Nieuwe verkeersbrug geopend
HET MYSTERIE
VAN MOAT HOUSE.
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana brachten Dinsdag een bezoek aan de Hollandiafabrieken aan den Vafken-
te Amsterdam. De vorstelijke gasten, die door de directie werden rondgeleid, toonden voor de diverse afdeelingen
Haar volle belangstelling
De bouw van het viaduct te Overschie in den Rijksstraatweg
den Haag Rotterdam vordert snel. Een overzicht op de
werkzaamheden
Het nieuwe gebouw van den Pensioenraad aan den Be-
noordenhoutscheweg te den Haag, dat thans de voltooiing
nadert
Groote schoonmaak op de terreinen
te Epsom (Eng.) voor de bekende races
welke weer een aanvang hebben ge
nomen
De laarzen en andere uitrustingsstuk
ken der jockeys die deel zullen nemen
aan de races te Epsom, worden nog
eens goed onderhanden genomen
Nederland bouwt bruggen. De nieuwe verkeersbrug over de Lek bij Vianen, die
Dinsdag voor het verkeer is open gesteld
De Nederlandsche Film Mij. .Visie" te Amsterdam
is bezig met het vervaardigen van een film, .De
Ballade van den Hoogen Hoed" bestaande uit een
reeks volkstafreelen, zooals die zich in werkelijkheid
afspelen. Een der scènes
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
24)
„Neen, geen voorwendsels meer!", verzocht
Claire. „We zijn veel te laf geweest, Nell.
Everard zegt, dat we niet bang moeten zijn
Hij wil het liefst zoo gauw mogelijk trouwen.
Waarom zou ik niet eenvoudig wegloopen?"
„Het lijkt een eenvoudige weg uit alle
moeilijkheden", gaf Nell toe; „maar hoe
het komt weet ik niet ik heb zoo'n gevoel
dat we dat niet zoo gemakkelijk zullen klaar
spelen. Lancaster is veel te sluw om je daar
toe de kans te geven".
„Wat kan hij dan doen?", vroeg Claire ont
steld.
„Ik geloof niet dat hij ergens voor terug
deinst", zei Nell. „Ofschoon hij wel zal op
passen, geen gevaar te loopen. Kom Claire,
nu zie je er bijna weer te bleek uit. Het was
niet mijn bedoeling om je te laten schrikken.
Daar gaat de bel voor de lunch. Laten we
naar beneden gaan".
Nell merkte op, dat Claire gedurende de
lunch scherp door Lancaster werd gadege
slagen. Doch zij stond totaal verbluft toen
Claire zich aan het einde van het maal plot
seling op volmaakt kalme en zelfbewuste
wijze tot haar voogd wendde:
„Meneer Lancaster, ik hoorde dat Everard
Hume, m'n vaders vriend en compagnon hier
gistermiddag aan huis is geweest om mij te
bezoeken, en niet werd toegelaten. Mag ik
vragen waarom mijn vrienden mij niet mo
gen bezoeken?"
Lancaster keek een oogenblik totaal ont
hutst en scheen niet te weten wat hij zeg
gen moest. Tenslotte antwoordde hij op
vriendelijken toon:
„Jij bent volkomen vrij om iederen bezoeker
als je daar zin in hebt, te ontvangen,
mits het personen van goede reputatie zijn".
Nell begreep, dat hij er deze laatste op
merking met een zekere bedoeling aan toe
voegde, maar Claire scheen dat niet op te
merken.
„In dat geval begrijp ik niet, waarom men
mij niet van Hume's komst op de hoogte
gesteld heeft. Ik meen begrepen te hebben,
dat hem op een vrij onbeleefde manier den
toegang werd ontzegd". Hierbij keek zij strak
naar Cyril, wiens gezicht rood van woede
werd.
„Zij beleedigden mij!", barstte de jonge
man toornig uit. „Ik weet niet wie die andere
vent was, maar ik zou graag de honden op
dat stel hebben losgelaten".
„U ziet", zei Claire, zich koel tot Le -
caster wendend, „dat mijn bezoekers niet erg
hoffelijk ontvangen werden".
„Neem me niet kwalijk, m'n lieve Claire",
merkte Lancaster op, „als ik je er aan herin
ner, dat de bezoekers mij over zaken wilden
spreken"
„Maar u vergeet, meneer Lancaster, dat zij
kwamen spreken over mijn zaken", gaf Claire
ten antwoord.
„Jij bent minderjarig, kindje", hernam
Lancaster met een onaangenaam glimlachje,
„en daarom heeft het voor jou geen zin
je over zaken te bekommeren. Jij hebt geen
zeggenschap".
„Maar Everard Hume was m'n vader's com
pagnon en zijn beste vriend", hield Claire
vol. ,Ik heb het recht om hem, wanneer hij
hier komt, te spreken".
„Natuurlijk", bevestigde Lancaster. „Na
tuurlijk. En het is een feit, dat Cyril zich niet
aan mijn bevelen gehouden heeft. Ik ben
verbaasd, Cyril", vervolgde hij tot den jonge
man, „dat jij je niet beleefder hebt gedra
gen. Al wil ik niet dat je tijdens mijn af
wezigheid vreemden ontvangt, had je hen
dat toch op een behoorlijker wijze kunnen
vertellen. Het is nergens goed voor zoo onbe
leefd te zijn".
„Maar waarom mag ik iemand, die mij
spreken wil, niet ontvangen? Ik ben volkomen
onafhankelijk van u, ging Claire voort, terwijl
ze Lancaster recht in de oogen keek. „Ik heb
m'n eigen inkomen, en als ik me in dit huis
niet op mijn gemak gevoel, zal ik eenvoudig
weggaan".
Lancaster's gezicht werd vaalbleek, maar
hij poogde te glimlachen terwijl hij sprak.
„Ik geloof, dat je je vergist", merkte hij
rustig op. „Toer je vader mij tot je voogd
benoemde, weruen bepaalde fondsen voor
jou te mijner beschikking gesteld; daaraan
werd de conditie verbonden, dat jij onder
mijn bescherming en in mijn huis zou blij
ven, totdat je één en twintig werd".
„U bedoelt dus", constateerde Claire kalm,
dat ik dat geld kwijt ben, als ik niet tot mijn
één en twintigste jaar bij u blijf. Geld heeft
voor mij minder waarde dan geluk. Nu heb
ik pas geleerd, hoe weinig u eigenlijk over
mij te zeggen hebt, meneer Lancaster. U
moet al dien tijd geweten hebben, dat een
meisje na haar zestiende jaar wettelijk ge
rechtigd is haar eigen woonplaats te kiezen
Maar u hebt me altijd op heel besliste wijze
het tegendeel verzekerd".
„Mag ik vragen, hoe je aan deze interes
sante inlichtingen bent gekomen?", vroeg
Lancaster, terwijl zijn neusvleugels trilden,
zooals vaker het geval was als hij bijzonder
geprikkeld werd. „Heb je soms buiten mijn
medeweten en zonder mijn toestemming met
iemand gesproken?"
„Uw toestemming heb ik niet noodig",
zei Claire. „Ik ben oud genoeg om zelf mijn
kennissen te kiezen. Maar daar gaat het niet
over. Wat ik wilde opmerken is dit, dat het
mij zeer verwonderde dat Everard Hume gis
teren niet werd toegelaten, en dat ik hem
als hij weerkomt, wil spreken".
„Mijn bezwaar tegen Hume is, dat ik hem
voor jou geen geschikt persoon vind om mee
om te gaan".
Claire krulde haar lippen. „Geen geschikt
persoon?", vroeg zij „Mijn vader's vriend en
compagnon?"
„Het is meer dan drie jaar geleden sinds
jij uit Amerika bent weggegaan", merkte
Lancaster op. „En ik heb voortdurend in
lichtingen gekregen. Je vaders vriend is het
verkeerde pad opgegaan. Hij begon 'te drin
ken en te spelen, behandelde zijn personeel
slecht en bedroog zijn meerderen. Ik heb vol
doende bewijzen voor wat ik je vertel, en ik
waarschuw je, dat ik niet wensch dat je ook
maar eenige relatie met hem onderhoudt".
,.Ik zal Everard Hume niet eens vragen, die
beschuldigingen te weerleggen. Ik weet veel
te goed, dat zij absoluut uit de lucht gegre
pen zijn, sprak Claire op spottonden toon".
„Je kunt doen wat je het beste lijkt", zei
Lancaster. .Maar voor mij staan de zaken
anders. Als Hume morgen komt, mag je hem,
als je dat persé wilt, wel spreken, maar in
mijn tegenwoordigheid".
„Ik geloof niet, dat uw tegenwoordigheid
veel verschil zal maken", deelde Claire méde.
„Everard en ik begrijpen elkaar volkomen".
Zij draaide zich om, alsof zij de kamer
wilde verlaten, maar bleef een oogenblik
staan, toen zij Lancaster met een door
hartstocht half verstikte stem hoorde zeg
gen:
„Ben je werkelijk van plan mij te tarten?"
„Ik geloof, dat er voor mij niets anders op
zit", verklaarde Claire, „omdat u alle moge
lijke hinderpalen legt op mijn weg naar ge
zondheid en geluk".
„Je zult er spijt van hebben", riep haar
voogd heesch. „Begrijp goed wat je zegt.
Denk niet, dat het mij geen ernst is. Ik
zeg je, dat je er spijt van zult hebben, als
je me ergert".
„Het h heelemaal mijn bedoeling niet u
te ergeren, meneer Lancaster", verklaarde
Claire, „maar ik heb het recht om Everard
Hume te spreken en zal zeker voet bij stuk
houden".
Er lag iets onheilspellends en dreigends in
zijn blik, maar zijn stem had bijna haar na
tuurlijken klank weer, toen hij antwoordde:
„Nu als je je zinnen er zoo op gezet hebt,
zal ik je maar verlof geven Hume te ont
vangen".
(Wordt vervolgd).