Binnen twaalf uur...
FEUILLETON
Naar bet Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
13)
Dertien minuten over tijd rolde trein 5
uur 18 uit Londen het station binnen. Toen
hij stilstond, rende een gejaagd drukdoende
man langs den trein en liet zich in een com
partiment neervallen. Het was dat, waarin
de ras-Londenaar en de geagiteerde da
me zaten. De man met den paardenkop toonde
minder haast. Hij rookte rustig zijn sigaret
op, gooide het stompje weg en wandelde naar
het eerste-klas gedeelte. Een groot en breed
hoofd kwam uit een raampje en keek hem
aan.
„Hier is geen plaats", kondigde het groote
en breede hoofd aan. Het behoorde aan den
imposanten mijnheer.
Er zaten maar twee andere reizigers in het
bewuste compartiment en die keken elkaar
aan.
Het resultaat van de bemoeiingen van den
dikken heer was. dat de man met het paar
dengezicht plotseling stilstond, ofschoon hij
tot nu toe geen speciale aandacht juist aan
dit compartiment had gewijd.
..Er schijnt me nog plaats genoeg te zijn",
merkte hij op.
„Ik drukte mij misschienwelmin
of meer in overdrachtelijken zin uit," lichtte
de groote mijnheer onbeschaamd toe.
„Wat wilt u daarmee zeggen?" viel de an
der met gefronste wenkbrauwen uit. Het op
treden van den mam in de coupé stond hem
niet bepaald aan. Practisch gesproken werd
hem te kennen gegeven, dat zijn aanwezig
heid ongewenscht was. hetgeen hem prikkelde
om juist hier in te stappen.
En zonder een antwoord op zijn vraag af
te wachten, werkte hij zich naar binnen, met
een gemompeld, Pardon".
Thans was het de dikke mijnheer die boos
keek. Maar te midden hunner wederzijdsche
boosheid was er een kort oogenblik nau
welijks meer dan een flits dat zij ver
zoend leken. Er vonkte iets tusschen hen, en
toen was het verdwenen.
„De trein is laat", begon de nieuwe passa
gier de conversatie, zich speciaal tot de jon
gere leden van het gezelschap richtend.
„Ja, bijna een kwartier" antwoordde Freddy.
„Vóór Norwich moesten we een poos wach
ten; er stond een signaal onveilig of zooiets".
„Juist" knikte de ander. „Het ziet er een
beetje onweersachtig uit."
„Erg", meende Freddy.
Het gesprek scheen den dikken mijnheer
niet te behagen. Hij stond op, ging uit den
trein en keek het perron af.
Opeens draaide hij zijn hoofd om en richtte
zijn blik naar den anderen kant. Iets had
blijkbaar zijn aandacht getrokken. En dat
was niet de donder, ofschoon het aan den ho
rizon begon te rommelen. Hij stond onbe
weeglijk, den hals gerekt en kwam toen weer
het compartiment binnen.
Hij glimlachte nu en droeg eveneens zijn
deel in het gesprek bij over de weersgesteld
heid.
..Ja, het is zeker onweersachtig" bevestigde
hij. „Het zou me niet verwonderen, als er
straks een flinke donderbui speciaal in dezen
trein losbarst."
„Waarom?" flapte Freddy uit, meer nieuws
gierig dan tactvol.
„Het is die opgewonden oude dame", legde
de dikke mijnheer uit. Toen ik daarnet bui
ten stond, hoorde Ik haar weer als een beze
tene te keer gaan. Dat loopt nog uit op een
zenuwtoeval of zooiets".
De man met het paardengezicht kon. on
danks zijn blijkbaren afkeer van den man,
die hem den toegang had willen beletten, niet
nalaten een vraag te stellen.
„Waarover windt zij zich zoo op?" infor
meerde hij.
De dikke mijnheer was kennelijk verheugd
dat de ander bijdraaide.
„Ze maakte zich over stuur over een lasti-
gen, onbeschoften Londenaar", deelde hij
gretig mede. „Ik geloof dat er al eenige on
aangenaamheden tusschen hen zijn gerezen
in Liverpool Street, hoewel ik niet weet, waar
het over ging. Zij probeerde hem te vermijden
maar toen ze van compartiment verwisselde,
liep hij haar achterna. Sindsdien schijnt hij
haar leven te verbitteren",
„Nu natuurlijk liep hij haar achterna",
merkte de passagier uit Norwich op". Als
menschen toonen, dat ze niet op je gezelschap
gesteld zijn. dan doe je zooiets, nietwaar? Dat
is de menschelijke natuur!"
„Derde-klas menschelijke natuur", pareerde
de dikke mijnheer.
„Is het uw bedoeling mij te beleedigen?"
vroeg de man met den paardenkop, plotseling
nijdig rechtopzittend. En er was iets héél
vreemd in zijn oogen.
„Mijn waarde heer", verklaarde de dikke
mijnheer waardig, „mag ik u verzoeken niet
te vergeten dat er een heer aanwezig is," was
de minzame repliek.
Freddy kon het gevoel niet van zich af
zetten, dat deze redetwist er geen van de ge
wone, toevallige soort was. Het scheen hem
een discussie toe van menschen, die met alle
geweld ruzie willen maken, die het zich voor
genomen hebben.
De atmosfeer werd meer en meer geladen.
En terwijl Freddy in spanning wachtte, wat
de volgende strategische beweging der strïjd-
voerende partijen zou zijn, ontdekte hij op
eens, dat hem tot nu toe onderbewust, ver
ontrustte in het paardengezicht. Van onder
ruige, borstelige wenkbrauwen keken twee
lichte stippen hem aan, twee borende licht
puntjes, die hem zochten, hem bedreigden
ma*1 iets <mbei>nou
„Wilt u een sigaret, Miss Leveridge?"
Hij hoorde zichzelf die vraag stellen, ver
baasd dat hij nog zijn stem meester was. Ze
keek hem aan. Nu hielden die oogen onder
die borsteilige wenkbrauwen opeens op hem
te benauwen. Zij schenen hun dreiging te
verliezen. Maar zijn voorhoofd was klam. Hij
vroeg zich af, of Miss Leveridge het merkte...
„Ja, graag".
Toen ze zich vooroverboog om van zijn
sigarettenaansteker gebruik te maken, zei
ze gedempt:
„Het is hier warm, vindt u niet?"
Was het als een verontschuldiging van zijn
klamme voorhoofd bedoeld?"
„Erg warm", antwoordde hij. En impulsief
voegde hij er bij: „Waarom gaat u niet mee
in de gang om daar te rooken?"
„Neen, ik blijf hier", antwoordde ze. „Maar
ik zou willen dat u ging rooken in den corri
dor."
Hij keek haar rustig en onbevangen aan.
„Het spijt me miss, Leverigde, maar ik kan
niet aan uw verzoek'voldoen", zeide hij zacht.
Hij wilde dat ze geglimlacht zou hebben.
Haar dat deed zij niet. Met een ernstige uit
drukking in de oogen gaf ze zijn blik terug en
leunde toen weer achterover in haar hoekje,
om naar het schemerige landschap te staren.
De donder rolde nu harder. Een bliksemflits
zette het compartiment een oogenblik in een
onnatuurlijk licht. De trein schoot in wilde
vaart het onweer tegemoet en het onweer
maakte zich gereed den trein te bespringen.
In Freddy doemde vaag de vraag op waar
zij waren. Hij had een gewaarwording of
hij ieder begrip van tijd verloren had. Hoe
lang was het geleden dat ze Norwich verlaten
haddenhoeveel stations waren ze sinds
dien gepasseerd?
„Waar zijn we?" vroeg hij plotseling.
Een angstgil antwoordde hem. Iemand trok
aan de noodrem.
!V.
DE NOODRESL
De oogenblikken, die op den schreeuw eri
het trekken aan de noodrem volgden, waren
momenten van chaotische onthutsing en toen
hij ze zich later voor den geest riep, was Fred-
ry Reeve, niet in staat ze behoorlijk in zijn
herinnering te ordenen. De trein minderde
snel en heftig vaart. Remmen knarsten met
gierend rumoer, maar het geluid werd ge-
smoord in 'n plotselingen donderslag. De rei-
zigers vlogen overeind drongen naar de por
tieren en vulden de gangen, duwden elkaar
weg, terwijl de eerste gil gevolgd werd door
andere, afkomstig van menschen, die absoluut
niet in gevaar verkeerden, maar zich verbeel
den dat dit het geval moest zijn, wanneer er
aan de noodrem getrokken werd.
De diciit-opeengepakte drom bevond zich
in de gang, naast het compartiment, dat de
geagiteerde oude dame, den ras-Londenaar en
den ouden druktemaker, dit in Norwich was
ingestapt, bevatte. Zij waren thans de eenigen
die in deze coupé zaten en het was de oude
dame die de noodrem in werking gebracht
had, het eerst had gegild en daardoor den
beweeglijken, drukdoenden man uit een ha
zenslaapje gewekt scheen te hebben.
De Londenaar keek boos bij het zien van de
angstige gezichten, die zich naar binnen bo
gen. De vrouw ging voort met gillen. Ze was
heelemaal buiten zichzelf.
„Wat is er gebeurd?" riep de gang in koor.
Maar de oude dame was vooralsnog niet in
staat tot het geven van een explicatie. Het
eenige wat ze kon, was met een trillenden
vinger naar den Londenaar wijzen en volhar
den in haar gekrijsch.
De drukke beweeglijke, oude man poogde
haar te kalmeeren. Toen de Londenaar zich
in een r.orsch zwijgen hulde, wendde het pu
bliek zich tot hem.
i
(Wordt vemitfö.
De Hertog van Kent, die Zaterdag in het Stedelijk Museum te Amsterdam
de tentoonstelling van Engelsche Kunst geopend heeft, in den tuin van de
Engelsche legatie te den Haag. V.l.n.r.: Hertog van Kent, lady Montgomery
en de Engelsche gezant sir Hubert Montgomery
Gouden kaasdragers. Twee getrouwen van de Alkmaarsche Kaasmarkt, J. Zaadnoordijk
(links) en J. Volkers yierden Vrijdag hun 50-jarig jubileum als kaasdrager
De aankomst van het eerste passagiersvliegtuig van den
luchtdienst op het nieuwe vliegveld Bromma bij Stockholm
ging met feestelijkheid gepaard
12 uurl De nooit verflauwende belangstelling voor de ruitertjes in den klokketoren van het Waaggebouw op de Kaasmarkt te
Alkmaar, die nog steeds de bewondering van iederen bezoeker trekken
Parasols als beschutting tegen den regen tijdens de
wedstrijden op den tweeden dag der Henley-regatta
Dr. P. van Regteren Altena, die als
No. 1 geplaatst is op de voordracht
voor de benoeming tot lid yan den
Hoogen Raad
Prof. Jean Piccard
heeft in Amerika
een doorzichtige
ballon geconstru
eerd, die zeven
pond instrumenten
kan meevoeren en
tot een hoogte van
15 mijl kan stijgen