Itamtie!
J. MUIJS
75 ct.
PETRIE &C°.
H'
H. van NieE Hzn.
fttet
der
11723
Hmpemif
BEKERS
BORDJES
SERVETTEN
van PAPIERHANDEL
Ged.OudeGracht 103
DE REGENBOOG
„De Regenboog
wollen
dekens
Dames
Groote Opruiming
(5ez.@orbiérp
Oostwald
Junghans-Klokken
Geniet Uw Vacantie
Uw tent
Sporthuis „Haarlem"
G0EDK00PE REISMARKEN
VREEMD GELD
BAGAGE-VERZEKERING
Regenjas
%0A
M.DOUWMA&ZOON
M. DOUWMA ZN-
De eerste windwatermolens
in ons
land.
7. A T ERD -X" 'G 11 J U 131 Ï93S
HAAREEM'S dagbead
TELEFOON
of niet ..-.t
toch
Sioemm
Vemen
EERSTE KLAS INRICHTING
FILIALEN DOOR GEHEEL NEDERLAND
HEEREM COSTUUMS stoomen
als nieuw f 2.50
JAPONNEN met 20% korting
Het behoeft geen betoog, Het beste werk levert
Ged. Oude Gracht t o. Postk Tel. 1-5-9-0-0
N u kunt U de
Hofleveranciers v.
H. M. de Koningin.
Ze worden mooi vol,
zacht en helder
Nog korten tijdvoor
voor een mooi en apart handwerk
slaagt U het beste in onze speciaalzaak
waar U vakkundig geholpen wordt.
tegen verminderde prijzen begint 15 Juli e.k.
j J gr.Dfoutstr. 136^
qploPiifv'sn
Kruisstraat 11, Telefoon 11491, Haarlem
86
TELEFOON 10371.
GROOTE HOUTSTRAAT
86 M
GROOTSTE SORTEERING
in EIKEN, MAT NOTEN, OLD FINISH
vanaf 12.50
BEKENDE GARANTIE. LAGE PRIJZEN.
weer van
Dan weet U zeker dat ze waterdicht is
Shelters vanaf f 4.95
4 persoons Kampeertenten f 14.7s
Alle kampeerbenoodigdheden voorradig!
Groote Houtstraat 123, Telefoon 12215
Telefoon 13870 (2 lijnen) Haarlem
dat gaat niet.
Daarom een waterdichte Regenjas gekocht bij
Reeds voor 2.95
'n lichte Gummi Regenjas
net iets voor de reis.
In Gabardine hebben wij alle soorten en alle kleuren
van de beste merken, zooals FALCON en SANTEGA.
ONZE SORTEERING IS ENORM GROOT OMDAT WIJ
VAN BEIDE BEKENDE MERKEN DE ALLEEN-VER
TEGENWOORDIGING HEBBEN VOOR HAARLEM-N.
GEHEEL WOLLEN GABARDINE JAS OF MANTEL VANAF
19.75.
WIJ HEBBEN OOK NOG EEN
VOORDEELIGE REGENJAS
voor 14, ook beslist waterdicht.
Gen. Cronjéstr. 42-44
Telefoon 15438
Het buiten Hulshorst aan den weg van Harderwijk, naar Nunspeet is al eenige jaren zon
der bewoners. De voorbijtrekkenden vacantiegangers kunnen daarom van de gelegenheid
gebruik maken het buiten te bezoeken. De tuin biedt veel natuurschoon. Hierboven een
gezicht op een der vijvers. Het is ook een lust om een wandeling langs het zilveren beekje
op dit landgoed te maken.
Zij dateeren uit de 14e eeuw.
Toen molenwieken nog voor vogel
verschrikkers werden gehouden.
et is een eigenaardige menschelijke
eigenschap, zich aangetrokken te ge
voelen tot datgene, waarvan afstand
moet worden gedaan. Zou in die psy
chologisch zeer verklaarbare neiging wellicht
de groote belangstelling haar oorsprong vin
den, welke in onze dagen allerwegen aan den
dag gelegd wordt voor onze oude. pittoresque
„windmolens", welke met hun voorgangers uit
vroeger eeuwen alleen nog maar den naam
gemeen hebben?
Bij een echt-Hollandsch landschap past nu
eenmaal een molen, maar niet de molen zon
der wieken, welke door de moderne electrische
kracht in beweging wordt gebracht, maar de
molen met wieken. Zelfswanneer die wie
ken er alleen nog maar als sieraad aan gela
ten worden, en geen practische beteekenis
meer hebben. Maar daarnaar vragen wij im
mers niet; het laat ons betrekkelijk koud. of
die wieken nog wel door Vadertje Wind in be
weging moeten worden gebracht, als wij maar
den molen in zijn oude gedaante zien temid
den v4n sappige graslanden.
Hóe sterk de Nederlander gehecht is aan zijn
oude molens komt juist in den laatsten tijd zoo
sterk tot uiting, nu steeds meer molens drei
gen plaats te moeten maken voor den machti
gen en alles-overheerschenden electrischen
stroom, welke zoo'n uitnemend hulpmiddel
vormt, om onze polderwateren op het juiste
peil te houden en de ingelanden te beschutten
voor den overlast, welken zij eertijds van
hooge waterstanden moesten ondervinden.
Duizenden guldens zijn reeds geofferd, alléén al,
om toch maar dat schilderachtig aspect te mo
gen behouden, hetwelk onze polders verkrijgen
door de aanwezigheid van die ouderwetsche
windmolens. Laat ons die benaming nog maar
even vasthouden, omdat zij immers geheel
past bij de molens in him oude gedaante, al
moge dan ook binnen de molenwanden de
electrische motor snorrend zijn plicht doen.
Opmerkelijk is het, dat, niettegenstaande
er reeds zooveel geschreven werd over onze
oude Hollandsche molens, het zoo moeilijk is,
met zekerheid vast te stellen, uit welk jaar zij
eigenlijk dateeren. Wel meenen sommigen, dat
de windwatermolens uitgevonden zouden zijn
in het begin der 15e eeuw, omdat de historie-
boeken vermelden, dat in 1408 de Hoogheem
raden van Delfland naar Alkmaar reisden, om
daar onderzoek te doen naar de werking der
watermolens van Floris van Alkemade en Jan
Grietenzoon. Ongetwijfeld hadden deze kun
dige mannen de watermolens verbeterd,
maar.... de uitvinders daarvan waren zij
niet.
Watermolens reeds in begin
der 14de eeuw.
JLn 1394 toch schonk Hertog Albrecht aan de
stad Den Briel een stuk land, waarop zijn „wa
termolen ten Brielle plach te wateren" en gaf
aan die stad vrijheid, daar een verlaat en een
„spui" te maken „tot 's Lands oirbaer" en om
de „haven te Maerlant mede te houden". Die
watermolen .bleek daar dus al geruimen tijd
gestaan te hebben.
Als wij nog wat verder terugblikken in de
historie, vinden wij ook in de eerste helft der
14e eeuw reeds de watermolens vermeld.
Bij een charter van Graaf Willem III van
1326 betreffende de dijken en watertochten in
West-Friesland, stond de Graaf aan „die 1)
van Oeterleeck" bij Alkmaar af ..sonder koop.
dat molentje, dat sij koopen wilden, also als
't hen die Rentmeester wijsen sal."
Nu zij onmiddellijk toegegeven, dat hierbij
niet vermeld was, dat er sprake was van een
windmolen, maar dan kunnen wij nog bij een
ander geschrift te rade gaan dat ons leert,
dat in 1342 op den Zeedijk bij Amsterdam een
windmolen stond. In een handvest van 9 De
cember 1342 wordt de vorenbedoelde molen,
welke Rentmeester Willem van Oudshoorn had
laten bouwen, uitdrukkelijk een windmolen
genoemd. Trouwens, de Nederlanders hadden
reeds in de 14e eeuw de reputatie van bekwa
me windmolenaars te zijn, en zoo vertelt de
historieschrijver Jan ter Gouw ons als men
in dien tijd in Duit-schland noodig had „ein
Müller der mit der Windmühle mahlen könn-
te", dan ontbood men hem uit het aangrenzen
de Nederland.
Volgens Ter Gouw dateeren de vroegste
wind-watermolens uit het begin der 14e eeuw.
Dat zij echter nog geenszins in staat waren,
bij belangrijke overstroomingen van polders,
de landerijen spoedig weer te ontlasten, blijkt
wel uit hetgeen Jan Ter Gouw ons uit dien
tijd weet te vertellen. Wij lezen n.l. in „Ne
derlands Geschiedenis en Volksleven" (welk
werk Ter Gouw schreef in samenwerking met
Van Lennep en prof. W. Mol)„Maar juist tot
het droog houden of, zoo een landkom onge
lukkig volgeloopen was, weer droogmafcen
ontbrak het langen tijd aan werktuigen van
genoegzaam vermogen. Toen in den winter van
1341 op 1342 de Over Betuwe ondergeloopen
was, was zij anderhalf jaar later nog niet weer
droog; in Augustus 1343 voer Hertog Reinout
met zijn gevolg en paarden, in 9 schepen van
Nijmegen naar Arnhem over verdronken land.
Of wil men een voorbeeld van veel later tijd
nog? De landen terwederzijden van den Am-
stel lagen geregeld 8 maanden van het jaar
onder water. Toen Spieghel in de maand Mei
eens naar zijn buitenplaats „Meerhuizen" aan
den Amstel ging, zag hij de puntjes van het
gras weer boven het water uitkijken en hij
vond het heel merkwaardig, dat op dezelfde
plek beurtelings de visschen zwommen en de
koeijen graasden (zooals men in het begin
van het Tweede Boek van zijn „Het-Spieghel"
lezen kan.)"
Toch waren de eerste windmolens reeds een
groote aanwinst, hoewel zij één gebrek had
den: zij konden n.l. niet gedraaid worden naar
den wind. Men bouwde ze daarom met de wie
ken naar de windrichting gekeerd, waaruit
meestentijds de wind blies. Volgens oude ge
schriften was dit in die tijden de Zuid-Wes-
tenwind. Wij zouden eerder geneigd zijn te
spreken van een Noord-Westen of Noord-Oos
tenwind als de meest voorkomende winden in
ons klimaat. In elk geval haperde er dus nog
niets aan de molens uit de 14e eeuw.
Een „draaiende" molen.
Ee
en belangrijke verbetering bracht de 15e
eeuw, toen in 1430 Jacoba van Beieren te Bon-
repas bij Schoonhoven een grooten windmolen
liet bouwen, die kon worden „omgedraaid" en
dusmet alle winden kon malen. Spoedig
werden dergelijke molens ook gebouwd in de
Krimpener- en Alblasserwaarden, en weldra
zag men ze ook in het Noorderkwartier.
In de 16e eeuw vermeerderde het getal wa
termolens in niet onbelangrijke mate. en voort
durend poogde men, ze te verbeteren. Maar
zonderling genoeg, de boeren waren er niet
bijster mee in hun schik. Zij vreesden n.l., dat
die molens met hun „zwaaiende" wieken
vogelverschrikkers zouden zijn, en dat de
„eyeroogst" daarvan schade zou ondervinden.
Leeghwater verhaalt dan ook in zijn „Kleyne
Chronycke", dat. toen de eerste watermolen
aan den Opdammer- en Hensbroekerpolder
gebouwd werd, de boeren zeiden: „Wat sal dat
dingh hier doen? Men sal niet één ey in 't velt
konnen vinden!" En dikwijls waren ook de in
gelanden der polders onwillig de kosten voor
een of meer watermolens te dragen, in welke
gevallen het Hof van Holland te hulp werd
geroepen, om de onwilligen tot rede (lees:
betalen) te brengen
In 1549 droeg men den Hollandschen molen-
roem ook uit tot ver over onze grenzen, want
het was Klaas Louwerensen Blom, schipper
van Gorkum, die den eersten windmolen uit
ons land naar Spanje overbracht. Dit feit is
in het grafschrift van Blom, dat in de kerk
te Schoonhoven te vinden was, afzonderlijk
vérmeid.
Hoewel reeds zooals wij hierboven zeiden
in 1430 Jacoba van Beieren een molen liet
bouwen, welke met den wind kon worden ge
draaid, was dit nog niet practisch genoeg, doch
het duurde tot omstreeks 1580, voor een Vla
ming, Lieve Jansz. van Moerbeke „ons geleert
heeft, de molens te maken met een kap, die
men na alle winden kan omdraaijen."
Van toen af bouwde men de „groote acht-
canten waetermolens", waarmede de Beem-
ster. de Schermer en zooveel andere groote
plassen zijn drooggemaakt, en waarmede
Leeghwater ook het water uit de Haarlemmer
meer wilde halen. Voortdurend hielden werk
tuig- en waterbouwkundigen hun aandacht op
de verbetering der wind-watermolens geves
tigd, om het vermogen dier nuttige werktuigen
te versterken, vooral om het wegmalen te kun
nen bespoedigen. „Totdat" zegt Ter Gouw
„eindelijk in onzen tijd ook hier de stoom
is te hulp gekomen, om een kracht te ontwik
kelen, die de stoutste verbeelding van vroegere
eeuwen verre te boven ging."
Maar hoe vreemd zouden Jan Ter Gouw en
zijn tijdgenooten hebben opgekeken, wanneer
men hun voorspeld had, dat ruim een halve
eeuw later een druk op een klein knopje vol
doende zou zijn. om een geheimzinnige kracht
te doen functioneeren, waardoor geheele pol-
deis zouden kunnen worden drooggemalen.
JOH. CHR. WIJNAND.
1) In vroegere eeuwen werd niet gesproken
van „de bevolking" of „de inwoners", maar
men volstond met het woordje „die".