VRIJDAG 29 MET 1936 HASREEM'S DXGBEAD BIJVOEGSEL AAN ALLEN! Als jullie dit lezen, is het al weer Pinkster- vacantie. Het Pinksterfeest ontleent zijn naam aan het Grieksche woord Pentekonta, dat vijf tig beteekent. Reken maar uit, dan zal je be merken, dat Pinksteren 50 dagen na Paschen wordt gevierd. Wie Fransch kennen, begrijpen nu ook, dat het in verband staat met het ge tal cinquième. De pinksterbloem ontbrak op geen Pinksterfeest. Het liefste meisje werd met deze weidebloempjes versierd en was dan de koningin van het feest. Ze werd verder op getuigd met allerlei versierselen. Dan werd ze langs de huizen geleid en natuurlijk was het tenslotte om een gift of een tractatie te doen. Zoo'n meisje heette Pinksterbruid of Pinksterblom. Op 't eiland Texel worden „de Pinkster blommen" nog in eere gehouden en het inge zamelde geld wordt op den 2den Pinksterdag verteerd. Men maakt dan een rijtoer over het eiland. Deze feestviering noemt men pinkster- kriek. De deftigste pinksterbloem moet in den Haag vertoond zijn. Den Haag en deftig be- hooren nu eenmaal zoo'n beetje bij elkaar. Deze Pinksterbloem werd vergezeld door twee staatsie juffers, die een duif droegen op een presenteerblad. Er bestaat nog een oud Pinkster liedje, dat luidt: Dao klim wie met den Pinksterbroet aon. Wie kumt maor ienmaol ien 't jaor. En aol die ons niet gieven wol, Den kan ons laoten staon. In den ouden tijd had men ook Pinkster mannen. Dat waren stroopoppen, die in het holst van den nacht op de daken werden ge plaatst. Omtrent Pinksteren hadden ook schutters feesten plaats met papegaaischieten. Bij- ons In den Hout gebeurde dat volgens oude kro- ninken op Pinkster-Maandag. Deze pape gaaien waren houten vogels Op de Zeeuwsche eilanden was er kermis. Op die boerekermissen ging het vroolijk toe, wel meermalen zoo vroolijk, dat de politie er aan te pas moest komen. In het Haagsche bosch was vroeger ook een Pinksterkermis. Een eigenaardig oud volksgebruik bestaat nog in Twente, in welke streek gelukkig nog zoo veel van 't oude bewaard is gebleven. Men heeft daar de brood-uitdéeling in den Ageler- esch. De Ageler-esch is een mooie heuvelach tige vlakte ten Zuiden van Ootmarsum. Op een open plek komen daar op Pinkster-Maan dag tegen twee uur de boeren samen uit de buurtschappen Groot en Klein Angelo Aan de armen van Ootmarsum wordt dan eigen gebakken brood uitgedeeld. Een aardig gebruik, dat nog In Duitschland bestaat is, dat de jeugd met Pinksteren de bronnen versiert door er boompjes omheen te zetten en deze weer met guirlandes aan el kaar te verbinden. In de provincie Groningen loopen de kin deren ook nog met halve hoepels, die versierd zijn met bloemen, linten, vergulde uitgebla zen eieren enz. Ze zingen dan: Pinksterbogen met lange tippen, Wil je nait geven dit laot maor slippen, Een appel of een peer, een appel of een peer 'k Kom van 't haile jaor nait weer. In Beieren wordt nog de „Pinksterrit" ge houden, een overblijfsel van den ommegang om de velden, die vroeger in de Lente al door de oude Germanen werd ondernomen. Onge veer 20'0 ruiters in Oud-Beiersche kleeder dracht trekken op lsten Pinksterdag op fees telijk uitgedoste paarden onder leiding van geestelijken naar de bedevaartskerk in het Zeilertal. 't Moet een fantastisch gezicht zijn. Na den terugkeer wordt, op 't Marktplein een jongen, die zich in 't afgeloopen jaar gunstig onderscheiden heeft tot Pinksterbruigom ge kozen. Hij mag dan een Pinksterbruid uitkie zen en door de voornaamste burgers wordt dan een bruiloftsmaal aangeboden. Het feest eindigt met een Pinksterkermis. Bij de P'ink- sterritten trekken ook nog 4 jonge mannen met lange, zware zweepen door de dorpen en de kunst is dan die zweepen op maat te la ten knallen. Door dit geknal zouden de booze geesten van de velden verdreven worden. Tot de origineelste volksfeesten in Duitsch land behoort de veiling van den geitebok op Dinsdag na Pinksteren. Dit feest heeft plaatt in de Palts. In 1404 heeft keizer Ruprecht, van Beieren bepaald, dat de stad Lambrecht elk jaar met Pinksteren als dankbare herdenking voor een zeker bosch- en weiderecht van Die- desheim, aan deze gemeente een geitebok moet schenken, die dan in 't openbaar ver kocht moet worden. Napoleon I heeft in 1805 deze oorkonde hernieuwd en eraan toegevoegd dat deze geitebok „bien cornu et bien capable" diende te zijn. Tot heden heeft men deze tra ditie trouw in eere gehouden. In het zwarte woud heeft m enop lsten Pinksterdag Bellen- markt. Op de hoogte van Fohrenbühl, nabij de horlogemakersstad Schramberg wordt deze gehouden. Van heinde en ver komen de her ders met hun herdersklokjes toe gestroomd. Een vroolijk oorverdoovend bellen, bieden en ruilen, handelen en koopen begint. Iedere herder tracht een zoo mooi mogelijk klokje te verkrijgen. Aan 't einde van de markt heeft de hameldans plaats. Jongens en meisjes dan sen 2 aan 2, rondom een feestelijk uitgedosten hamel en geven daarbij een stokje aan elkaar door. Plotseling loopt een wekker af en wie op dat oogenblik het»stokje in de hand heeft, wint den hamel. Overal bestaat nog de gewoonte huizen en kamers te versieren met bloemen, omdat Pink steren en vreugde bij elkaar behooren. W. B.—Z. NEL EN HAAR POPPEN door W. B.—Z. Hier zien jullie Nellie's poppen, Rietje, Gootje, Truitje, Noor En dan nog de kleine Jantje, En die lieve blonde Door. Nellie leert haar kindren lezen. Aardrijkskunde, schrijven, taal, Ook nog breien, haken, naaien, Ja, dat leert Nel allemaal. Kleine Door krijgt nu een standje, Want ze kent haar les weer niet. Jantje wil haar voor gaan zeggen, Maar dan komt de beurt aan Riet. Nu gaan Go en Truitje babblen, Nellie wordt wel heel erg boos. Noor, die hardop zit te lachen Moet den hoek in voor een poos. Eindlijk slaat de klok twaalf uren. 't Leer en is nu weer gedaan. Nellie en haar zestal kleuters Zijn toen blij naar huis gegaan. EEN SCHOMMEL. Welk kind schommelt er niet graag? Ik ge loof, dat dat een der spelen in de open lucht is, die door iedereen, klein of groot, even graag beoefend worden. Maar om den schom mel te gaan maken, die je hier op onze af beelding ziet, moet je je eerst verzekeren van de hulp van je vader; want alleen kun je de zware balken en planken, die je noodig hebt, niet hanteeren. Het eenige, wat je dan eigenlijk nog verder te doen hebt, is de teekening van den schom mel aan je vader te laten zien en hem te vragen, of hij het benoodigde hout heeft. Als dat zoo is, kunnen jullie aan den gang gaan. De steunbalken aan de zijkanten zijn in den vorm van de letter A getimmerd; een dwarsbalk is er voor de stevigte nog tegen aan geslagen. Hoe de groote dwarsbalk, waaraan de schommel komt te hangen en die dus het heele lichaamsgewicht te dragen krijgt, op de zijbalken gemaakt wordt, kun je op de tee kening eveneens duidelijk zien. Het zitplankje is een tamelijk dikke plank, waardoor aan iedere zijde 2 gaten geboord zijn. Daar wordt het touw door gehaald en hoe dat dan verder bevestigd wordt, laat de illustratie eveneens duidelijk zien. Wist je dat? Over heel de wereld komen jaarlijks ongeveer 16 millioen onweersbuien yeor. Onder iederen poot schroef je een klein dwarsplankje, dat naar alle kanten een stuk uitsteekt. Dan graaf je vier gaten in den grond van ongeveer 50 centimeter diep en plaatst de pooten daarin. Je hoeft dan niet bang te zijn, dat de schommel niet stevig staat. En dan maar: „schommelen, schommelen, heen en weer". HET LATIJN VAN FRANS DE WIT. „Als je nu eens op zou houden met me op mijn hielen te volgen en een onverstaanbaar taaltje te brabbelen, zou je me een heel groot plezier doen," zegt Marie, het meisje tegen Fransje, die al vanaf het ontbijt in de keu ken is. „Brabbelen, mocht je willen," zegt Frans. „Ik leer mijn'Latijnsche les. En die is reuze moeilijk!" „Latijn? Ik geloof er niets van!" zegt Marie ongeloovig. „Zeg dan eens een paar woorden!" Frans legt zijn wijsvinger tegen zijn voor hoofd, slaat zijn oogen op, schijnt een paar seconden diep na te denken en zegt dan: „Fiktoralsienietturuggeko menis.gaakweg!" Marie knikt bewonderend. „Knap ben je hoor. Maar je kent nog niet eens goed je Ne- derlandsche taal en moet je dan nu al Latijn leeren!" „Praat ik dan slechter dan jij, Marie?" „Dat niet; maar ik was ook al van school, toen. ik 11 "jaar was!" „Wat heerlijk! En wat deed je toen den heelen dag, toen je van school was?" „Heusch niet stil zitten, hoor! Ik hielp mee op 't land en in den moestuin, ik sneed gras voor de konijnen, ik sprokkelde 's winters hout en nog veel meer apdere dingen!" „Wat knap ben je dan! En wat kun je veel!" „Ja, maar Latijn ken ik toch niet, hoor! Maar wat heb je er eigenlijk aan, Frans?" „Och ik weet niet; alle geleerde mannen kennen Latijn. Alleen begrijp ik iets niet goed: het Latijn is e?'n.^,doode taal", zie je!" „Nu denk je zeker, dat je me voor den gek kunt houden. Als het een doode taal was, zou niemand meer Latijn kunnen spreken." „Hoe het precies is, weet ik ook niet, Marie; maar het is heusch waar en luister nu maar naar mijn Latijnsche woordjes: fiktorals ienietturuggekomenis.... gaakweg." En trotsch als een pauw verlaat hij de keuken. Den volgenden dag komt Frans met hoofd pijn uit school. Moeder brengt hem naar bed; hij wil niets eten. Marie stopt hem allerlei lekkere hapjes toe; maar hij neemt niets. In de gang mompelt ze: „Die arme kleine; waarom laten ze dat kind ook niet met rust! Nu moet hij weer La tijn leeren. Ik zal het toch eens tegen mijn heer zeggen, dat het niet goed is voor den jongen!" Op datzelfde oogenblik komt de vader van Frans door de gang en hoort wat Marie mom pelt. „Wat zul je tegen mijnheer zeggen, Marie?' „Ach, mijnheer, nu is die arme kleine uit school gekomen met zware hoofdpijn; maar dat is o'ok geen wonder, als hij nu al Latijn moet leeren. Frans is per slot nog zoo jong en dan is het niet goed voor hem, als hij zooveel moet leeren Mijnheer heeft met verwondering geluis terd. „Frans Latijn leeren? Maar Marie, hoe hem je er bij. Geen sprake van, dat hij nu al La tijn leert. Maar ik denk, dat hij je voor den gek heeft gehouden en dat jij er in gevlogen bent!"' „Voor den gek gehouden?" vraagt Marie boos. „Ik kan heusch wel Latijn van Neder- landsch onderscheiden. En anders moet u het hem zelf maar gaan vragen, dan zal hij de woordjes wel weer opzeggen!" Mijnheer verdwijnt in de kamer, waar Frans in bed ligt en komt een poosje later weer glim lachend terug. „Net zoo als ik dacht. Frans heeft je te pakken gehad. Marie. Zijn hoofdpijn komt doordat hij te veel gesnoept heeft en zijn La tijnsche woordjes beteekenen in het Hol- landsch vertaald: „Victor, als hij niet terug gekomen is, ga ik weg!" MET ONS DRIEëN. door W. B.—Z. EEN KUNSTJE. Schrijf op een papiertje het jaar, waarin je geboren bent. Schrijf daaronder het jaar, waarin je op school bent gekomen. Schrijf daaronder, hoe oud je bent Schrijf daaronder, hoe lang je op school gaat. Tel deze 4 getallen op. De uitkomst zal zijn 3870. Probeer maar, of het goed is. Hier zijn we met ons drieën, We graven aan het strand, Een hooge burcht met toren Dicht aan den waterkant. En als het vloed gaat worden, Dan bouwen wij maar voort. De vlag staat daar te wappren Geen mensch, die ons hier stoort. De zee mag nog zoo beuken, Wij voelen ons gerust. Op onze burcht met toren, Aan Hollands mooie kust. Wij zingen daar een liedje Van Neerlands groote zee En mocht je bij ons komen, Zing dan maar dapper mee. UIT DE NATUUR HEMELVAARTSDAG. Deze dag wordt algemeen gebruikt om extra vroeg op te staan en een flinke verre wande ling te maken. Jammer echter laat het weer de liefhebbers wel eens in den steek en in- plaats van een zomerdag waan je je half in den winter. Maar wie zich niet zoo gauw laat bang maken door wat kou, hagel of regen trekt er voorzien van stevige schoenen en re genjas toch op uit. Zoo trokken wij er dien dag ook op uit, met vijf ouderen en zeven meisjes. Wie ons zag gaan had medelijden, dat zag je aan de gezichten, maar wij fietsten tot Overveen en vandaar ging het te voet ver der langs de Zanderij vaart. Wie daar langs wandelt en niet onder de bekoring komt van de prachtige omgeving, heeft nog nooit iets moois gezien. Dat kalme watertje, rechts de aardappelvelden en duinen en links die sta tige dennenbosschen met hun donkergroen loover. Wel werden we begeleid door een lek ker regentje, maar dan hadden we ook min der last van stof. Na het viaduct ging het rechts af het visscherspad langs op weg naar Zandvoort. Zoo waren we dus aangeland in de duinen achter Kraantje Lek en wat we daar een schat van duinroosjes hebben gezien, prachtig, heel even lichtrose getint. We lie ten ze rustig staan, want afgeplukt vallen ze gauw af vooral als ze nog 'n eind meegedra gen moeten worden, maar we konden er vol op van genieten evenals van de veldjes viool tjes. De meidoorns waren overladen met dikke witte dekens en toen de regen wat al te bar werd hebben we onder zoo'n geurenden boom even geschuild. Allen betreurden we het, dat we niet eens lekker in het zonnetje konden gaan rusten, het zand was te nat en te kil, maar onze humeuren hadden er niets onder te lijden gelukkig. Stevig doorstappend had den we niet te veel last van de kou. Op een plek achter een draadafscheiding stonden massa's salomonszegels met stengels zeker van 40 cM. zoo groot zie je ze zelden, maar ook op andere plekken waren van die reuze planten te vinden en toen konden we de verleiding niet weerstaan er enkele van af te plukken, die nu bijna een week nog met wat lichtgroene beukebladeren in een vaas prijken. Wat niet veel wordt aangetroffen hebben wij toch nog ontdekt, nl. een bremraap en natuurlijk werd er even halt gehouden om deze parasiet van dichtbij te bekijken. Dit is een plant die zonder bladeren groeit en leeft op de stengels van een andere plant, in dit geval op een duinroosje. Een vuilgele bloem tros prijkte met op brem lijkende bloempjes. Onder aan den voet is een knolletje of raapje en zoo noemt men deze parasiet een brem raap. Nog enkele stonden in de omgeving, maar meer hebben we er ook niet aange troffen. Zoo bereikten we Zandvoort, dat als uitge storven leek, natuurlijk moesten we even naai de zee gaan zien, die er nu niets aanlokkelijk uitzag. In het dorp hebben we ons lekker op- gefrischt en aanvaardden na de koffie weer den terugtocht naar huis, nu langs de Zand- voorterlaan en over Bentveld weer naar Over veen om de fietsen op te halen. Wel werden we nog eens verrast door een bui, maar kon den telkens het ergste afwachten onder een groep boomen of een afdak. Met een stralend zonnetje keerden we weer in de diverse wo ningen terug en waren het er over eens, dat het goed geweest was, dat we niet thuis had den gezeten maar er moedig doorheen waren gegaan. We hadden een massa frissche lucht opgedaan en genoeg gezien en geleerd. S. SPELEN BUITENSHUIS. Nu het mooi weer geworden is, spelen jul lie natuurlijk allemaal buiten. Het gebeurt dan wel eens. dat je op een gegeven oogenblik niet meer weet, welk spelletje te doen. Daarom zal ik jullie hier een paar spelle tjes opgeven, die heel goed en leuk te spelen zijn, met een paar vriendjes of vriendinnetjes Daar heb je het spelletje „koorddans". Daarvoor moet een van jullie een touw ne men, waaraan aan het eene eind een zakje zand vastgemaakt wordt. Dat moet je op de hoogte van de knieën rondslingeren. De an deren, die in een kring om de eerste heen staan, moeten nu over dat touw heen springen Je kan het spel nog moeilijker maken, door aan hem of haar, die het koord, dat niet te dik mag zijn, vasthoudt, een zakdoek te ont nemen, die op zijn of haar schouder ligt. Je moet dan heen en weer loopen, zonder door het touw getroffen te worden. Een ander spel is het volgende: de spelers vormen een kring. Twee van hen worden met geblinddoekte oogen in het midden gezet. De een blinde is Jacob, de ander stelt den heer voor, die in het donker zijn knecht zoekt. Zoo dikwijls de heer vraagt: „Jacob, waar ben je?" moet de ander antwoorden: „hier!" Op het geluid afgaand, moet de heer nu pro- beeren zijn knecht'te vinden. Je kan dit spel ook spelen, door aan de twee geblinddoekten een touw van een paar meter lengte te geven, waarvan ieder een einde in de hand houdt. De heer heeft dan een zakdoek met een knoop en moet trachten zijn knecht te treffen. WIE ZOEKT ER MEE? Zoek den hoed en de pijp van dezen wan delaar. WETENSWAARDIGHEDEN. Ook in Amerika steken schooljongens vaak heel onvoorzichtig over en brengen daardoor niet alleen hun eigen leven, maar ook dat van andere menschen in gevaar. Want de chauf feurs probeeren op het allerlaatste oogenblik te remmen, verliezen daardoor de macht over hun stuur en rijden andere voorbijgangers aan. De jongens, die door hun onvoorzichtig heid de schuld dragen van het ongeluk, ma ken zich meestal snel uit de voeten, of krij gen hoogstens een paar scheldwoorden naar het hoofd geslingerd. In Chicago heeft onlangs echter zoo'n jon gen zijn gerechte straf gekregen. Hij stak heel onvoorzichtig over. Maar een politieagent, die hem had gadegeslagen, greep hem in zijn kraag en bracht hem naar 't bureau. Daar veroordeelde de commissaris hem om een op stel van 500 woorden te maken over „veilig verkeer"! Ik denk dat de jongen nu wel wat voorzichtiger zal zijn, als hij over moet steken. Denken jullie ook niet? TIEN GEBODEN VOOR KAMPEERDERS. 1. Zorg, dat je evenveel dek boven, als oader je hebt. 2.'Slaap in een wollen pyjam*. 3. Raak nooit het tentzeil aan. 4. Stel rubber nooit aan de zon bloot. 5. Neem oude kranten mee, die als pannen- wissers dienst kunnen doen. 6. Kook nooit zure spijzen in ijzeren potten. 7. Schaf je een receptenboekje aan voor kampeerders. 8. Oefen je vooruit in 't maken van vuurtjes. 9. Wees zorgzaam in 't zoeken van een vuurplaats. 10. Vet je huid in, voor je een zonnebad neemt. VERRASSING. Als je van bovenstaand wirwar van lijntjes, die vakjes met potlood of inkt invult, waarin je een punt ziet staan, krijg je een aardig sil houet. Probeer maart j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13