18 Mei. Gustav Mahler's sterfdag. De verwezenlijking van de Luchtroutes. Borgstellingsfonds voor den Middenstand. Nieuwe Uitgaven. ZATERDAG 16 MEI 1936 H A A R E E M'S D A G B E A D 9 f,Als mensch doe ik iedere, ats kunstenaar geen enkele concessie". „Gustav Mahler". Wie op het oude „Grin- zinger" kerkhof in Weenen komt, vindt deze simpele woorden op een simpele zuil. Er bloeien wat bloemen op het graf en een ge kromde berk zeeft het zonlicht, dat het in kleine vlekjes speelt op deze laatste rustplaats. Gustav Mahler! Zijn vijf en twintig jaren, die sinds zijn sterfdag vandaag verloopen zijn, een reden om op dezen componist met zooveel nadruk terug te komen? Misschien niet als men meent dat alles gaat zooals het gaan moet en dat het toch minder belangrijk is dat een genie verguisd wordt dan dat „de leeuwerik zal zingen tot het einde der dagen". Maar mis schien is het toch wel goed dat wij ons even bezinnen op de beteekenis van dezen man als componist en als mensch voor onze cultuur en onzen geest. Den zevenden Juli 1860 werd hij geboren als zoon uit het talrijke gezin van een Jood- schen kleinen handelaar. Den achttienden Mei 1911 stierf de groote componist, de wereldbe roemde dirigent, vriend van alle prominente kunstenaars. Daartusschen ligt een wonderlijk leven, waarin een man uit het eenvoudigste milieu hoog opzwaait.tot den roem, tot hij sterft, vereerd doch gekneusd, gesterkt door de bewondering der getrouwen, verraden door velen. Ongetwijfeld dankt Mahler veel aan de smart, die hij in zijn vruchtbaar leven heeft geleden, aan zijn eigen karaktertrekken. De onverzettelijkheid van een artistieke overtui ging kwam den opera-dirigent en -directeur weinig te stade. Een man die in zijn betrek king van dirigent eenvoudig weigerde werken van Mozart en Wagner uit te voeren, omdat het orkest van Ollmütz zoo slecht was, dat hij dit een smaad aan deze componisten vond, paste weinig op de plaats, welke het lot hem gaf, achter de dirigentenlessenaar. Gustav Mahler. Doch meer dan aan deze schijnbaar harde eigenschappen zijn zijn teleurstellingen te wijten aan zijn eenvoudige geestesgesteldheid. Het was hem zoo gewoon, dat hij, waar het de kunst gold, niet transigeerde! „Als mensch doe ik iedere, als kunstenaar geen enkele con cessie." Deze woorden schetsten den man, die ze uitsprak en zij geven ons de kern van alle conflicten in een wereld, die voor zoo'n groot gedeelte drijft op persoonlijke halsstarrigheid en artistieke transacties als de artisten- wereld. Gustav Mahler is één van de laatste ver tegenwoordigers van de romantiek en tevens een der eerste modernen. Modern in den zin van zakelijk veel voorkomende doch nutte- looze classeering is hij zeker niet. Wie zijn plaats ten opzichte van romantiek en moder nen wil bepalen, moet zich eerst bezinnen op de beteekenis van beide begrippen. Dan staat de deur open voor allerlei bespiegelingen, al lerlei systematieken en allerlei dwaasheden. Mij lijkt het dat men Mahler moet zien als het knooppunt van twee cultuurtijdvakken. In dezen man voeren de twee machtigste in vloeden, romantiek en bezonkenheid, een ti- tanischen strijd. Een strijd waarbij het genie Mahler, zijn muzikale scheppingskracht, de inzet is. Nog altijd is de figuur Mahler een probleem. Nog altijd zijn de meeningen over hem ver deeld, vereeren sommige dirigenten en critici hem grenzeloos, terwijl anderen hem nauwe lijks achten en hij op de programma's van vele orkesten ontbreekt. Het is deze romantiek die voor ons niet heeft uitgewerkt. Het is de onbeheerschtheid, de overwoekering van het ééne gevoel, van het ééne sentiment over alles, dat ons, met alle gêne die wij erbij gevoelen, niet loslaat. Daarin is alle bezonkenheid zelfbedrog, daarin is niets volkomens, behalve de helsche strijd van het individu voor de orde en het evenwicht in zijn ziel. Doch deze orde, dit evenwicht vindt de romanticus nooit, hij blijft de eeuwige jonge ling. Geen religie is in staat daar orde en rust te schenken. Waar zij optreedt wordt zij hei- densch, panisch en bezeten. Het wordt de dionysische razernij en de heidensche verruk king, waarin Mahler van zijn achtste symfo nie schrijft: „Es ist das grösste, was ich bis jetzt gemacht habe. Und so eigenartig nach Inhalt und Form, dass sich darüber gar nicht schreiben lasst. Denken Sie sich, dass das Universum zu tönen und zu klingen begimit. Es sind nicht mehr menschliche Stimmen, son- dern Planeten und Sonnen, welche kreisen". Tot deze hoogten stijgt het conflict, de vernie tigende botsing der demonische krachten die de negentiende en de twintigste eecw beheer- schen. Als wij bladeren in <e partituur van de achtste, „Symfonie der Tausend" genoemd, waarin een orkest van honderdtwintig man wordt vereischt, als wij daarnaast lezen het Adagietto uit de vijfde, alleen voor strijkers en harp, dan doet zich plotseling voor ons de ziel van dezen man open. Het is niet de trivialiteit van het populaire „muziekje", het is ook niet het gewilde, het opzettelijke. Men verwijt dit Mahler veel, doch het is een verwijt dat niet gerechtvaardigd is. Zeker, die komma's, kwistig in de partituur verspreid, zijn ons vreemd. Wij vinden er voor schriften. waar wij ze het minst verwachten. Doch zijn al deze buitenissigheden werkelijk opzettelijke effectmiddelen? Mahler schrijft in de derde symfonie 8 hoorns. 6 pauken, 2 harpen voor, ja zelfs laat hij de contrabassen van een contra c-snaar voorzien. Een leger slagwerkers staat opgesteld en als hij de sym fonie ontwerpt, schrijft hij er nog bij voor een „Hammer". Niemand kent het instrument en als einde lijk de orkestleden het podium voor de repe titie betreden, staat het op hen te wachten. Het is een enorme ovale kist, bespannen met een runderhuid. Het moet een soort- „super- pauk" zijn, die alleen in de finale op het hoogtepunt wordt geslagen. Drie maal repe teert Mahler met de „Hammer", dan roept hij mistroostig uit: „Ach! das ist ja nichts" en de super-pauk is van de baan. Doch als document heeft het waarde. Geen charlatan ontwerpt dit instrument om het nooit bij een uitvoering te laten gebruiken. Slechts hij, die bezeten is door den drang naar 't gigantische grijpt naar deze extremiteiten. Als de verwezenlijking een teleurstelling is, heeft hij ook voor zichzelf geen gedachte aan transigeeren! Om Mahler als mensch en als componist want deze twee functies zijn bij hem minder dan bij wien ook te scheiden te begrijpen moet men hem hooren. En juist daartoe wordt men thans weinig in de gelegenheid gesteld. Men moet hem tevens hooren in een vlekke- looze uitvoering. Zelf was hij een dirigent, die bij de uitvoering van het werk van anderen tot in de finesses iedere schakeering regelde. Ook voor zijn muziek is dit noodzakelijk. In den vorm waarin hij zijn werk heeft gegeven is het gegroeid uit zijn orkestpraktijk. Zeven hoorns zeggen ons dat hier een componist plotseling als bezeten is van den klank van deze hoorn. Wij vinden dit overal bij hem terug, hoe telkens weer het zelfde trompetmotief op flakkert, tot in het oneindige wordt herhaald. Hier is het niet meer de musicus die een me lodie schrijft, hier wordt het de mensch die ons telkens weer moet vertellen over dat eene trompetsignaal, telkens weer ons vertelt van zijn ervaring, van zijn herinnering. Vijf en twintig jaren! Zij zijn reeds voldoen de geweest om een storm van geestdrift te wekken. Zij zijn ook voldoende geweest om reeds weer de vijand van alle schoonheid, de onverschilligheid, los te laten. Na deze vijf en twintig jaren is het publiek reeds weer be reid Mahler te vergeten. Zeker, het is nog altijd de groote Mahler. Doch bij hoevelen ligt er nog in deze woorden de waarachtige waar deering, de oprechte vereering van vroeger? G. I. „Het is het grootste, wat ik tot nu toe ge maakt heb. En het is zoo bijzonder naar in houd en vorm, dat ik er heelemaal niet over schrijven kan. Denk U in, dat het heelal be gint te klinken. Het zijn geen menschelijke stemmen meer, doch planeten en zonnen, die in kringen ronddraaien.'. Activiteit op alle fronten. Het is een geliefkoosde stelling van den bekenden Engelschen luchtvaartdeskundige C. G. Grey, dat Engeland gewoon is groot- sche nieuwigheden tijden lang te laten lig gen om dan plotseling te beginnen op het punt, dat de anderen na jaren van moeite en inspanning hebben bereikt, en dan de leiding te nemen en te behouden. .Showing them how really to do such things", drukt Grey dat met Angelsaksischen hoogmoed uit. Maar wanneer we zien met welke ongeloof lijke snelheid en activiteit Albion bezig is een gooi te doen naar de commercieele lucht- vaartsuprematie, dan schijnt het moment in derdaad wear eens te moeten komen, dat Engeland met alle middelen, die het in zijn overvloed heeft, zich gaat irispannen om de leiding te nemen. Het grootsche schema, dat niets minder omvat dan per week: 3 diensten Londen Brisbane, 3 diensten BrisbaneLonden, 3 diensten LondenKaapstad en 3 diensten Kaapstad—Londen en achter de hand de be doeling van een transatlantische verbinding op New-Yorkï brengt een koortsachtige ac tiviteit op allerlei gebieden en over de ge- heele wereld. De eerste van de 29 vliegbooten die daar voor hij Short worden gebouwd is vrijwel gereed of al klaar. De eerste drie hebben dan ook al voorloopig hun bestemming gekregen. De eerste zal voorloopig op de bestaande route van de Middellandsche Zee uit, de tweede zal lange-afstand-vluchten moeten ma ken ter voorbereiding van transatlantische vluchten en de derde zal voorloopig met de Pan American Airways de lijn New-York Bermuda eilanden bedienen. Wat dit laatste betreft; de luchtvaartbegrooting van dit jaar voorziet al in een jaarïijksche subsidie van 18.000 voor de Imperial Airways voor dezen dienst, waarvan een vijfde deel door de Ber muda's wordt gedragen. Waar ook de Luft hansa ongeveer gereed is met haar dienst via de Bermuda's wordt hiermee haast ge maakt. De vliegbooten zullen ongeveer gelijk zijn aan de bestaande Short Scion Seniors, met dit verschil, dat ze niet met Pobjoy, maar met Bristol Pegasus X-motoren worden uit gerust. Maximum snelheid ongeveer 300 K.M.. kruissnelheid ongeveer 250 K.M. Actieradius 1200 K.M. voor het standaardmodel. De mo toren hebben een maximum van 920 P.K. op 2925 toeren. De routes staan nog niet vast. Wat betreft de lijn op Australië is van Australische zijde voorgesteld het bestaande traject Singapore —Port Darwin te veranderen in een lijn, die van Port Darwin naar Noord-Borneo zou loopen met zijlijnen naar Manilla, Hongkong en Nieuw Guinea. Er zou dan aansluiting worden tot stand gebracht met de in voor bereiding zijnde Pan American Airways diensten over de Pacific (De clipperdiensten). Van Engelsche zijde voelt men weinig voor het opgeven van de directe route via Singa pore, maar in samenwerking met de P.A.A. is een zijlijn naar Manilla waarschijnlijk. De South African Airways, die nu vliegen met de prachtige Ju 52's met Rolls Kestrel motoren, zullen, ook wanneer eenmaal de vliegbootdiensten bestaan, vermoedelijk van Johannesburg af den dienst overnemen. De Imperia! booten vliegen dan tot Durban, waarna een Imperial vliegtuig het transport tot Johannesburg overneemt. In Engeland bestaat natuurlijk hiertegen een zeer gerechtvaardigde tegenstand. De groote be doeling: de verbinding met hetzelfde door gaande vliegtuig, wordt daardoor weer ge deeltelijk beknabbeld. En het voortdurende wisselen is lasting, tijdroovend en onprac- tisch. Voor DurbanLonden zal dan dag noodig zijn. Inmiddels hebben kort geleden eenige offi cials een reis door Britsch-Indië gemaakt teneinde daar bases te vinden voor de route over het Aziatische continent. Er is een vlieg tocht gemaakt over Karachi naar Calcutta en men heeft en passant zich ook bezig ge houden met andere meer algemeene voorbe reidingen. Er schijnen bases te komen in Ka rachi. Sardar, Samand, Gwalior, Allahabad en Calcutta. Een groote kwestie is ook de huisvesting. Er zal natuurlijk een nieuwe Empire Air basis noodig zijn. Het ideaal: een vliegboot- basis annex vliegveld, te bereiken per trein, per vliegtuig en per boot. is nog niet gevon den. Southampton vervult alle condities, maar het water is te druk door het scheep- verkeer om veilig starten en landen van de vliegbooten te kunnen waarborgen. Lang- stcn Harbour, vlak bij Portsmouth, wordt ook ernstig overwogen. Maar de groote dam, die noodig zou zijn. om niet voor het starten van eb en vloed afhankelijk te zijn, is voor Portsmouth te duur en het gouvernement voelt er niets voor zelf duur te betalen voor een commercieele vliegbootbasis. Bovendien zou vermoedelijk het bestaande vliegveld, waar al een 100.000 aan besteed is, moeten worden opgegeven en vervangen door een nieuw. Ook voor den nog eenigszins in de lucht hangende transatlantischen dienst is in de luchtvaartbegrooting een som beschikbaar gesteld. 75.000 is uitgetrokken voor vlieg- bootbases en vliegvelden van den trans atlan- tischen dienst. Naast de eerste vliegboot zal binnenkort ook de nieuwe De Havilland 91 beschikbaar zijn voor transatlantische proef vluchten. Voor deze proefvluchten zelf zijn ook 20.000 subsidie beschikbaar. En hoe wil Nederland zich daarin eens gaan mengen? Waarop wachten we? Liberaal Socialistische Beweging. Adres aan den Haarlemschen Raad. De Liberaal Socialistische Beweging heeft aan het gemeentebestuur van Haarlem een adres aangeboden, waarin wordt aangedron gen op: le. onvoorwaardelijke afwijzing van elke zgn. „ordening" van het winkelbedrijf, gelijk deze door een der Raadsleden is voorgesteld: 2e. vermeerdering van het werkkapitaal en de werkgelegenheid door den handeldrijven- den en industrieelen middenstand, verhooging van de koopkracht, verlaging van de prijzen van levensonderhoud en vermindering der werkloosheid, alles door inkrimping der ge meentelijke bemoeiingen ten bate van het particulier bedrijf en aanzienlijke verlaging der overzware gemeentelijke lasten en tarie ven. welke het zwaarst drukken op een meer- derdheid van min- en onvermogenden in den middenstand: 3e. bevordering van de binnenlandsche kolonisatie, omschreven in de statuten der L.S.B.. rechtstreeks binnen eigen gemeente lijke bevoegdheid o.m. als doeltreffendste be strijding der werkloosheid, middelijk door aandrang op de regeering en de Staten Gene raal. In de uitvoerige memorie van toelichting wijst de adressante op het gevaar van het, naar haar zeggen, heerschende „grondmono- polie", waarvan zij zegt dat het is: „de eenige oordzaak van allen materieelen en geestelijken neer- en ondergang. Verwijdering van het grondmonopolie beteekent herstel van het na tuurlijk, heilig en volstrekt onmisbaar per soonlijk eigendomsrecht van de natuurlijke rechtsorde en onbelemmerde werking voor het eerst van het vrije spel det maatschap pelijke krachten". Aangaande de „ordening in het winkelbe drijf voert de adressante aan, dat dit streven alleen neerkomt op een zucht naar uitslui ting van nieuwe concurrenten, en geen waar borgen voor bekwaamheid biedt. Het is te vergelijken met het streven van de arbei dersbonden, doch nu de middenstanders niet tot zooveel onderlinge samenwerking in staat zijn, zoeken zij overheidsdwang in de plaats te stellen van solidariteit. Doch het resultaat zal het zelfde zijn als voor de arbeiders, geen „contractloonen" zullen armoede en werk loosheid kunnen voorkomen. Een der meest directe oorzaken zoek adres sante in de wanverhouding tusschen de „luxe- gemeenschap" en de rest van de bevolking. „Op het moment zelf, waarop deze luxe gemeenschap slechts tot twee derde van haar nu opgezwollen en alles overwoekerenden omvang is teruggebracht, is de koopkracht van ons volk veel meer dan verdubbeld, ver drievoudigd". De werkloosheid noemt adressante demora- liscerend. en zij prijst aan: „Wanneer de gemeente aan alle nu onder steunde werkloozen, daartoe bekwaam en be reid. een klein boeren- of tuindersplaatsje met eerste crediet, werktuigen, inboedel enz. ver strekt. met steun voor het eerste jaar, zal het totaal der koster* steeds minder worden dan het bedrag der huidige kosten voor werk verschaffing". Als middel om aan grond te komen wijst adressante aan het legale middel der grond belasting van 1 pCt. op blooten grond naar de verkoopswaarde. PERSONALIA. Voor het apothekersassistentexamen is te Amsterdam geslaagd Mej. A. A. Boterweg, te Haarlem. Geslaagd voor het candidaatsexamen in de klassieke letteren aan de Rijksuniversiteit te Leiden mej. A. L. T. Kamminga, te Haarlem. SANTPOORT VELSER BURGERWACHT. Dezer dagen had in het perceel van den heer Klauwers aan den Bloemendaalsche straatweg een bijeenkomst plaats van te Santpoort en Jan Gijsenvaart wonende leden en belangstellenden van „De Velser Burger wacht". De voorzitter der Vereeniging, de heer A. ten Bvoeke, verwelkomde de aanwezi gen en deelde in zijn openingswoord mede, dat deze- vergadering hoofdzakelijk door het bestuur is belegd om de organisatie in dit deel van de gemeente uit te breiden en om de le den in de gelegenheid te stellen, naar voren te brengen datgene, wat h.i. in het belang der Burgerwacht kan strekken. Spr. wees op de noodzakelijkheid van het voortbestaan der Burgerwacht; deze steunt niet een be paalde regeering, doch elk wettig gezag. Na de hierop volgende besprekingen van huishoudelijken aard en een korte pauze, gaf de voorzitter het woord aan den heer C. J. van Oost. commies-chef ter secretarie van Velsen. die een causerie hield over „Luchtbe scherming en de taak die de Burgerwacht daarbij kan vervullen". Op duidelijke wijze schetste spr. de groote gevaren uit de lucht, speciaal voor deze gemeente, en zette hij uit een. welke werkzaamheden de Burgerwacht in het belang der gemeenschap kan verrich ten bij eventueele aanvallen uit de lucht. Deze leerzame lezing werd door de aanwe zigen met veel belangstelling gevolgd. Nadat nog enkele vragen waren gesteld, sloot de voorzitter te ruim half elf de bijeenkomst. Crediet en Ondersteuning. De voorschotten, welke aan kleine midden standers verstrekt zullen worden door geld- schietbanken, waarbij de op te richten borg- steüingsfondsen zoo noodig steun zullen ver kenen. worden, o.m. mogelijk gemaakt door een gedeeltelijke regeeringsgarantie. Hoewel deze hulpverleening in principe bereikbaar is voor iederen middenstander heeft men een uitzondering gemaakt voor hen, die niet reeds op 1 Januari 1932 als zelfstandig ondernemer gevestigd waren. Bovendien participeert het Rijk niet in verliezen op borgstellingen, welke hooger zijn dan f 500. Tegen beide beperkingen zijn hier en daar reeds bezwaren geuit. Waar om zoo vragen velen zich af heeft men den datum van 1 Januari 1932 als fatalen da tum gekozen? Zijn er na dien geen gevallen, waarin deze vorm van hulpverleening evenzeer gerechtvaardigd zou zijn? Bij het aannemen van een later tijdstip zou het aantal gedu peerden ongetwijfeld kleiner zijn. Maar ook dan zouden er uitgestotenen blijven. Deze on billijkheid indien men daarvan mag spre ken zou alleen verdwijnen, indien men geen datum zou fixeeren. Intusschen dient men deze tijdsbepaling ook te beschouwen in het licht van het regeeringsbeleid met betrekking tot den middenstand. Het bekende ontwerp Vesti gingswet beoogt een beperking van het aantal middenstandsbedrijven. In de kringen van den georganiseerden middenstand kan men be luisteren, dat men hier en daar dit ontwerp onvoldoende acht. Zij zijn het, die verder wil len gaan. De middelen, welke zij daarvoor aanbevelen, kunnen hier gevoegelijk onbe sproken blijven. Alleen het streven als zoo danig heeft in dit verband beteekenis. Scha kelt men nu bovenomschreven vorm van cre- dïetverleenlng in, dan is m.i. met het vast leggen van den datum van 1 Januari 1932 een beperking beoogd, die den voorstanders van een „krachtiger" Vestigingswet slechts aange naam kan zijn. Daarmede heb ik allerminst willen betoogen, dat dus geen onbillijkheden te verwachten zijn. Integendeel. Het staat vast, dat volkomen bona-fide middenstanders van een dergelijke beperking de dupe zullen worden. Immers, na 1 Januari 1932 zijn er ve len geweest, die gedwongen door allerhande maatregelen, het roer hebben moeten om gooien. Daarbij worde niet in de eerste plaats gedacht aan hen, die uit bezuinigingsoverwe- gïngen ontslagen zijn en nu als zelfstandig ondernemer een kansje willen wagen, maar in hoofdzaak aan hen, die. als ondergeschikte in een of ander middenstandsbedrijf hun brood hebben verdiend en door handels politieke maatregelen geheel of grootendeels broodeloos zijn geworden. Onder deze groep zijn er velen, die op middenstandsterrein vol komen terzake kundig zijn, die dus om in een bekende makelaars-term te vervallen de eer en den stand der middenstanders niet zouden schaden en die toch uitsluitend als gevolg van meergenoemd datum-bepaling deze hulpverleening niet deelachtig kunnen worden. Daarin schuilt ongetwijfeld een on billijkheid. Deze is zelfs van verstrekkender aard dan bij het ontwerp Vestigingswet, omdat de daarin thans opgenomen normen, welke worden aangelegd, vóórdat men zich mag vestigen, eerst van kracht kunnen worden ten aanzien van hen, die zich na de afkondiging der wet willen vestigen, terwijl de niet-cre- dietverstrekking van toepassing zal zijn op hen, die zich reeds gevestigd hebben. De strek- .king in beide gevallen ls echter dezelfde. Een ander bezwaar van pricipieelen aard tegen de Borgstellingsfondsen en de daar mede gepaard gaande credietverstrekking is door den bekenden middenstandsadviseur Dr. Tobi opgeworpen. Het betreft de moeilijkheid om den juisten grens te vinden tusschen fei telijke ondersteuning en crediet. Inderdaad ligt hier ec-n gevaarlijke klip. Men dient daarbij wel te bedenken, dat het beschikbare feiten materiaal nog zoo beperkt is, dat men moei lijk aan de hand van cijfers vaste conclusies kan trekken. De beschikbare gegevens be treffen daarbij nog fondsen, die een ander karakter hebben dan de hier in het geding zijnde Middenstandsborgstellingfondsen. Zij verstrekken gewoonlijk aan werknemers kleine voorschotten, zoomede aan personen met een gering inkomen. Een dergelijke instelling is bijv. het bekende Leidsche Borgstellingsfonds, hetwelk in de zeven jaren van zijn bestaan circa 2600 borgstellingen verleende tot een be drag van 225.000 gulden, waarvan ongeveer 2100 borgstellingen zijn afgedaan tot een be drag van circa f 205.000. De verliezen op deze borgstellingen zijn bij dit Leidsche fonds in derdaad gering. Op een bedrag aan verleende borgstellingen ad 41.442 gulden in 1934 be droeg het verlies op afgedane en gedeeltelijk afloopende borgstellingen in dat jaar f72. Over 1933 bedroeg dit verlies 248 gulden bij 39.670 gulden aan verleende borgstellingen. De verliescijfers over de andere jaren toonen een overeenkomstig beeld. Men kan zich over dezen gang van zaken slechts verheugen, maar men moet voorzichtig zijn om nu te meenen. dat het met deze Middenstandsborgstellings- fondsen ook wel zoo zal gaan. Het is n.m.l. waarschijnlijk, dat daar de verliescijfers hoo ger zullen zijn. Bij het Leidsche fonds en die. welke op overeenkomstige leest geschoeid zijn, heeft men in hoofdzaak met personen te doen met een meer of minder vast inkomen. Bij de Middenstandsborgstellingsfondsen is dat anders. Zij, die van die zijde hulp zullen ontvangen, missen deze basis gewoonlijk. Uit dien hoofde reeds is te verwachten, dat het verliespercen tage hooger zal zijn. Wanneer dat zoo meteen inderdaad zoo zal blijken te zijn, is het gevaar niet denkbeeldig, dat de hulp, welke een cre- dletverleening behoort te zijn, feitelijk een ondersteuning ls geworden. Bij de huidige moeilijke omstandigheden, waaronder vrijwel het geheele middenstandsbedrijf leeft, zal deze verstrekking van ondersteuning uiterst gemakkelijk met zich kunnen brengen, dat bedrijven in stand worden gehouden, die uit economisch oogpunt geen reden van bestaan hebben. Uit een en ander volgt, dat met de grootst mogelijke voorzichtigheid deze hulp verleening ter hand genomen moet worden en dat vóór alles aandacht besteed moet worden aan de keuze van hen, die men met dit werk gaat belasten. MOLLERUS NAGEKOMEN PREDIKBEURTEN. MÖTTLINGER VRIENDEN. Vrijdag nam. 8 u.: Samenkomst in de Broederkerk, Parklaan 34. ONGELUK MET DOODELIJKEN AFLOOP. Donderdagavond is de 62-jarige Van den Hof. die bij zijn schoonzoon op de duo van een motorrijwiel was gezeten, ter hoogte van de gestichten „Talitha Kumi" te Zetten, toen de motorrijder plotseling voor een hond moest remmen, gevallen. Hy weid in bewusteloozen toestand naar huis vevoerd, waar hij Vrij dagmiddag aan de gevolgen van den val is overleden. De malversaties te Ambt- Hardenberg. Op de schriftelijke vragen van het Tweede- Kamerlid Van der Heide in verband met. ae door den ontvanger van Ambt-Hardenberg gepleegde malversaties heeft de minister van Binnenlandsche Zaken o.m. geantwoord, dat eerst uit de gepubliceerde verslagen van de terechtzitting de algemeene indruk is ver kregen. dat de burgemeester van de verduis terde gelden heeft geprofiteerd. Deze onthulling is dus bekend geworden na het ontslag aan den burgemeester, terwijl van eenig besluit, motie of andere uitspraak van den raad betreffende schorsing van den bur gemeester niets bekend is. Wel heeft de minister met verschillende personen uit Ambt-Hardenberg besprekingen gevoerd, waarby echter nimmer een beschul diging, als thans voor den rechter is behan deld, tegen den burgemeester is geuit. Daarbij was slechts sprake van het leenen van een bedrag van f 475 door den burgemeester van den ontvanger tegen afgegeven kwitantie. Daarop heeft de minister den burgemeester ernstig gewezen, toen deze terugkwam op zijn 5 December 1935 gevraagd ontslag en verzocht zijn loopende 6-jarige ambtsperiode te mogen beëindigen. De toestand te Ambt-Hardenberg kenmerk te zich door een algemeene verwarring, waar in getuige ook de plaatselijke bladen verdenkingen en beschuldigingen tegen ver schillende overheidspersonen aldaar werden geuit. Daarin en ook in te zijner kennis ge komen voornemens van de zijde der justitie, kon de minister niet zoodanige aanwijzingen vinden, dat hij ook maar eenigszins het be staan kon vermoeden van feiten, als welke achteraf voor den rechter naar voren zijn gekomen. Wel was de beroering in Ambt-Hardenberg en de mate, waarin het gezag van den bur gemeester daarbij in het algemeen was ge moeid. voor den minister reden, om begin Maart te bevorderen, dat het verzoek, te mo gen aanblijven, werd afgewezen en het aan vankelijk verzoek om eervol ontslag ingewil ligd. Aanleiding daartoe waren dus niet be paalde feiten, die eerst later, bij het gerech telijk onderzoek, naar voren zijn gekomen, doch overwegingen, ontleend aan de rrszigs- positie van den burgemeester in het alge meen. Dat het verleenen van eervol ontslag ten aanzien van den burgemeester van invloed zou zijn op de pensioen gerechtigheid, is niet juist. Slechts bij een diensttijd van minder dan 15 jaren is dat het geval. De burgemeester had een diensttijd van meer dan 20 jaren vervuld. DRIE JUBILEA BIJ DE FIRMA JOH. ENSCHEDE EN ZN. Vandaag zijn er bij de firma Joh. Enschedé en Zn. een drietal jubilea gevierd. Op 16 Mei 1911 trad de heer H. J. Hoogslag als schilder bij de firma in dienst. Namens de collega's heeft de heer J. M. van Brummelen den jubilaris toegesproken en hem een rook stel aangeboden. De heer Hoogslag werd door de directie ontvangen, waarbij hij door den heer B. F. Enschedé toegesproken werd en net gebruikelijke geschenk werd overhandigd. De heer D. Andrea trad op 17 Mei 1886 bij de firma in dienst, terwijl de heer J. D. Kla- bou morgen 25 jaar in dienst der firma is. De heer Andrea werd per auto afgehaald en op de afdeeling toegesproken door den heer L. Kosters. Hem werd een theekast met kleed en een mand bloemen aangeboden namens het personeel. De directie heeft hem daarna ontvangen, waarbij de heer B. F. Enschedé hem toesprak en mededeelde dat het H. M. behaagd had den jubilaris de eeremedaille in zilver, welke verbonden is aan de Oranje Nassau-orde. toe te kennen. De heer Meijer sprak den heer Klabou toe en bood namens de chef en het personeel een clubfauteuil en een mand bloemen aan. Na mens de directie sprak de heer G. F. Enschedé die het gebruikelijke geschenk aanbood. „Tineke". Fotografie en verzorging van Plet Marée; tekst van Clara Asscher-Pinkhoff: verschenen bij H P. Leopolds Uitgevers Mij. N.V., Den Haag. Eén dag uit het leven van een klein blond meiske. Zoo'n kleine krullebol begint haar dag met een schaterlach. Als de zonnestralen Tineke's oogjes hebben opengemaakt dan komt er leven in het witte bedje, dan moet de hummel ge- wasschen en aangekleed worden, want er is nog zóó'n boel te doen. Zelf kan ze daar bij al flink helpen en het duurt dan ook niet lang of Tineke zit netjes aan de ontbijttafel. U kent dat beeld: de kleuter op een hooge stoel, een geborduurd slabbetje voor en de boter ham op een vroolijk bordje. Het fijnste is het natuurlijk als moeder dan bij je zit: anders moet een wollen beest maar tot gezelschap dienen. En als het eten op is, dan begint de werkdag! Alle kindertjes hebben hun speel goed, maar in de kleine meisjes schuilt vaak een huishoudstertje. Wat is het niet heer lijk om te mogen poetsen en wasschen en stoffen. En dan vooral netjes de stofdoek uit kloppen Kinderen hooren bij den zomer, en bij de kinderen behooren^de bloemen. Wat kunnen ze die voorzichtig m het handje nemen om eraan te ruiken, en wat kunnen ze de bloemen schattig toespreken als de kleine vingertjes de stengels afbreken voor een bouquet. De speel goedbeesten moeten gevoerd worden en Ti neke's poppekind heeft zon noodig. Dan zijn de dagelijksche plichten in het kleine leven tje bijna volbracht: alleen de echte eendjes moeten hun brood nog hebben. Riekje en Elsje en Gerrit, ze komen allemaal naar je toe- zwemmen als je met je mandje aan den rand van de vijver staat. En de wollen eend kijkt met belangstelling naar zijn levende broertjes en zusjes. Spelen doet Tineke net zoo graag als alle andere kleine meisjes en jongens. Een beetje met het fietsje rijden en plaatjes „lezen" in je mooie prenteboek, En toch nog eens probeeren of ze geen wijsje kan spelen op die groote piano: of zal ze stlekum even aan de radio draaien? Nu zal Tineke Oma maar eens op bellen om te vragen of ze mag komen met haar beesten. Ja hoor,, het mag; en allang voordat Pappa klaar is om haar wee te brengen is de kleine kleuter in de auto" ge klauterd en zit ze al parmantig achter het stuur. Zoo is een dag uit het leven van onze kleintjes. En zoo is het in boven vermeld boek weerreceven door de prachtig getroffen foto's van Piet Marée en de korte teksten van Clara AsscherPinkhof. Uit dit allerliefste boek is net gemakkeliik iets aan uw kinderen te ver tellen aan de hand van de mooie foto's: en de korte tekst helpt u daar nog wat bij. Ook kunnen de kleintjes wel zelf de plaaties ..lezen", maar van veel meer waarde Ü1kt dit boek me toch voor alle kindervrienden en -vriendinnnen en vooral voor ouders. Fen prentenboek voor groote menschen. Maar u vindt in deze bezige krullebol Immers alle maal iets van uw eigen kleuters terug?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 3