Bloemisten vragen 4\ millioen crisissteun.
Haarlem's Kunstbezit.
WOENSDAG 2 2 JUEI 1936
HAARDE M'S DAGBtAD
De nood in de bloemisterij hoog gestegen.
Van de voorgestelde steun
1.9 millioen voor Aalsmeer.
Het bestuur der vereeniging „Groep
Bloemisterij" uit den Nederland-
schen Tuinbouwraad heeft zich tot
Minister van Landbouw en Vissche-
rij gericht met het verzoek om steun
voor de bloemisterij. Deze steun zou
4.481.000 gulden bedragen. Het be
stuur trad hierbij tevens op nameris
den Aalsmeerschen Tuinbouwbond,
den R.-K. Diocesanen Land- en
Tuinbouwbond, den Christelijken
Boeren- en Tuindersbond, den Ne-
derlandschen Tuindersbond en den
Bond van Bloemenveilingen in Ne
derland.
In verband met deze zaak was Dinsdag
ëen bijeenkomst van de genoemde bonden
georganiseerd te Aalsmeer, waar de voorzit
ter van de vereeniging „Groep Bloemisterij"
een overzicht gaf van de moeilijkheden,
waarin de Nederlandsche Bloemisterij ver
keert. Aan de hand van de cijfers toonde de
heer Mensing aan. dat na de opeenvolgende
slagen, die het bloemistenbedrïjf troffen, de
omzetten der beide Aalsmeersche veilingen
te zamen in de jaren 1931 tot en met 1935,
vergeleken met 1930 terug geloopen is met
f 9.625.222,24.
In 1930 bedroeg het totaalomzetcijfer der
veilingen, aangesloten bij de Groep Bloe
misterij f 8.730.000. In 1935 bedroeg dit nog
slechts f 5.815.000, terwijl zich inmiddels zes
veilingen met een omzet van ongeveer
f 500.000 hadden aangesloten.
De heer Mensing vervolgde daarop:
Reeds bij den aanvang der besprekingen
over de tot nu toe ondernomen saneering
van het bloemisterijbedrijf is getracht, de
kosten daarvan niet op de bloemisten te
doen verhalen. Dit werd echter toenmaals
reeds van Regeerlngswege van de hand ge
wezen. De bloemisterij zou haar eigen sa
neering moeten financieren, Inmiddels beta
len thans de bloemisten niet de volledige sa=.
neeringskosten, hoewel hiervoor toch nog al
tijd door hen zelf een bedrag van ongeveer
f 30.000 moet worden opgebracht.
Nu we door de saneering over cijfers be
schikken blijkt, dat er ruim 9000 personen
in Nederland het bloemisterijbedrijf, hetzij
als zuiver bloemistenbedrijf, hetzij als ge
mengd bedrijf uitoefenen.
Millioenen zijn belegd.
De bloemisterij in ons land is een zeer in
tensieve cultuur. Er zijn tientallen millioe
nen guldens in belegd door harde werkers in
veelal kleine bedrijven en de bloemisterij
geeft werk aan duizenden werknemers. Zij
laat den middenstand verdienen, zij ver
bruikt tienduizenden tonnen binnenland-
sche brandstoffen, wat de mijnen ten goede
komt en wat vracht geeft zoowel te water als
per rail. De Nederlandsche bloemisterij ge
bruikt millioenen en millioenen potten, wat
arbeid geeft aan andere groepen van onze
bevolking.
De Nederlandsche Bloemisterij ge
bruikt 1000 en 1 artikelen, die zij van
anderen koopen moet. De Nederland
sche Bloemisterij leverde in 1935:
217.021 K.G. vracht aan de K.L.M.
en in 1934 zelfs nog 324.395 K.G.
De Nederlandsche bloemisterij ge
zamenlijk is een groot werkgever,
die van zijn bedrijfsinkomsten veel
afstaat aan anderen.
Een steun verleend aan de Neder
landsche bloemisterij, komt terstond
ook vele anderen ten goede.
Hoewel de Nederlandsche bloemist zich in
hooge mate heeft aangepast, is thans de
grens der aanpassing volkomen bereikt en
is bij velen de grens van den nooddruft over
schreden.
Van enkele producten zijn doorsneeprijzen
bekend. De doorsneeprijzen der rozen daalde
van 4.05 ets. per stuk in 1929 tot 1.62 ets.
per stuk in 1935. Wat dit beteekent blijkt uit
het cijfer van 120 millioen. aangevende het
aantal rozen, dat minstens per jaar wordt
gesneden.
De doorsneeprijs der seringen daalde van
13.14 ets. per stuk in 1929 tot 4.92 c-ts. per
stuk in 1935. De groote tekorten der seringen
cultuur moge blijken uit 't feit, dat ruim
121/2 millioen takken seringen per jaar ge
sneden worden.
Om de belangrijkheid der bloemïsterij-cul-
turen te demonstreeren moge de volgende
vergelijking dienen: In 1934 werd alleen aan
de Aalsmeersche veilingen nog voor f 574.000
meer omgezet, dan aan groente en fruit in
de provincies Friesland, Groningen en Dren
te te zamen.
Tot hen, die de benarde tijdsomstandighe
den het zwaarst aan den lijve gevoelen, be-
hooren zeker de veilingkweekers. Hun pro
ducten zijn het allereerst aangewezen op den
export. Men heeft getracht er iets op te vin
den om de levensomstandigheden-voor hen
iets beter te maken door het vaststellen van
minimum-prijzen voor een reeks van pro
ducten.
De Regeering heeft zich bereid ver
klaard een bedrag beschikbaar te
stellen groot f 300.000, waaruit voor
de op de veilingen doorgedraaide
bloemen en planten een vergoedings-
prijs kan worden uitbetaald.
Hoewel dankbaar voor wat de Re
geering reeds deed voor de Neder
landsche bloemisterij, heeft deze ge
meend toch meer te moeten vragen
om het voortbestaan van vele be
drijven mogelijk te maken.
Het bloemkweekerscrediet en het bedrag
voor de minimum-prijzen zijn namelijk he
laas niet voldoende om de moeilijkheden het-
hoofd te bieden. Iets overbodigs wordt dooi
den bloemist zeker niet gewaagd. Hij waagt
slechts zooveel, dat hij naast een sober be
staan 't noodzakelijkste van zijn bedrijf kan
onderhouden en uit de opbrengst van zijn
producten is dit thans niet mogelijk. De
Nederlandsche bloemist weet, dat het niet
mogelijk is dat al zijn moeilijkheden dooi
de Regeering kunnen worden weggenomen,
maar de moeilijkheden kunnen dragelijker
gemaakt worden, zooals bij den Landbouw
en den Tuinbouw geschiedt. De Nederland-
sohe bloemist verdient dit ongetwijfeld.
Aalsmeersche veiling
ontving in 5 jaar
9.6 millioen minder.
Door een Commissie, samengesteld uit ver
tegenwoordigers der meer genoemde organi
saties is een schema samengesteld voor de
wijze, waarop steun aan de Bloemisterij uit
het Landbouwcrisisfonds op de meest doel
treffende manier zou kunnen worden ver
leend en waarbij tevens een zoo nauwkeurig'
mogelijke berekening werd gemaakt van het
totaal bedrag, dat daarvoor noodig zou zijn.
Het voorstel.
Deze Commissie is bij de uitvoering van
haar taak o.m. tot de volgende conclusies ge
komen:
le. De steun zou dienen te worden
verleend aan bloemkweekerijbedrij-
ven, waarin wordt uitgeoefend, hetzij
de culturen van snijrozen, seringen,
bolbloemcn of potplanten, ieder af
zonderlijk of gecombineerd.
2e. De uitkeering van den steun
zou dienen te geschieden over het
jaar en over de teelt 1935, berekend
op de basis van het verschil tusschen
productiekosten en opbrengst over
1934 voor zoover dit betreft de snij
rozen, seringen en potplanten en
over 1935 wat betreft de bolbloemen.
3e. Bedoelde steun zou dienen te
geschieden ten opzichte van de se
ringen en bolbloemen berekend per
hoeveelheid, ten opzichte van de
snijrozen en potplanten per opper
vlakte glas in vierkante meters.
Volgens uitvoerige berekeningen is het ge-
middel-de verschil tusschen productiekosten
en opbrengst:
voor de snijrozen f 1.22 per vier-k. Meter;
voor de potplanten f 1.30 per vierk. Meter;
voor de geforceerde vroege tulpen f 1.02
per 100 stuks;
voor de geforceerde late tulpen f 0.39 per
100 stuks.
voor de afgesneden sex-ingen f 2.43 per 100
takken.
De snijrozen-cultuur beslaat in ons land
120 H.A., de potplanten- 170 H.A. Er wor
den voorts 35 millioen vroege tulpen en 37.5
millioen late tulpexx geforceerd, terwijl er
tevens 12.500.000 takken seringen worden ge
kweekt.
Voor de snijrozen is derhalve een steun ge
vraagd groot f 1.464.000.
Voor de potplanten een steun gi-oot
f 2.210.000.
Voor de vroege tulpen een steun van
f 357.000.
Voor de late tulpen een steun van
f 146.250.
En voor de seringen een steun van
f 303.750.
Of in totaal voor de geheele Nederlaixdsche
bloemisterij f 4.481.000.
Vaix deze steun zou ongeveer f 1.900.000 ten
goede komen aan Aalsmeer. Hierop wordt
speciaal de aandacht gevestigd, opdat men
niet den indruk krijge, dat alleen voor Aals
meer een bedrag van f 4.500.000 noodig zou
zijn, om dit centrum naar behooi-en te hel
pen.
Bovendien is den Minister verzocht even
tueel een weg te vinden om de uitkeering te
verdeelen over twee jaren voor het geval het
niet mogelijk is in vei-band met de grootte
van het bedrag 'n uitkeering in één jaar te
doen plaats vinden.
Er wordt wel eens gesproken over be
perking. Deze is echter in de intensieve bloe
misterij-cultuur moeilijk door te voeren. Het
buitenland kan zich van deze producten ook
niet vrij maken, daar bodem eix klimaat in
hooge mate medespreken. Het is zeer nood
zakelijk, dat de culturen in stand worden
gehouden.
Bij eenige wijziging ten opzichte der in-
voerbelemmgringen zullen onze Nederland
sche rozen, seringen en bolbloemen weder
met voordeel kunnen worden gekweekt. Door
de enoi-me aanpassing zijn prijzen, zooals
deze in 1929 en 1930 werden betaald, niet
meer noodig.
Een beperking der cultuur heeft zeer
groote bezwaren. Bovendien wijzen de cijfers
uit, dat het aantal rozen aan de veilingen
regelmatig met millioenen per jaar achteruit
gaat. terwijl, wamxeer jonge aanplant ver
boden wordt de seringencultuur per jaar
wegens het afsterven van trekbareplanten
met8 a 10 pet. vermindert.
Voor de export-culturen wordt uitsluitend
gebruik gemaakt vair glas. Door beperking
zouden kassen leeg komen, die toch moeten
worden onderhouden, waarvan rente moet
worden betaald en waarop de capaciteit voor
de verwarming is gebaseerd. Tenslotte zijn
er vele kleinbedrijven, welke zonder meer
reeds van een beperking zouden moeten
worden uitgesloten, omdat de betaalde op
pervlakte reeds zoo kleixx is, dat inkrimping
zeker niet te vergen is.
Z. E. de Minister van Landbouw en Vis-
scherij, aldus besloot de heer Mensing, heeft
zich persoonlijk op de hoogte gesteld van
onze nooden. De Minister is ongetwijfeld tot
steun bereid. Er wordt echer zooveel ge
vraagd. De Nederlandsche bloemisten onder
schrijven terstond de moeilijkheid der be
slissingen, welke door den Minister genomen
moeten worden. Maar7 zij zijn het tegexxover
hun gezinnen en hun bedrijven, opgebouwd
dikwijls in een geheel menschenleven, ver
plicht, alles te doen, om als beoefenaars van
»een tak van bodemcultuur, ook gesteund te
worden uit de gelden van het Landbouw
crisisfonds.
De cijfers spreken een duidelijke taal. De
Nederlandsche bloemisterij is buiten haar
schuld in gi'ooten nood. De Nederlandsche
bloemisterij doet in deze voor haar zoo uiterst
benarde tijden een ernstig beroep op u: leden
van de Tweede Kamer der Staten Generaal
en op de oi-ganisaties, om mede te willen
werken dat haar die hulp woi'de verschaft,
welke zij noodig heeft.
Deze redevoering werd luide toegejuicht.
Hierop sprak de burgemeester van Aalsmeer,
de heer Kastelein, in warme bewoordingen
zijn waardeering uit vor het streven der ver
eeniging.
De heer Viruly leidt geen
vliegers meer op.
In verband met zijn anti-militaristische
gevoelens.
In de Arbeiderspei's is gemeld, dat de pi
loot Viruly op aandrang van het departe
ment van defensie, geen les meer mag geven
aan de Kweekschool voor de Zeevaart te
Amsterdam, ten behoeve van de practische
opleiding van de leerlingen, die bestemd zijn,
later in dienst te komen voor de burger
luchtvaart en dat d?ze aandrang zijn oor
zaak vindt in .het feit, dat de heer Viruly
onlangs ontslag heeft gexxomen als ï'eserve
in ilitair vlieger.
Naar aanleiding van deze mededeelixig ver
neemt het A.NJ?. uit betx'ouwbare bron, dat
deze voorstelling van zaken niet juist is.
De omstandigheid, dat de heer Viruly zoo
wel in geschriften als in interviews duidelijk
heeft getoond, aan zijn anti-militairistische
gevoelens een zoo groot mogelijke bekend
heid te willen geven, deed het bepaald on-
gewenscht voorkomen, gezien de bijzondere
verhouding, welke er bestaat tusschen vlie
ger-instructeur en leerlingen, dat een in-
stx-ucteur met dergelijke mentaliteit be
moeienis had met de opleiding van militai
re en aspirant-militaire vliegers tot ver-
keerspiloot, aangezien het gevaar van be
ïnvloeding van laatstgenoemden met be
doelde opvattixigen zeer groot is.
De verhouding van de K.L.M. tot het rijk
als gevolg van de subsidieering en het groo
te militaire belang in aanmerking nemende,
moest aan de bemoeienis van den heer Vi
ruly met de opleiding der militaire en aspi
rant-militaire vliegers een einde komen.
Wijziging in levensverzekering
tarieven?
Verhooging voor lijfrente.
De groote, in Nederland werkende, levens
verzekeringsmaatschappijen hebben, naar de
Tel. verneemt, besloten een wijziging in de lijf
rentetarieven te brengen, die neerkomt op een
verhooging dezer tarieven. Deze ver
hooging, die met 1 Augustus a.s. zal ingaan
houdt eensdeels verband met het vex-schijnsel
van den stijgenden gemiddelden leeftijd van
den mensch, terwijl zij anderdeels het gevolg
is van de daling van den algemeenen rente
voet en de noodzakelijkheid voor de levens
verzekeringmaatschappijen om bij haar be
rekeningen met dezen lageren rentevoet reke
ning te houden.
Practisch alle maatschappijen zullen het
voorbeeld der grooteren volgen en eveneens
tot een verhooging der lijfrente-tarieven over
gaan.
Tegelijkertijd wordt door verschillende
maatschappijen een herziening overwogen
van haar andere tarieven; deze herziening
beti-eft echter niet zoozeer een verhooging der
tarieven, dan wel een wijziging van den op
bouw er van.
Contingenteering invoer
toiletzeep noodzakelijk.
Uit twee landen worden zeer groote hoeveel
heden geimporteerd.
Ingediend is een wetsontwerp, houdende
wettelijke regeling van het Koninklijk be
sluit van 30 Juni 1936, waarbij de invoer van
toiletzeep met ingang van 1 Juli 1936 voor
het tijdvak van 3 maanden aaxx beperkende
maatregelen werd onderworpen.
In de laatste jaren heeft de toiletzeepin
dustrie ernstige moeilijkheden ondervonden
van het prijs bedervende karakter van den
import, waardoor de betrokken fabrieken
wei-den genoopt, de prijzen tot een zeer onbe
vredigend niveau terug te brengen, wilden
zij haar binnenlandschen afzet niet zeer zien
verminderen. In den laatsten tijd is deze
situatie nog ernstiger geworden, doordat de
invoer in 1935, speciaal uit twee landen, over
matig is toegenomen, zulks ten nadeeie van
den binnenlandschen afzet van de Neder
landsche fabrieken.
Waar deze ontwikkeling voor de betrokken
industx-ie thans ernstige gevaren in zich
bergt, heeft de minister gemeend, mede met
het oog op de daarbij betrokken werkgelegen
heid van circa 400 arbeiders, tot beperking
van den invoer te moeten overgaan.
SLACHTOFFER VAN AANRIJDING
OVERLEDEN.
J.l. Vrijdag zijn op den Scheveningscheweg
in den Haag, naar wij toen hebben gemeld,
twee mannen door een tram gegrepen. De
heer P. S. Postema werd daarbij vrijwel op
slag gedood, terwijl de heer J. P. A. Lamers
zwaar werd gewond. Deze is thans ook aan de
gevolgen overleden.
De K.N.S.M. blijft op Spanje
varen.
Naar aanleiding van den onzekex'en toestand
welke blijkens ontvangen telegrammen in
Spanje heerscht, heeft het A.N.P. de directie
van de Kon. Ned. Stoomboot Mij. gevraagd, of
er speciale maatregelen zijxx getroffen.
De directie deelde mede dat ladingen voor
Spanje op de gewone wijze wox-den aange
nomen, waax-bij men in aanmerking kan
nemen dat schepexi, die naar Spanje vertrok
ken zijn of op vertrek staan, dit land na on
geveer twee weken bereiken, in welk tijdsver
loop de situatie zich uiteraard geheel kan
hebben gewijzigd.
Wat de schepen der maatschappij betreft,
die zich op het oogenblik in Spanje bevinden,
is de Poseidon Maandagavond op normale
wijze van Tax-agona vertrokken, terwijl ook de
Ajax in verschillende Spaansche havens lading
lost, zonder dat eenigerlei vaix den gewonen
gang van zaken afwijkexxde mededeelingen
zijn ontvangen.
Thomas Wijck, een Italïanïseerend
Hollander uit het Frans Halsmu
seum.
In alle tijden hebben Hollandsche schilders
zich gemakkelijk verplaatst. De trek naar het
Zuiden is al heel vroeg bemerkbaar en in de
16e en 17e eeuw een heel gewoon verschijnsel
Ook naar Engeland en Duitschland zwermen
zij uit, maar naar Italië, de bakermat der
schilderkunst, toch het meest. Nieuwsgierig
heid xxaar de daar bewaarde schooxiheid mag
het hoofdmotief van dien trekkerszin geweest
zijn, de kans om buiten onze grenzexi eer en
geld te verdienen zal ook wel eenig gewicht
in de schaal gelegd hebben. Ixx Engeland voor
al hebben velen eexi welbelegden boterham ge
vonden en ook in het Zuiden zijn zij in hun
werk op prijs gesteld. In Rome warexx Holland
sche schilders in kolonie vereenigd, maakten
er goeden sier en deden op allerlei wijze van
zich spreken.
Een dier trekkende Hollander-s is de uit onze
streek afkomstige Thomas Wijck geweest, van
wien ons museum twee schilderijen bezit: het
groote stuk nxet de fragmenten van een oud
Romeinsch bouwwex-k en het kleinere, een
pleisterplaats bij een hoeve of herberg voor
stellend dat wij hierbij afbeelden.
Thomas Wijck is in 1616 niet, zooals men
vroeger meende, te Haax-lem geboren, doch te
Beverwijk. Kunsthistorische navorsching van
lateren tijd heeft trouwens nog meer correcties
in wat over hem vermeld werd, aangebracht.
Zoo vinden wij nog in Immerzeel dat hij in
Londen en in 1686 stierf, terwijl is komen vast
te staan, dat hij op 19 Augustus 167/ in de
kerk te Haarlem begraven werd. Hetgeen be
wijst dat men oude lexica met de noodige
voorzichtigheid moet gebruiken.
Hij is nog zeer jong als hij naar Italië trekt
en daar landschappen met stoffeering langs
de kust der Middellandsche Zee en vooral in
de buxu-t van Napels gaat schilderen. Taferee-
len als wij hiex-bij afbeelden worden zijn ge
bruikelijke onderwex-penrustieke bijeenkom
sten in een zuidelijk landschap, reizigers, rui
ters, paarden en honden, kwakzalvers op plei
nen. typisch Romeinsche landschappen met
ruïnes, in één woord al wat wij ook van ande
ren als Both, Dusart, Breenbergh enz. kennen
als Italianiseerende kunst door Hollanders
voortgebracht. Hij komt daar in Rome spoedig
in den kring erx onder den invloed van Pieter
van Laer, een zeer knap schilder, die in de
Hollandsche kolonie den toon aangaf.
Die Pieter van Laer was ouder dan Wijck;
ook hij was Haarlemmer en in Rome een ge
zocht feestnummer in het gezelschapsleven.
Hij was een beetje mismaakt en zat vol grol
len en grappen. Maar dat hij tevens een ern
stig kunstenaar was en ook om zijn werk in
aanzien stoxid bewijst wel zijn omgang op
vriendsclxappelijken voet met een kunstenaar
als Claude Lorrain over wien wij het een paar
weken geleden hier hadden. Ook Von Santrart
heeft hij in Rome goed gekend en waarschijn
lijk ook den grooten Franschman Nicolas
Poussin, den evenknie van Claude, onder zijn
bekenden geteld. In dien Italiaanschen kring
had van Laer (Pietro dell Ellaer) nog den bij
naam Bamboccio, onder welken naam hij ook
wel in kunstgeschriften genoemd wordt. Men
mocht er den geestigen knaap blijkbaar gaar
ne en van zijn kant heeft hij zich voor vele
Hollandsche schilders, „en passage" in ue
Romeixische hoofdstad, verdienstelijk gemaakt.
Na een vijftienjarig verblijf in Italië keert hij
naar Haarlem terug, en ook Thomas Wijck
verdwijnt uit de eeuwige stad. Maar hij had
er goede relaties gemaakt die hem met den
Due of Burlington in contact gebracht had
den. Door één en ander komt hij in Engeland
en aan het hof der Stuarts terecht, die na de
Restaux-atïe van het koningschap ook den
praal der vox-stelijke kunstbescherming her
stellen. Thomas Wijck wordt ook hier een ge
vierd kunstenaar; de knapheid in het figuur
schilderen, die hij bezat, komt hem goed te
stade bij een aantal society-stukken die hij ex-
vervaardigt. Zoo schildert hij er een gaxxsche
militaire parade in het St. James's Park met
koning Karei II en zijn gezelschap wandelend
temidden der vertooning. Bovendien worden
een aantal zijner doeken nog topographisch
interessant doordat hij gezichten op Londen
schildert, die deze stad vóór de groote ver
woesting door een brand, in herinnering hou
den. Doch ook ondanks deze uitstapjes blijft
Wijck Haarlexnmer, hij keert naar zijn streek
terug en bekleedt in het Sint Lucasgilde on
zer stad verscheidene malen eereposten. Zoo
wel Wijck als Van Laer zijn tevens als etser
actief geweest. Die etsjes komen niet vaak
meer voor, ze stonden al in hun tijd en in de
achttiende eeuw tamelijk hoog aangeschre
ven.
Een schilderij als ons plaatje deze week zien
laat, heeft wel een eigen sfeer, die niet Hol-
laxxdsch is, maar toch voelt men aan de wijze
waax-op de figuurtjes geteekend en ge
plaatst zijn, iets dat ons zeer nabij lijkt. Osta-
de en Steen zouden ze
er in gezet kunnen
hebben. Het bloed
kruipt waar het niet
gaan kan en het bleven
Hollandsche oogen die
het Italiaanse he leven
aankeken. Wij beleven
dit thans wedex-om (al
thans een paar jaar
geleden) toen, door de
valuta begunstigd en
door de schoonheids
begeerte geleid, een
groot aantal jongere
Hollanders naar het
Zuiden togen. Zij ver
ruimden hun blik. doch
brachten weinig essen
tieel belangrijks mee.
De belangrijkste kunst
uiting blijft aan haar
bodem gebonden. Doch
hier raken we aan
een inzicht dat voor
discussie vatbaar is en
ons te ver van Thomas
Wijck zou afleiden.
J. H. DE BOIS.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem s Dagblad van 1886.
22 Juli:
Uit den Gemeenteraad:
Betreffende de wedermrichting der
Vleeschhal tot publiek verkooplokaal
verklaarde de heer Hm t te hebben op
gemerkt. dat G'xder de bijzondere bepa
lingen was opgenomen een vcibu:! van
het verkoopen van paardenvieesch. Hier
van zou hij gaarne de reden wenschen
te weten.
De Voorzitter meende, dat men vóór
alles moest trachten, den verkoop van
goed rundvleesch te bevorderen, en dat
de gelijktijdige verkoop van paarden
vieesch daaraan schade zou doen.
De heer Huet noemde paardenvieesch
evenals kunstboter een artikel van
groote consumptie en geloofde, dat men
de burgerij een dienst zou doen met liet
te laten verkoopen. Voorts bevreemde
het hem, dat B. en W. het niet noodig
achtten, het aangevoerde vieesch eenc
afzonderlijke keuring te doen ondergaan.
Volgens hem is dit toch eene hoofdvoor
waarde en men zal cr zich de onkosten
voor moeten getroosten.
De heer Dyserinck vindt ook de keu
ring noodig, anders beteekent de geheele
zaak niets. Men zegt: alle vieesch wordt
gekeurd: maar dat is eenvoudig niet te
doen. Er wordt zeker vieesch ingevoerd,
dat niet gekeurd wordt. Wil men echter
een officieel lokaal openen, dan mag dat
niet geschieden zonder den waarborg, dat
het publiek daar goed en goedkoop
vieesch kan koopen.
LANGS DE STRAAT.
Ontwaken aan den Amstel.
Hoog in de lucht, op de vierde verdieping
zit ik, en beneden mij ligt de Amstel. De Am-
stelka en de Amstel, het water. Het is half
negen, en sinds zes uur wordt er geladen en
gelost en booten zijn langs gepuft en fluiten
hebben getoeterd, en ik heb in een toestand
van half waken en half slapen verkeerd: ik
heb het wel gehoord allemaal, maar er echt
aan meegedaan heb ik niet. Het is langs mij
heen gegaan. Ik was ergens anders, waar
weet ik ook niet. Als we dat wistenMaar
intusschen werd er daar in de diepte aan die
Amstel gewerkt en gesjouwd, tonnen werden
geladen en gelost, er werd gestommeld in
ruimen, er werd gemanoeuvreerd met vracht
booten, er werd geschreeuwd, en gescholden.
Toen ik eindelijk uit mijn bed kwam en de
gordijnen open trok, schaamde ik me. Omdat
ik zoo lui en droomerig en abstract was ge
weest, en mij zoo heelemaal niets had aange
trokken van het harde dagelijksche leven, dat
zich in mijn onmiddellijke nabijheid afspeel
de. Hard en mooi. Ik leunde in mijn kimono
uit het raam. en keek neer op het donker
groene golvende water, op de boegen en
rompen van de kris kras door elkaar liggen
de booten, op het bewegen van de kerels in
hemdsmouwen aan de kaai. op het gedoe aan
boord van de schepen, en vond het leven wer
kelijk hax'd maar mooi. De tonnen gingen om
hoog op krachtige schouders en daalden In
de ruimen. Balken werden opgetild of het
rietjes waren en tot kolossale stapels ge
vleid op een andere schuit. Hijschmachines
gonsden en knarsten. Auto's toeterden. Fiet
sers belden. Overal was lawaai en geroeze
moes. Alleen op mijn verdieping, hoog in de
lucht, heerschte vrede. De kruinen van de
boonxen wiegelden zacht heen en weer in den
wind. Een witte meeuw wiekte bedaard ach
ter hen langs en keek een beetje slaperig
neer op het drukke menschengedoe in de
diepte. Met dezelfde soort van abstracte be
wondering als ik het bekeek uit mijn raam.
Hij dook even naar beneden en kwam weer
naar boven vliegen met een kleine zilveren
visch. Meeuwenontbijt.
Dat bracht mij op een idee. Menschenont,-
bijt. En ik waschte het halve pond kei'sen, dat
nog van den vorigen dag over was ging in de
vensterbank zitten, gooide de pitten en de
stelen naar beneden en keek verder.
Twee juffrouwen met bonte schorten
schrobden de blauw hardsteenen stoepen van
het buurhuis en van het huis daarnaast. Hun
bezems gingen gelijkmatig op en neer, en
hun emmers met water, elk ter zijde van hen
op straat staand, zagen er van boven af be
zien merkwaardig grappig uit. Na iedere
twee minuten schrobben hielden ze een
praatje van vijf, en zoo werden de stoepen
niet bijster snel schoon. Een politieagent
kuierde langs, handen op den rug. en zelfs
van boven af gezien kennelijk in een uiterst
vredige morgenstemming. Twee meisjes met
karrebiezen met inkoopen passeerden, de eene
op roode pantoffels de andere op blauwe en
dat herinnerde me aan 't feit, dat ik ook' in
koopen te doen had, en dat ik daar eigenlijk
niet zoo doodgemoedereerd in het raam, in
mijn kimono en op muilen, kersen hoorde te
zitten eten. Maar er zijn belangrijker dingen
m het leven dan een half pond natuurboter
en vier eieren, vond ik, en oogde tevreden een
pit na, die aldaar maar dieper, dieper, dieper
viel, en ten slotte beneden op de vuile Amstel-
keien ketste.
Om de hoek van de Heerengracht kwam
een .draaiorgel. Een pracht van een draai
orgel, zoo monsterlijk versierd als je draai
orgels maar hebben kunt. Wit en lichtblauw,
en lila en rose poppen. Er hooi'den drie kerels
in hemdsmouwen bij dat ééne draaiorgel, en
het vak draaiorgelman leek me dus nog zoo
onvoordeelig niet. De ééne man zette met een
groote zwaai van zijn lichaam het wiel in
gang, en daar begon het draaiorgel. Het was
werkelijk ongelooflijk leuk. De schrobbende
juffrouwen luisterden en de politieagent luis
terde, en de bootskerels luisterden en de
dienstmeisjes op roode en blauwe pantoffels
luisterden, en ik luisterde, maar dat wist nie
mand.
Toen het orgel vijf deuntjes gespeeld had,
verdween het en retireerde ik van het raam.
De booten daverden en toeterden en blie
zen voort terwijl ik mij aankleedde. De hijsch
machines knarsten. Zoo af en toe ratelde een
ketting naar beneden. Een auto schokte over
de keien en aan den overkant toeterde ex-
één. Het leven aan den Amstel was, vond ik,
zoo van boven gezien, van het beste soort ro
mantiek, dat er bestaat: hard en mooi.
Maar toen ik beneden kwam, vanwege het
halve pond natuurboter, de vier eieren en het
halve Weensche dat was ik straks verge
ten waren, zoo van nabij gezien, de Amstel
en de Amstelkaai eigenlijk een tikje viezig.
Onguur. Hummig.
En ik besloot om het geval dan maar weer
een beetje op te sieren, tot de extra uitgaaf
van een ons rookvleesch en een bos anjers.
WILLY VAN DER TAK,