Onze drukpersvrijheid.
Wenschen voor het Landbouw-Crisisfonds.
Tandheelkundig
Instituut
BEH EEL
Spaansche miniaturen.
DONDERDAG 16 JUEl 1936
HAARtEM'S DA5BEAD
3
EERSTE KAMER.
Begrooting in behandeling
genomen.
Naturalisatie van dr. Mannheimer
goedgekeurd.
Mevr. Pothuis-
(s.-d.).
-Smit
DEN HAAG Woensdag.
Behalve een paar hamerstukken kwam vóór
de naturalisatievoorstellen een aanvullende
Defensiebegrooting aan de orde, waarbij de
Regeering gelden aanvraagt voor twaalf pant
serauto's, die onder de hand al zijn aange
schaft. Hierin zag Mevrouw Pothui sS m i t
(s.d.) een handeling in strijd met het begroo-
tingsrecht van het
Parlement, stellin;
wier juistheid Mi
nister Colïjn, even
als eenigen tijd ge
leden in de Tweede
Kamer, met een
paar sterke argu
menten bestreed.
Prof. de Savor-
nin Lohman
(c.h.) drong aan op
spoed t.a.v. het tref
fen van nadere
maatregelen ter ver
sterking van de
weermacht. Dit acht
hij noodig in ver
band met het groeiend oorlogsgevaar. Op de
bekeering van vrijzinnig-democraten en so
ciaal-democraten, die hier langzamer gaat
dan b.v. in Zwitserland en in België kunnen
we volgens den c.h. woordvoerder niet wach
ten.
De Minister van Defensie ad interim deelde
mee, dat er inmiddels 16 batterijen luchtaf
weergeschut besteld zijn en dat de kernbezet
ting der kazematten dit nog in antwoord
op een vraag van den heer Lohman door
politietroepen zal worden gevormd, terwijl men
de overige bewakmgstroepen zal losmaken van
de voormobilisatie, zoodat de volledige bezet
ting der kazematten in elk geval snel in haar
werk kan gaan.
Nadat de sociaal-democraten hadden laten
aanteekenen, dat ze tegen waren, kwamen de
naturalisatie-ontwerpen aan de orde. Hierbij
kwam Mr. Droogleever Fortuyn (lib.)-
op tegen de lichtvaardige wijze, waarop som
migen meenen iemands naam te mogen be
kladden. Deze opmerking bleek naar het hart
van tal van senatoren te zijn. Overigens gaf
deze spr. te kennen, dat men zich t.a.v. het
„geval-Mannheimer" gerust kon en daarom
ook moest houden aan de verklaring van den
Officier van Justitie te Amsterdam, wien na
een zeer uitgebreid onderzoek gebleken was,
dat er aan wat men bij hem tegen den zoo
even genoemden aspirant-Nederlander had
ingebracht elke grond ontbrak en aan de
mededeeling van Mr. Trip, President van de
Nederlandsehe Bank, dat Dr. Mannheimer bij
zijn contact met de Nederlandsehe Bank steeds
op behoorlijke wijze juist de Nederlandsehe
belangen behartigde.
Jhr. v. Citters (a.r.) betoogde, dat het
aanhangige voorstel tot naturalisatie van Dr.
Mannheimer niet voldeed aan den z.i. princi
pieel juisten eisch, dat het Nederlanderschap
slechts verleend dient te worden als men mag
aannemen, dat een
gevoel van saam-
hoorigheid met Ne
derland aanwezig is
en tevens de band
met een ander volk
ontbreekt. Deze
voorwaarden waren
z.i. in dit geval niet
aanwezig. Het ging
hier volgens hem
om een Directeur
van een buitenland-
sche bank, waaraan
meer relief moet
worden gegeven door
er een Nederland
sehe Bank aan te
verbinden. Aldus wordt het Nederlanderschap
een schijnvertooning. Van den heer De G ij-
selaar (c.h.) kregen we opnieuw zijn be
kende bezwaren te hooren tegen het te licht
vaardig naturaliseeren.
De nationaal-socialistische fractieleider
d'Ansembourg zag zich genoodzaakt nu
zijn collega Mr. v. Vessem den trein had ge
mist, voor dezen in te vallen. Daarom bepaalde
hij zich tot het „afleggen" van een verklaring
die in hoofdzaak met het betoog van den heer
v. Citters overeenstemde.
Minister v. S c h a i k gaf het op nogmaals
te pogen den heer de Gijselaar van zijn onge
lijk te overtuigen, en betoogde verder, dat deze
naturalisatie al heel grondig was voorbereid.
Tot z'n genoegen had de Minister geconsta
teerd, dal: de heer v. Citters het principieel
eens bleek te zijn met zijn standpunt, hetwelk
hierop neerkomt, dat voor elk geval van na
turalisatie niet zoozeer behoeft te worden
aangetoond, dat het staatsbelang de opneming
in ons nationale verband vordert van den aan
vrager, als wel, dat zijn naturalisatie niet in
strijd is met het staatsbelang. Daarom moet
b.v. een voldoende saamhoorigheids-gevoel
aantoonbaar zijn. Welnu, zulks kan t.o.v. Dr.
Mannheimer zeker gebeuren. Al twintig jaar
lank is deze hier te lande woonachtig, waar
hij herhaaldelijk goede Nederlandsehe doel
einden op velerlei gebied pleegt te steunen en
te bevorderen. OolT op zakenterrein is dit het
geval. In geval van belangrijke emissies stelt
Dr. Mannheimer steeds de Nederlandsehe be
langen op den voorgrond: voor den gulden
heeft hij eveneens heel wat gedaan. En wat nu
z'n z.g.n. buitenlandsche bank aangaat, men
heeft hier te doen met een onderneming, die
tenslotte een Nederlandsehe zaak is. Na deze
uiteenzettingen nam de Kamer het w.o. in
kwestie met 344 (de anti-revolutionairen v.
Citters en Briët, de c.h. de Gijselaar en de
nat. soc. d' Ansembourg) aan,
De verdere dag was aan discussies over de
begrooting 1936 van
het landbouw-crisis
fonds gewijd. De
heer Ruyter (r.k.)
ontkende dat de
landbouwsteun ten
koste van de overi
ge bevolking gaat;
integendeel, hij
schept koopkracht,,
wat weer aan in
dustrie en midden
stand ten goede
komt. Klachten over
bevoordeeling van
de margarine, plei
dooi voor de kleine
boeren, kortom het
Mr. Droogleever
Fortuyn (lib.).
Prof. De Savornin
Lohman (c.-h.).
bekende verhaal. Nadat de liberaal v. Rap
pard o.m. betoogd had, dat er vertrouwen
meet bestaan wat er nu niet is tusschen
den Minister en de landbouworganisaties, gaf
Mr. Kolff (c.h.) opnieuw te verstaan, dat
centralisatie van het landbouwcrisis-apparaat
en dit dan vooral voor den tuinbouw dringend
gewenscht is, onder krachtige leiding van een
Minister. Deze afgevaardigde wil groenten,
fruit en vroege aardappelen onder de land-
bouw-uitvoerwet brengen. Over den crisis-
accountantsdienst was hij wegens de te groote
bemoeizucht slecht te spreken.
Mr. Men de Is (s.d.) die niet zoozeer een
agrarisch deskundige als wel een scherpzim
nig jurist is, behandelde het pijnlijke geval
van de ontslagneming door het viertal jonge
juristen aan het landbouwcrisisbureau en over
de al te snelle bevordering van een functiona
ris, die eigenlijk langer onder „maatschappe
lijke quarantaine" had moeten blijven. Gaar
ne zou hij over dit alles nog eens wat meer van
den Minister vernemen. Den juridischen vorm
van de verschillende stichtingen op landbouw
gebied achtte Mr. Mendels allerminst in den
haak.
De heer O 11 e n, die gelijk de vorige spreker
gesteld was op meer licht omtrent de verwik
kelingen aan het landbouwcrisisbureau, waar
over een niet gepubliceerd rapport van Mr.
Schepel bestaat, vond de landbouwprijzen niet
onredelijk hoog. Hij zou echter geen bezwaar
tegen verdere verlaging hebben als dat werke
lijk zou kunnen geschieden zonder dat de be
langen van den landbouw hiervan schade zul
len ondervinden, Handhaving van den uitvoer
zooveel mogelijk noemde hij gewenscht, al is
z.i. op den duur deze verliesopleverende ex
port vermoedelijk niet te bestendigen.
E. v. R.
Bibliothecaris heeft boeken
gestolen.
Schadepost voor boekerij der Landbouw-
hoogeschool.
De politie te Wageningen heeft proces-ver
baal opgemaakt tegen den bibliotheek-beambte
C. S. wegens verduistering van boeken ten na-
deele van de bibliotheek der Landbouwhooge-
school aldaar. De verduistering moet over
enkele jaren loopen en zeer omvangrijk zijn.
Reeds is een aantal boeken die S. ten eigen
bate had verkocht door de politie opgespoord
en in beslag genomen. Het onderzoek is nog in
vollen gang.
S. is door het curatorium der Landbouw-
hoogeschool voorloopig voor zes weken ge
schorst.
RIJKSSTRAATWEG 16
HAARLEM. N. TELEF
vanaf 35.
GEBIT
met garantie, pijn
loos trekken inbegr
BESLIST PIJNLOOZE BEHANDELING
Spreekuren alle werkdagen
van 912 en 14 uur. Zaterd. 912 uur
Avondspreekuren
Dinsdag, Woensd. en Donderd. v. 7—9 u
(Adv. Ingez. Med.)
Nederlandsehe musici dienen
niet vergeten te worden.
Beroep op impresario's.
Met de besturen van orkest- en omroep-
vereenigingen, impresario's enz. heeft de di
recteur van den Rijksdienst der werkoosheids-
verzekering en arbeidsbemiddeling het werken
van Nederlandsehe toonkunstenaars in het
buitenland en in Nederland en het werken van
buitenlandsche toonkunstenaars in Nederland
besproken.
De heer Verwey, deelde mede, dat, sedert de
regeering door verleening van visa en van
arbeidsvergunningen voor buitenlanders in
greep bereikt is, dat het aantal Nederlandsehe
toonkunstenaars werkzaam in hotels, restau
rant, bioscopen enz. toenam van ongeveer 400
tot 650 a 700. Dit werd verkregen in overleg
met de werkgevers. Dat ook andere Neder
landsehe toonkunstenaars in toenemende ma
te gaan werken is evenzeer een nationaal be
lang.
Het ligt in het algemeen niet in de
bedoeling van de regering om door
weigering van arbeidsvergunningen
voor buitenlandsche toonkunstenaars
aan het Nederlandsehe publiek de
mogelijkheid te onthouden om naar
begenadigde kunstenaars te luisteren.
Maar wel acht zij het van groot belang,
dat Nederlandsehe musici meer dan
thans hun kunst voor het publiek
kunnen brengen, zoowel in buitenland
als binnenland. Zij doet dus een be
roep op hen, die aan buitenlandsche
kunstenaars hier te lande werk bezor
gen, daarvan waar mogelijk gebruik
te maken om de gelegenheid te ope
nen voor Nederlanders om in het bui
tenland te musiceeren, en verder die
nen ook overigens Nederlandsehe mu
sici niet vergeten te worden.
Het bedreigde Kleinood.
Een medewerker schrijft ons:
Het schijnt nu eenmaal vaak zoo te
moeten zijn, dat de waarde van een kost
baar bezit eerst wordt beseft, als het op het
punt staat om verloren te gaan. Hoevelen be
kommeren zich ernstig om den vrede, zoo
lang het geen oorlog is? Zou men zich zoozeer
rekenschap geven van de beteekenis der
democratie, als zij in geen enkel opzicht be
dreigd werd? Wordt er wel ooit meer over
welvaart gesproken en geschreven dan in
tijden van geestelijke en stoffelijke verar
ming? Deze tijd van kentering op allerlei
gebied is er wel naar geaard, om ons te doen
bezinnen op cultureele waarden, die wij als
vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen, om
dat niet wij, maar vroegere generaties het
waren, die ze verwierven.
Dit levend geslacht kreeg ze als bij erfenis:
ze werden ons in de handen gelegd, als geeste
lijke kleinoodiën, niet om ze te verkwanselen
en te verspillen als verwende kinderen, maar
om ze te bewaren en te benutten, indachtig
aan de offers, die hun verovering heeft ge-
eischt. Hun verdediging is niet enkel een
recht ze is een plicht.
Op staatsrechtelijk terrein nu dreigt één
van die kleinoodiën zoo niet verloren te gaan.
dan toch veel van zijn glans en waarde in te
boeten. Een van de voornaamste grondrech
ten. die de Grondwet den burgers toekent is
in gevaar: de vrijheid van drukpers. „Niemand
heeft voorafgaand verlof noodig om door de
drukpers gedachten of gevoelens te open
baren, behoudens ieders verantwoordelijkheid
volgens de wet", aldus luidt artikel 7 der
Grondwet.
Sinds 1815 het jaar waarin onze huidige
constitutie van kracht werd, heeft dit grond
wettelijk artikel ons de uitoefening van dit
cultureele grondrecht gewaarborgd, is de
censuur in welken vorm ook verboden ge
weest, heeft de publicist zich enkel en alleen
behoeven af te vragen: kan ik strafrechtelijk
(men denke aan smaad, beleediging, op
ruiing, majesteitsschennis enz.) en burger
rechtelijk (men denke aan het auteursrecht»
het gepubliceerde voor mijn verantwoording
nemen?
Sinds 1815 heeft men om der waarheid
wille want ook de leugen en de dwaling
dienen indirect de waarheid ronduit mogen
drukken wat men denkt. Wat leefde in de
harten en hoofden der staatsburgers het
kon ongehinderd doordringen tot het vrucht
dragende terrein der openbaarheid. De druk
pers was en is inderdaad de spiegel, die in
bonte schakeering de publieke meening weer
kaatst: wetenschappelijk, literair, politiek en
journalistiek. Het spreekwoordelijke „maak
van uw hart geen moordkuil", had grond
wettelijke sanctie gevonden.
Zelfs voordat wij aan den lijve ondervon
den hadden, wat het zeggen wil, als het vrije
woord aan den staatsburger is ontnomen, zoo
als ten tijde van de Fransche overheersching,
werd de vrijheid van drukpers zeker wat
overdreven, maar daarom niet minder ken
schetsend „heilig" genoemd, zooals in onze
eerste staatsregeling van de Bataafsche repu
bliek (1798) te lezen staat. En de plechtige
„Verklaring der Rechten van Virginia"., eens
een model van waarborg der burgerlijke vrij
heden, verklaarde, dat de vrijheid van druk
pers „één der machtigste bolwerken van de
vrijheid" is. Gaan we nog verder terug in de
geschiedenis van ons vaderland, tot een jaar
dat van zooveel beteekenis was voor onze
onafhankelijkheid, tot 1581. dan valt ons op,
hoe nadrukkelijk een geleerde als Prof. Fruin
in zijn „Tien jaren uit den tachtigjaren oor
log" bij de beschrijving van deze geschiedenis
periode aanteekent: „Eén politiek recht was
er, dat de natie steeds op prijs heeft ge
steld en dat haar dan ook steeds is gelaten:
het recht vrij te spreken, ronduit en open
lijk over al wat er gedaan wordt en te doen
valt, zijn oordeel te zeggen".
Het is bekend, hoe fel het stil verzet was
van het denkend deel der natie tegen de be
lemmering van de drukpersvrijheid tijdens
onze inlijving bij Frankrijk. Want al mag
Napoleon overigens terecht beweerd
hebben, dat de drukpers de wonden heelt die
zij slaat, hij liet haar niet eens gelegenheid
om zich te uiten laat staan tot het slaan
van wonden.
Nauwelijks hadden wij dan ook onze onaf
hankelijkheid heroverd of Koning Willem I
schafte in zijn 17de Staatsblad van het nieuwe
Koninkrijk de censuur af, omdat, zooals de
considerans van dat besluit verklaarde, „deze
ten eenen male strijdig is met de liberale
denkwijze, waarop elk regtgeaard Nederlander
den hogosten prijs stelt en die steeds het
gouvernement dezer landen heeft geken
schetst". Ja. zoo vanzelfsprekend scheen men
dit hooge vrijheidsrecht te beschouwen, dat
men het overbodig achtte, het in onze eerste
grondwet van het Koninkrijk (1814) uitdruk
kelijk te waarborgen. Pas de nieuwe consti
tutie. noodzakelijk geworden door de ver-
eeniging met de Zuidelijke Nederlanden,
erkende de burgerlijke vrijheid tot openbaring
van gedachten of gevoelens door de drukpers
en voegde er ter motiveering aan toe, dat de
drukpers als een doelmatig middel tot uit
breiding van kennis en voortgang van ver
lichting beschouwd moet worden". En al mag
dan ook deze wat overbodige toelichting
bij de grondwetsherziening van 1848 zijn weg
gelaten, de waarborg voor een vrije mee-
ningsuitfmg bleef onverkort voortbestaan door
allen genoten.
Het is goed er thans aan te herinneren, hoe
angstvallig er voor gewaakt is, dat dit grond
wettelijk voorschrift onverkort zou worden
toegepast en niet, hoe zijdelings ook. door
wettelijke voorschriften van lagere bestuurs
organen zou worden belemmerd. Verschillende
arresten van den Hoogen Raad wijzen erop,
dat dit hoogste rechtscollege politieverorde
ningen betreffende plaats, tijd en middel van
verspreiding van gedrukte stukken (colpor-
tageverboden) onverbindend achtte, wegens
strijdigheid met de grondwettelijk gewaar
borgde drukpersvrijheid, zoodra deze gemeen
telijke verordeningen de openbaarmaking in
het algemeen zouden kunnen schaden.
En thans wordt een grondwetsherziening
voorbereid, die de drukpersvrijheid, zoo hoog
geprezen en zoo vurig verdedigd, meer dan
voorheen aan banden wil leggen. Voorge
steld wordt namelijk om aan de bestaande
bepaling van artikel 7 een tweede lid toe te
voegen, luidende: De wet kan regels stellen,
volgens welke een bepaalde uitgave wegens
nader bij de wet te omschrijven grove in
breuk op de openbare orde tijdelijk kan wor
den verboden.
Het behoeft ons niet te verwonderen, dat
een viertal leden der Staatscommissie, welke
de herziening heeft voorbereid, het rapport
deed vergezeld gaan van een minderheids
nota, waarin van een afwijkende zienswijze
omtrent de wenschelijkheid van de invoering
dezer nieuwe bepaling duidelijk blijk werd ge
geven.
Wie goed leest moet het opvallen, hoe vaag
de formuleering van de voorgestelde toevoe-
Groote brand te Rotterdam
aangestoken?
Sterke aanwijzingen tegen
directie en eigenaar
Vier personen in arrest.
De Rotterdamsche politie heeft
naar aanleiding van den brand in
het Gebouw van Kunsten en Weten
schappen aldaar, die in den nacht
van Vrijdag op Zaterdag het geheele
gebouw heeft verwoest, een uitgebreid
onderzoek ingesteld, omdat men het
vermoeden had, dat hier sprake kon
zijn van brandstichting.
Woensdagnamiddag kreeg men zooveel
aanwijzingen, dat drie leden van de directie
voorloopig in bewaring werden gesteld. De
verklaringen van de voorloopig aangehoude
nen liepen zoover uiteen, dat men, mede om
dat uit het getuigenverhoor aanwijzingen
naar voren kwamen die tegen de verdachten
pleitten, besloot hen nog gedurende den avond
in verzekerde bewaring te houden. In den
loop van den avond is er nog een onderzoek
ingesteld, dat tot resultaat had. dat de inver
zekeringstelling in ieder geval tot heden van
kracht zou blijven.
Woensdagavond is nog een vierde persoon,
de firmant E., in verzekerde bewaring ge
steld.
INBREKER VAN 63 JAAR GEARRESTEERD.
Te Soest is een 63-jarige man gearresteerd,
die er van wordt verdacht, de laatste maan
den te Amersfoort talrijke grootere en klei
nere inbraken te hebben gepleegd
DEVIEZENSMOKKELAAR VEROORDEELD.
De 28-jarige J. B. uit Venlo is wegens
deviezensmokkel door de strafkamer Krefeld
tot zestien maanden gevangenisstraf en 40.000
R.M. boete veroordeeld.
Ilillllllllillllilllllllilllllllllllll^
ging is uitgevallen, zóó vaag zelfs, dat men
moet betwijfelen, of zy wel thuis behoort in
het complex van stellige regels waaruit de
grondwet behoort te bestaan en ook bestaat.
Want niet alleen kan men ernstige bedenkin
gen hebben tegen het feit, dat de grondwet
het aan de wet overlaat om te bepalen, wat
onder grove inbreuk op de openbare orde te
verstaan zal zijn, niet alleen kan men zich
met bezorgdheid afvragen of het den wetge
ver zal gelukken, dit begrip klaar en duidelijk
te omschrijven, de grondwettelijke bepaling
zelve is vaag! Terecht wordt in de minder
heidsnota de vraag gesteld, welke beteekenis
wel moet worden toegekend aan het begrip
„bepaalde uitgave". Is het een uitgave van
bepaalde strekking, over een bepaald onder
werp. van een bepaald auteur, onder een be
paalden titel, een met name aangeduid dag
blad of tijdschrift? Vragen, allemaal vragen,
onzekerheden dus. die oprijzen nog wel bij
het iezen van een grondwettelijk artikel! Nu.
de ervaring heeft wel geleerd, hoe verwerpe
lijk de geringste interpretatietwijfel ten aan
zien van een constitutioneele bepaling is. En
geland kan er van meepraten uit den tijd der
beruchte smaadschriften of „libellen", hoe
moeilijk ja. ondoenlijk het is. begrippen als
deze ondubbelzinnig, klaar-verstaanbaar voor
een ieder, te omschrijven.
En nu zegge men niet: „kom. zoo'n vaart
zal het heusch niet loopen; onze regeering zal
van o'e wettelijk te stellen regels waarlijk wel
een spaarzaam gebruik maken!" Toegegeven,
dat men zooals wij dit vertrouwen deelt;
maar dan nog is het in een rechtsstaat als de
onze een principieel-onjuist beginsel, dat de
mate van drukpersvrijheid gaat afhangen van
bloot vertrouwen. Een rechtsstaat en men
vergete dat niet eischt onderwerping van het
staatsgezag aan stellige regels; een rechts
staat vindt de grenzen van zijn gezag in een
scherp omschreven recht en niet in het ver
trouwen van zijn burgers! Zeker, déze Regee
ring zal van een op vertrouwen berustende
drukpersvrijheid geen misbruik maken door
ongemotiveerde beperkingsmaatregelen. Maar
regeeringen wisselen. En wie geeft de ze
kerheid, dat een toekomstige Regeering het
eenmaal binnengehaalde paard van Troje
niet in zijn ware gedaante zal toonen?
Het is waar. dat ook deze herzieningsbepa
ling censuur dat wil dus zeggen: vooraf
gaande controle op alles wat voor de drukpers
bestemd is formeel buitensluit. Maar laat.
men zich toch vooral rekenschap geven van
de practijk van het geval. Immers de kans op
een tijdelijk verbod zal ertoe leiden, dat om
nu maar bij de dagbladpers te blijven juist
de courant van goeden naam zich bij elke be
richtgeving, bij elk artikel, ja. zelfs bij de ob
jectieve weergave van zekere feiten met de
grootste angstvalligheid gaat afvragen, of de
publicatie daarvan niet aanleiding zou kun
nen geven tot toepassing van de zoo gevreesde
verbodsbepaling. En als de verantwoordelijke
redactie maar in het minst twijfelt, zal zij
van openbaarmaking afzien, terwille van het
feit. oat maar zeer weinig dagbladen zulk een
tijdelijk niet-verschijnen zouden overleven.
De pers zou gaan zwijgen. En voor den arbeid
van inktkoelies heeft Nederland nooit be
langstelling gehad en zal het naar wij hopen
nooit belangstelling krijgen.
Zoo krijgt dus de voorgestelde grondwet
telijke bepaling practisch een preventief ka
rakter; zoo opent zij de deur voor een vorm
van verantwoordelijkheid voor het gedrukte,
die inderdaad een beperking van drukpers be-
teekent. een beperking, waarmede niet enkel
de drukpersmisbruikers, die men terecht wil
treffen, worden gedupeerd. En als beperking
met preventief effect behoort de nieuwe maat
regel. om met mr. C. W. Opzoomer te spreken,
die het destijds in zijn „Staatsregtelijk On
derzoek" zoo scherp formuleerde, „met de cen
suur tot de zelfde klasse van maatregelen".
Schrijver dezes heeft de vrijheid van druk
pers vergeleken bij een kleinood, lang reeds
in het bezit van het Nederlandsehe volk.
overgedragen van geslacht op geslacht om het
te bewaren en te benutten, niet om het te mis
bruiken. noch om het prijs te geven. Geeste
lijke vrijheid kan eerst bij een onbelemmerd
gebruik van de drukpers tot haar recht ko
men; buitenlandsche toestanden kunnen ons
in dit (en menig ander) opzicht veel leeren.
Mogen zij ons tot leering strekken. Mogen zij
ons de grondwettelijk verzekerde vrijheids
rechten naar hun hooge waarde doen schat- i
ten en ons bevrijden van den waan van het
verwende kind. dat niet weet wat het bezit. I
Dan misschien zal men kunnen bezitten en
waardeeren tegelijk.
C. J. E. DINAUX. I
I
Een halve eeuw geleden
Uil Haarlem's Dagblad van 1886.
16 Juli
De feestelijkheden ter gelegenheid
van de 109de algemeene vergadering en
het Congres der Nederl. Maatschappij
tot bevordering van nijverheid, werden
gisteren besloten met een keurige illumi
natie van den gevel van het paviljoen
„Welgelegen", terwijl de lantarens van
de Dreef in verschillende sterrenfiguren
waren veranderd.
Daar het ongunstige weer Woensdag
j.l., den vastgestelden dag, een en ander
belette, vond nu de illuminatie gisteren
plaats. Geen wonder dat Haarlem's in
gezetenen zich bij honderden in den
Hout bewogen, om deze waarlijk prach
tige verlichting, afgewisseld met Ben-
gaalsch vuur in verschillende kleuren,
te bewonderen. Het weder hield zich uit
stekend en de Haarlemsche Gasfabriek,
op wier kosten en door welke de illumi
natie plaats vond. heeft eer van haar
werk gehad.
Ontmoeting.
ALIOANTE, Juli.
„Waarom zoo haastig?, komt u toch zit
ten, laten we wat praten", zoo noodt me de
opgewekte stem van Thomas, den ouden
schaapherder, die onder het schaduwrijke
dak van een groote Garofera zijn middagrust
houdt, zijn dieren vertrouwelijk om hem
heen. Hij kan niet begrijpen, hoe een Noord-
Europeaan in dezen feilen middaggloed zoo
haastig zijn weg gaat, byna zonder te groeten.
Waarom zal ik hem uitleggen, dat ik naar
het landelijke postkantoortje wil om post of
telegram zelfs aftehalen want ook die
laatste blijft liggen, tot we ernaar komen
vragen, we komen immers toch wel alle dagen
in het dorp! dat ik met nog meer ver
langen uitzie naar de courant, dan hij naar
een frisschen dronk? Waarom zijn statige rust
met zulke vreemde, ongezellige dingen storen?
Ja ik schaam mij zelfs een beetje voor
Thomas over mijn ongemotiveerde haastig
heid. Heb ik dan altijd nog niet geleerd mij
aan het onbezorgde landleven aan te pas
sen? Ben ik nog steeds de moderne stads-
mensch, die meent boven den eenvoudigen
landbewoner te staan en lachend de minuten
telt, wanneer twee Spanjaarden, beide onder
weg naar hun bezigheden, lang met elkaar
blijven praten?
Gelukkig heb ik me toch wel gebeterd en
heb sympathie, ja stille bewondering gekre
gen voor den man van het land. die minder
praktisch mag zijn in het te gelde maken van
zijn tijd, maar zin heeft voor het leven in
de natuur te midden van de schoonheden
der schepping. En daarom neem ik naast
Thomas plaats op een hoogen knoestigen,.,
boomwortel, vraag er niet naar of zijn scha
pen hun pooten op mijn pas opgestreken
kleeren zetten en kijk in zijn van optimisme
sprekend, met grijs stoppelhaar omlijste ge
zicht, waarin verstandige oogen blinken. Hoe
oud zou hij zijn? 70 zou men hem kunnen
geven, maar het voortdurend verblijven in
fel zonnelicht maakt den herder vóór zijn
tijd oud en rimpelig en allen zien er tenslotte
hetzelfde uit. Erg verweerd zijn hun gezichten,
van ondefinieerbare kleur is hun k'.eeding,
eentonig en armelijk hun leven, maar opge
wekt steeds hun zin. Ze lachen als de na
tuur, die hen omgeeft.
Thomas vertelt van een grooten roofvogel
di.en hij boven ons huis heeft zien vliegen.
Een Spanjaard is een geboren acteur, denk
ik, terwijl Thomas nauwkeurig eerst de vlucht
van het dier, dan zijn plotseling omlaag-
schieten, daarop met vurige bewegingen het
pakken van een denkbeeldigen prooi en ten
slotte het weer opvliegen van den roofvogel
nabootst. Denkt hij. dat ik zijn Valenciaansch
dialekt niet versta en doet hij daarom dit
alles voor?
Och neen. alleen zijn levendige aard is 't,
die hem zóó doet zijn. Hij springt zelfs op in
vervoering, zoodat de loome schapen ver
schrikt hetzelfde doen. vergeet hitte en moe
heid en is in zijn vlugge verbeelding opeens
de jager geworden, die zijn buitenlandsche
vrienden van zulk een gevaarlijk ondier wil
bevrijden. Als had hij een geweer in de hand
legt hij aan. sluit langzaam een oog, ziet den
grooten vogel vallen en herademt tevreden;
het gevaar is voorbij! Ik kan mijn lachen
haast niet bedwingen, maar neemt dankend
zijn aanbod aan, om een der eerstvolgende
dagen, met een geweer bewapend, bij ons te
komen en het beest te lijf te gaan. Inmiddels
zijn we nog niet zoover en al te serieus mag
ik zoo'n toezegging ook niet nemen, want ik
hoor alweer een opgewekten roep „Thomas"!
en zie op ons toekmen José, den molenaar,
die ook niet bepaald kort van stof is en zeker
den noodigen tijd bij mijn schaapherder zit
ten zal, om ook nog eens uitvoerig te hooren
van den buitengewoon grooten arend, of wat
het dan zijn mag. boven ons huis en 't is
mogelijk, dat ze het plan maken van samen
te komen. Maar 't kan ook zijn en dat is
't waarschijnlijkst dat er tevoren nog menig
ander komt zitten praten op den knoestigen
boomwortel en dat de zaak heelemaa! ver
geten wordt, totdat ik weer eens langs Thomas
kom. Maar dan is het ondier hopelijk ook zóó
al weg.
C. B.
Doodelijk ongeval bij de
marine-manoeuvres.
Matroos van de „Gelderland" in zee gestort.
Aan boord Hr. Ms. „Gelderland". 15 Juli.
Woensdagmorgen te half 7 is de matroos-mi
licien tweede klasse S. van Dijk. toen hij be
hulpzaam was bij het looden aan boord van
Hr. Ms. „Gelderland", zich bevindende bij de
noordkust van Walcheren, in zee gestort. Men
heeft den drenkeling onmiddellijk een' boei
nageworpen en sloepen uitgezet. Van Dijk is
echter door het getij afgedreven en het staat
wel vast. dat hij is verdronken Het lijk is nog
niet gevonden. Het slachtoffer was onge
trouwd en had den leeftijd van 21 jaar. Hij
was te Amsterdam woonachtig, Het zoeken
naar den drenkeling heeft nog geruimen tijd
voortgeduurd.