorzichtig m het handje nemen om
eraan te ruiken, en wat kunnen ze de bloemen
schattig toespreken als de kleine vingertjes de
stengels afbreken voor een bouquet. De speel
goedbeesten moeten gevoerd worden en Ti
neke's poppekind heeft zon noodig. Dan zijn
de dagelijksche plichten in het kleine leven
tje bijna volbracht: alleen de echte eendjes
moeten hun brood nog hebben. Riekje en Elsje
en Gerrit, ze komen allemaal naar je toe-
zwemmen als je met je mandje aan den
rand van de vijver staat. En de wollen eend
kijkt met belangstelling naar zijn levende
broertjes en zusjes.
Spelen doet Tineke net zoo graag als alle
andere kleine meisjes en jongens. Een beetje
met het fietsje rijden en plaatjes „lezen" in je
mooie prenteboek, En toch nog eens probeeren
of ze geen wijsje kan spelen op die groote
piano: of zal ze stlekum even aan de radio
draaien? Nu zal Tineke Oma maar eens op
bellen om te vragen of ze mag komen met
haar beesten. Ja hoor,, het mag; en allang
voordat Pappa klaar is om haar wee te
brengen is de kleine kleuter in de auto" ge
klauterd en zit ze al parmantig achter het
stuur.
Zoo is een dag uit het leven van onze
kleintjes. En zoo is het in boven vermeld boek
weerreceven door de prachtig getroffen foto's
van Piet Marée en de korte teksten van Clara
AsscherPinkhof. Uit dit allerliefste boek is
net gemakkeliik iets aan uw kinderen te ver
tellen aan de hand van de mooie foto's: en de
korte tekst helpt u daar nog wat bij. Ook
kunnen de kleintjes wel zelf de plaaties
..lezen", maar van veel meer waarde Ü1kt dit
boek me toch voor alle kindervrienden en
-vriendinnnen en vooral voor ouders. Fen
prentenboek voor groote menschen. Maar u
vindt in deze bezige krullebol Immers alle
maal iets van uw eigen kleuters terug?