HET MYSTERIE
VAN MOAT HOUSE.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
ADELINE SERGEANT.
(Nadruk verboden).
26)
,Dat zou ik heel graag willen", gaf Geof
frey ten antword. „Dan kun je me vertel
len of je ook nieuws hebt. Ik ben er be
nieuwd naar wat voor soort man Everard
Hume is".
„Hij is een prachtkerel" meende Claude.
,Daar kun je van op aan. Als jee Lady
Langdale er toe kunt krijgen de afzondering
waarin de meisjes worden gehouden, te ver
breken, zullen wij haar eeuwig dankbaar
zijn".
XXT.
De aanval. s
Overeenkomstig de afspraak verschenen
Hume en Meynell op het aangewezen uur aan
de deur van Moat House. Cyril Lancaster had
hen verteld dat zij komen konden als zijn
vader thuis was. en het was in een oorlogs
zuchtige stemming, dat de twee mannen zich
lieten aandienen.
De oude Jacob ging hen voor naar Lan
caster's studeerkamer, waar hij hen met
de grootste hoffelijkheid ontving. Hij had
Meynell nooit eerder gezien, maar Everard
Hume was hem natuurlijk welbekend.
„Dus u hebt tijd gevonden voor een reisje
naar Engeland, meneer Hume", zei hij min.
zaam. „Ik had nauwelijks verwacht u nog
eens te zullen ontmoeten. Ik hoop, dat u een
prettigen tijd zult hebben".
„Ik kwam meer voor zaken, dan voor ple
zier", antwoordde Everard droog.
.Daten we dan hopen, dat u uw zaken
tot een goed einde moogt brengen", sprak
Lancaster. „Ik wist niet, dat meneer Valery's
zaken uw aanwezigheid in dit land nood
zakelijk maakten".
„U vergeet misschien", gaf Everard ten
antwoord, „dat meneer Valery's dochter hier
verblijf houdt".
„Ja, dat weet ik", stemde Lancaster toe
„Maar, neemt u me niet kwalijk, ik zie het
verband niet tusschen de zaken van onzen
vriend en z'n dochter".
„Claire". zei Everard, „zal in het bezit ko
men van het vermogen van haar vader, zoo
dra zij een en twintig is".
„Dat geef ik u toe, maar zij zal altijd den
raad van anderen noodig hebben; zelf weet
zij niets af van contracten, trusts en aan-
deelen".
„Dat is volkomen waar", bevestigde Hume.
„Maar misschien vergeet u, dat ik de zaken
voor haar beheerd heb".
„U bent verantwoordelijk aan mij, meneer
Hume", verklaarde Lancaster. „En niet aan
haar; want ik ben haar voogd".
„En wij zijn beiden verantwoordelijk voor
de wet", antwoordde Everard, terwijl hij hem
recht in de oogen keek. „Ik ben volkomen
bereid om ieder oogenblik rekening en ver
antwoording van mijn beheer af te leggen
sn ik vertrouw, dat het met u hetzelfde zal
zijn. Ik geloof, dat Claire's vader gi-oote
sommen in uw handen heeft gesteld".
„Als Claire's vader mij zijn vertrouwen
waardig keurde", gaf Lancaster met een
grom ten antwoord, „geloof ik, dat zijn doch
ter mij ook wel zal kunnen vertrouwen, en in
ieder geval ben ik geen verantwoording ver
schuldigd aan een ondergeschikte".
„Misschien vergeet u dat ik uiw onderge
schikte niet ben", merkte Everard Hume op.
„Maar ik kwam hier niet om te redetwsi-
ten. Ik kom met mijn vriend om Claire te
spreken".
„Mag ik den naam van uw vriend weten?"
„Hij is mijn secretairs", legde Hume uit.
,,Maar ik denk niet, dat meneer Meynell een
bekende voor u is".
„Neen, dat geloof ik ook niet", zei Lancaster
terwijl hij met een koelen harden blik, die
iets beleedigends had, naar Claude keek. „Ik
vind het een beetje vreemd dat u hem hebt
meegebracht, maar ik veronderstel dat u een
getuige noodig hebt?"
„Ik begrijp niet", sprak Everard, die met
moeite zijn kalmte kon bewaren, „waarom
ik een getuige noodig zou moeten hebben.
Het is toch niet meer dan natuurlijk, dat ik.
als beheerder van de eigendommen van haar
vader, haar kom bezoeken, nu ik in Engeland
ben?"
„O, natuurlijk natuurlijk! Maar ik had
gedacht, dat u over zaken kwam spreken-
U herinnert zich natuurlijk, dat er nog maar
een paar weken zullen verloopen, voordat
Claire meerderjarig is".
„Dat weet ik", antwoordde Hume. „Maar
ik kom niet alleen voor zaken, ik heb boven
dien persoonlijke redenen".
„Persoonlijke redenen?" herhaalde Lan
caster met een tikje ironie in zijn stem. „Mag
ik u vragen wat u met die persoonlijke rede
nen bedoelt?"
„Ik bedoel dit",verk laarde Everard. „Dat
Claire en ik met elkaar verloofd zijn en
spoedig zullen trouwen".
„Als haar voogd', zei Lancaster, „heb ik
dat engagement nooit erkend".
„Een erkenning van u was daar nauwelijks
voor noodig. Haar vader gaf er zijn toestem
ming voor, voor hij wegging op zijn laatste
ongelukkige expeditie".
Lancaster liet een kort lachje hooren en
stak met een onbeschrijfelijk air van min
achting de handen diep in zijn zakken.
„Het is heel gemakkelijk voor u om dat te
zeggen", merkte hij op. „Wanneer u niemand
hebt om dat te bevestigen of tegen te spre
ken. U zult toch wel weten, meneer Hume,
dat mijn toestemming gevraagd moet wor
den, totdat Claire meerderjarig is, en dat zij
niet zonder mijn permissie kan trouwen".
„U hebt een zeker gezag tot zij één en
twintig is", sprak Hume, „maar op dien leef
tijd is zij van u en van ieder ander onaf
hankelijk. Ik heb toch niet gevraagd of zij
voor dien tijd met mij mag trouwen?".
„Dat is heel vriendelijk van u", gaf Lan
caster met een geforceerd lachje te kennen;
maar toen veranderde zijn stem een weinig,
en hij nam een verzoenende houding aan
„Kijk eens hier, meneer Hume", begon hij,
„ik wil niet met u twisten. U bent altijd
een goed zakenman geweest, en Valery dacht
dat u te vertrouwen was. Cyril zal u, naar ik
denk. wel hebben verteld, dat wij onlangs
tamelijk compromitteerende berichten over
u ontvangen hebben, maar ik heb niet het
minste verlangen op een uitlegging aan te
dringen. Ik zou er werkelijk de voorkeur aan
geven op vriendschappelijken voet met u te
staan, en als u Engeland bijtijds wil verlaten
laten we zeggen: overmorgen zal ik u
niet om een verklaring lastig vallen'.
„Daar kan ik niet op ingaan", zei Everard,
„en wel om de simpele reden, dat ik niets
uit te leggen heb. Zeker zal ik Engeland over
morgen niet verlaten, evenmin zal ik vertrek
ken zonder Claire gesproken te hebben".
„Ik vrees, dat een gesprek met Claire
u niet veel troost zal brengen. Zij is op het
oogenblik ziek, en niet in staat om bezoe
kers te ontvangen".
Everard's oogen schoten vuur. „Ik heb
meer recht om haar te spreken, dan iemand
anders in de wereld, en ik ben niet van
plan het huis te verlaten voordat ik haar
gesproken heb".
Een oogenblik keek Lancaster hem zwijgend
aan. Er lag een soort vragende uitdrukking
in Lancaster's scherp, sluw gezicht. Hoever
zal hij gaan? Dat was de vraag die hem
bezighield. Tot hoever zou het veilig zijn om
een man als Everard te dwarsboomen?'
„Mag ik vragen welke dokter u heeft?",
vroeg Hume plotseling.
„Wij waren bij een specialist in Londen",
verklaarde Lancaster. Hij gaf ons advies, dat
wij opgevolgd hebben, en ik ben zelf dokter,
zoodat we het niet noodig vonden er een
plaatselijken arts bij te halen".
„Dan", meende Hume, „zou ik u aanraden
dit alsnog onverwijld te doen. Als Claire zoo
ziek is, als u ons wilt doen gelooven, sta ik
er op dat zij door iemand van buitenaf wordt
behandeld".
„Ik ben zelf medicus", herhaalde Lancas
ter. „Ik weet heel goed, hoe ik Claire bij die
aanvallen moet behandelen; haar hart is
niet in orde".
.(Wordt vervolgd), A
Te Zeist is Donderdag het huwelijk voltrokken tusschen den heer M. J. F. Kwint, burge
meester van Koudekerk aan den Rijn, en mej. F. Daran. Het bruidspaar bij het stadhuis
te Zeist
Bij de Amsterdamsche Droogdok Mij. is een slib- en zandduikinstallatie gebouwd, be
stemd voor het ophalen van voorwerpen onder water. Deze installatie zal o.a. ook
gebruikt worden voor het zoeken van een lek in een zinker in het Noordzeekanaal
bij Velzen
De paarden uit de Koninklijke stallen zijn
Donderdag na afloop van het bezoek der vorstin
aan de hoofdstad weer naar den Haag ver
voerd. Gereed voor het vertrek op het station
Weesperpoort
In de Rushmoor-Arena werd door het Royal West Kent Regiment in historische
kleedij een voorstelling gegeven van de beroemde Rangoon-rivier expeditie in 1824 in
Britsch-lndië. De Engelschen doen een aanval op een Britsch-lndische vesting
Het ontzettend veerboot-ongeluk in Tsjecho-Slowakije. 31 schoolkinderen kwamen
bij bet veerboot-ongeluk op de Thaya bij het plaatsje Nove Mlyne om het leven. De
plaats des onheils
Te Huis ter Heide vond Donderdag de start plaats voor een tweedaagschen ruitertocht over een
afstand van 110 K.M. Op den eersten dag werd naar Ede gereden. De deelnemers onderweg
De bekende wielrenner Jan Pijnenburg debuteerde Donderdagavond op de Stadionbaan
te Amsterdam als stayer achter groote motoren